Economic War Council

Het voorstel van Geert Noels lijkt voor veel betrokkenen ongemakkelijk want ofwel is men al jaren betrokken bij het beleid via de SERV, de Nationale Arbeidsraad, via de Nationale Bank van België of een van de vele andere economische en sociale adviesinstanties. Alleen, wat Noels voor ogen staat is een actiegerichte kleine organisatie die onmiddellijke voorstellingen kan doen op economisch vlak. In wezen worden daardoor andere instellingen, zoals met het installeren van een War Room vanzelfsprekend is, op non-actief gezet. Voor een politicus die zelf voortkomt uit het Midden-veld als Kris Peeters ligt dat wat moeilijk, maar ook in democratisch opzicht kan men vragen stellen. Maar die vragen mogen niet voorbij gaan aan de dwingende noodzaak op rustige vastberaden wijze de economische, politieke en sociale vragen afdoende te behandelen. Evenzeer is het nodig dat politici nadenken over hun posities, in het politieke landschap, maar ook ten aanzien van de burgers:

Pleidooi voor soberder verkiezingen
Economic war council?

Geert Noels heeft de moed aan te geven dat de politici bij de les zouden moeten blijven. Zo te zien is er voorlopig nog maar weinig animo om de problemen ernstig te bekijken en de burgers als volwassen mensen te behandelen, dat wil zeggen de relatieve uitzichtloosheid van de crisis onder ogen te zien en dit voor het publiek niet te verbergen.

Het punt is dat politici niet durven, kunnen of willen inzetten op een open dialoog over wat nu nodig is. Het valt op dat links blijft pleiten voor een strijd tegen de armoede, die op zich wel begrijpelijk zou zijn, als men de armoede correct zou inschatten, maar die tot nu puur ideologisch is. De communautaire knopen moet men nu maar doorhakken, ook al lijkt dat naast de kwestie, want net nu blijkt de kwaal van het land de onbeheersbaarheid van het discours en van de financiering van de gewesten. Bovendien slagen de lidstaten van de Unie er niet in de commissie bij de les te houden en beleid uit te stippelen.

Elders schreven we dat we op een politieke Doomsday op 7 juni 2009 afstevenen omdat we moeten beseffen dat de politieke hoofdrolspelers te gretig op het aanbod van de media zijn ingegaan politiek te herleiden tot een georganiseerd en vooral gepersonaliseerd conflict. Men zegt dat de populisten beroep doen op de primaire aandriften en op angsten van het gemene volk zouden inspelen, maar als we de afgelopen maanden politici, journalisten, opiniemakers gevolgd hebben, dan was ook daar het populisme nooit ver. De verdedigers van het status quo in dit land menen dat het volstaat te wijzen op het behoud van de interpersoonlijke solidariteit, wat dat ook mag betekenen, terwijl zij zelden of nooit over de financieringswet van 2000 spreken, hetgeen wat ons betreft qua populisme moeilijk te overtreffen valt. Men zal overigens moeten overtuigen van die interpersoonlijke solidariteit, want wij zien die niet. Het FDF maakt duidelijk dat het in dit land nog zou moeten zijn als in de tijd van Kardinaal Mercier en dat het Nederlands, dat ze nu eindelijk wel beginnen te leren, niet nodig zou moeten hebben in dit land. Natuurlijk verdwijnt de meertaligheid in dit land, zeker in Vlaanderen, maar het zijn niet de conservatieve fanaten van de humaniora die hiervoor verantwoordelijk tekenen, wel zij die menen dat het onderwijs sowieso aan de eisen van de tijd moet beantwoorden, dat het niet traumatiserend mag zijn en vooral nuttig.

Te vrezen valt dat deze crisis de humanistische grondslagen van onze samenleving in het gedrang zou kunnen brengen en het komt ons aangewezen voor dat we die aspecten niet laten ondersneeuwen onder sofistische redeneringen over meer of nog meer democratie. Daar ligt niet het punt, wel in de vraag hoe we ons als burger verhouden tot de problemen die de publieke zaak, het algemeen belang oproepen. Houden die algemene problemen ons bezig, of blijven we ons vasthouden aan de idee dat er alleen de som is van individuele belangen en noden?

Het andere element dat in het debat ontbreekt is de vraag in welke de overheid kan tekenen voor het levensgeluk van mensen. De grote ideologische stromingen hebben zich op dat terrein wel degelijk vast gereden. De impasse bestaat hierin dat we zouden moeten geloven dat politici onmisbaar zijn voor ons levensgeluk, voor het opbrengen van solidariteit, maar diezelfde politici kunnen nauwelijks hun minachting voor de burger onder stoelen of banken versteken. Tegelijk zijn die burgers niet enkel mondiger geworden, maar ook en evenzeer zien we dat die burgers beter op de hoogte blijken van de zaken van regering. Het is dus nuttig niet te vlug te roepen dat anderen zich populistisch gedragen, want populisme is niet zomaar populisme omdat sommigen dit vinden. Onder populisme kan men alleen begrijpen dat politici mensen aanspreken op hun rancune en ressentiment, op hun directe impulsen ook, in plaats van op hun redelijkheid.

Dat concept van redelijkheid, waarbij het hart en het hoofd in evenwicht zijn, kan men niet zomaar het gezond verstand noemen, al gaat dat al aardig in de richting. Want we weten al langer dat het volk ontgoocheld wil worden. Het populisme sluit eerder hierbij deze oude Romeinse gedachte aan en impliceert manipulatie.

Vandaag ons pleidooi voor een soberder verkiezingscampagne op twee niveaus, personele invulling van de campagne, waarbij de grote partijen ervan afzien hun zware kanonnen in te zetten, voor zover dit überhaupt nog zin heeft, want, laten we eerlijk zijn, wie zal nog voor de zoveelste keer voor dezelfde mensen op een ander niveau stemmen? En vervolgens ook inhoudelijk, door geen dwaze en onhoudbare beloften te doen, want ook dat steekt de oplettende kiezer. En ja, de vijf minuten politieke moed hadden volstaan als vooral de VLD zich echt achter het Vlaamse voorstel had geschaard en niet met dubbele tong had gesproken. En ja, de grote staatshervorming was er gekomen als men niet zomaar tegelijk het kartel had willen torpederen, wat, terloops, ook een antidemocratische houding en opzet is, want het Kartel was in Vlaanderen de grootste politieke groep. Het volstaat ook niet dat men stelt dat een ideologie goed is omdat ze goed is of omdat ze voor vrijheid en welvaart zou zorgen. Hoe de ideologische premissen concrete invulling krijgt is minstens zo belangrijk en vandaag is het op dat vlak huilen met de pet op.

Besluit:

Men mag verwachten dat de Eerste minister en andere verantwoordelijken hun inzet niet beperken tot het redden van de meubelen, maar zich richten op het herstel van de economie, voor zover we daar binnenlands een greep op hebben. Daarbij moeten de politici uit hun loopgraven komen en de strijd opnieuw gaan voeren over de ordening van de samenleving. Maar men moet de politiek niet te ver loszingen van de samenleving, want politici en het politieke debat maakt integraal deel uit van de samenleving en staat er niet boven, in een democratisch bestel. Ook het justitiële systeem maakt deel uit van de samenleving, moet zich wel boven de belangen van de partijen in het geschil kunnen zetten, maar niet boven het algemeen belang. Kortom, het is tijd dat we onze instellingen opnieuw laten functioneren in een democratische context en het esprit de corps van sommige onderdelen van overheid en gerecht beknotten. Ook de betrokkenen hebben hier een verantwoordelijkheid. Een soberder verkiezingscampagne kan hier al aan de geloofwaardigheid timmeren, maar ook, de systeempartijen dienen hier in de eerste plaats hun voorbeeldrol op te nemen. Het zou toch wat gek zijn dat men de uitdagers van de systeempartijen aan banden leggen, want dat zou pas een uiting van blind conservatisme zijn.

Bart Haers
dinsdag 24 februari 2009



Reacties

Populaire posts