wat we geloven doet er wel toe

Politiek, geloof en religieuze instituties

1. Inleiding

Religie staat in een kwade geur, want het zou ons afhouden van de onmiskenbare realiteit dat de dingen zijn zoals ze zijn, dat de wereld alles is wat het geval is. Het ene geeft een banaal beeld van onze leefwereld, het andere is een opmerking van Ludwig Wittgenstein, waar men niet zomaar mee aan de slag kan, omdat het de filosofische doch hermetische uitkomst is van het begrip der dingen gezien binnen een systematisch denken. De moeilijkheid is dat men niet van iedereen zomaar de impetus, de aandrang mag verwachten zich met de werken van deze en andere filosofen in te laten. Bovendien zal men gaandeweg ontdekken dat, hoezeer het filosofische denken ook fascineren kan, de benadering noch de methode van de filosoof intrinsiek samenhangend is, maar net daarom niet altijd begrijpelijk is, laat staan invoelbaar.
Het probleem van ethische waarden speelt daarin een hoofdrol, omdat we ons wel moeten afvragen wat de grondslagen zouden zijn van de ethiek en wat, als er al over te denken, het doel ervan kan zijn. Van bij Socrates zien we dat de ethiek te maken heeft met het goede leven, maar geleidelijk, zo moet men wel opmerken, steeds meer betrokken op de persoon zelf, wat op zich tot voordeel heeft dat we als persoon wel autonoom konden worden. De keerzijde is dan weer dat we de ethiek als een bijna cartesiaans dogmatisch systeem zijn gaan zien, waarbij we ervan uitgaan dat wat die normen niet verbieden ook toegelaten is. Hier stelt zich een probleem dat vooral in het euthanasiedebat aan de orde lijkt, maar veel grotere implicaties heeft. Het gaat erom dat niet enkel de ultieme ratio betamelijk of acceptabel dient te zijn, maar ook de tussenstappen, de instrumenten om tot een einddoel te komen aan ethische reflectie onderworpen hoort te worden.

2. Persoonlijke ethiek in een context

De ethiek, zo kan men rustig stellen zweeft niet in het blauwe zwerk, maar berust op een mens- en wereldbeeld, wat evident lijkt, maar in wezen de kern van het probleem vormt dat hier aan de orde blijkt te zijn, de kwestie of we geloof en politiek met elkaar kunnen laten interfereren en hoe we dan ons mens- en wereldbeeld hanteren als grondslag voor het handelen in het licht van het nut van het algemeen. Men heeft de neiging van het westerse denken een strijdtoneel te maken tussen obscurantisme en verlichting, tussen wetenschappelijk wereldbeeld en een religieus geïnspireerde benadering van de samenleving. De aanhanger van het wetenschappelijk wereldbeeld meent oprecht dat alle metafysica overbodig is en dat inzichten die zich beroepen op een gereveleerde godsdienst van verwaarloosbare betekenis zijn. Toch schuilt hierin een wezenlijk probleem, omdat zelfs in een puur op wetenschappelijke inzichten gebaseerde benadering van de wereld die verhalen, mythes, geloofsinhoudelijke aannames niet te verklaren zijn. Wat zelfs opvalt is dat het neurologisch onderzoek steeds duidelijker aan het licht brengt is dat het onze hersenen zijn, die via kennisname van fenomenen, die we niet onmiddellijk kunnen vatten, die verklaringen zoeken, met als norm dat het een geruststellend beeld van het fenomeen geeft. Met andere woorden, ook de sublieme ervaring van een landschap of een kunstwerk, of het nu beeldend, muzikaal of literair, verbaal is, berust op een ook wetenschappelijk acceptabel fenomeen. Met andere woorden, een cantate van Bach, een symfonie van Dvorak of wat dan ook kan best sensitief van aard zijn, de ervaring en herinnering eraan zit in ons hoofd.

3. Op weg naar de moderniteit

Dat brengt ons ertoe de ingeniositeit van het geloofsverhaal niet zomaar af te wijzen als de uitdrukking van het menselijke vermogen zich een reden van bestaan te formuleren, waardoor het mogelijk is met anderen samen te leven en elkaar het licht van de zon te gunnen. Meer nog, wat men vandaag voor rationalisme houdt, lijkt soms in hoge mate blind voor de eigen zelfbeperking, c.q. dat zelfs wie zich goed geschoold weet en goed ingewijd in de wetenschappen, meteen ook met de beperking geconfronteerd wordt dat specialisatie doorgaans ook inperking van de kennis van andere domeinen betekent. Astrofysici kunnen eventueel nog met deeltjesfysici overleggen, met chemici, met biologen wordt dat heel wat moeilijker, met alfawetenschappers wordt het pas echt moeilijk. Daarom kan men het bereik van de rede wel naar waarde schatten, van het rationalisme dient men zich bewust te zijn dat het soms teveel een eredienst lijkt te worden. Het versterkt alleen maar de opdracht zich als persoon met intensiteit de vele domeinen van kennis naar waarde te schatten: het ideaal van de homo universalis opnieuw leven in te blazen, al zal het resultaat altijd onvolkomen blijven.
In deze context schalen we de discussie over het geloof vandaag in en zullen we de discussie over geloof en politiek ontwikkelen. Vooreerst is het zo dat we moeilijk zomaar het verleden kunnen zien als een duistere periode van onwetendheid. De relatie tussen kerk en wereld is niet sinds 1968 wat ze nu is, maar is het product van uiteenlopende en soms bittere conflicten. Maar het is, zoveel boeiender overigens, het grootse avontuur van een cultuur helder te krijgen wat het geloof zou kunnen zijn in een wereld zoals die is. Bekijken we de zeer conflictueuze epoche van de reformatie en de contrareformatie, waarbij de evolutie niet zo eenvoudig ligt als een simpele strijd tussen de prijzenswaardige Luther, Calvijn of Melanchton enerzijds en de geperverteerde kardinalen en Pausen in Rome. Er zijn in die periode ook mensen als Copernicus, Erasmus en anderen die proberen dezelfde vragen te beantwoorden, er is aan de andere kant binnen het Calvinisme, met een regide benadering, die botst met inzichten van meer pragmatische aard. De dood van Oldenbarnevelt was meer dan een politiek conflict, het maakte duidelijk dat ook het Calvinisme bij tijd en wijlen het cynische spel van de macht niet kon laten. Hugo de Groot heeft daarentegen na zijn vlucht uit Loevestein naar Frankrijk geprobeerd inzichten te verwerven die de aard van zijn wereldbeschouwing ernstig heeft beïnvloed. Of hij naar het katholicisme is overgegaan, zoals Joost van den Vondel beweerde kan men niet aannemen, eerder ging hij een afstandelijker houding innemen tegen doctrines als basis van zijn denken en handelen, maar zocht hij wat Richard Sennett pragmatisme noemt.
Het is van belang onder ogen te zien dat het geloof in de discussies van de zeventiende en achttiende eeuw, zich naderhand verfijnd hebben in de intellectuele discussies na de Franse Revolutie. Daarin speelde de Romantik, alvast in Duitsland een grote rol, terwijl aan de andere kant het wetenschappelijk positivisme haar opwachting maakte. Het is voor ons duidelijk en pertinent dat het geloof en andere opvattingen in de afgelopen eeuwen steeds sterker zijn ontwikkeld. Men kan echter niet meer zomaar stellen dat, naar de voorstelling van zaken als Jonathan Israël, de Verlichting vooral een zaak van atheïsten was. Sinds Spinoza is er een ernstig grondslag gelegd voor een wereldbeschouwing die zonder een ingrijpende Godheid kon en kan functioneren. Meer nog, God kan niet meer ingrijpen in de gang van zaken, waardoor het moeilijk wordt met mirakels en nieuwe revelaties om te springen. Maar het kan niet gezegd worden dat wat uit de verschillende agnostische en atheïstische stromingen is voortgekomen, zoals de georganiseerde vrijzinnigheid altijd aan de verwachtingen voldoet. Vooral de weigering het langzame voortschrijden van de kennis in kaart te brengen, waarbij ook de artistieke neerslag van die opvattingen in rekening gebracht kan worden, geeft wel eens aanleiding tot banale opiniëring, zoals pleidooien voor canabisgebruik of het aan het woord laten van kunstsociologen die de concertpraktijk aanvallen zonder zich verder te bekreunen om het feit dat sommige muziek staande, hossend en dansen kan genoten worden en andere inderdaad gewijde stilte verdient.

4. Het debat over de (uitstervende) moderniteit

Als we een beeld trachten te schetsen van de situatie vandaag en de opvattingen van geschoolde gelovigen vergelijken met geschoolde vrijzinnigen blijken die op vele terreinen nauwelijks te verschillen, als we denken aan wat in de KU Leuven enerzijds de andere universiteiten aan de gang is. Men kan in deze overigens niet zomaar het publieke debat, waar buzzwoorden en slogantaal de boventoon voeren. Mensen lezen de werken van Sloterdijk, Neiman, Nussbaum, als men er al kennis van krijgt, want in de media zien we een opvallende schraalheid als het om de aandacht voor het intellectuele debat gaat, waarin minder de tegenstelling opvalt tussen gelovigen en ongelovigen, als wel die tussen een publiek van geïnteresseerden en, helaas, de onverschilligheid, dan wel de vlucht in het esoterische, bij gebrek aan toegangen tot deze nieuwe, niet altijd onmiddellijk te vatten inzichten.
Als we die kloof nog wat scherper bekijken, dan zien we dat iemand als Richard Dawkins ons niet altijd veel wijzer maakt. Akkoord, ook voor ons is het Godsbeeld een menselijke constructie, zijn de verhalen die samen de bijbel vormen en ons zo de voortbrengselen van vele eeuwen schrijven en herschrijven presenteren maar zij maken het ons mogelijk, met teksten als prediker of de psalmen inzichten in het menselijke kunnen, ervaren, beleven te verwerven, die we niet zomaar uit het wetenschappelijke of filosofische wereldbeelden kunnen distilleren. Het gaat ons evenwel niet om een of-ofverhaal, wel om verschillende vormen van inzichten die ons samen toelaten ons handelen, onze bejegening van de ander, de wereld, onszelf vorm te geven.
Daaruit volgt wat ons betreft dat de religie in de samenleving een rol kan spelen, zonder dat dit nog het gewicht van kazuifel en kromstaf van vervlogen tijden met zich zou brengen. Het is of we niet anders kunnen dan te kiezen tussen het een of het andere, wat ons, gezien de invloed op vele aspecten van ons bestaan en veelvuldigheid van mogelijkheden echt wel tot verschraling aanleiding moet geven, ook in politicis.

5. Politiek, geloof en wetenschappen

Het aansturen van het politieke denken door religieuze opvattingen ligt al een tijd achter ons, in die zin dat het nog moeilijk denkbaar is dat iemand zich rechtstreeks door God aangesproken zou weten, zoals de maagd van Orléans aka Jeanne d’Arc. Maar het is niet zo dat men een samenleving mee kan besturen zonder doordachte inzichten over mens en samenleving. In de christendemocratische traditie heeft dat een andere betekenis dan in andere stromingen, maar de strijd die volgens velen nog lijkt te woeden tussen klerikalen en antiklerikalen, lijkt ons echt wel zwaar overdreven. Omdat de rooms-katholieke kerk en de meeste protestantse gemeenschappen zich op de een of andere manier met de meeste aspecten van de moderniteit hebben leren leven. Maar als die moderniteit boven alle kritiek zou staan, wat niet het geval is, dan zouden we geen greep meer hebben op de toekomst. Al kan men de kerken niet het monopolie geven over wat kan én wat niet kan, hebben deze instituties een belangrijke rol in het nadenken en overdenken van hoe we met technologische en medische, in het algemeen de wetenschappelijke bevindingen kunnen omgaan, want die belangen ons allen aan. Wetenschappelijk onderzoek dient vrij te zijn, te beantwoorden aan methodologische en ethische codes en de resultaten kunnen niet zomaar in praktijken omgezet worden. De normen en waarden die daarbij gelden, dienen door de samenleving overdacht te worden, opdat er een draagvlak zou zijn. Maar het blijft merkwaardig inconsistent dat we bevindingen die de directe kwaliteit van leven van mensen wel accepteren zonder veel voorbehoud, maar dat in grote lijnen andere bevindingen, bijvoorbeeld op het vlak van ggo en ggt een grotere terughoudendheid, zelfs weerstand oproepen.
Niemand kan beweren dat wetenschappers zomaar als een doktor Frankenstein aan de genomen van gewassen en schimmels gaan knoeien, wel dat bepaalde mogelijkheden een gezondere voeding toelaten en vooral voor gebieden waar de honger blijft teisteren mogelijkheden biedt. Alleen komen dan weer andere aspecten van de moderniteit om de hoek kijken, i.e. de problematiek van de intellectuele rechten en wie bijvoorbeeld organismen kan octrooieren, want ook daar ziet men inconsistenties opduiken die ons verbazen.

6. Weloverwogen pragmatisme

Hier kunnen we op een boeiende manier het pragmatisme, zoals Richard Sennett het formuleert, begrijpen als een benadering van het handelen in functie niet enkel van grootse principes maar ook in functie van de noodzakelijke stappen in de besluitvorming. Gezelle schrijft: “Begint eer ge begint, denk aleer ge doende zijt en doende denk dan nog”. Voor sommigen betekent dit dat men noodplannen moet klaar hebben, maar in de benadering van Sennett en Neiman, waar we ons om verschillende redenen bij aansluiten, menen we dat het er vooral om te doen is dat niet volstaat goede bedoelingen voorop te zetten, maar ook dat de tussenstappen ook afzonderlijk op hun onverwachte of ongewenste neveneffecten beoordeeld dienen te worden én daarom eventueel bijgesteld dienen te worden.
Onvermijdelijk heeft dit alles gevolgen voor onze visie op de relatie tussen geloof, religieuze instituties en het politieke. Wat we de laatste maanden meemaken, de voortdurende harde strijd tussen tegenstanders, waarbij enkel verworven posities in het geding zijn, kan men zich afvragen of dit wel betaamt in een democratische samenleving met een parlementaire afvaardiging, die de afspiegeling van de Natie zou moeten zijn. Dat betekent dat men terug zou horen te keren naar het debat over de inzichten die deze of gene politicus beweert aan te hangen; hierbij is de overtuiging niet enkel de ideologische optuiging, maar eerder nog de dieper liggende visies op mens en samenleving. Er is niets in te brengen tegen mensen die zich beroepen op een gereveleerde godsdienst, zoals er niets valt in te brengen tegen wie zich beroept op Karl Marx of Darwin. De vertaling in praktische politiek die het publiek kan overtuigen, niet enkel wat de idee zelf betreft, maar ook wat betreft betrouwbaarheid en duurzaamheid, kunnen hierbij van doorslaggevend belang zijn.
Het valt op dat hoezeer Daniel Kohn-Bendit zich in een interview verbaast toonde over de houding van de Fransen: ze geven zich snel over aan een stem, een persoon die de weg naar het beloofde land toont, maar wenden er zich al te snel van af. Niet de daden lijken daarbij van belang, maar een snelle ommekeer in de opinie wordt gevoed door impressies, niet door doordachte overwegingen. Het blijft een interessante visie op de Fransen, maar in wezen lijkt het des mensen te zijn. De vraag blijft hoe dan ook of mensen op een stabiele manier hun steun verlenen aan een opinie, dan wel hun opinie zelf weten te ventileren. Nogal wat grote infrastructuurdossiers lijken de laatste jaren op grondige wijze beïnvloed door onzichtbare belangen, terwijl de argumentatie niet altijd zuiver op de graat is.
Zelf zijn we geneigd, zonder naïviteit, te geloven dat de samenleving een zekere wijsheid incarneert die telkens weer voor een balans zorgt in het politieke evenwichtsspel. Belangrijke beslissingen laten zich zelden snel realiseren. Over abortus heeft men decennia gedebatteerd, ook over euthanasie ging men niet over één nachtsijs. Die laatste discussie lijkt overigens zo langzaam te zijn gevorderd, in zoverre dat men zich kan afvragen of de behandeling die het debat in het parlement kreeg wel adequaat kan heten. Immers, naarmate de geneeskunde onze levensverwachting verlengde, werd en wordt het moeilijker uit te gaan van de idee dat ons levenseinde vanzelf zou komen, maar tegelijk blijft het voor mensen moeilijk aan te nemen dat je zomaar je dood kan kiezen. Toch is dit geen debat, anders dan het verloop van de lopende discussies laten veronderstellen tussen gelovigen en ongelovigen, maar tussen verschillende inzichten over de betekenis van het leven zelf. Ook luidt de vraag niet of de mens moet lijden, maar of het lijden zelf geen deel uitmaakt van onze onvolkomenheid, die net door de vooruitgang scherper dan ooit aan het licht is gekomen. In verband met abortus heeft men ook de oorlogstrom laten horen, maar bij nader toezien was ook hier de strijd niet die tussen katholieken en vrijzinnigen, maar over het besef dat een ongewenste zwangerschap levens kan verwoesten. Slechts zelden werd of wordt de rol van de “père présumé” in het geding gebracht. De vrouwenbeweging en de pro abortus-beweging had hier gegronde redenen toe, maar de “pro life-“beweging was evenmin geneigd de veronderstelde vader op diens plichten te wijzen. Abortus werd een zaak van de vrouw alleen, maar op de langere termijn lijkt het de verantwoordelijkheid van vrouwen onevenredig te laten toenemen.

7. Wat hebben we geleerd?

Met andere woorden, ethische kwesties zijn niet altijd wat ze lijken en zaken van religie hoeven niet per se tot identieke afwegingen te lijden. De kritiek op de katholieke kerk, zoals in de uitspraken van de paus over het condoomgebruik om aids-hiv te voorkomen, heeft duidelijk gemaakt dat men deze fase maar niet achter zich kan laten. Ook hier blijft, zoals Chantal Mouffe het beschrijft, de strijd tussen tegenstanders die elkaar dienen te kleineren, te vernietigen woeden, tot nadeel van het algemeen, als men het ons vraagt.
Maar het zou verkeerd zijn de “strijd” enkel op deze terreinen te situeren, ook al blijken fora in onze media erg ontvlambaar als zaken van religie aan de orde komen. Het komt er volgens ons vooral op aan dat issues op hun intrinsieke en impliciete betekenis bekeken worden en niet zomaar in een strijd tussen goed en fout, goed en kwaad bekeken worden. Want het blijft merkwaardig te zien en te horen dat mensen de metafysische hoedanigheden goed en kwaad buiten dienst, van generlei betekenis te horen afdoen, maar toch net die categorieën in hun benadering hanteren.
Nemen we de zaak van de illegalen, die geen asiel kregen en toch blijven hangen, in de hoop op regularisatie. Vanuit wettelijk standpunt kan de staat niet anders dan de bestaande wet doen naleven, in de praktijk kan men vaststellen dat verschillende groepen om humanitaire redenen die illegalen gaan steunen. Gelovigen en vrijzinnigen vinden elkaar in deze en blijken zonder voorbehoud te kunnen samenwerken. Dat hoeft niet te verwonderen omdat het om gekwetst rechtvaardigheidsgevoel te gaan. Als het gaat om jongeren die zich vroegtijdig aan sexuele handelingen overgeven, zonder voordenken, zien we die eensgezindheid al vlug wegsmelten. Zo ook als het om de strijd over de betekenis van fobische reacties op de Islam gaat, waar men het populisme aan beide kanten voortdurend en hand over hand ziet toenemen.
We moeten dan ook tot het inzicht komen, menen we dat het van groter belang is te durven oordelen over wat er gaande is, waarheen onze samenleving naar toe lijkt te gaan en wat (politieke) handelingen impliceren, eerder dan dat geloof of ongeloof daarbij doorslaggevend hoeven te zijn. Maar niemand kan oordelen zonder een moreel kompas en dat zou wel eens het grote verschil tussen de partijen kunnen zijn. Daarbij maken we nog een onderscheid tussen wat mensen beweren als hun drijfveer in het particuliere, persoonlijke leven te mogen zien en aan de andere kant wat hen drijft als het om het bonum commune gaat. Nu kan men inconsistentie – ut supra – wel eens lastig vinden, maar het ligt wel in onze aard dat we op verschillende domeinen anders kunnen reageren of redeneren, maar toch, we merken dat er veel atavismen meespelen, vooroordelen die hoe dan ook het politieke gebeuren meer bepalen dan ons lief is.

8. Hoe omgaan met botsende opinies

Het blijft dus maar de vraag of we er zo moeten op uit zijn om zoiets als religie uit het politieke te verjagen. Levensbeschouwingen vormen, in het beste geval, het resultaat van weloverwogen reflectie. Zoals Günther Anders, bij leven gekend als Gunther Stern, filosoof, communist, in 1928 in zijn roman “de Catacomben van Molussië” beschreef, kan men de traditie niet zomaar laten schieten, zonder ons onbeslagen op glad ijs te begeven. Die gedachte brengt ons er ook toe religieuze instituties niet zomaar af te doen als werktuigen van het kwade, maar als deel van onze samenleving en onze cultuur. Hoe die instituties zich dienen te verhouden tot het publieke, c.q. het politieke domein, ligt naar ons inzicht besloten in de idee van de scheiding tussen de temporele macht en het gezag dat mensen aan het omineuze toebedelen, noem het de kerk, noem het de moskee. Zij hebben duidelijk hun domein, dat van het levensbeschouwelijke, waarbij conflicten over de organisatie van de samenleving niet vallen uit te sluiten. Maar in een democratie blijft het conflict een vreedzaam debat. Gelovigen die medewerkers van een abortuskliniek bedreigen of zelfs neerkogelen, kunnen niet. Ook het debat over zoiets als eerwraak, over de beschikking van vaders en broers over de vrouwen in het gezin, kan men in onze samenleving niet zomaar laten passeren. Net zo min kan men accepteren dat vrouwen, om redenen van een religieuze overtuiging zich helemaal verhullen, ook al beweren zij dat uit vrije wil te doen. Alleen valt het moeilijk hier met redelijke argumenten aan te komen, omdat het recht op vrije meningsuiting en vrijheid van religie het debat eerder bemoeilijken. Halal voedsel opleggen? Joden kiezen op grond van oudere voedsel- en reinheidsregels voor koosjere voedingswaren, met vele regels en regels om de regels. Men kan, niemand kan zo schizofreen zijn de eigen overtuigingen privaat en publiek anders te beleven en bovendien is het conflict dat hieruit kan voortkomen niet van zin verstoken, in zoverre men het debat eerlijk voert. Hier zit naar ons inzicht het centrale probleem: wie voortdurend de kerk wegens obscurantisme aanvalt, hoewel die instelling de moderniteit al langer – schoorvoetend soms – heeft ter harte genomen, kan niet zomaar van andere gezindten accepteren dat die verworvenheden over de autonomie van het individu, de gelijkheid van man en vrouw – en God weet hoe moeilijk mannen het ermee hebben – en dus ook het zelfbeschikkingsrecht van elkeen niet zouden van tel zijn. Die inconsistentie maakt het politieke debat onmogelijk, omdat volgens de regels van de speltheorie de zaak dan quasi onmogelijk te bediscussiëren. Het relativisme ten aanzien van moslims heeft veel weg van vrijbuiterij, waarbij men de eigen inzichten en regels terzijde schuift. Let wel, moslims zelf gaan die discussie in wezen rechtgeaard aan, maar ook hier zien we soms vormen van vrijbuiterij opduiken, waar men over Islamofobie of discriminatie gaat spreken als er nergens iets van te bespeuren valt. Maar de ervaring van discriminatie zal ons, Vlamingen, wel vreemd zijn zeker.

9. Uitgeleide

We hebben met dit alles een poging ondernomen aan te geven dat religie des mensen is, of liever, dat mensen diep gewortelde overtuigingen koesteren over menselijke waardigheid en over wat het betekent het goede te doen. We hebben gezien dat we niet zomaar kunnen afzien van een moreel kompas, maar evenzeer dat dit kompas niet voor iedereen op hetzelfde magnetische noorden is gericht. Het komt erop aan dat we het debat, de debatten ernstig voeren, accepteren dat visies botsen, maar een vergelijk vinden dat het samenleven bevordert, of zoals Job Cohen, de burgemeester van Amsterdam het noemde, de boel kunnen samenhouden, zonder van zekere inzichten af te wijken. De Paus, bisschoppen, christenen kunnen uit hoofde van hun inzichten kiezen voor bepaalde oplossingen, die afwijken van de mainstream. Maar zij zijn toch niet de enigen in dat geval. Er valt toch onmiskenbaar vast te stellen dat oplossingen niet altijd door iedereen gedragen worden en dat die conflicten niets met geloof of ongeloof te maken hoeven te hebben, maar met doordacht humanisme versus, tja, ondoordachte onverschilligheid.
Het doel moet noch kan erin bestaan, zoals mensen als Dawkins en ten onzent een Dirk Verhofstadt lijken te suggereren, dat bepaalde overtuigingen wegens alleen maar de vermeende fouten van het verleden, afgewezen zouden worden, maar dat men, met het oog op onze mogelijkheid ons lot, toekomstig lot te verbeelden, de rijke tradities ter harte nemen. En dan moeten we accepteren dat dit verhaal is wat het is. Ook seculiere religies, zoals sommigen communisme en nazisme betitelen, maar ook neoliberalisme lijkt hieronder te vallen, hebben aangetoond dat bij een zekere praktijk zonder voorbehoud de onmenselijkheid in velerlei vormen aan het licht komen. Van de kampen in Siberië weten we meer dan ons lief is, maar toch merken we slechts spaarzaam kritiek op het systeem. Over he dt werk van Koetsler of Grosmann gaan we twintig jaar na de val van de Berlijnse muur nog steeds omzichtig om. Over hoe China haar politieke bakens uitzette blijft het debat nog stiller, want het gaat om veel meer dan de Universele Verklaring van de Rechten van de mens. Het gaat vooraf om een visie op mens en samenleving, om zoiets als het geloof in het gelijk van de geschiedenis, om maar iets te noemen. Maken we die balans op, dan moet duidelijk zijn dat de bezwaren tegen de christelijke wezenlijk zijn, maar niet meer afschrikwekkender dan andere. En de baten die de overtuiging heeft meegebracht, kan men niet negeren, ook al laat men de begoocheling van een almachtige God achterwege.
Nog een aspect blijft bij dit alles onderbelicht, maar we hebben er ook geen echte oplossing voor. Hoe gaan we die inzichten, bijvoorbeeld van Hugo de Groot, of van Pico de la Mirandola, rede over de menselijke waardigheid terug in het debat brengen? Via het onderwijs? Goed geprobeerd, maar net daar wringt de schoen, want men wil het eindelijk niet echt meer onder de aanbrengen. Misschien moeten we ons de zaak anders voorstellen: We weten dat we over vrije tijd beschikken en dat we die graag aan “leisure and plaisure” besteden, met de nadruk op het leuke of het opgeleukte. Laten we maar hopen dat we ook aan studie, zelfstudie, Bildung aandacht kunnen besteden, dat wil zeggen, niet louter consumeren, maar de tijd nemen om met de gedane studies in steun ons inlaten met kwesties als de ontwikkelingen in de wis- en natuurkunde, de mogelijkheden van medische techniek en ook, zeker ook, wat in taal- en letterkunde aan de orde is. Daarom kan men maar hopen dat filosofen, wetenschappers, historici of geïnteresseerde leken hun inzichten wensen te delen. Maar dan moet er ook ruimte toe zijn. Klagen dat die er niet is, zou overdreven zijn, vaststellen dat er in de smaakmakende media weinig aandacht voor bestaat, hoeft dan ook weer geen omstandig betoog. Stijn in de Ruimte? Ach wat. En zelfs geschiedenis in de media wordt vaak stiefmoederlijk behandeld. De nacht van de geschiedenis van het Davidsfonds gaat te vaak over erfgoed, maar anderzijds brengt deze uitgever wel eens boeiend werk uit. Radio en televisie hebben in deze een grote rol, maar die lijken het op uitzonderingen na af te laten weten, uit angst voor de zappende kijker. Dan maar met een boekje in een hoekje en proberen tot begrip te komen in deze boeiende en wondere wereld.

Bart Haers
zaterdag 9 mei 2009

Reacties

Populaire posts