Europa in een nieuw perspectief

Europa als Heimat of
als supranationale structuur

De passage naar Europa
Boek ▪ Paperback ▪ Luuk van Middelaar ▪ ISBN-13: 9789065542366 ▪ Historische Uitgeverij ▪ 2009

Krijgt een boek voldoende aandacht in de media als er een signalement van gegeven wordt? Een bespreking als onderhavige kan ook niet elk detail weergeven, want dan zal men het boek zelf moeten lezen. Het aanzetten dit boek te lezen en er mee aan de slag te gaan, lijkt ons al een mooi resultaat van onze betrachting.
Wie in Vlaanderen over Europa, de EU en haar instellingen meer wil weten, komt er nogal bekaaid af, want het meeste wat we te lezen krijgen, zijn of beate steunbetuigingen, of verhalen over wat er allemaal mis gaat in de besluitvorming. Een enkele keer probeert men de aandacht te vestigen op wat aan Europa nu wel belangrijk is. De vakliteratuur krijgen we meestal in het Engels te lezen, en behandeld het Europese recht, de regelgeving en discussies over hoe Europa eruit zou kunnen of moeten zien, volgens de respectieve auteurs.
Luuk van Middelaar pakt het anders aan en biedt daarmee een uitputtend inzicht over hoe de instellingen, inclusief de burger in zijn rol binnen het koor, zich tot elkaar verhouden. Vooral de relatie tussen de natiestaten afzonderlijk en in hun gezamelijkheid krijgt in dit werk bijzondere aandacht. Zonder de stichtingsmomenten, de herstichtingen en uitbreidingen te belichten, gaat dit niet en derhalve krijgen we een uitgebreid overzicht en inzicht hoe de EU, zoals we die nu kennen, tot stand kon komen. De auteur hoedt er zich wel voor een al te beaat beeld op te hangen, maar steekt toch zijn verwondering, bewondering voor het afgelegde parcours niet onder stoelen of banken, terecht, zoals we hopen aan te tonen.
Merkwaardig genoeg krijgen we hier ook een inzicht over wat er met dit land, België aan de hand is, omdat de termen als publieke ruimte en het gezamenlijk optreden van de delen en het samen dragen van de unie, buiten beschouwing blijft. Hoe men de eigen natiestaat in stand kon houden en toch intense samenwerking en samen optreden tegenover de buitenwereld kon realiseren, was volgens Luuk van Middelaar een kernvraag waar de EU sinds de Kolen- en Staalgemeenschap niet onderuit is gekomen. Maar tegelijk was het wel mogelijk via de kleine politiek een en ander te regelen, terwijl anderzijds, tijd, de Tijd en Dame Fortuna roet in het heden kwamen gooien of net onverhoopte mogelijkheden hebben open gelegd.

Het belang van de tafel
Om vat te krijgen over dat Europa leidt Luuk van Middelaar ons binnen aan te tafels waar de onderhandelingen en discussies gevoerd worden. De dramatis personae wisselen in de tijd, maar de ZES die in 1950 met het avontuur begonnen zijn, hebben ongetwijfeld nooit kunnen denken dat ze vandaag, misschien bij tijd en wijlen nooit hebben willen denken aan de uitbreiding tot 27 die nu kennen, met alle gevolgen en complexe oplossingen van dien. Er is veel waar men niet kon of durfde aan te denken, net omdat de stichting van de EU, zoals we die nu kennen voor hen verder af lag dan de vernietiging die men tijdens de dertigjarige oorlog (1914-1945) had ervaren en ondergaan. En toch, startte men bij de kleine politiek dan bleek dat de grote politiek niet achterwege kon blijven, alleen over het hoe, wie, waarom en hoe worstelde men eindeloos. Intussen bleek dat de gezamenlijke groep van de Zes en later de 9, 12, 15 wel moesten optreden, ook al leek er geen telefoonnummer in Brussel voorhanden. Een handig excuus van Henri Kissinger overigens, om die EU niet ernstig te nemen. Deze opmerking kwam ons al eerder voor de geest, maar bij het lezen van Luuk van Middelaar werd die wel pertinent, ook al omdat we terug dachten aan de vraag van Bismark, over de legers van de Paus. Men kan met een scherp inzicht als dat van Kissinger dus nog verschillende paden op. Van Middelaar laat hier misschien een kans liggen, al geeft hij perfect aan dat de EU van begin af aan worstelde met de vraag hoe men het gezamenlijke optreden vorm zou geven, maar toch, hoezeer London ook de trouwe luitenant van het Witte Huis leek, geleidelijk was de EU vanuit de eigen bestaansreden genoopt onderlinge verschillen minder publiek te maken.
De tijd komt hier weer om de hoek kijken, omdat net deze processen van eenwording, eenmaking, constructie van Europa, tijd vergden en zo te zien ook tijd kregen. De moeilijkheid bleek telkens weer het verschil te overbruggen van de klassieke diplomatieke aanpak, die het Concert der Naties beheerste en de gezamelijkheid te bereiken, die in de verdragen vanaf 1950 besloten ligt, maar niet altijd expliciet zijn gemaakt. Ook is er vanuit de Hoge Autoriteit en later de Commissie altijd een hoge verwachting gecreëerd dat zij, Autoriteit en Commissie nadien de executieve zouden worden van de Europese Unie. Maar die verwachting is helemaal doorkruist geworden door de ontwikkelingen op een ander terrein, de Tafel van de Raad, van de staatshoofden en regeringsleiders, die geleidelijk in een dubbel opzicht is gaan opereren: 1°) zij trad vanaf 1974 op als de finale beslisser in discussies die ambtelijk beraad niet had weten op te lossen; 2°) zij trad én treedt in gezamelijkheid op tegenover de buitenwereld. In het eerste geval bepalen de belangen van de lidstaten tegenover elkaar het debat en gaat de fictie van de gelijkheid tussen Luxemburg, of Malta en Duitsland niet op, in het tweede geval gaan alle leden samen voor wat hen gemeenschappelijk bindt en weegt de unanimiteit minder zwaar dan het vinden van een consensus. Ten tijde van de Irakoorlog was die consensus ver te zoeken, maar het heeft wel alle deelnemers ervan doordrongen dat dit niet voor herhaling vatbaar is.
De tijd om dergelijke problematische verhoudingen weg te masseren of minstens uit te klaren, lijkt men steeds meer te zien als nuttige tijd, hoewel analisten meestal net het tegendeel voorop stellen en elke moeilijke besluitvorming als een bewijs zien van de onmogelijkheid van het gezamenlijke optreden. Die analisten, maar ook de algemene pers blijkt zich op dat Europa steeds weer blind te staren, waardoor de werking, de mogelijkheden en vrijheid van handelen van Europa tegenover andere entiteiten, de VSA, Rusland etc. per se onduidelijk blijven.

Einddoel en grenzen
Europa, zo lijkt het wel, heeft zich nooit kunnen of willen uitspreken over wat het einddoel was van de samenwerking, maar, zo geeft de auteur aan, dat lag eraan dat we als burgers en nationale politieke leiders ons niet goed wisten te verhouden met de Europese Unie als federatie, dan wel als een losse statenbond. Was de stichtingsmythe ook niet dat men via de kleine politiek van de Europese economische samenwerking, beginnend bij kolen en staal, het bestaande wantrouwen tussen vooral Duitsland en Frankrijk zou wegwerken, maar met de Benelux en Italië erbij kon men overigens, terloops opgemerkt, aldus Luuk van Middelaar, de oude droom van Karel de Grote in een nieuwe vorm gieten. Van die stichtingsmythe horen we in recente tijden niet zo heel veel meer, ook al omdat die in grotere mate is gerealiseerd dan iemand had kunnen verwachten.
Immers, ondanks het lawaai van eurosceptici, is Europa verder gevorderd dan we in de gaten hebben of dan de deelnemers aan de referenda in de gaten hadden toen zij bij vorige gelegenheden nee stemden. Al heeft het nieuwe verdrag van Lissabon – een grondwettelijk verdrag is het niet meer – niet de hooggestemde verwachtingen van de leden van de Europese conventie expliciet meegenomen, de impliciete verwachtingen blijven hangen, maar vooral de vragen en belemmeringen voor een beter onderling begrip.
Immers, het doel kan niet onbesproken blijven, de keuze voor een Europa dat zich als statelijke entiteit gaat gedragen, of voor een soort confederatie ligt als een gepasseerd station achter ons. Maar wat voor ons ligt hebben we niet willen formuleren. De publieke opinie zegt men, vormt hier een belemmering, maar de klassieke natiestaat laat zich niet zomaar opzij schuiven, waardoor men zich moet afvragen of een en ander wel een passende benadering vormt. Het bestaan van de Natiestaat hoeft niet per se tegen Europa als EU in te gaan, zo meent van Middelaar, als men begrijpt dat die natiestaat zelf de EU dichter bij de burger kan brengen, niet door andermans veren op eigen hoed te steken en alle fouten aan Brussel te wijten, wel door aan te geven dat binnen de EU de regeringen en vooral de regeringsleider voldoende legitimiteit hebben om namens de natiestaat op de interne werking te wegen of in gezamelijkheid op het mondiale forum op te treden. Net dat lijkt te vloeken met de ideologie van de binnensfeer, de commissie en wie betrokken is bij de idee dat Europa als Unie de nationale staten zal laten verdampen. Zeker na recente uitbreidingen zal men toch moeten zoeken naar een aanvaardbare entiteit die legitiem de burgers kan vertegenwoordigen. Het parlement is één structuur, die een bovennationale sfeer lijkt uit te ademen, een traditie uit de eerste decennia, toen de Parlementaire vertegenwoordiging mee de federalistische idee droeg en het parlement mee dacht met de Hoge Autoriteit en de commissie, maar nu meer verantwoording vraagt aan de Commissie. Ook de voorzitter van het parlement probeert nu een deur te forceren naar de andere tafel, die van de staatshoofden en regeringsleiders.
Met andere woorden, het is steeds duidelijker dat de bestaande stichtingsmythe aanvulling verdient en dat Europa gaat begrijpen dat de EU intern een democratie vormt waarbij parlement en de raden van ministers, vooral de Raad over alle legitimiteit beschikt om namens de burgers te spreken. Op het mondiale forum, zoals bijvoorbeeld in de UN, WHO en andere gremia, de G8, bestaat er nog wel een zekere dubbelzinnigheid, omdat afzonderlijke lidstaten, het UK, Frankrijk, Duitsland een eigen zetel hebben, maar toch treedt de Unie steeds vaker met een stem op. Waar het einddoel ligt, als het UK na Tatcher nog steeds de federale structuur afwijst en ook andere landen de nationale belangen hoog in het vaandel voeren, zal dus eerlang een oplossing moeten vinden. Of we vanuit Vlaanderen deze enigszins zwalpende koers genegen kunnen zijn, doet er eindelijk niet toe, het belangrijkste blijft dat we een stem hebben aan de tafels waar Vlaams beleid aan de orde komt. Toch zal het ook voor Vlaanderen nuttig zijn in te zien dat de structuur waarin de oude natiestaten, met hun eigen democratische vertegenwoordiging, dus ook de regeringen in Europa nationale belangen kunnen laten gelden. Dat voor belangrijke zaken van algemeen belang de gezamenlijkheid van groter belang is, vormt dan een winstpunt, want dan weten we dat we in Europa via parlement en Raden afdoende vertegenwoordigd zijn. Een zaak rest ons, Vlaanderen dan wel te doen, dat is een grotere greep krijgen op de federale diplomatie.
Met het einddoel kunnen we ook de vraag naar de grenzen van Europa niet meer ontwijken, want nu 27 van de wellicht maximaal 34 naties van Europa lid zijn van de Unie – ook IJsland heeft nu een lidmaatschap aangevraagd – en sinds Rusland begon de eigen invloedsfeer te herstellen, zien we dat Europa een belangrijke geopolitieke vraag wel moet oplossen: wat met Oekraïne en Georgië, maar vooral, wat met Turkije. Geopolitiek kan Turkije lid worden van de EU, maar voor de interne samenhang, zou dat misschien de stap te ver zijn. Goed nabuurschap ontwikkelen als een meer dan diplomatieke smoes voor afstand houden, zit er niet meer in. De vraag blijft hoe men in het huidige proces van onderhandelingen en aan de hand van de Kopenhagencriteria, zonder pijnlijke misverstanden, naar de eigen burgers en/of naar Turkije toe verantwoorden.

Waar is het publiek?

Een van de problemen van de Unie, volgens Luuk van Middelaar blijft waar het publiek gebleven is. Ook de prominente leiders van de EEG en de EU hebben zich al decennia die vraag gesteld, omdat het zonder welwillend publiek niets begonnen is. Maar de auteur stelt vast dat velen menen dat er maar weinig echt succesvol aan de weg is getimmerd. Er waren natuurlijk al vroeg Brugmankringen en andere organisaties die de EEG en later de EU in het hart droegen, maar echt het grote publiek bereiken leek niet te lukken.
Verschillende strategieën stonden daarbij de opiniemakers ten dienste, de Duitse Strategie, zoals Luuk van Middelaar het noemt verwijst naar de idee die in Duitsland opgeld maakte toen men de eenmaking wilde realiseren en waar men zegde, Duitsland is er, laten we nu Duitsers maken. Ook andere natiestaten, niet enkel Duitsland of Italië die pas laat hun eenmaking realiseerden, hebben deze strategie gehanteerd. Wat was anders de aanpak van Michelet in Frankrijk, of Conscience bij ons? Zelfs Nederland, ook het UK hebben uiteindelijk de burgers moeten bijbrengen dat er zoiets als Nederlanders bestond, of Britischness. De natiestaat haalde mensen uit hun departement of provincie en bracht hen de voorbeschiktheid van de staat en het staatsburgerschap bij. In sommige landen viel dat niet zo moeilijk, al zien dat we de beeldvorming over de Gouden eeuw, in Nederland of de Glorious Revolution soms mythische proporties aannam of aangemeten kreeg.
Europa heeft de idee van ons Europeanen te maken ook betracht, maar het resultaat lijkt pover, wat de auteur niet wenst te onderschrijven, al blijft het moeilijk de ene nationaliteit te koppelen aan deze overkoepelende identiteit. Van een lasagne-identiteit hoeft men niet zo heel veel te verwachten, maar het kan best dat we Vlaming zijn en Europeaan worden, al blijft het zo dat men dan meer inspanningen zal moeten doen om de afzonderlijke geschiedenissen van de lidstaten beter te leren kennen. Wat gebeurde er in het UK, terwijl Spanje na een glorierijke expansie indommelde? Hoe kan men Straatsburg als Franse en als Duitse stad zien? Wat met het vermeende Pruisische militarisme en de Poolse delingen? Het zijn vragen die ons wel eens bezig houden en waarover niet altijd even veel behoorlijk materiaal voorhanden is. Dat de verschillende nationale historiografische tradities niet zomaar bij elkaar inpasbaar zijn, maakt het verkennen ervan niet minder boeiend. En voor Vlaanderen is het nog een ander verhaal, omdat we de eigen geschiedschrijving al te gemakzuchtig afzetten tegen de Belgische geschiedschrijving, ook al is het omgekeerde niet minder het geval: elke Vlaamse oprisping of actie om meer erkenning te krijgen, werd en wordt als staatsvijandig beschouwd, terwijl Vlaanderen integraal deel is van de federatie en de historische realiteit is wat die is.
Een andere strategie, de Romeinse, verwijst naar een EU die vooral weldaden rondstrooit, zoals de landbouwpolitiek of andere benaderingen, de prijscontrole op ICT. Aan de andere kant kan Europa maar moeilijk voorbij aan de hinderlijke connotatie van regelneverij. Ook het parlement lijkt zich wel eens op dat vlak te begeven, om mentaliteitswijzigende regelgeving te promulgeren, waar het publiek zich ongemakkelijk bij voelt. Het komt ons voor dat dit onvermijdelijk is en dat het nut van regels wel erg verschillend gewaardeerd wordt, naarmate men er zelf bij betrokken is. De discussie over GGO en GGT blijft ons in deze verbazen, omdat de voordelen en nadelen met onbeheerste overmoed als een groot gelijk worden geclaimd door de tegen- dan wel de voorstanders. Het is dan ook niet gemakkelijk voor politici alleen maar weldaden uit te delen, al kan men het algemene plaatje wel in ogenschouw nemen, wat de media al te zelden doen. Ierland kon economisch snel ontwikkelen, dankzij Europese politieke beslissingen, maar toch stemden de Ieren telkens weer Nee over Europese integratievoorstellen. Net de eigen recente onafhankelijkheid van het UK, in 1916 – 1921 heeft hier wellicht een rol bij gespeeld. Men kan dus niet zomaar de weldaden tellen, er is meer nodig.
De Griekse strategie, de opinie als Koor dat de peripetieën van de Eenmaking, Eenwording, het Europa in constructie begeleidt met een eigen stem vormt dan ook de derde strategie. Ook deze strategie, waarin soms vooral de Eurosceptische stem sterk doorklinkt en zelfs vijandigheid ten aanzien van Brussel fel over de Bühne schalt, lijkt volgens sommigen maar niet te baten. Echter, als we de afgelopen zestig jaar overzien, dan valt te merken dat er over “Brussel” weliswaar veel gezegd wordt, maar dat net “Brussel” een evident ijkpunt in de politieke besluitvorming werd. De tabloïds in het UK kunnen het schelden niet laten, maar tegelijk zal men de zwaktes niet alleen kunnen aanwrijven, zonder oog te hebben voor verwezenlijkingen. Die paradoxale situatie, aldus van Middelaar vormt de kern van de huidige acceptatie van Europa. Het koor, bij ons met solostemmen voor mensen als Prof. dr. Hendrik Vos, een aantal journalisten ook, ziet vaak vooral hoe moeizaam het gaat, ziet niet altijd dat het wel degelijk evolueert en zingt dat ook nog minder uit.
Wie echter te snel wil gaan en te vlug bepaalde beeldvorming voor realiteit houdt, zoals Guy Verhofstadt loopt het risico zichzelf ongeloofwaardig te maken, net omdat de kleine stapjes die men volgen wil, net om het koor of de protagonisten niet te froisseren, zoveel belangrijker blijken. De constructies, bruggen en passerellen bieden kansen nut en doel te bewijzen, wat voor het merendeel van de beslissers de hoofdzaak vormt, al vreest Luuk van Middelaar dan weer dat men niet bij tussenstappen kan blijven hangen. Ergens en eens zal Europa de grote stap moeten zetten. Ooit…

Toekomstperspectieven

Na lezing van het boek blijven we hoopvol en verbaasd achter, want we krijgen hier weliswaar geen receptenboek voor een succesvolle eenmaking, maar misschien wel - en dat voor het eerst - in het Nederlandse taalgebied, een adequate poging Europa te zien zoals het is: hoewel nog in de steigers werkt het systeem van besluitvorming wel degelijk, soms zelfs te vlot en te goed. Aan de andere kant zien we dat Nationale staten en hun regeringen hun vroegere diplomatieke tradities niet zomaar laten vallen en eigen belangen – zo denken dan weer de insiders – bemoeilijken het besluitvormingsproces nodeloos. Hieraan valt te twijfelen, want het versterkt juist de democratische legitimiteit als regeringsleiders op cruciale punten hun positie erkend willen zien.
Duidelijk is dat we in deze reflecties over dit boek niet alles evenveel recht konden doe, bij nader toezien blijkt dat de werking van het Hof van Luxemburg wel degelijk van belang is. Belangrijke processen of uitspraken (Gent & Van Loos) hebben bijvoorbeeld de burger toegang gegeven tot dat Hof en dus aangegeven dat niet enkel de nationale overheden betrokken partij waren in het proces van eenwording en eenmaking. Bedrijven en particulieren kunnen hun recht laten gelden, wat de betekenis van de zoektocht naar een publiek in de feiten al gerealiseerd is, alleen blijft dit een niveau dat vele burgers ontgaat.
Europa is geen efemere droom meer, maar een realiteit, waarvan de betekenis al naargelang de invalshoek onvermoede omvang of net tot wanhoop stemmende tekorten vertoont. Die werkelijkheid onder ogen zien zal, meent van Middelaar het debat verhelderen en de mogelijkheid scheppen het geheel, de gezamenlijkheid van burgers, nationale politici en Europese besluitvormers helpen om moeilijke stappen rond een verdere integratie te zetten, zonder angst voor de eigen schaduw. Maar neemt dat inzicht veel misverstanden rond Europa weg, als het Koor voorbij de anekdotiek, zoals bij Sophocles het geval was, de grond van de twijfel, de tragiek kan vertolken.
Hoe de toekomst er dan wel uitziet? Europa zal gedwongen worden nog sterker als eenheid op de voorgrond te treden, tegenover en samen met andere machtsblokken, de BRIC-landen, de VSA, Afrika en zichzelf niet te verloochenen. Het interne debat hoeft niet te verlammen, eens men inziet, dat dit deel vormt van de interne dynamiek en dus tot consensus te komen of akkoorden over een niet te vinden akkoord te formuleren. Dat dit enige flexibiliteit vergt, weet eenieder, maar dat mag ons niet afremmen, er bezig mee te zijn.
Hoe zou men verwachten dat met dit alles alle invalshoeken en inzichten van Luuk van Middelaar aan de orde kwamen. Het boek biedt op originele wijze toegang tot inzichten in de “making of”, maar men kan zich niet gemakzuchtig van de zaak afmaken, want Europa is een zaak van zowel Burgers als overheden en ondernemingen. De vergissing de tekorten van Europa op de voorgrond te schuiven dan wel van Europa een illusie, een chimera te maken die nooit bereikbaar zal zijn, gaat immers ten koste van begrip voor de besluitvorming, die volgens bekende EU-watchers niet adequaat kan zijn, gegeven de gekende problemen. De kwantumsprong echter willen afdwingen, zonder de eigenheid van de lidstaten te erkennen en dus al met al eigen loyauteit, identiteit, blijkt ook zonder veel resultaat, want het roept in het voormalige Oost-Europa en het “oude” West-Europa scherpe reacties op, die men misschien niet rationeel vindt, maar er niet minder werkelijk om zijn. In deze is het van belang auteurs als Montesquieu, Alexis de Tocqueville of zelfs Foucault te hernemen, kwestie van een passend discours te ontwikkelen, waarin het algemene, het universeel-menselijke en het bijzondere, het locale en concrete vorm te geven en weerstanden te erkennen, om ze te kunnen slechten. Echter, men zal er ook baat bij hebben de geschiedenis van de VSA aandachtig te bekijken, want ook daar valt veel uit te leren, dat ons tot redelijkheid kan brengen. De omvang van de VSA en die van Europa, de EU van bijna 500 miljoen burgers en vele volkeren – niet bevolkingen – helpen om in te zien dat we een aantal onmogelijkheden aan elkaar dienen te koppelen, waar we voorheen van hoopten dat ze vanzelf wel zouden oplossen. De identiteit, de nationale identiteit is er één van, maar des te onbespreekbaarder het onderwerp is, zoveel te moeilijker is het de gezamenlijkheid als burgers te begrijpen. Het lot van de Finnen, afgelopen eeuw, die pas met het einde van de SU hun eigen weg konden gaan, begrijpen, blijft voor ons emblematisch voor het heersende onbegrip. De Baltische staten? Baskenland? Noord-Ierland, wat hebben we er mee uitstaans? Of dat Spanje, dat tot 1975 een dictatuur was en waar nog steeds de wonden niet geheeld zijn. Of ja, Vlaanderen, dat demografisch en sociaal een meerderheid vormde, maar financieel, economisch en politiek lang ondergeschikt was aan een hogere instantie, België, waar vooraanstaande Vlamingen slechts moeizaam als zodanig deel aan kregen. Ook hier spelen mythes mee, juist de mythe van de armoede, die slechts één verhaal was, of de mythe van de vergane glorie, die ook veel in de schaduw stelt, waar we vandaag niet verder mee kunnen. De vraag die we dienen op te lossen, binnen België is of men aanvaardt dat Vlaanderen deel is en deel heeft aan de welvaart van dit land en dat dit iedereen verplicht voor de toekomst in gezamenlijkheid tot oplossingen te komen. Juist Europa dwingt hiertoe, Echter, net dat Europa neemt nu al kennis van de Vlaamse politieke besluitvorming, binnen de grenzen, ruimer dan men denkt, van de toegemeten bevoegdheden. Vlaamse intellectuelen lijken hier niet of nauwelijks kennis van te willen nemen, er laatdunkend aan voorbij te gaan, wat hen in hun verwatenheid scherper tekent, dan zijzelf beseffen. Derhalve zal men ook zonder scrupules verwijten als provincialisme en boersheid blijven herhalen, terwijl in Avignon en elders Vlaamse kunst opnieuw toonaangevend lijkt of minstens als interessant ervaren wordt.

Ten geleide

We menen hiermee het belang van dit boek te hebben geduid en er belangrijke aspecten van aan te dragen. De lectuur sterkt ons in de overtuiging dat de EU een heel bijzondere uiting mag heten van staatsdenken, waarbij ongeziene oplossingen geleidelijk onze aandacht, sinds de late jaren 1970 kregen, maar met dit boek ineens kristalhelder zijn geworden. En toch, de auteur laat zien dat net het omfloerste, voorzichtige, de tijd nemende benaderen van hangende kwesties Europa kenmerken. Ook de nuances, over soevereiniteit, over het burgerschap en de aandacht voor de rechtsonderhorigen veel aan belang hebben gewonnen en Europa zoals het nu is, kenmerken. Hierover, zo viel tijdens de campagne 2009 op te merken, durft men het nauwelijks te hebben. Kristalhelder diende men voor of tegen Europa de toon te verheffen, terwijl net de moderniteit van het project, de omvang en de draagwijdte met een rustiger discours veel gewonnen heeft.
Hetis dan ook voor ons aanleiding, om met Luuk van Middelaar als gids en bemiddelaar een lans te breken voor een rustig onderhouden gesprek pro Europa, waarbij vergissingen ons niet hoeven te weerhouden die ook aan te kaarten, maar waar het langzame welslagen ook aan de orde komen kan. Hoogtes en dieptes hebben betekenis en maken ons niet per se hopeloos, maar bemoedigen ons net om mee te denken over hoe het is Europeaan te zijn in deze veranderende, globaliserende wereld. Maar het zou vreemd zijn, zoals de Franse diplomaat Moisi onlangs nog terecht aangaf, mocht Europa zich meer dan ooit als een egel oprollen of zich speelbal van het lot zou weten. Hoewel we ons nog moeten trainen in de gedachte dat bevoegdheden niet altijd duidelijk zijn, is nu wel duidelijk dat we zowel via het EU-parlement als via onze regering, via verkiezingen en het debat ons mengen kunnen, verantwoording kunnen vragen.
De stichtingsmythologie en de landengeschiedenissen blijven daarbij, menen we, een belangrijke sleutel om een en ander te begrijpen, zodat we beleid in economie, sociale verhoudingen, wettelijke bescherming van minderheden en machtsoverschrijding etc kunnen vatten en er, indien nodig of noodzakelijk zelf ook vat op kunnen krijgen. Want Europa is wel degelijk levend en nabij, niet een zaak van Brussel alleen maar ook van het Brussel, dat van de Wetstraat, de 16 en het parlement. En nog is het beeld niet af, ook het Brussel, Martelarenplein dient hier niet vergeten, ook dat heeft invloed, kan sturen en bijsturen, niet alleen maar via ambtelijke werkgroepen en andere instellingen, VLEVA en de permanente Vertegenwoordiging.
Europa, je bent ontwaakt en het is opmerkelijk hoe de een je slome bewegingen bewondert en de andere net je vitaliteit ziet. Europa, je bent op het strand van de geschiedenis geworpen en komt nu vanzelf tot leven en daar mogen of kunnen we niet blind voor zijn.

Bart Haers

maandag 3 augustus 2009

Reacties

Populaire posts