Gen voor geluk

Geluk kan niet bestaan

RICHARD POWERS
Gen voor geluk.
Vertaald door Jan Pieter van der Sterre, Contact, 399 blz., 34,95 .
Oorspronkelijke titel: Generosity: an enhancement.


Genereus, mild, zo krijgen we van Powers te horen kan een mens niet zomaar zijn, of liever, hij merkt dat mensen dat niet aanvaarden. En dus gaat het er chaotisch en heftig aan toe in dit boek, waarin een Berberse een klaslokaal binnenstapt en iedereen betovert. In DS kregen we te horen dat het een zinderend werk is, wat ook onze ervaring is, maar dat er soms wat te veel aan de idee geofferd wordt en daar kunnen we het niet mee eens zijn. De draden knappen niet zomaar door in Chicago, in die maartnacht, waardoor de hele stad zonder stroom komt te zitten. Overigens speelt het verhaal niet in de stad Boston maar in Chicago, en die heeft echt wel een hoofdrol in dit boek. Het is een hele wereld die op ons af komt, van Kabylië tot Montreal, maar vooral, zo valt het ons op, zijn het leefwerelden die op ons afkomen.

Het geeft geen pas om uitgebreid te vertellen wat er allemaal in dit verhaal aan de hand is, omdat er teveel is dat we dan zouden moeten aanraken, slechts wat ons raakte, brengen we te berde. De hoofdrolspelers zijn volgens de ene recensent bordkarton, maar de idee zou ook kunnen postvatten dat een televisiepresentatrice inderdaad een vrij vlak personage is of dat een bedrijfsleider en wetenschapper vanuit zijn professionele activiteit optreedt. Dat wil zeggen dat andere aspecten niet zozeer aan de orde hoeven te komen, wat in deze echter nu net wel het geval is. Kurton, de ontdekker is een wetenschapper met een missie, waarbij hij vooral het wetenschappelijke openbaar wil houden, niet onder patenten wil beschermen. In deze figuur komt er al een opvallend aspect van de roman aan bod, het tragische aspect dat niet enkel de hoofdpersoon treft, maar in wezen iedereen die zich in het aura van de hoofdrolspeelster heeft begeven. Het tragische komt hierin aan de orde dat de auteur zijn acteurs, want hij vindt hen allemaal uit, niet de kans geeft iets anders te doen dan wat ze doen, maar dit blijkt ook nog eens te kloppen met wat mensen van vlees en bloed doen.

Het doel van dit boek, denk ik, is ons te laten zien dat we in onze wereld met een bijzondere constellatie te maken hebben, waarbij de technologie en wetenschappelijke kennis ons over het hoofd groeit. Bovendien kan men zich afvragen of het alleen maar over nurture en nature gaat, zoals Powers nogal ironisch laat verstaan. In de natuurlijke, i.e. fysiologische, neurologische, hormonale huishouding van ons bestaan zitten de voorwaarden voor wie we zijn, maar hoe het evolueert hangt ook af van hoe we geleidelijk met die omstandigheden leren omgaan. De rol van de psychologische controle op de psychologe is dan ook tekenend voor een ander aspect van de samenleving waarin we leven, met name het feit dat zo een beroepskracht eindelijk tot in de details van haar bestaan, emotionele momenten of verbanden, wordt gevolgd en zelfs vervolgd. Het is een samenleving van compleet wantrouwen, maar drukt terecht ook een bizarre idee van psychologie.

Als we het goed bekijken brengt Richard Powers ons een spiegel van onze samenleving voor ogen, waar we enigszins bezorgd om horen te zijn. Hoe zal men het begrijpen? Het gaat om veel meer dan om een roman, want, zoals Joost Zwagerman het voorstelde, komt er heel wat straatrumoer in dit boek aan de orde. Van Futopia tot de ijsregen en verwijzingen naar de klimaatverandering zien we de aspecten, soms terloops aan de orde komen. Maar van het grootste gewicht blijkt de zoektocht naar het geluk, waar we alle wetenschappen op richten, zonder dat we er ons goed rekenschap van lijken te geven dat dit geluk vaak en in grote mate te maken heeft met attitudes tegenover het eigen bestaan. Overwerkte consumenten die hun derde reis naar een ver buitenland niet kunnen betalen, of anderen die hun vierde salon in twintig jaar niet kunnen aankopen, blijken domweg ongelukkig. Maar is dat ook werkelijk zo? Candace Weld en John Russel, de twee protagonisten, die echter niet doen wat men van hen zou verwachten, want tussen droom en daad, staan wetten en practische bezwaren in de weg, kiezen voorzichtig voor elkaar en vinden zo iets van geluk.

Een gen voor geluk? Powers laat ons merken dat we soms zeer gemakzuchtig zijn als het om wetenschappelijke kennis gaat. Het gaat om erom dat genen wel degelijk de bouwstenen van onze organismen zijn, maar dat blijft in wezen nog ruw materiaal, waarbij het inzichten voor onze plaats in de schepping veel kan verklaren, maar niet hoe we ons gedragen. Geleidelijk is het inzicht gekomen dat er voor sommige functies meerdere genen zijn en voor sommige bekwaamheden kan het zijn dat die zeer verdeeld zijn over de genen en dus moeilijk als een aan/uit-knop kunnen functioneren. Aan de andere kant, de Kabylische, die zoveel mildheid uitstraalt, brengt ons ertoe dat er heel wat is waardoor we met ons leven verder komen, dat niet zomaar in kwantitatieve of materiële termen te vertalen valt. Het zal velen bezuren te geloven dat het alleen met technologie zal zijn, dus zelfs nog niet met fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, dat we ons geluk zullen kunnen bouwen. Dat behoort tot andere sferen van het bestaan.

De weg naar het geluk is voor velen een levenslange zoektocht langs soms onvermoede wegen. De leraar en schrijver Russel was er al lang van overtuigd dat zijn leven met 32 al voorbij was. We krijgen een zielige man voorgeschoteld, maar ondanks dat onbegrijpelijke resigneren, blijkt hij door de omstandigheden toch tot leven te komen. Ironisch? In wezen blijkt de achterflap ons op verkeerde sporen te zetten, maar het zet ons wel op een behoorlijk boeiend spoor.

Slotsom is dat het boek, dat ook nog eens een sterk aroma van postmodernisme uitstraalt, echt wel onze aandacht verdient. Hoe het er aan toegaat is op zich een boeiende verkenning, maar het lezen brengt ons ertoe ons over het omgaan met media en moderne technologie na te denken. Maar net omdat er zoveel leven in tiert en roert, kan men er veel meer mee aanvangen dan met sobere en soms droge essays over de “gevaren” van de vooruitgang. We zetten aanhalingstekens omdat de gevaren wel niet denkbeeldig zijn, maar afhankelijk zijn van de mate waarin we, zoals ook Powers laat verstaan, doordacht met die vernieuwingen omgaan. Het kan evengoed, zoals de journaliste Tonia Schiff laat verstaan, een hel worden als we de wetenschappers hun gang laten gaan, maar ook als we mediamensen vertrouwen wat goede bedoelingen aangaat.

De moeite waard, maar niet enkel omwille van het verhaal, omdat we beseffen dat het verhaal werkelijk iets wil vertellen. Het is meer dan een egotripperij, het biedt een doordachte visie op de vraag hoe we vandaag ondanks alle beschikbare technieken, wetenschappen en inzichten er toch niet in slagen gelukkig te wezen. Krijgen we een negatieve visie? Net niet, maar zoals het een tragedie past, krijgen we de kans te begrijpen dat er momenten zijn waarop we op onze levensweg onszelf in toom moeten houden. Het blijft verwonderen dat dit boek niet de aandacht krijgt die andere, minder opzienbare boeken wel te beurt valt, wat ons ook op bij “the singing of our time” is opgevallen. Men kan aan de kwaliteiten van het boek niet voorbij, maar de kern van het verhaal blijft op de achtergrond, dat wat onmiddellijk opvalt, de kwestie over wie we zijn, c.q. twee joodse Afro-Amerikanen. Het verhaal brengt ook een verhaal over kunst en in beide boeken komt ons eigen land aan de orde, niet zonder ironie in het geval van “gen voor geluk”, maar met toewijding voor Gent in het andere.

Overduidelijk hebben we hier met fictie te maken, het scheppen van een realiteit uit de realiteit, maar het is o.i. een bijzonder boeiend essay. We menen dat dit de sterkte ervan is. Of het echt gebeurd kan zijn, daar hoeven we ons niet om te bekreunen, dat de gebeurtenissen ons kunnen overvallen, daarover kan geen twijfel bestaan. Het is daarom bedenkelijk dat de status van de roman vandaag nogal eens omlaag wordt gehaald en tegelijk als het summum van creativiteit zou gelden. Er is, denken we, slechts sprake van creativiteit als de werkelijkheid zoals we die kennen op zo een geordende wijze vorm krijgt, dat het ons niet enkel aardig weet te onderhouden, maar vooral dat het ons ertoe brengt na te denken over wie we zijn en hoe we tegen de gebeurtenissen aankijken. Er zijn dus romans, die ons niet enkel onderhouden, maar ook onze visie kunnen bevragen, zelfs wijzigen. Alleen, we gaan zeer slordig om met die mogelijkheid. Sommigen menen dat ze verhalen kennen die grootser zijn dan het leven en dan de romans die ze kennen. Maar als Dan Brown of Aspe, met alle respect, de normen zijn, tja, dan komen we nergens. Beter is het de vergelijking aandurven met Moby Dick, Bruges-la-Morte ,Doctor Faust, Tsjilp/de Leeuwentemmer of “Is dit een mens”… Alleen, we aanvaarden niet langer dat er zoiets als een canon zou bestaan van belangrijke werken. De canon ordent niet, maar is vooral een cataloog van belangrijke werken. We kunnen ons moeilijk uitlaten over de omvang van die catalogus, al zou het interessant zijn buiten de grenzen van de literaturen om de belangrijke werken sinds de Ilias en de Odysseus opnieuw te bekijken. Overigens, de discussie zou allicht eindeloos zijn over de betekenis van deze werken, maar net dat zou aantonen, hoe boeiend het menselijke avontuur geweest is.

Daarom gaven we onze leeservaring de titel “geluk kan niet bestaan”, te meer omdat we ons als mensen eindelijk niet zo best voelen als het geluk ons zonder onderbreking en zonder verzwakken zou omringen. Het vormt de kracht van de verhalenverteller die spanning tussen een paradijselijk leven dat we menen te wensen en het leven dat we wel weten uit te bouwen vorm te geven. Tussen ironie en scepsis, tussen belofte en begoocheling en voorbij de grenzen van het normale krijgen we een idee van wat we vermogen, ten goede en ook ten kwade, want er zit in de romankunst, sinds de tragedie van de oude Grieken en Romeinen een kracht die we vandaag, sinds een aantal decennia zelf onderuit halen door alles wat fictie heet onder een noemer te brengen, terwijl er tussen Wilhelm Meisters Lehrjahre en Godverdomse Zondagen op een Godverdomse bol een wereld van verschil ligt, die het laatste boek eindelijk het bestaansrecht zou ontzeggen, als het niet goed en wel geschreven was en de auteur er de nodige lof voor had gekregen. Maar het blijft onze overtuiging dat het niet die betekenis kan hebben die Powers ons presenteert met zijn werk. Goed, we zullen dat boek van Verhulst verder geen kwaad doen, noch de auteur, maar we blijven toch steeds verbaasd hoe in de republiek der letteren wat ertoe doet zelden de belangstelling krijgt die men er bij nader toezien kan aan besteden. Maar met de mildheid des harten die de Kabylische ons brengt, kunnen we het wel velen. Intussen hadden we het bewust niet over die Harmon begonnen: maak je tekst levendig.

Bart Haers
woensdag 13 januari 2010

Reacties

Populaire posts