Unesco

Erfgoed
Te koesteren en te beleven

Het item werd in Ter Zake goed gebracht, over de kwestie hoe Brugge met het erfgoed dient om te gaan. Sommigen menen dat niets mag of kan, anderen willen dan weer nogal onbekommerd aan het beeld van de stad gaan morrelen. Wie het Zilverpand binnenloopt merkt dat de stedelijke ruimte best aangenaam ingericht kan worden. Ik moet zeggen dat we in Brugge, maar in het algemeen in de Vlaamse steden en gemeenten heel wat inspanningen hebben gedaan om de leefbaarheid van oude centra te verbeteren zonder het karakter ervan onderuit te halen. Soms evenwel ontstaat de illusie dat men een stad levendig kan houden zonder er eigen ingrepen te doen. Voor een stad als Brugge, opgenomen in het werelderfgoed van de Unesco, kan dit bepaald prangend worden: het niet kunnen en mogen moderniseren kan veel dynamisme in de kiem smoren. Zorgzame en doordachte inplanting van nieuwe architectuur moet kunnen, zoals met het concertgebouw is gebleken. Maar het Concertgebouw staat dan ook niet in de oude stad, maar aan het Zand, met de rug naar een stadspark. Verre van ons de inplanting en de realisatie van het gebouw te betreuren, want het blijft een fraai concept dat een groots bouwprogramma moest invullen.

Wie Brugge als een soort Bokrijk wil zien, vergist zich overigens, alleen zijn de verschillende bouwlagen, de middeleeuwse, de renaissance en barok, maar zeker ook de neo-periode, in de negentiende eeuw. En dan mag men zeker niet vergeten dat de 18de eeuw voor Brugge best wel interessant was en veel architecturale ingrepen heeft laten zien. Het komt ons voor dat die lange traditie van groei, verfraaiing, levendigheid niet ten einde hoeft te lopen wanneer de stad werelderfgoed is geworden. Het zou echter van hoogmoed getuigen zomaar een en ander te willen doen. Een megatoren kan rond Brugge bedenkelijk ingepland worden, maar toch moet er ruimte zijn vervallen panden zonder bijzondere architecturale waarden gemoderniseerd worden, echter niet zo dat ze algemene beeld zouden wijzigen. Maar Brugge, de oude stad, heeft de ruimte om één en ander te verstouwen, want hoewel de stad op zich niet zo groot lijkt, zijn er wel degelijk plaatsen waar het moet mogen en kunnen.

Omzichtigheid is geen overbodige luxe, al was het maar omdat er soms, zelfs bij het aanwenden van neostijlen, na WO II, fouten zijn voorgekomen, die men nu niet meer zou maken, durven we te hopen. Het is dus van belang dat mevrouw van Volcem, die men niet van een gebrek aan dynamisme kan verdenken, in overweging neemt of zomaar inplanten van moderne gebouwen te verkiezen valt boven het maken van passende keuzes, die niet altijd spectaculair hoeven te zijn. Het blijft opmerkelijk dat men het patrimonium zal overlaten aan de grillen van de tijd. Het gaat, menen we, niet op de schatten van architectuur en zelfs geveldecoratie zomaar aan de vernieling over te laten. Het kiezen voor een aanpak die geval per geval, afhankelijk van de plaats, van het bestaande karakter en van de betekenis in het collectieve bewustzijn is wenselijk.
Principestrijd is een mooi theater voor de media, maar brengt behalve veel onrust weinig zoden aan de dijk. Het valt daarom te betreuren dat men de discussie via de Unesco wenst te voeren. De burgers en het stadsbestuur kunnen dit toch het beste zelf uitpraten, in plaats van een waakhond van buiten in te roepen. De discussie over de aanleg van de site van het Oud Sint-Jan, aan de zijde van de Zonnekensmeers blijft een moeilijk punt. Het aanleggen van een ondergrondse parking moet het parkeervraagstuk in de binnenstad oplossen, maar zal misschien ten koste gaan van de leefbaarheid in de Meersen. Het aanleggen van de parking zal ook wel enige last veroorzaken, maar het meest verontrustende kan het voortdurende verkeer zijn. Hier dient de stad en de bevolking zich over te bezinnen. De wens parkeerplaatsen weg te nemen in de Steenstraat en het omvormen van de parking van het Zilverpand tot een bewonersparking, maakt duidelijk dat er een nieuwe parkeergelegenheid zal moeten komen. Er zijn, ondanks de ruimte in de stad, niet zo heel veel mogelijkheden, zodat het terrein bij Sint-Jan inderdaad een goede locatie lijkt. Bovendien zou het best aangenaam uitpakken de asfaltvlakte om te zetten in een mooie stadstuin. Kortom, het is aan de overheid een moeilijke keuze te maken, met het oog op de leefbaarheid en het aangename leefkader in de binnenstad, dus ook voor de bewoners van de Meersen.

Het koesteren van het patrimonium en het scheppen van ruimte voor nieuwe initiatieven moet het leven boeiend maken. Het handelsfonds van een stad als Brugge bestaat nu eenmaal uit een stratenplan en een gebouwenpatrimonium waar niet nonchalant mee mag of kan omspringen, al was het maar omdat het emblematisch mag heten voor hoe het leven in vroeger tijden in onze streken vorm gegeven werd. Nog eens, het is lang niet allemaal middeleeuws, maar het vormt een weefsel van meerdere bouwperiodes, die de welvaart van de regio laten zien. De grote uitdaging, waarover Georges Rodenbach schreef in “de beiaardier van Brugge” Brugge opnieuw leven in te blazen is door de band vrij goed gelukt, wat de stad voor sommigen tot een museum lijkt te maken. Het blijft dus een uitdaging één en ander te verzoenen.

Bart Haers

Reacties

  1. Opsturen naar De Standaard als reactie/lezersbrief/standpunt !

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Graag gedaan. Ik stuurde het hen toe, maar ja, we weten hoe men opiniebijdragen selecteert.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts