Nog eens WO II en het onderduiken in de illegaliteit



Duikeling



Jacques Presser, Homo submersus, Een roman uit de onderduikUitgeverij Boom, pp. 500, prijs: €29,50


Hoe zou het toch komen, zo bekommerd om de oorlog, herdenkingen, zo begaan met Shoa, de Holocaust, de “Endlösung” en toch nog geen woord in de De Standaard hierover.? Ja, wij hadden onze tijd nodig om het te lezen, maar dat een krant die zich graag als kwaliteitskrant afficheert steeds weer blijk geeft van een zekere bedrijfsblindheid, roept stilaan vragen op. Zelfs het heruitgeven van ‘s mans Ondergang - de uitroeiing der Joden in Nederland, waarover onlangs nog iets te doen was, een voetnoot of zo, in NRC, blijkt voor De Standaard geen reden van het vermelden en ook dit boek, dat na 63 jaar eindelijk uitgegeven wordt, melding te maken. Vlaanderen, enfin, de dames en heren die in Vlaanderen de literaire gebeurtenissen onvermoeibaar verslaan en ons bij elke nieuwe Aspe of Hercule Poirot-prijs om de oren slaan met de kwaliteiten van spannende boeken, die laten dit literaire pareltje dat als document humain ook kan tellen, ongemoeid, onvermeld.
Zou men zo cynisch mogen wezen te vermoeden dat ze liever over dooie joden spreken, dan het overleven van een duikeling in de Gelderland gewag te maken? Of zou het nog anders zijn, de bannelingen in eigen land, de verdrevenen uit Amsterdam, Rotterdam, Utrecht die in den lande bij boeren en buitenlui tegen al dan niet onredelijke betaling schutting, leeftocht en veiligheid vonden en niet meegezogen werden in de fuik van Westerbork - het Breendonk van Nederland (om nu eens echt provincialistisch uit de hoek te komen) - verdienen, zo lijkt het wel, onze aandacht niet echt. En dus ook niet die brave boeren en buitenlui, die hun hachje waagden? Het blijft een wrede bejegening van wat des mensen is, het goede en het kwade kunnen we zo nooit eens onder ogen zien. Maar toch, iets anders wringt ook, als we dit alles vaststellen, de clichés mogen niet aangetast raken: de fouten waren fout, de goed en daartussen, het grijze midden van goede mensen die een beetje dagelijkse antisemitisme niet konden verstoppen, maar intussen wel twee of drie mensen op een zolder of in een buitenhuisje borgden, dat heeft, krijgt toch de aandacht niet van een ernstig journalist. Natuurlijk, de flapteksten van de uitgever? Nee, die spelen misschien voor de gewone lezer, maar dan nog, wie iets weet over WO II en over de nawerking, de verwerking, die weet hoe Jacques Presser daarin - het verlies van zijn eigen geliefde, Dé Appel aan de hel van Sobibor verwerkend - wil toch wel eens weten hoe een verteller en historicus als Presser daarmee omgaat in een zeer moeilijke tijd. De papierschaarste noopte hem tot zeer kleine spaties en interliniëring, tot typen in de marges, zodat zijn typoscript allicht goed beveiligd weg gestopt kon worden. Onze verwondering neemt echter nog toe, als we het boek zelf lezen, een dagboek en brievenroman waar de geest van de tijd uit opwaait en een bijna voortdurende reflectie over het lot van mensen dat hen door andere mensen wordt aangesmeerd, opgedrongen. De recensie in NRC-Handelsblad was ons daarom ook wat vreemd te moede, maar alla, er verscheen toch iets over dit boek, dat ons nu al als een belangrijke publicatie voorkomt.
Reis door de nacht en andere heldenverhalen
De oorlog was in de jaren 1974 en volgende vooral in enkele boeken tot ons gekomen, “Reis door de nacht” van Anne de Vries en enkele boeken van Karel Norel. De oorlog in Nederland dus, minder bij ons. Over helden ook en over slecht het foute lieden wel verging. Over de moeilijkheden juiste keuzes te maken en over hoe men het goede soms bereiken moest via foute wegen. Anne Frank was ook in huis, op de kamer van mijn zus, maar echt gelezen, erin verdwenen ben ik nooit. Pas later hoorde ik van vrouwen dat ze het wel gelezen hadden, maar vooral het lot van het meisje dat stierf op enkele maanden voor de bevrijding ging hen nauwer aan het hart. Nog later vertelde iemand me dat ze het vrouwelijke en het vrouw worden van Anne Frank wel het ontroerendst vond en dat ze begreep dat die gevangenschap om te overleven wel enigszins vatten kon, maar dat ze niet tot inleving komen kon, omdat ze de wereld van de familie Frank niet echt kon vatten, leek me wel zo eerlijk. Dit doet niets af aan het belang van het Anne Frankhuis en aan het herinneren van haar, net als het oorlogsdagboek van Hélène Berr, een française die ook onder de rassenwetgeving viel en iets ouder was. We kunnen ook Etty Hilleshum vermelden en merken telkens weer, hoe zelden die namen vallen. Ook Salman Rushdies Shalimar de clown is een fictie figuur. In de werken van Harry Mulish speelt het lot van wie onder de rassenwetten leefden een grote rol, maar bijvoorbeeld in Vlaanderen lijkt daar hoogstens wat factueel onderzoek naar gedaan te zijn, weinigen hebben geprobeerd uit te leggen hoe het leven voor duikelingen was.
Kennis maken met Jacques Presser
Hoewel we over de bijdrage aan de herinnering van de oorlog al een aantal jaren geleden ontdekten, was het de heruitgave van diens boek over Napoleon, waarvan ik eerst dacht dat het onder de oorlog was geschreven, voor mij een echte openbaring. De geschiedschrijver die op de een of andere manier Napoleon niet als een held zag, maar als een gedreven krijgsheer, die ook als politicus best uit de voeten kon, maar uiteindelijk de maat der dingen uit het oog verloor en al in Leipzig de keizerskroon verloor, waarna Waterloo misschien niet de ultieme nederlaag had moeten worden, toch hoogstens een pyrrhusoverwinning had kunnen zijn, want sommige maarschalken waren al bezig hun hachje te redden en ook Talleyrand zocht al betere partners. Presser begreep dat een militaire heerser voor een democratische samenleving niet zo best kon, moest uitpakken, omdat de drijfveer, het verwerven van persoonlijke roem op enig moment het algemeen belang zou verdringen.
Duikeling
De dagboekberichten, de hoop dat het spoedig voorbij zou gaan, de berichten over de invasie op Sicilië, het komt aan bod als het tijdskader. Op de achterflap en ook in NRC gaat veel aandacht naar de doortraptheid voor de slechtheid van mensen in de oorlog. Het boek laat op ons een andere indruk na,
“Je ne nie pas qu’il y ait, de par le mone des actions nobles, généreuses, et mêmes désinteressées; je dis que derrière le plus beau motif, souvent se cache un diable habile et qui sait tirer gain de ce qu’on croyait lui ravir.”
Met dit citaat en met een verwijzing naar Homo Ludens (Huizinga) merken we algauw dat de dingen er niet zo eenvoudig aan toe gingen in het onderduikerswerk. In wezen denken we te gemakkelijk dat de geheimdoenerij het halve werk was, maar dat er nog wel meer nodig was, bonnen, geld, ondersteuning maar blijkbaar vooral toch iets van menselijkheid, veel sympathie. Jawel, sommigen hadden Joden in huis genomen, omdat het opbracht, maar Presser vertelde na de oorlog dat hij een naar omstandigheden goede tijd had doorgemaakt. Hij was pas in 1943 definitief ondergedoken en was er vooral het hart van in dat zijn echtgenote, zijn geliefde Dé het er niet levend van had afgebracht, maar dat werd hem pas na de bevrijding, naarmate overlevenden terugkwamen, duidelijk en ondragelijk.
Onderduiken, illegaliteit valt in een moderne samenleving niet mee, omdat de toepassing van regels en wetten, verordeningen door een betere handhaving steeds moeilijker wordt. De organisatie van de burgerlijke stand in de Europese landen vormde voor de Duitse bezetter een handig instrument om mensen te traceren die aan de rassenwetten onderhevig waren.
In haar essay over Eichmann in Jeruzalem vermeldt Hannah Arendt Jacques Presser en diens beoordeling van de Joodse Raad, die volgens de leiders van die raad mensen heeft kunnen redden maar volgens Presser er niet in slaagde het beleid van de bezetter inzake het realiseren van de Endlösung bij te sturen. Volgens Conny Christel, die in 1998 een onderzoek publiceerde, onder de titel, Geschiedschrijving als opdracht aan tracht te tonen hoe moeilijk de opdracht op dit soort punten van discussie zeer moeilijk definitief te besluiten valt. Het is een feit dat Presser het artikel in The New Yorker waarin Arendt naar het optreden van de Joodse Raad peilt op grote onjuistheden wijst, maar het is evenmin moeilijk te begrijpen dat het inzicht toen, begin jaren 1960 nog in volle ontwikkeling was en dat de bronnen nog niet allemaal beschikbaar waren. Ook in zijn roman laat Presser zien dat de Joodse Raad niet helemaal te vertrouwen is en dat de leden wel eens blind waren voor de gevolgen van hun meegaandheid. Voor ons kan dit bizar lijken, de hele samenhang van de vervolging en het plan tot uitroeiing van mensen die volgens strikte rassenwetten niet aan de normen van de bezetter behoorden, waren - ondanks de waarschuwingen uit Duitsland - niet doorgedrongen tot het diepere bewustzijn. Vervolging van mensen die plots niet meer volwaardig leken, was voor velen duidelijk iets onvatbaar.
Vandaag wordt elke blijk van antisemitisme in de openbaarheid met grote aandacht in de media gebracht, maar toch klagen sommige joodse medeburgers in Antwerpen en Amsterdam dat de sfeer er niet beter op wordt. Het blijft onvatbaar dat het kon gebeuren en ook dat anderen bereid bleken hun eigen veiligheid in de waagschaal te leggen om hen te redden. Jacques Presser wist, zo zegde hij later, dat hij er relatief goed afgekomen was, maar in de roman heb je de idee dat het allemaal een zootje was, mensen onderbrengen, “pakjes” afleveren, bonnen scoren en nog zoveel meer. Arm en rijk wenste te helpen, soms leken rijken minder geneigd daadwerkelijk te helpen, dan weer politie-agenten de beste bondgenoten of bleek een bondgenoot een dubbelagent.
Besluit
Wij hebben er geen idee van, wat het meebracht, want de staat, de bestaande ordening, waarin de overheid beschermen zou de burgers en garanties bieden voor hun veiligheid en ruimte voor hun ontplooiing bleek plots de eerste vijand, waarbij de administratie op gemeentelijk, provinciaal en nationaal vlak in de steek gelaten door de politie zich op de voorschriften van de bezetter richtte. Het optreden van de Joodse Raden, waartegen Arendt in haar boek fulmineerde, was misschien nog niet afdoende gedocumenteerd, maar zowel Presser als anderen hebben haar hier duidelijk de weg gewezen en voor zover ik het essay van Arendt heb begrepen, verwees zij wel degelijk naar de Nederlandse historicus en zijn voorstelling van zaken, maar goed, dat maakt dat het lezen van de roman Homo Submersus vandaag om andere redenen van belang is, namelijk te zien dat hoe diep het onderduiken in het bestaan van concrete mensen ook ingreep, tegelijk de aard van mensen niet wezenlijk verandert. Soms komt het nobele, soms iets anders naar boven, voor hypocrisie is op dat vlak geen ruimte meer. En de duivel die eer wil halen? Tja, die zien we altijd wel opduiken zeker.
Bart Haers

Reacties

Populaire posts