Oriëntalisme

Expositie

Als de horizonten wenken

Ik bemin mijn tijd om wat er uit zal groeien”.

Cyriel Buysse

Lectori salutem

Jawel, de hoofdstad blijft verbazen, de parels van architectuur lijken soms stoemelings vernield, maar soms vindt men parels van schilderijen, bronzen en ander oogstrelend werk van kunstenaars. Vaak zijn ze nu bijna vergeten of kennen we er maar enkele werken van, maar de ontmoeting doet de ziel knisperen. Wat waren zij vrij en hoe ongedwongen reisden zij naar Tanger, Algiers, Caïro of India?

Maar goed, wie weet eindelijk nog hoe Cyriel Buysse met Verhaeren en Maeterlinck naar Marokko reisde? Hebben we er nog weet van dat de Oriënt begon waar Habsburg overging in Oekraïne, de Balkan, Bulgarije… Kortom, de oriënt was dichterbij dan we vandaag denken. Pas in 1832 werd Griekenland onafhankelijk en de andere gebieden van de Balkan bleven onder wisselend gezag staan. Ook de relatie met Marokko en Algerije, met Egypte (kanaal van Suez) was in de 19de eeuw een bron van hernieuwde kennismaking. De koloniale bezetting, de groeiende welvaart en de veiliger reizen – zou het echt het geval zijn geweest – brachten kunstenaars ertoe niet meer alleen naar Rome en Italië te reizen, zoals tot dan toe gebruikelijk was geweest, maar nieuwe einders te zoeken. Guillaume Strydonck trok tien jaar lang regelmatig naar India en zocht de steden en bergen, de rivieren en de mensen en schilderde hen uit, zoals hij ze toen aantrof, als vrucht van zijn nieuwsgierigheid. Wilde hij ons een paradijs tonen?

De vernissage was interessant, het opzet was erop gericht ook inwoners van Sint-Joost-ten- Node met het museum vertrouwd te maken, dus werd er hete thee geserveerd, naast wijn en ook zoete hapjes. Het was er een beetje een oriëntaalse bedoening, maar wie via het Chinese salon de tentoonstelling binnengaat, merkt dat die periode toen van Cutsem en Charlier leefden en werkten, de 19de eeuw dus wel degelijk een wereld in verandering zagen. Het was wellicht een verandering die hen kon doen dromen van wat er uit voor zou komen. Het einde was open en de wereld lag open.

We werden onthaald door een schepen die op een merkwaardige manier voeling gaf van het verschil in klimaat, want nu lijkt de wereld wat klein, wat angstvallig naar de eigen grenzen te kijken, hier ook, helaas, maar ook in die landen die we zo lang zagen als de Oriënt. De reizigers toen konden landschappen bezoeken als leden van expedities op ontdekkingsreis. Men wist natuurlijk dat Napoleon in Egypte was geweest, hofschilders in zijn legertros hadden hem geportretteerd bij de piramide van Gizeh en de steen van Rosetta legde de banden bloot die Europa en de Oriënt verbonden, in goede en in kwade dagen.

Getroffen werden we door de beeldengroepen van Charlier, door beelden van een stadsgezicht in Tanger en door de dansers voor de Indische tempels. Het restaureren van werken uit de collectie Charlier herinnert er ons aan hoe verscheiden en rijk het leven toen was, zonder televisie, zonder radio. Het was bestemd voor een elite, zegt men, maar bijvoorbeeld het panorama van Caïro en de Nijlboorden, was voor velen een bezoek waard.

Misschien moeten we vandaag proberen, dacht ik, toen ik op de metro stond te wachten en op de trein naar Brugge terugreisde, misschien moeten we proberen de grenzen opnieuw te openen en met interesse, belangstelling te kijken naar wat er gaande is in die landen. Als we aan Algiers denken, vandaag, is het met de herinnering van een bloedige oorlog, met de gedachte aan ontwikkelingen die samenhangen met een niet helemaal geslaagde uitwisseling van inzichten. Rivaliteiten en economische belangen, geopolitieke berekening spelen mee. Nu, het is waar, toen kon men naar Marokko reizen omdat er vormen van koloniale exploitatie meespeelden, de Britten in India, de Nederlanders in Indonesië, de Fransen in Algerije, maar vandaag, nu reuzegrote conglomeraten van industriële bedrijven de economie beheersen en staten niet altijd bij machte blijken de macht van die reuzen in te tomen, noch afzonderlijk, noch gezamenlijk, via de VN of via goede afspraken tussen de landen aan de Middellandse zee, merken we dat onze omgang met het Oosten inderdaad niet meer zo vrank en vrij is. En omgekeerd, we hebben eindelijk niet echt weet van hoe mensen ginder naar ons kijken. Oh, we weten wel van godsdienstfanatici en vrezen de terroristen, maar een open uitwisselingen, daar komen we ook niet toe.

Zo een Turkse of Marokkaanse meubilering, met zorg versierd en gericht op vormen van comfort, kunnen we daar in de aankleding van onze huizen niets mee aanvangen? De bogen en rondingen, de kleuren en arabesken in plaats van de vlakke muren, de witte achtergrond waartegen we slechts wat kleur durven te plaatsen, is dat niet wat ons obsedeert, een zuiverheid van vormen, die ons eindelijk vreemd is, maar die op een of andere manier die oude vormen als mogelijkheid doen vergeten. Daarom ook, het Oriëntaalse zullen we ons wel niet eigen maken, maar de verrassing om hoe het was, begrijpen dat kunstenaars van hier naar ginder trokken om nieuwe, frisse indrukken op te doen en niet enkel om goede werken te doen, mag ons als legaat niet ontgaan.

Wij zijn niet meer vertrouwd met de reis naar Arcadië, noch naar Samarkant, of de poorten van Tanger, tenzij met duidelijke doelen, zelfs het genieten is een doel geworden. Was het toen anders? Zou Emile Wauters genoten hebben van zijn reizen? Of laten zijn doeken zien hoe het leven was in deze of gene oase, opdat wij erdoor geïnstrueerd zouden worden? Modern toerisme moet ons welbevinden bevorderen, maar laat ons gemoed bij voorkeur niet beroeren tenzij door de aangename beleving. Nooit reisden meer mensen daarheen, maar zelden laten zij ons nog genieten, dacht ik bij thuiskomt van hun eigen expressie van die reisimpressies. Wij houden eindelijk niet van deze tijd, omdat we niet verwachten dat er nog iets van vruchten uit kan voortkomen. De menselijke verwantschap, die we hadden kunnen ontwikkelen, is die dan echt blijven steken toen we de moderniteit zijn gaan zien als een evidentie.

En toch, ook vandaag zien we dat mensen hier, zoals Firdevs Eke die muziek schrijft, hedendaagse muziek die de verschillende tradities weet te verenigen tot een nieuw geluid. De volgende ochtend vond ik op my space nog muziek van haar hand, door haarzelf ook gespeeld en gezongen en kwam dit merkwaardig dicht bij wat ik in het Charliermuseum had ervaren. Een bijzondere tijd dus, waarin we mogen leven en daarom kan zo een expositie met werk van oudere meesters over hun bezoeken aan landen voorbij onze gezichtseinder alleen maar versterken wat humaniter is, het contact ontwikkelen, realistisch, zonder angstdromen of utopische verwachtingen. East is East, horen we wel eens en iedereen zal het Kipling graag nazeggen dat West is west and never the twain shall meat. Het kan zijn, onbetwistbaar zelfs in bepaalde opzichten, maar toch denken we dat de menselijke ervaringswereld rijk genoeg is om tot redelijke convergentie te komen: eigenheid ontwikkelen en de andere deel laten hebben aan de moderniteit, vergt meer dan het eigen patrimonium verdedigen, maar net in woord en beeld, in muziek en gedachten uit de ontmoeting het betere laten voortkomen.

De vernissage voor de tentoonstelling was een aangenaam moment, omdat het een aangenaam kader is, tussen de oude meubelen en dan die werken, die lang aan het oog onthouden zijn. Mocht u de tentoonstelling bezoeken, aan de Kunstlaan, laat u dan meedrijven op de golven, met de schepen of, zoals Buysse deed, met de Minerva doorheen wilde landschappen en vriendelijke mensen. De wereld is anders nu, maar waarom zouden niet van deze tijd kunnen houden, zoals van Strijdonck of Charlier van de hunne hielden en er iets toe bijdroegen?

Valete,

Bart Haers


Reacties

Populaire posts