Mens en levensbeschouwing

Wereldbeelden


Leven in een complexe wereld
Hoe deze wereld te begrijpen


Ludo Abicht, De haan van Asclepios, pp208, prijs: 19,95 €

Het komt niet zo vaak voor dat een vrijzinnige de eigen uitgangspunten opnieuw bekijkt en poogt aan te geven waarom het vandaag zo moeilijk lijkt mensen van dat vrijzinnig humanisme te overtuigen. Het moet gezegd, het schrijven over dit boek viel ons niet zo gemakkelijk. We vinden het essay belangrijk genoeg om er aandacht aan te besteden, maar het was ons niet onmiddellijk duidelijk hoe we dat konden doen. Nu hebben we zelf al langer enkele bedenkingen bij de wijze waarop het atheïsme enerzijds, het Rationalisme anderzijds en vervolgens de dragers van deze denkbeelden zich in het publieke debat opstellen. Soms klinkt het nogal bot, vaak lijkt het erop de mens vooral niet te verheffen of toch de idee uit te dragen dat dit niet hoeft, want het zou toch maar boter aan de galg zijn. Een andere kritiek blijft dat men de genese van het vrijzinnig humanisme en het atheïsme als een soort teleologie voorstelt, waarbij de vrijzinnigheid de apogee, het toppunt van het menselijke vermogen zou vormen, vaak zonder zich nog over de kwestie te buigen hoe uit verschillende christelijke overtuigingen, die onderworpen werden aan de groeiende inzichten van wetenschappelijk onderzoek tot nieuwe, meer seculiere beelden en inzichten kon leiden. Want anderen trokken uit deze confrontatie vaak andere conclusies, zodat de strijd om het grote gelijk alle andere kwesties ging overwoekeren.

Abicht verwijst met zijn titel “de haan voor Asklepios” naar Socrates die op het einde kan kiezen tot een vlucht uit Athene, om zijn leven te redden en het ondergaan van het verdict, het drinken van de gifbeker. Hij wil de god van de geneeskunde danken voor het genezen van een ziekte, namelijk de verleiding het eigen vege lijf te redden op het ultieme moment. Voor ons, die het verhaal vroeger al eens gelezen hadden en toen noch nu ons aan de indruk onttrekken konden dat Socrates de beker ook niet aan zich voorbij kan laten gaan, heeft dat een verregaande invloed gehad. Met name dat de auteurs van de scheppingsmythe, zoals die in de bijbel is opgenomen – er staan er twee, maar we hebben over de versie met de zes dagen plus de rustdag – eindelijk in de volgorde niet zo gek veel verschilt van wat wetenschappers ontdekt hebben. Wat er voor de schepping was of voor de Big Bang is gewoon niet te vatten en vervolgens is er licht, respectievelijk de explosie van de singulariteit waarna het universum dat wij kennen door expansie kon ontstaan. Maar de fysica laat zien dat er vele voorwaarden vervuld dienden te zijn opdat die expansie niet voortijdig weer ineenklapte. Het universum kon maar ontstaan en expanderen tot de vorm die we nu ongeveer menen te kennen, omdat gelukkige voorwaarden aanwezig waren, de constante van Planck onder meer.

Hoewel Genesis lijkt te veronderstellen dat de soorten kant en klaar zijn geschapen, kan men zich ook niet van de indruk ontdoen dat er wel degelijk sprake was van een genealogie der soorten. Ook het verhaal van Noah en de Zondvloed laat zien dat men zich toen bij de redactie al bewust leek van de genealogie en de adaptatie, zij het in beperkte vorm en dat grote geologische en klimatologische veranderingen konden optreden. Rest de kwestie van het moment van de schepping? Voor de klassieke exegese volstaat het de leeftijden van Adam tot Abraham en van deze tot David uit te rekenen om tot een bepaalde periode te komen. Maar de bijbel is en blijft een boek van mensen en de inbreng van de profeten, maar ook van Mozes laat zien dat niet alles gereveleerde godsdienst is.

We wekken nu misschien wel de indruk dat we het creationisme genegen zouden zijn, maar dat is geenszins het geval. Wel willen we op deze manier aangeven dat we de heftigheid waarmee Dawkins en anderen het wetenschappelijke wereldbeeld nogal strak interpreteren, niet kunnen volgen omdat zij daarbij uit het oog verliezen hoe knap in illo tempore verklaringsmythes in elkaar gestoken konden worden. Okay, we hoeven een bestaan van god als noodzakelijke voorwaarde van het zijnde niet aan te houden om over het zijnde na te denken. De strijd tegen het creationisme draagt er niet toe bij dat we bewonderend en verwonderend naar de complexiteit van deze wereld, universum, de vier fundamentele krachten bijvoorbeeld kunnen kijken: zwaartekracht, elektromagnetische kracht, sterke en zwakke kernkracht, die zich vooralsnog niet in een theorie laten vatten, dat zou men toch als een bron van verwondering, als een element van reflectie kunnen zien. Maar al te vaak zien we dat men die inzichten te berde brengt om de discussie te beëindigen.

Met nog veel meer kracht moeten we dat inzicht aandragen als het om de evolutieleer gaat, want hoezeer men ook stelt dat dit een onweerlegbare theorie is en verder dat de inzichten van Charles Darwin sinds 1859 verfijnd zijn geworden, men lijkt het wonder ervan niet te kunnen overdragen, maar het eerder als een levensfeit op tafel te leggen. Toegegeven, er zijn er anderen ook, maar het uitleggen van de evolutietheorie kreeg er nog een dimensie bij, namelijk de kwestie naar de mate waarin we als mensen gedetermineerd zijn door onze natuur en vooral de mate waarin dat het geval is. Een eenvoudig debat is dat niet, omdat we de invloed van de omgeving op ons handelen al heel bepalend is voor de vraag hoe of we van ons brein afhankelijk zijn om die vraag te beantwoorden. Sinds het concept van “L’homme Machine” van Julien Offray de la Mettrie, een Franse arts en filosoof, toen ging dat nog samen, de idee uitwerkte van een mens die volledig volgens het principe van de machine ontwikkeld was, zijn er vele dystopieën ontwikkeld waarin de mens van zijn verstoken is en volledig tot een handpop of een marionet, afhankelijk van externe autoriteiten gereduceerd werd. Maar anderzijds weten we dat een mens een bij uitstek onvolkomen wezen is, dat al of niet toegerust met een goed brein ook afhankelijk is van de input wil dat brein in staat zijn complexe redeneringen uit te werken, ook in het gebied van de moraal.

De tegenstelling die Abicht ziet tussen gelovigen, RKK of een andere gezindte, en de atheïsten lijkt ons in zekere zin overtrokken, zeker in deze tijd en vooral in Europa. In de VSA lijkt die kloof inderdaad nog veel groter, vooral vanwege de houding van sommige stromingen binnen de evangelicals en vooral in de mate dat die zich van de moderne media bedienen om antimoderne onzin te ventileren. Maar we vragen ons wel af hoe iemand zomaar tot de idee kan komen dat hij of zij alles begrepen heeft, of men nu het rationalisme aanhangt, dan wel een of andere vorm van geloof meedraagt. Het probleem van het (actuele) rationalisme bestaat er volgens ons in dat men de werking van de ratio onderschat, zeker als men zegt zich op het rationalisme te beroepen. De kennis van de wereld, de wetenschappelijke kennis is er niet vanzelf gekomen, maar zelfs de wijze waarop men als persoon die kennis kan verwerven is niet zo evident als men het wil doen voorkomen. De tegenstelling die we daarom wel zinvol achten betreft de vraag of we de aard van ons bestaan willen doorgronden en daarbij een beroep doen op wetenschappelijke kennis, dan wel inderdaad verder gaan met gereveleerde, religieuze zekerheden.

Creativiteit vormt hier een mooie toetssteen voor. Wie naar Ludwig van Beethoven luistert en ook de moeite neemt te begrijpen hoe die tot de compositie van het Hammerklavier kon komen, zal merken dat dit niet volgens rationele principes verloopt, maar het is ook niet automatisch ontstaan, het is het vermogen van de componist met de tot hem ter beschikking staande middelen de mogelijkheden van de muziek uit te breiden. We weten dat het creatieve vermogen van de mens niet iedereen gegeven is, maar dat het soms ver van de noodzakelijke, op overleven gerichte activiteiten staat. Een kathedraal dient nergens toe, maar geeft aan een plaats, een stad een onuitwisbaar stempel, net zo goed als het paleis van Versailles of de sterrenwacht in Chili een bijzondere vorm van kennen en kunnen uitstralen.

Uiteraard speelt de tegenstelling tussen gelovige en atheïst en de gelovige vooral als het om ethische kwesties gaat. Men verwijt de kerk terecht dat die een moraal hanteert die niet afdoende afgestemd is op de wetenschappelijke inzichten, c.q. de medisch-technische mogelijkheden. Maar als we dan zien naar andere domeinen, het gebruik van nieuwe teeltmethoden in de landbouw of zelfs de wijze waarop HRM werkt, zien we dat de standpunten complexer blijken en dat die minder afgelijnd op grond van het al dan niet gelovige uitgangspunt verschillen, dan wel op mensbeelden of sociale en economische inzichten. Inzake algemene ethiek kan men vaststellen dat er binnen de wereld van het atheïsme ook een grote diversiteit bestaat, net als binnen de RKK. Denken we maar aan de bevrijdingstheologie en de minder ver gaande discussie over de sociale leer van de kerk.

Finaal botsen we op de machtsvraag, die vrijzinnigen en geloven tegenover elkaar heeft geplaatst, denken we maar aan Gerard Walschap als tachtiger, die zijn wereldbeeld verdedigde met visie op god in onze hersenen die weinig weldenkende gelovigen nog voor ogen stond. Maar de machtsvraag bleef en blijft hangen. Een deel van de kwestie blijft een zaak van perceptie, want de kerk heeft in Europa niet meer de greep op individuen, laat staan op het maatschappelijke leven, die men het instituut toedicht. Dat gezag is er ontegensprekelijk geweest, heeft inderdaad persoonlijke tragedies en veel trauma’s veroorzaakt, maar in ernst, elke botsing tussen het individuele inzicht en handelen kan door de omgeving, met gezagsargumenten tot gewelddadige correctie leiden, met alle traumatische gevolgen.

Los van de kwestie of de huidige atheïst, vrijzinnig humanist inderdaad te drammerig optreedt, zoals Abicht aangeeft, los van het feit dat er wel eens een schrijnend gebrek aan humor op te merken valt – de auteur geeft daar mooie voorbeelden van – denken we dat het punt dat de auteur niet voldoende uitdiept waarom vrijzinnigen een materialisme vooruit schuiven dat moeilijk kan enthousiasmeren. Hij spreekt wel over de hoop als drijvende kracht, die vrijzinnigen meer zouden moeten uitdragen, maar, wie vertrouwd is met de bijbel, weet dat in de psalmen en in enkele brieven van Paulus de hoop niet denkbaar is zonder dat andere menselijke vermogen, de liefde. Vertalen we dat als eros, zoals men doorgaans doet, of hebben we het over Agape, een begrip dat toewijding betekent, waarop Hanna Arendt zich steunt, een vorm van betrokkenheid bij de andere, bij de samenleving en de naaste, zonder dat er van god, Jahweh sprake is, in beide gevallen komt er iets onmeetbaars in het geding dat in objectieve termen niet te vertalen valt. Het intersubjectieve vormt een domein waar het rationalisme zich niet altijd raad mee weet, maar die Toulmin in zijn denken over het aanwenden van de Rede wel heeft onderzocht. Ook anderen, zoals Joep Dohmen hebben hier aandacht aan besteed en ons lijkt het geen vloeken in de tempel van de Rede, als men het erkent dat er dingen kenbaar zijn, te beleven vallen, die de Rede niet kent.

Socrates wilde als een vroedvrouw bij mensen het inzicht over het goede en het goede leven tot leven wekken en is ervoor gestraft. Immanuel Kant deed met zijn beroep op de categorische imperatief hetzelfde, maar wekte al heel wat minder weerstand op, maar toch, het goede, het ware en het schone nastreven, blijft ook voor een vrijzinnig humanist een belangrijke opdracht. Als het nu waar is dat de rede ons heel veel kennis kan brengen over het objectief waarneembare, betekent dat dan ook of alles in die sfeer gezocht kan worden. De aria van de koningin van de Nacht in de Toverfluit van Mozart of het Erbarme dich, van Bach zijn van een esthetische schoonheid, die men ook zonder aanhanger van de Loge of gelovige te zijn kan genieten. Het esthetische, bij Kant verwerkt in de Urteilskraft, laat ons toe van de schoonheid ten volle te genieten en men kan niet zeggen dat het hier om objectief vast te leggen criteria gaat. Maar hier moeten we terug naar de moraal, want ook daar speelt naast het hanteren van principes ook een zekere aandacht voor omstandigheden mee. Men kan, aldus Susan Neiman niet zomaar stellen dat het hanteren van een principe dat algemeen als goed ervaren en begrepen wordt, dat zelfs als objectief goed beschouwd wordt ook het goede bereikt kan worden. Wat aan te vangen met Peter Singer die meent dat een hond of een luipaard het recht op leven heeft en dat dit voor een gehandicapte minder het geval zou zijn. Omstandigheden kunnen meebrengen dat een kind met een handicap ter wereld komt die niet prenataal was gedetecteerd, of dat iemand een ziekte oploopt die zich maar geleidelijk ontwikkeld, wat het toepassen van de idee van Singer minstens in vraag doet stellen maar ook in het aanvoelen van de omgeving helemaal onterecht wordt bevonden, zal men dan nog objectieve gronden hebben om in deze of gene zin te besluiten?

Hoezeer we het essay van Abicht ook verhelderend vinden, ons komt het voor dat het menselijke complexer in elkaar steekt en dat het inderdaad oefening, reflectie vergt, een zekere klassieke cura sui, een zelfzorg, die hij weliswaar niet afwijst, maar naar ons inzicht niet afdoende uitwerkt. Jarenlang bracht Jean-Pierre Rondas op Radio 3 en Klara een programma Wereldbeelden, een meervoud dus, maar Abicht gaat net aan die kwestie voorbij, lijkt het ons. De wereld waarin we leven en waar we steeds meer over weten, kunnen weten, dank zij de wetenschappelijke vooruitgang, vergt van elkeen steeds meer zorg die te integreren in een algemeen beeld en bovendien nog te aanvaarden dat we wel eens onze vooronderstellingen moeten bijstellen. Het blijft een menselijk avontuur, maar vandaag lijken we er wat bang voor, helaas. Men mag hopen dat we tot inzichten komen, dat we het goede leven zullen vinden, maar zonder enige inspanning gaat dit niet. Voor ons is de kracht van het humanisme nu net dat we op basis van het kenbare, het redelijke ook oog kunnen hebben voor het wondere. Simon Stevin stelde dat “wondere en is geen wonder” wat voor zijn domeinen van de hydrostatica, de clootkrans en het gedachtenexperiment over het perpetuum mobile, dat dus onbestaanbaar is, zeker van kracht is, maar we menen dat dit alles niets met magie of mirakels te maken had. Daar heeft hij gelijk in (gehad). Maar alleen al als men naar nieuw leven kijkt, een kuiken of een baby, dan kan ons toch maar moeilijk ontgaan dat de natuur op een wondere manier werkt om nieuw leven te wekken, ook al kennen we er vele aspecten – want naar ik me liet vertellen worstelen de wetenschappers ondanks de kennis van de voortplanting nog steeds met deelaspecten. De objectieve beschrijving ervan verhindert niet dat de ervaring ervan wonderlijk blijft, een bron van verwondering en bewondering.

Met “de haan van Asklepios” stelt Ludo Abicht velen die van het geloof zijn afgegleden en anderen, die rotsvast overtuigt zijn van de waarde en het belang van het inzicht dat God in ons wereldbeeld nergens voor nodig is, voor de vraag hoe zij dan wel naar de wereld kijken en hoe zij zich het bijzondere ervan kunnen eigen maken. Maar goed, velen houden niet van schone verhaaltjes en willen de feiten zien. Het is hun goed recht, als het maar geen fanatieke houding wordt, hopen we voor hen, want hoe kunnen ze dan het bijzondere van het heelal, het leven en de liefde ervaren?

Bart Haers
20/11/2010

Reacties

  1. Ik luisterde met aandacht naar het gesprek tussen Rondas en Abicht op Klara op zondag 14 november laatstleden omtrent het door U besproken boek. Uw bovenstaande bespreking van het boek en uw kritiek op de auteur, laat ik maar voor wat ze is; ieder verstandig lezer zal daar zelf wel over oordelen. Ik beperk me tot uw slotparagraaf. Ik houd niet van schone verhaaltjes en ik wil feiten zien. En dat is mijn goed recht en mijn gedreven (fanatieke) houding. En ik leg hierbij getuigenis af dat ik – juist daardoor- het bijzondere van het heelal, het leven en de liefde ervaar. U hoeft dus alvast voor mij niets te hopen. Vriendelijke groet.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ach, ach, ach, tegen de haren ingestreken; Wat die schone verhaaltjes aangaat, zonder ironietekens gaat het dus echt niet, blijkbaar. Over de donkere materie zoeken wetenschappers nog volop uit hoe dat zit en ook over de aard van het bewustzijn is men het nog verre van eens. In het boek, meer dan in het gesprek heeft Abicht uiteengezet dat het probleem van het vrijzinnig humanisme vandaag net is dat de neiging bestaat een bepaalde opvatting van rationalisme voor een zekerheid te houden. In 2001 had Stephen Toumin in "Return to reason" hier ook al naar verwezen. En in Fraglity of the good laat Martha Nussbaum zien hoe de mythe, verwerkt in de klassieke Griekse tragedie best een en ander over de mens en zijn gedrag kan verwoorden en vorm geven, die ons aangelangen, maar zich net buiten het domein van het meetbare bevinden. En tot slot laat Thomas More in Utopia zien dat een vrijheid die tot consensus leidt over alles, tot een levensbeschouwelijke onverschilligheid ook niet wenselijk is voor het welbevinden. En ja, ieder kan toch bij een boek een aantal kanttekeningen plaatsen. Abicht zelf is bepaald niet vrijblijvend kritisch tegenover het vrijzinnig humanisme en het rationalisme zoals we dat van Dawkins en co steeds weer ingedramd krijgen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ach ach ach . De teneur van uw slotparagraaf laat er geen twijfel over bestaan: u gaat op een hooghartig toontje en onterecht ervan uit dat mensen die een wetenschappelijk wereldbeeld hebben, en die “rotsvast overtuigd (met d!) zijn van de waarde en het belang van het inzicht dat een god in hun wereldbeeld nergens voor nodig is”, niet in staat zouden zijn het bijzondere van het heelal, het leven en de liefde te ervaren. Ik verzeker u dat u dwaalt. De prekerige tussenzin “hopen we voor hen” getuigt van uw nauwelijks verholen minachting voor diegenen die niet - zoals u- van nostalgische vervoering vervuld zijn naar de “verklaringsmythes die in illo tempore zo knap in elkaar gestoken” (sic) konden worden. En over indrammen gesproken: daaraan zou Dawkins zich volgens u met zijn boekje schuldig maken en de RKK –gedurende eeuwen- niet ? Ik zei het reeds, u bent beter in uw poëtische ontboezemingen dan in uw andere schrijfsels.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Uw reactie verrast me geenszins. Als schrijver kan men niet voortdurend allerlei voorbehouden maken, zonder vervelend te worden. Belangrijker is dat het u allicht stoort dat men niet gelovig hoeft te zijn in de RKK of enige andere gezindte om de waarde van de tradities, heidense, profane en andere te onderkennen. Vervolgens is een theorie, ook die van de Big Bang of de evolutietheorie een geheel van door onderzoek en reflectie verworven feiten die men op een zinvolle manier tot een geheel, een zinvol verband samenbrengt en geldigheid heeft tot elementen ervan wel het geheel door nieuwe inzichten in een nieuw verband geziend moeten worden. Newton's theorie over de zwaartekracht bleek onvolledig en diende volgens Einstein door de bijzondere en vervolgens door de algemene relativiteitstheorie te worden vervangen.
    Daarom vind ik het weinig hoffelijk dat u op deze manier reageert.
    Maar goed, u lijkt ervan uit te gaan dat wie niet Dawkin's etc kan volgen of niet een lid wil zijn van een anticlericale groep, automatisch lid is van een andere club, de RKK. Dan onderschat u de vrijheidszin van mensen. Er zijn vele mogelijkheden om zich tot deze wereld te verhouden en, zoals uit uw reactie blijkt, had Ludo Abicht gelijk zijn essay te schrijven.
    En helemaal ten overvloede, eerlang zal ik nog een paar goden en iconen breken.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. U reageert –vermoedelijk bij gebrek aan argumenten- totaal naast de kwestie. Ik zal onmiddellijk naar het punt gaan: Ik ben wel degelijk in staat “het bijzondere van het heelal, het leven en de liefde te ervaren” , ook zonder enz. Daarover gaat het. U schijnt dat niet te (kunnen) geloven. Dat siert u niet. Dat zegt veel over uw ingesteldheid tegenover mensen die uw meningen niet delen. Daarover gaat het. Al de rest is geschrijfsel.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Maar uiteraard wel, want dat is precies mijn positie. U schijnt daarentegen ervan uit te gaan dat ik per se een obsoleet mens- en wereldbeeld wens voorop te stellen en mij daarbij te laten leiden door de inzichten die ik nog uit mijn collegetijd zou putten. Wat het wetenschappelijke denken betreft, het bijzondere van de methode, de aanpak, de uitkomsten geldt een bijzondere belangstelling, alsook voor wat in onderscheiden wetenschappen, voor zover die beschikbaar zijn in publicaties en via internet heb ik een bijzondere belangstelling. Een deel van mijn kritiek, waar u zich aan blijk te ergeren, maar die Abicht tot zijn essay blijken te hebben aangezet is het gebrek aan zorg in de brede media voor die aspecten van het wetenschappelijke. Met grote interesse bijvoorbeeld heb ik het boek over Emilie de Châtelet gelezen en hoe deze dame zich over de aard van het licht heeft gebogen. In deze wetenschapsweek - tevens een voorleesweek - zou men aan zo een "schoon vertelselken" aandacht kunnen besteden, om te laten zien dat wetenschappen studeren meer behelst dan het van buiten blokken van formules en schema"s, stellingen en bewijzen, zoals de onderwijsmethodes in het middelbaar wel lijken aan te geven. Overigens, in de opleiding geschiedenis zou men aan de discussie over het kennen en de aard van de zijnden, die een paar eeuwen in beslag heeft genomen, van Descartes, over Spinoza en Leibniz tot bij Voltaire, meer aandacht kunnen besteden. Ook het feit dat Levoissier en anderen aan het einde van de 19de eeuw dachten dat de wetenschappelijke speurtocht toen vrijwel volkomen leek, kan interesse wekken. Vandaag weten we hoe men net toen met behulp van de waarschijnlijkheidsleer nieuwe fenomenen onder ogen is gaan zien. Die permanente en persisente evolutie in het denken kan veel verduidelijken en zo mensen meenemen in het avontuur. Dat anderen via andere sporen tot interessante inzichten komen, ligt voor de hand. Dat is juist het belang van de logos en het uitwisselen van inzichten en dat is ook wat mij ertoe aanzet met mijn blog verschillende vormen van ons kennen te verkennen en er met vallen en opstaan inzichten over uit te dragen. Feitelijke vergissingen zijn daarbij best mogelijk, zo gaat dat nu eenmaal, maar achter die fouten a priori boze intenties of superioriteit zoeken, hoeft niet, maar daar heb ik geen verder geen vat op.

    Valete

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Jean-Paul van Bendegem heeft daarover vorig jaar overigens nog een mooi essay geschreven "hamlet en entropie" waarover helaas niet zo heel veel gezegd en geschreven is geworden. In dat essay stelt hij dat men als alfa dan wel als bèta best interesse kan opbrengen voor de wetenschappelijke richtingen waar waar men niet echt in thuis is.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Ach ach ach. Je wenst overduidelijk niet bij de les te blijven. Je gaat uw kwetsende uitlating uit de weg. Maar ach het is uw blog.
    Valete.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. In Dawkins naam, waarom zou ik het zonder meer met Dawkins of Bennet eens moeten zijn. Zonder god, Noodlot of ander idool kan het uitermate goed gaan, de wereld begrijpen en kijken hoe we onze plaats daarin vorm geven, hoe bescheiden ook. De discussie over het wereldbeeld van de wetenschap stelt meer voor dan spreken over de God Delusion. De argumenten daarvoor zijn al een hele tijd voorhanden en inspireren niet, zoals het boekje van Abicht doet. Het programma met Rondas was bijzonder boeiend, maar het lezen van het essay, de haan van Asclepios inspirerend. Maar goed, daarover kan men van mening verschillen.
    Mais, je vous interdit d'aboyer n'importe quoi, zoals Brel zong in Messieurs les Flamingants. Dat was, voor zover ik het begreep wel degelijk een boodschap voor beotiërs. Niet voor niets wilde hij liever van Luxemburg dan van Brussel of Luik zijn.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts