Boeken

Mangeons des brioches
Laten we absoluut modern handelen
Tony Judt: De vergeten twintigste eeuw : nieuwe wereldgeschiedenis, Contact Amsterdam, 2008, 488 p., € 24,95

Eenvoudig is het niet over deze verzameling essays een samenhangend verhaal te brengen. Toch nodigen de bespiegelingen van Tony Judt er ons toe uit te peilen naar wat volgens hem verloren ging en dus wat hij op enig ogenblik voor verworven hield. Maar net daar is hij al bijzonder, in die zin dat hij anders dan vele anderen niet gelooft dat democratie, gelijkheid en emancipatie ooit voorgoed verworven mogen heten. Bovendien, zo menen we uit deze teksten te mogen afleiden komen politieke actoren soms tot bizarre conclusies, omdat ze vooral vanuit hun eigen positie naar de zaken kijken, ervan uitgaande dat ze de tegenstander kennen. Die inschatting van de tegenstander én van de medestander, die in de Koude Oorlog zo een grote speelde, heeft zowel de periode na WO II als de afloop van de Koude Oorlog bepaald. Maar men heeft nog geen periode gevonden, geen naam voor wat volgde. Tony Judt probeert hier niet zozeer een naam voor te vinden, wel om de kenmerkende aspecten te vatten. Het werken met losse essays laat toe een en ander te overschouwen.

1. Het verstolde denken

Louis Althusser staat ons voor als een van die filosofen die het communisme bleef promoten, terwijl we zelf al wisten dat er iets serieus loos mee was. Het lezen van het boek van Arthur Koetsler, Darkness at noon, eerder dan de turf die Alexander Solzjenitsyn, de Goelagarchipel, dat ook in de huisbibliotheek aanwezig was, vormde voor ons de opening naar wat het allemaal betekent moet hebben. Maar er was ook nog een ander boek, van ene Alja Rachmanova, Liefde, Tchecka en dood. Op het oog ging het om een romantisch boek, in werkelijkheid was het een aanklacht tegen de Revolutie. Het zou ons later ook bij die andere kwestie brengen, het anticommunisme in Vlaanderen en de invloed daarvan op het collaboratieverleden. Zoals iedereen kan opmerken, kan men lectuur niet vrijblijvend opnemen, want telkens leggen zich nieuwe lagen die ons denken over de dingen bepalen, of minstens situeren. Werden wij dan opgevoed in het anticommunisme, de invloed van het linkse denken was ook steeds nabij, al was het maar omdat we geacht werden het nieuws op radio te volgen en ook de krant was elke dag voorhanden. Dus, wat Judt beschrijft was ons al vlug vertrouwd. Het meest opmerkelijke uit die tijd was de Anjerrevolutie in Portugal, waar een rechtse dictatuur van de troon gestoten werd. Even later volgde de val van het Frankisme in Spanje en tussendoor vernamen we een en ander over Zwarte September, over Bloody Sunday en dan kwam Helsinki, kwam in Tsjechoslovakije Charta ’77. We werden dus over en weer geslingerd door die spanningen tussen links en rechts en soms was het bijzonder moeilijk als collegestudent er vat op te krijgen. Eens aan de universiteit zouden we merken dat Marx nog nauwelijks een rol speelde. De cursussen Economie van de Middeleeuwen en Retrospectieve Menselijke aardrijkskunde zouden verder de premissen van het klassieke marxisme onderuit halen. Echter, er leek maar weinig ruimte voor een alternatief, want men beriep zich nog steeds op de wetenschappelijke aanpak van Engels, Marx en hun opvolgers.

We vonden, vinden nog steeds dat de claim op juistheid, op onweerlegbaarheid, die ook publieke figuren als de sportcommentator Jan Wouters op een keertje kwam aandragen, met name dat men als denkend mens wel links moest staan van het midden, zelden nieuwe inzichten opleverde. Het was minder een ontgoocheling dan een aansporing dan maar zelf op onderzoek uit te gaan. Jawel, we lazen van tijd een boekje, Kritiek, dat aan de Universiteit Gent werd uitgegeven, maar na verloop van tijd konden we daar niet zo heel veel niet meer uit halen. Het was toen dat we op de kritiek van het communisme botsten en op denkers als Sloterdijk, Kritiek van de Cynische Rede, op Lucien Goldman, die ons met Le Dieu Caché, nieuwe wegen toonde. Goldman was ook wel links, maar zijn analyse van Pascal en Racine kwam uit bij een fascinerende analyse van het Marxisme, waarin, zoals Koetsler had aangegeven, de immanente heilsboodschap van Marx en co op de helling kwamen te staan.

Toch moeten we met Tony Judt vaststellen dat er de afgelopen twintig, dertig jaar in het oorspronkelijk denken weinig aan systeemdenken werd gedaan. Misschien omdat men ontdekte dat net die gesloten systemen zo veel gelijkenis vertonen met wat we kenden uit de kerk, het aanvaarden van een leer waar dan dialectisch mee omgesprongen werd. Het lag er ook aan dat heel wat geschriften die overal verschenen niet in ons bereik kwamen. Pas toen we echt internationale kranten en bladen leerden ontdekken, aan de universiteit, merkten we dat er wel degelijk interessante oefeningen ondernomen werden. Dan kregen Hannah Arendt, Martha Nussbaum, Susan Neiman en Richard Sennett onze aandacht. Via andere kanalen lazen we ook Francis Fukuyama en dwongen we onszelf het neoliberalisme onder ogen te zien, niet toevallig een van die mensen die door Leo Straus en andere voormalige communisten was ontworpen.

Uiteraard kwamen de gebeurtenissen van de dag onze gedachten doorkruisen, de rol van de Paus, Johannes Paulus II, verheerlijkt als de doodgraver van het reëel bestaande socialisme, maar volgens Judt toch en vooral een uitermate conservatieve paus, die Romero en vooral Leonardo Boff niet echt kon waarderen. Ook hier staan de ideeën van sociale rechtvaardigheid, gelijkheid en het wegwerken van slavernij en uitbuiting centraal. De sociale leer van de kerk zou hier nooit helemaal weg mee weten, wat het Vaticaan bij momenten in het spoor bracht van reactionaire opvattingen. Terloops moeten we hier maar de vaststelling aan koppelen dat de kerk op die manier maar weinig anders kon doen dan het over seksueel deviant gedrag hebben, wat het hele horden gemakkelijk maakte tegen de kerk te kiezen. Voor een resoluut doordenken over sociale verhoudingen, laat staan over de betekenis van het individu in het geheel was er helemaal geen ruimte meer, noch links, noch rechts. Het heeft ook vandaag nog gevolgen, zoals we hopen aan te tonen. Ook Tony Judt lijkt deze ontsporing te betreuren, want in wezen kan men bijvoorbeeld het denken en spreken over de Holocaust ook in dat spectrum bekijken, afgaande op de manier waarop men Primo Levi en anderen heeft bejegend. Het werk van Arendt over Eichmann in Jeruzalem, dat velen haar nog steeds euvel duiden, maar waar Judt welwillender tegenover staat, laat zien hoe complex de gevoeligheden wel liggen.

Gewaagt Judt dan echt van een verstold denken? Feit is dat de lectuur van de essays zoals ze hier gepresenteerd worden geen andere conclusie toelaat dan dat er maar weinig over nieuwe (arbeids-)verhoudingen wordt gewerkt en dat de maatschappelijke kwesties geen of weinig aanleiding geven tot het hersmeden van de instrumenten van filosofische aard om er de huidige samenleving mee te kunnen onderzoeken en vooral een begin van antwoorden te voorzien. Tegelijk kan men de gepresenteerde essays nauwelijks representatief noemen voor wat er in de afgelopen decennia is gepresenteerd geworden. Er is met name zeer veel geschreven en via andere, nieuwe media ontbreekt het niet aan informatie, al hebben we de indruk dat die wel eens urgentie ontbeert, want ook hier krijgt John Rawls nauwelijks een vermelding, laat staan dat hij kritisch onderzocht wordt. Anderzijds zien we Judt ten aanzien van Eric Hobsbawm, die voorgesteld wordt als de vertegenwoordiger van de Romantiek van het communisme. Het essay eindigt met de aantekening dat hij weliswaar een van de grootste historici van onze tijd was/is, maar “hij heeft het klaargespeeld rustig en ongemoeid doorheen de angst en de schaamte van onze tijd heen te slapen”. Via Wikipedia leert men dat deze historicus terecht wees op het gewicht van de invented history, terwijl Judt, naar ons inzicht, vooral oog heeft voor “une histoire vécue”. Of nog, natuurlijk maken mensen zich voorstellingen van het verleden en laten ze die vaak samenvallen met hun eigen verhalen, maar daarmee is het belang van die gedachte geschiedenis niet terzijde geschoven. Zoals uit de analyse van Nora’s uitgebreide onderzoek naar “lieux de mémoires” blijkt, krijgt de geschiedenis hier bij uitstek iets encyclopedisch, dat niet meer voor analyse, laat staan voor synthese vatbaar lijkt.


2. Politieke overmoed


Judt laat niets ongemoeid om de politieke geschiedenis van de afgelopen zestig jaar onder ogen te zien en op te merken dat er ten allen kante sprake kan zijn van politieke overmoed. Kennedy kon de Cuba-crisis wel oplossen zonder gebruik van atoomwapens en ook Chroestjow overspeelde zijn hand danig. Het onderkennen van de MAD-doctrine, i.e. de mutual assured Destruction, maakte en maakt het gebruik van atoomwapens om conflicten ten enenmale onmogelijk en daarin vervult deze voor velen ongemakkelijke episode een grote rol. Zelf herinneren we ons de betogingen tegen de plaatsing van Pershing- en Kruisraketten aan het begin van de jaren 1980 nog levendig en de wijze waarop de discussie hier te lande gevoerd werd. Voor de goede orde, het was de Duitse politicus Helmut Schmidt die om die raketten vroeg omdat de USSR nieuwe SS-20 raketten zou gaan plaatsen en hij wou niet de indruk wekken ( in Duitsland, de Bondsrepubliek) niet verzekerd zou zijn van steun van de NAVO en de VS. Toch waren het Karel van Miert en anderen die de demonstraties ondersteunden en wilden dat België hier geen deel aan zou hebben. Achteraf gezien hebben we nog steeds indruk dat dit een vorm van populisme was, want eens terug in de regering werd er door links niet meer over gesproken. Zo leek een deel van het vermoeide linkse Europa de verzuchting van Tsjechië e.a. de afgelopen jaren niet te begrijpen dat een goede militaire steun van Europa en Navo nodig kan blijken. G.W. Busch ging er wel op in en kon zo steun krijgen voor zijn oorlog tegen het terrorisme terwijl Europa in verdeeldheid bleef aanmodderen.
De vergelijking tussen Europa en de VSA die in een essay met grote nadruk aan de orde komt, waarbij wat de kerncijfers waarmee de VS en de EU beschreven worden aangaat de verschillen niet zo heel groot lijken, maar wat de achterliggende realiteit aangaat de vergelijking wel ernstig in het voordeel van de EU lijkt door te wegen, verrast ons nog enigszins. De toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en cultuur, de spanningen ook in de samenleving en de sociale verhoudingen omdat Europa een opener samenleving blijkt dan de VS, omdat de toegang tot kennis en inzicht via onderwijs (en media) in Europa minder een zaak is van een elite, maar ook omdat Europa meer kansen biedt aan het klein- en middenbedrijf draagt ertoe bij dat in Europa de sociale spanningen beter onder controle blijken, dankzij een sterkere middenklasse. Hoewel de grootdistributie ook hier nu eenmaal grote marktaandelen heeft, blijft er toch veel ruimte voor het kleinbedrijf, terwijl in de VS die middenklasse grotendeels verdwenen lijkt. De auteur lijkt er zich wel van bewust, lijkt ook goed in te zien dat Reagan, Tatcher en Busch hier mee verantwoordelijk voor tekenen, maar noch Bill Clinton noch Tony Blair hebben hier wezenlijk invloed op het beleid gehad, laat staan dat het beleid deze vergroeiing in de samenleving heeft kunnen temperen of bijsturen. Cruciaal blijft hoe men een samenleving kan opbouwen als groepen, niet enkel onderaan, zoals Dalrymple beschrijft, maar ook op andere echelons, dus niet de allerhoogste zich distantiëren van de samenleving. Judt meent dat links hier tekort is geschoten, maar in wezen is het een combinatie van factoren, omdat hij bijvoorbeeld de verloedering van de samenleving over het hoofd ziet.
De discussie over de openbare diensten, de openbare omroep voorop, waar Judt het slechts heel indirect over heeft, blijft voor velen een ondoorzichtig kluwen. Geloven dat die diensten georganiseerd kunnen worden volgens de principes van de markt, aannemelijk maken dat die openbare omroep niet mag concurreren met de particulieren oftewel commerciële omroepen, blijkt moeilijk te verzoenen met een eigen specifieke opdracht. De openbare omroep had in beginsel een specifieke opdracht, het verlenen van toegang tot cultuur en behoorlijke informatie voor velen. Hoewel men vandaag beweert dat eind jaren 1989 vele Vlamingen naar Nederland keek, Willem Ruys en wat al niet meer, André van Duyn, was er op Nederland ook nog interessante of de betere film te zien. Het aanbod was wel evenwichtiger dan op de BRT die inderdaad soms saai kon zijn, maar goed, er kwam, zegt men tot redding van de media een commerciële zender. Nu, twintig jaar later zien we dat de VRT inzake documentaires, film en kunsten vooral ontgoochelt. De aandacht voor geschiedenis? 70, 80 % gaat over Nazisme, wat over Stalinisme, maar over de ontwikkeling van de EU is er nog heel weinig te vernemen. De ontwikkelingen in de samenleving in andere tijden, daarover komt er maar zelden info.
Het zal merkwaardig klinken, maar de privatisering van vele openbare diensten kwam voort uit de gedachte dat men de markt haar werk kon laten doen. Nu merken we dat bijvoorbeeld het onderwijs als dienstverlening beschouwd wordt, terwijl onderwijs organiseren en ervoor zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen en studenten optimaal hun kansen kunnen waarmaken, wat niet betekent dat iedereen universiteit of hogeschool hoeft te kiezen, maar wel dat wie met vrucht van school af gaat na geleverde inspanningen ook wel iets kan aanvangen maar we kunnen met Judt vaststellen dat voor het brede publiek het onderwijs de laatste decennia aan betekenis heeft verloren in vele landen. In Vlaanderen, waar men het naast het officieel onderwijs ook nog een uitgebreid vrij net heeft, ziet men dat het personeel in het onderwijs nog steeds bij machte blijkt jongeren tot een meer dan redelijk niveau weet op te werken. Het is ook een aanwijzing dat de politiek graag uitgaat van de eigen kracht delen van de samenleving zou kunnen veranderen, maar dat de samenleving en dus individuele burgers eigen inzichten niet zomaar terzijde schuiven. Het punt? Men kan geloven dat publiciteit, dat pogingen tot verandering van de mentaliteit als dit echt tegen de inzichten van burgers, niet toevallig de middenklasse, ingaat, dat dit niet vanzelfsprekend werkt. Er zijn duidelijk veel projecten geweest, die de samenleving ontwrichtend hebben beïnvloed, waarbij opvalt dat de VS en het UK in sterke mate er niet in slagen de overheid als behoeder van stabiliteit te laten optreden.
Het is dan ook opvallend dat Judt in het slotessay tot in detail aangeeft hoezeer er een misverstand is gerezen over de vraag of er een sociaal vraagstuk is en hoe dit uitgewerkt moet, kan worden. Zeker klinkt er veel ontgoocheling in door over hoe links zelf de staat ook als probleem is gaan zien, maar Judt lijkt links vooral voor de voeten te werpen dat men er niet slaagde een evenwicht te vinden tussen respect voor het individu en het werken van de staat ten behoeve van die individuen en de gemeenschap niet wist of weet te verzoenen.
Judt ontkent niet dat Links nog steeds uitgaat van het eigen gelijk, maar sommige aspecten, zoals de invloed van Rawls en andere denkers krijgt niet altijd voldoende aandacht. Het feit dat hij onderzoekt hoe het sociale vraagstuk een antwoord moet krijgen blijft echter wel zijn verdienste. Dat intellectuelen in de VS en Europa niet zo goed weten wat ze aanmoeten met de huidige omstandigheden, komt ons verhelderend voor. De armoede bestrijden, zo laat hij verstaan maakt niet echt zoveel uit, omdat de individuele situatie van personen er niet op lijkt te verbeteren. De instrumenten die men hanteert, maar ook de vaststelling dat de “liberals” in de VS geleidelijk buiten spel gezet lijken, kan men niet geheel negeren, maar er zijn wel degelijk mensen die proberen de zaak opnieuw te bekijken. Maar, leest men A.M. Homes, Richard Powers, dan merkt men dat er wel degelijk boeiende stemmen zijn. Ook academici durven wel eens scherp op de proppen komen, Naomi Oreskes, die aantoont hoe sommigen op een handige manier de gemoederen weten te beroeren met bewust foute informatie, wat haar sterk beweegt.
3. De kunst van het converseren


Misschien is wat ontbreekt in deze samenleving de bereidheid om echt van gedachten te wisselen. De vergeten les van de XXste eeuw lijkt me te zijn dat het debat niet zomaar gevoerd kan worden als men niet ook een open visie op de toestanden heeft. Concreet lijkt de houding tegenover Israël tekenend voor vormen van positiebepaling waarbij men van het ene uiterste, algemene sympathie, naar volkomen afkeer, vergleed, zonder dat men de verdiensten en fouten van de Israëlische en Palestijnse leiders en bevolking onder ogen nam. Het portret van Eduard Saïd, die in geen enkel hokje leek te passen is voor Judt dan ook tekenend voor de algemene desinteresse in de kwestie.
Nu in de Arabische wereld een reeks opstanden aan de bestaande regimes een einde lijkt te maken en de inwoners ook als burgers erkend willen worden en hun inbreng willen hebben, komt deze analyse ons terecht voor. Eerder dan de lekken die via Wikileaks ons gemoed zouden moeten beroeren, kunnen we met Judt instemmen dat er geen of nauwelijks werkelijke interesse voor de maatschappelijke en culturele ontwikkelingen in de Arabische wereld gedurende de afgelopen decennia bestond noch een plaats te hebben gevonden in de analyses lijkt verdacht veel op het gebrek aan interesse voor het maatschappelijke leven in de jaren voor de val van de Muur en het einde van de USSR. De portretten van de Paus en Kolakowski komen ons richting gevend voor. Maar zelfs de receptie van Primo Levi, die over zijn overleven schreef en hoe sec ook “Is dit een mens”[1]. We zouden ook de werken van Vasily Grosman aan dit rijtje kunnen toevoegen, maar in het algemeen kan men vaststellen dat velen telkens weer op grond van positiebepalingen a priori deze of gene een plaats konden geven maar vaak ook afwijzen. We moeten ernstig nadenken of deze benadering ons verder kan helpen.
Het geloof in een betere toekomst lijkt vandaag voor velen een verre droom, maar was in de jaren kort na WO II nog volstrekt levend en heeft vele evoluties mogelijk gemaakt. Onderweg werd het streven naar een beter leven voor personen en een samenleving met vele kansen, zoals dat van de New Deal, lijkt vandaag een slagveld, waar gelijk en ongelijk haarscherp af te lezen vallen. Nog eens, de kijk op de Arabische wereld vandaag, AD 2011, laat duidelijk zien hoe in Europa en de VS de leiders en leidende intellectuelen zonder veel interesse voor het leven in die samenlevingen hun visie lieten gelden. Liever beelden uit de Soeks dan van een universitaire campus in Tunis of Caïro. De openheid, de mogelijkheid voor velen om zichzelf een idee te vormen, dankzij toegenomen inzichten en uiteraard nieuwe media lijkt vele mediamensen, politici en academici te zijn ontgaan. Hoe kan men echter vorming geven als al die afzonderlijke breinen er geen eigen verwerking aan geven? Dat was nu net waarom in de loop van de decennia na de oorlog zoveel mensen betrokken raakten bij het intellectuele en culturele leven. Maar het is gemakkelijker te gewagen van het volk, daaraan alle negatieve kenmerken toeschrijvend die vanouds elites hebben gehanteerd, (dronkelappen, schuinsmarcheerders en leeggangers…). Dat dit volk steeds bereid was aan het algemeen welzijn de nodige steun te verlenen.
Daarom is de kunst van het converseren zo ultiem belangrijk. Dat betekent dat mensen thuis of in de vriendenkring hun ideeën en inzichten aftoetsten en aftoetsen en dat dit gebeurt op een soms heftige, maar vaak meer genuanceerde wijze dan men de toogpraat toedicht, blijkt velen te ontgaan. Ach, er zijn natuurlijk altijd wel lui te vinden die er hard tegenaan gaan, hun frustraties laten wegen, maar vaak speelt wezenlijke interesse mee. Het is opvallend hoezeer men vandaag, in weerwil van de emancipatie zoveel nood lijkt te hebben aan hitlijsten, niet enkel voor populaire muziek of de betere restaurants, maar ook voor het boek en de film en dat dan voor de zeer gecommercialiseerde producten zoveel toeters en bellen meekrijgen dat er geen oog meer is voor wat in de samenleving zelf leeft.
Judt biedt met zijn portrettengalerij, met zijn essays over cruciale momenten in de afgelopen eeuw net voor dit tekort aandacht te hebben. Wie kent nog de tragiek van de vervolging van communisten in de VS, aan het einde van de jaren 1940 en begin 1950? Wie heeft nog gehoord van Arthur Koetsler en diens kritiek op het communisme en de reeds genoemde Koslakowski? De paus, Johannes Paulus II was inderdaad een leider van het nieuwe, neoconservatieve type, de man die Leonardo Boff buiten spel zette, maar daarmee de sociale leer van de kerk vele mogelijkheden ontnam. Het gevolg was dat de kerk steeds weer over seksueel deviant gedrag – in de ogen van de curie – ging hameren en vergat dat de samenleving niet enkel om het seksuele draait. Omgekeerd vergat links wel eens dat het zelf in termen van moraal uiterst conservatief uit de hoek kon komen.
Waar de kunst van het gesprek, van het converseren soms onverwachte oplossingen biedt, zien we dat vandaag het gesprek nogal eens tot een grote clash aanleiding geeft, waar weinig nieuws uit kan voortkomen, omdat de stellingen a priori vast liggen. De strijd tussen creationisten en rationalisten geeft hier blijk van terwijl velen zowel de geschriften genegen blijven, die we kennen als de Bijbel, maar tegelijk beseffen dat het wereldbeeld van de wetenschap best als uitgangspunt kan dienen om de materiële wereld te begrijpen. Als het politieke en sociale wetenschappen gaat, lijkt de twijfel over wat nu wetenschappelijk mag heten groter.

4. Het verlies van richting

Wat Tony Judt vooral betoogt in deze zeer onderscheiden essays is het verlies aan richting, die hij vast heeft moeten stellen bij Links. Maar wie eerlijk is, merkt dat we vandaag omtrent de media wel de vraag stellen moeten stellen waar al die intellectuelen gebleven zijn. Nemen we alleen al de weigerachtige houding, ook bij links, over het Europese verhaal, waar men de verworvenheden en de (tijdelijke) gebreken en beperkingen zelden in ogenschouw neemt draagt er niet toe bij dat het politieke noch het publieke debat aan diepgang wint, wel integendeel. Men kan Geert Wilders veel verwijten, maar dat hij geen goed gebruik zou maken van de onbestemde houding van politici en academici in deze en in geval van integratie van migranten, kan men enkel zichzelf verwijten.
Zoals anderen heeft Judt na de val van de Muur, zijn aandachtige oog laten gaan over de evoluties die onze samenlevingen kenmerken. De staat als probleem en niet als middel om maatschappelijke problemen aan te pakken bijvoorbeeld, zoals conservatief Amerika sinds Reagan en de opkomst van de neoconservatieve publicaties van Leo Strauss, Francis Fukuyama – in een vorig leven – e.a. heeft voorgehouden heeft voor een grote verarming van de Amerikaanse samenleving gezorgd. De vroegtijdige ontgoocheling over het optreden van president Obama, vaak op grond van kritieken van de Republikeinen blijft voor ons kenmerkend voor het gebrek aan eerlijke evaluatie. Een president te veel macht toekennen, al was het maar in de perceptie doet afbreuk aan de democratie, maar laat ook niet toe goed aan de weet te komen hoe politici op het niveau van de staten en in het Congres hun posities bepalen. Er ontbreekt ook hier een begin van eerlijkheid, maar vooral de rol van oligarchieën in het systeem ontgaat ons daarbij.
Voor Europa geldt dit meer dan we zouden denken, want ook hier is voor debat verrassend weinig ruimte. Dit is goed, dat is fout en daarmee is de kous af. Zelden komt men dat tot een inzicht hoe men in de gegeven omstandigheden verbeteringen kan aanbrengen, indien dat nodig zou zijn. Links komt de laatste decennia zeer moraliserend uit de hoek, zoals uit een boek van Jan Blommaert, wier publicatie, de crisis van de democratie als volgt wordt gepresenteerd:

We leven al jaren in een rechtse en populistische cultuur. Eén van de ingrediënten daarvan is het anti-intellectualisme. Diepere verbanden en achtergronden komen nog nauwelijks aan bod.

Hoe valt dit te rijmen met het feit dat veel burgers de openbare omroep en de houding van vele journalisten en academici links inkleuren? Die intellectuelen zouden tot het middenveld behoren, maar dan eigent de auteur die mensen een rol toe die in weinig afwijkt van wat de priesters gedurende decennia hebben gedaan, het volk belerend tegemoet treden. Er is maar weinig emanciperend te bespeuren in het discours van Paul Goossens en al die commentatoren in dag- en weekbladen. Meer nog, boeken en artikelen die niet passen in de eigen agenda komen niet of nauwelijks aan bod.
En de kritiek, tja, hoe kan men nog van wezenlijke kritiek, onderzoek en oordelen spreken als men zelden de moeite doet de waardering of afkeuring met redenen te omkleden, iets wat Tony Judt nu net wel doet. Ook zien we met lede ogen dat het bijzonder moeilijk blijkt via de gekende paden tot dieper gravende inzichten te komen. Vandaar ook ons pleidooi voor absolute moderniteit. De inzichten mogen, moeten allicht rijpen, maar dat hoeft niet per se in de publieke sfeer, want via briefwisseling – de digitale mail levert hier toch heel wat voordelen – kan men toch beter dan ooit inzichten uitwisselen en proberen tot werkbare inzichten te komen. Dat men bovendien zover lijkt te zijn afgedreven van de realiteit, bewijst de afwijzing van wat de onbekende en anonieme burger zou kunnen bijdragen.
We moeten niet enkel vaststellen dat we de richting, de weg verloren hebben, maar ook dat we niet goed inzien hoe het streven naar de klassenloze samenleving of de installatie van een rechtvaardige samenleving alle problemen zou oplossen. Misschien moet men opnieuw durven dromen van een anarchistische samenleving, in die zin dat elkeen zijn of haar eigen bijdrage leveren kan. Het zal wel altijd zo uitpakken dat enkelen een luidere versterker meekrijgen, maar het neemt de verantwoordelijkheid van hen die de versterker hanteren niet weg, te durven oordelen en keuzes te maken.
Dit boekje met essays te lezen laat toe het eigen denken opnieuw onder ogen te nemen en er nieuwe inzichten uit te puren, waar we dan weer mee aan de slag kunnen. Selectief als het is, komt het ons toch voor een uitstekende gids voor de evoluties in de VS, Europa en Israël te zijn, waarna het aan ons is om er verdere verkenningen aan toe te voegen.
Bart Haers
PS dit werk en vooral het slotessay verdienen nog verdere uitwerking. Bijvoorbeeld over de wijze waarop met de marktwerking omgesprongen kan worden, zullen we eerlang nog verder behandelen, in samenhang met andere publicaties. Het spreekt voor zich dat deze essays niet het nec plus ultra kunnen bieden, wel de basis mogen en moeten vormen voor verder onderzoek.

[1] We verwijzen naar de Nederlandse vertaling van dit andere werken voor zover die ons in het Nederlands bereikten.


Reacties

Populaire posts