Concertleven

Kleinbeeld

Aperitiefconcert

Dies bildnis ist Bezauberend schön

(Tamino, aria De Toverfluit)

Zeven zal ik geweest zijn toen ik eens mee mocht naar een concert in Eeklo, een provinciestadje, zoals men zegt, maar liefst niet te luid. Het programma ken ik niet meer, maar wel dat de zaal, de Gouden Leeuw op de Markt, een eigen charme had, al hoorde ik naderhand dat de dirigent noch het orkest het er goed van af hadden gebracht. Ik weet nog wel dat ik enige tijd later mee uit mocht naar Gent voor een concert in de opera en dat ik toen wel voor het eerst de euforie van een goed concert mocht ervaren. En toch, in Eeklo zou in de jaren zeventig een nieuw ensemble ontstaan, dat met enkele zeer goede muzikanten, die nog steeds hun bijdrage leveren, zoals Dirk Van de Velde, Jan Sciffer, een hoboïst, Luc Callens en echte amateurs, zoals Luc Jocqué, historicus en tekstverzorger, hun bijdrage leverden. Ook mijn broer speelde daar een aantal jaren viool, met veel enthousiasme. Het was een mooi ensemble en enkele keren heb ik het toen horen spelen, met meer effect dan toen, in de Gouden Leeuw de lokale Filharmonie.

Zondag laatst zat ik er nog eens, niet in de Gouden Leeuw, maar in de neogotische kapel van O.L.V-ten-doorn, en speelde dat ensemble Divertimento nog eens, een zwanenzang, want men houdt ermee op. Het zou heel ver voeren de wetgeving op de vzw uit de doeken te doen, het feit dat er te weinig musici bereid worden gevonden hun bijdrage te leveren, speelt ook mee en dat bedroeft ons.

De muziek van Vivaldi, die perfect in deze setting past, omdat de Venetiaan in zijn lange leven met zo een instituut voor jonge dames was verbonden en er muziek voor schreef, opende met een stuk voor twee hobo’s en strijkers. Wat moeizaam leek het, maar bekoren kon het toch. Daarna Hindemith, Trauermusik. Een stuk dat ik niet kende, maar wel goed klonk en ook nog eens paste bij het gebeuren. De altvioliste was al jaren verbonden aan het ensemble en wist blijkbaar ook wat dit moment betekende.

Dirk Van de Velde dirigeerde en soleerde als violist in een onbekend stuk van de Letse componist Georgs Pelecis, dat wel kon bekoren, “meeting with a friend”. De componist blijkt ook goed bekend met de muziek van Ockeghem en dat schept naderhand ruimte om over na te denken. De muziek zelf was vrolijk en boeiend, gaf iets van wat een concert kan meegeven, een welbevinden waarvoor men niet zo gauw een naam vindt.

En toen schoof men de piano bij en trad een jonge vrouw aan, Elisa D’haene, we hadden al eens iets geschreven over haar. Maar het is boeiend het bloeien van zo een jonge muzikante te volgen en bovendien te merken dat het spel zelf wel degelijk een eigen klank krijgt. Puristen zullen het betreuren dat zij Bach niet op klavecimbel bracht, maar het concerto voor klavier en strijkorkest in re klein, BWV 1052 op een modern klavier, maar misschien het ontgaat het die puristen dan dat Bach zelf wel liever zo een moderne piano ter zijner beschikking had gehad, want het klonk absoluut niet meer barok, dit stuk. De soliste en het consort brachten er een dynamiek in die we niet direct verwacht hadden, een schwung ook die we best konden hebben. Muziek beluisteren in ideale omstandigheden? Wel, we denken vooral dat een orkest en eventuele solisten volgen minstens zo sterk is, ook al zijn het geen wereldsterren. Het moet wel goed zijn, met de nodige aandacht voor de partituur, de frasering, de kleuren ook, chromatiek heet dat, meen ik. En boeiend, enthousiasmerend was het wel, iedereen ging verzitten, de lucht zinderde en zelfs de beelden aan de wanden leken wat bewogen.

Met lof moet men spaarzaam zijn, omdat het te gemakkelijk is met superlatieven uit te pakken, maar het pakte wel, de soliste en het orkest vonden elkaar en de cadenza klonk moderner dan men verwacht, omdat de componist blijkbaar op zoek was naar sterkere vormen om zijn muziek in te laten weerklinken. Bij momenten was het bijna een uitnodiging ten dans en dan weer kabbelde het meer. Kortom, het eigene van de muziek blijkt altijd weer, in de vele mogelijkheden binnen een concerto en ook nog eens binnen de onderdelen die laten zien dat de inbreng van de componist om met basismateriaal eigen wegen te gaan toch maar tot hoogstandjes leidt.

Het publiek was na afloop enthousiast en toch, iedereen leek ook wel te voelen dat het spijtig is dat dit ensemble ermee ophouden moet, want ja, zo een ensemble heeft toch wel een betekenis, allereerst voor de musici, maar ook voor het publiek. Jawel, je kan een opname vinden met Glenn Gould op internet en je kan cd’s vinden die de grootste namen brengen, in deze en andere muziek, maar of en hoe we dat zo gauw in onze nabijheid weten? Jawel, we wonen vlakbij het Concertgebouw, maar toch, voor het eigen muziekleven is zo een ensemble wel van groot belang.

Elisa D’haene heeft met vrucht haar opleiding gevolgd, dat wil zeggen, zij blijkt ertoe te komen een publiek, de musici van het ensemble te enthousiasmeren, we gebruiken het woord nog maar eens, zodat dit werk van Bach echt fris gaat klinken. We zullen ons niet verder wagen met onze loftuigingen, want daartoe achten we ons als liefhebber niet bekwaam of geroepen, maar dat deze voormiddag in die kapel wel besteed was, willen we wel meegeven.

De dirigent, Wiliam Spittael heeft gedurende 33 jaar met dit ensemble, in wisselende bezetting ertoe bijgedragen dat heel wat jonge mensen er het plezier van het musiceren vonden. Hoe of hij de moed bleef vinden telkens weer te herbeginnen jonge gasten te introduceren en in de groep hun rol te laten spelen, blijft het geheim van de maestro. Hij kon maar hopen dat de leden hun instrumenten en het lezen van partituur voldoende onder de knie hadden om voldoende snel te evolueren. Want het is pas als de techniek er is, dat het muzikale begint, dat blijkt telkens weer. Of hij betreurt dat het over is, bleek wel uit het gesprek achteraf, maar ook, het kon niet meer zo verder. Misschien had goed gekozen mecenaat wel iets kunnen doen, maar je moet voldoende mensen vinden om een ensemble levendig te houden. De steun van de vele medewerkers achter de schermen mag blijkbaar niet verhelen dat er iets gaande is, maar toch, wie van deze mensen die vroeger en nu met William Spittael de kracht van het samen spelen mocht ervaren, zal hem niet dankbaar zijn?

Naderhand, thuis, toen de rust was weergekeerd, dacht ik nog eens aan die ochtend en vond ik het toch wel boeiend me te verliezen in het besef hoe deze muziek, hoe deze musici er een plezier in hadden gevonden een ruim anderhalf uur durend programma af te werken dat ons niet vervelen kon, wel integendeel. Levende muziek, het hoeft geen barok of klassiek te zijn, vertelt iets dat de tijd ontstijgt en dat met eenvoudige middelen toch vrij complexe taal weet te presenteren. Als je dan zo een jonge pianiste hoort spelen, in de solopartijen even goed als in het samenspel met het orkest, dan merk je dat er met de zogenaamde muziek van deze tijd, de liedjes en muziekjes die de week voordien op televisie het schone weer had gemaakt, wel veel mis is. Het klinkt wel, maar elk stukje ontsnapt nauwelijks aan de korte spanningsboog en zelden is er iets dat echt raken kan. Het mag er zijn, maar als het verdwijnen zou, tja dan laat ik er alvast geen traan voor. Jazz is natuurlijk nog iets anders, omdat daar een heel eigen dynamiek tot stand komt, waarin het improviseren toch wel bijzonder is. We denken dat het daarom zo belangrijk is die meesterwerken te koesteren en toch, ook Hindemith, Pelecis en andere hedendaagse componisten, ook bij ons brengen zij muziek voort waarvoor je kan gaan zitten.

Elitair en provinciaal tegelijk, zo bedacht ik me, voor de wijn me in Morpheus armen dreef, was het toch wat dit bestaan in deze hoek van de wereld zo een kwaliteit van leven geeft. En Elisa, die Bach speelde alsof ze ergens was, in de muziek en helemaal niet meer bezig met publiek en ruimte, die het consort opdreef tot grotere hoogte, dat maakte dat je begreep dat goede muziek maken ascese en training vergt, die de leek alleen maar bewonderen kan. In het huis waar zoveel jaren lang piano was gespeeld en viool, cello ook, leeft de herinnering aan het krasselen van de eerste lessen en het spel van de gevormde musici, lag ik in de zetel en de herinnering aan de trio’s en kwartetten die er gespeeld waren, aan de gesprekken over muziek en kunsten, bleef me beroeren, althans dat aanvoelen had ik na het dutje wel.

In hoc signum vinceris! Niet dat van het kruis, maar van de muziek, van de beeldentaal en de woordkunst, die in het oude Europa wortel had geschoten en nu de wereld heeft veroverd, maar in Europa soms als elitair terzijde wordt geschoven. Selden Eduards heeft in “the little book” iets laten merken van dit paradigma en ook Peter Sloterdijk weet deze link wel te leggen, maar het zijn de kunstenaars, de echte, die ertoe komen het bastion van elitisme te doorbreken. Helaas, de media lijken steeds meer geneigd het simpele gedoe de overhand te geven, terwijl er zoveel leeft. Daarom, met wat gemengde gevoelens nemen we afscheid van Divertimento, maar we begroeten met vreugde de jonge musici die de kunst een nieuw leven kunnen bezorgen.

Bart Haers

Reacties

Populaire posts