Geestelijke gezondheid

Samenleving

Zorgzaam en betrokken

Een gesprek over het politieke lijkt vaak spaak te lopen op clichés en vooroordelen, net als het gesprek over het burgerschap al snel uit de hand loopt. Toch komt het ons van belang voor dat we de zaak niet zomaar links laten leggen. Behalve de formele aspecten van de politiek, van burgerschap, het kunnen kiezen en betalen van belastingen, blijft een ander aspect vaak onder de radar, vinden we het onnodig ons af te vragen of burgers, dus ook politici voorbij het vermeende rationele niet een aandrang kunnen hebben, zich met de samenleving betrokken te weten en zorgzaamheid voor mensen en voor het samenleven aan de dag kunnen leggen. In die zin is het debat, niet enkel te onzent ontspoort, maar lijkt Francis Fukuyama overschot van gelijk te hebben. Voor zover ik hem maandag avond bezig hoorde, bracht hij aan het licht waarom we het vandaag zo moeilijk lijken te hebben met een politieke situatie, waarin vooral de tegenstellingen aan de orde zijn. Het adagium dat politiek bestaat bij de gratie van het verschil in opinie, zeker in een democratie, mag niet verhelen dat die verschillen vaak gradueel zijn en er onderliggend een aperte consensus bestaat over waar het heen zou moeten.

Bepaalde projecten, zoals ViA, Vlaanderen in Actie, of de Lissabon-doelstellingen laten zien dat we misschien wel de kar voor het paard spannen. We menen dat excellentie nastreven op zich niet zo erg zou zijn, als we maar weten dat excellentie of excelleren in een bepaalde discipline bij afroep mogelijk is. Aan de andere kant kan het gewone leven best wel eens stroppen omdat wet- en regelgeving de inspanningen ernstig frustreren, vooral een teveel aan wetten en regels.

Toch kan dit niet volstaan om alleen op grond daarvan te oordelen. Maar waar we dringend aan toe zijn is de vraag hoe of we ons echt wel bezig houden met de toekomst van Vlaanderen en Europa. De regels van het politieke spel, zoals Fukuyama aangaf lijken die invalshoek steeds meer uit te sluiten, ten voordele van een scherp debat, dat niet altijd de grond van de zaak wil benaderen, maar andere agenda’s dienen moet. Onze landen verliezen op het oog terrein aan de nieuwe economieën, maar op zich kan het geen kwaad dat die tot ontwikkeling komen. Belangrijker is dat we de vele aspecten die een samenleving maken tot wat die is en die in Europa en de VSA gedurende meerdere eeuwen een eigen draagvlak schiepen voor een ongekende vooruitgang vandaag op de helling komen te staan. De theoretische studie van de oorzaken voor dit fenomeen lijken vooral vormelijk, omdat men vandaag slechts zelden de sociale en psychische aspecten van het samenleven in ogenschouw neemt, ondanks de berg aan sociologische publicaties. Het is deze paradox die ons vreemd voorkomt en waaraan toch een en ander verholpen zou kunnen worden als men de invalshoek zou verleggen van de grote abstracta naar het leven en de samenleving als een belevingswereld. Onder meer journalisten, maar ook politici menen dat de perceptie alles zou zijn, maar dat gaat over de waan van de dag. Waarom we ons in een welvarende samenleving niet altijd goed voelen, blijft een eeuwige vraag, maar hoe of we onderzoeken of aan de weet moeten komen hoe bijvoorbeeld het welzijnsbeleid aan het eigen welbevinden van klanten, cliënten tegemoet komt, weten we zo op het oog niet te realiseren. De kostprijs van de welzijnsbeleid, de personeelsinzet, de dreigende tekorten en nog wat meer facts and figures, dat lukt wel, maar hoe het hele netwerk van bijvoorbeeld de geestelijke gezondheidszorg wel behoorlijk functioneert, daar wordt het al heel wat moeilijker.

Misschien is het niet altijd nuttig aan een migrant of nazaten van migranten te vragen of zij zich achtergesteld voelen, dan wel te kijken hoe of ze in de samenleving en eigen leven gedijen. Ook moet men niet telkens aan autochtonen toeschrijven dat ze, we verzuurd zouden zijn, want het is gemakkelijk dergelijke antwoorden te ontlokken die een bepaald beeld bevestigen. De wijze van onderzoeken geeft natuurlijk al vaak de richting aan van het resultaat dat men wil bereiken. Anderzijds, in de sfeer waarin wij ons bewegen, die van de opinies en opinievorming kan het wel zo nuttig zijn feit en gedachte uit elkaar te houden. Tegelijk is het nodig dat ook de opinievorming zich vragen stelt over de eigen inbreng, want hoe we het ook draaien en keren, de discussie over de plaats van industrie in de samenleving, infrastructuurwerken, zelfs het zogenaamde onderscheid tussen hoge en lage cultuur, het zijn alle kwesties die naast rationele gronden ook nog andere overwegingen kunnen verdragen en vergen. Sommigen onder ons ergeren zich wel eens aan het luiden van de klokken op zondag, anderen aan vliegtuigen boven ons hoofd of aan hinderlijk gedrag van jongeren, maar we merken zelden dat we onszelf daarbij in vraag stellen. Is onze ergernis niet overdreven? Hebben we wel het recht zomaar dit of dat te eisen? Dienstbaarheid aan de samenleving? Egoïsme versus altruïsme? Het zijn geen kwesties die enkel met ja of nee beantwoord kunnen worden.

De kwestie is bijvoorbeeld dat we zullen moeten aanvaarden dat een vernieuwd en verbreed kanaal tussen Zeebrugge en het achterland sommige mensen enigszins kan hinderen, maar dat de boorden op termijn opnieuw een mooi en verscheiden ecosysteem zullen opleveren, hangt van de uitvoering af. Men wil in ons systeem een hoop problemen oplossen, geeft er een fraaie naam aan, bv knelpuntberoepen en meent daarmee de zaak al voor een deel te hebben opgelost. De invloed van de beeldvorming rond niet universitair geschoolde mensen, rond handenarbeid en wat dies meer zij, rond ambachten, laat zien hoe we tegenover mensen als instrumenten aankijken en dat stemt mij bezorgd. De verdienste van de moderniteit was dat mensen, meer dan voorheen hun eigen inzichten konden volgen, want, zo ging de redenering, mensen die gelukkig zijn met hun job zijn gelukkige mensen. En vele gelukkige mensen maken een gelukkige samenleving. Intussen blijkt dat wie zich in het huwelijksbootje bevindt, niet altijd veilig te zijn voor wederzijds huwelijksbedrog, dat is niets nieuws. Echtscheiding kan voor een partij nuttig zijn als het leven van de kinderen door het samen blijven belast wordt en het eigen welzijn ondermijnt. Maar geluk vinden in het huwelijksbootje lijkt voor sommigen een tijdelijke aangelegenheid dat op zeker ogenblik ophoudt. Of dat klopt, valt uit onderzoek niet af te leiden, want dat zoekt naar de mogelijke schade voor de partijen, ook de kinderen, de kostprijs en wil vooral dat het scheidingsproces zelf niet zo moeilijk verloopt.

Er zijn in dit land meer gevallen van suïcide en suïcidaal gedrag dan we ons kunnen en durven inbeelden, met een grote vraag naar het welbevinden tot gevolg. Maar bijvoorbeeld literatoren, theatermensen schrijven nog zelden stukken, werken waarin we met onze demonen worstelen. Die demonen halen het en we krijgen te zien hoe mensen ten onder gaan. De vraag is of dit het volledige beeld kan zijn. Ook moralisten en filosofen overladen ons met kwesties die zelden ons betere ik aanspreken. Ach, we weten dat sommigen ons onverbeterlijk vinden en behept met oude vooroordelen. Maar het lezen van Casanova, om maar iets te zeggen of van Don Quichotte van Cervantes, bracht ons ertoe de mens als persoon beter in beeld te krijgen. Het is vanuit die benadering dat we opnieuw naar hoofdrolspelers vandaag zijn gaan kijken en we hebben gemerkt, met enige verwondering, dat de opinievormers vandaag gelukkig minder vat hebben op mensen dan we soms geneigd zijn te vrezen. En toch blijft de vraag ons bezig houden of we wel op de adequate manier naar ons samenleven kijken. Er is om zo te zeggen vaak geen scheidingslijn meer tussen de binnenwereld en de buitenwereld, die mensen toelaat de tijd gunt om impulsen van buitenaf te bekijken, er afstand van te nemen of omgekeerd in te zien dat sommige innerlijke drijvingen onszelf maar vooral anderen kunnen schaden. Het leven in de samenleving kan niet onmiddellijk, net zoals het weten van sommige zaken behalve echt boeiend ook noodzakelijk blijven. Men kan vinden dat de stelling van Pytagoras, niet echt fundamentele kennis is, maar heel wat van onze wereld die we kennen is erop gebaseerd, meer nog, heel wat van ons kennen van de wereld is op basis van de euclidische wiskunde gebaseerd. Toch zien we dat men het onderwijs van de belangrijkste opdracht wil ontheffen, het overdragen van kennis, hoezeer die voor het basisonderwijs en het middelbaar onderwijs beperkt lijkt. De kennis van de grammatica en de syntaxis van de eigen taal en andere talen, het taaleigen ook, kan heel boeiend zijn en op termijn nuttig, omdat het toelaat eigen inzichten vlot te formuleren en de inzichten van anderen vlot te ontcijferen. Natuurlijk zal men op zeker ogenblik sommige aspecten weer vergeten of bleken het slechts krukken, slechts een jacobsladder, het blijft wel nuttig die even te kunnen gebruiken.

Het aanwenden van nieuwe teelttechnieken in de land- en tuinbouw, de visserij ook kan verduurzaming mogelijk maken, maar kan inderdaad ook schadelijk uitpakken. In de jaren vijftig en zestig werd kwistig met chemicaliën in de veeteelt etc gesmeten, nu is de regelgeving zeer streng, soms zo streng dat nieuwe, betere en meer verfijnde technieken gehypothekeerd blijken. Anderzijds, de waarschuwingen van het rapport van de Club van Rome, over de eindigheid van het draagvermogen van de aarde, zorgt nog steeds voor heftige discussies, maar vaak in de vorm van scherpe tegenstellingen, voor of tegen, wat adequate benaderingen al te vaak uitsluit. In die zin is behoorlijk onderwijs in vele facetten van het leven nuttig en absoluut noodzakelijk, maar toch kan niet iedereen het fijne van alles aan de weet komen of er weg mee. Hoe men rails moet leggen zodat ze bij uitzetten niet voor ontsporingen zorgen is ons niet onbekend, maar de statische grote van orde, gegeven temperatuurverschillen laat wel toe te begrijpen dat dit voor overmacht bij de spoorwegen kan zorgen, het laat toe ook te begrijpen wanneer de experts een dergelijk geval met de verkeerde info lijken te willen indekken.

Toevallig zagen we dat deze avond een film over de Baader Meinhoff-groep speelt en herinneren we ons de jaren zeventig, toen zij, de buitenparlemenentaire oppositie de zaken op scherp stelde. Het brengt ons ertoe volmondig te erkennen dat onze tussenkomst volstrekt bourgeois moet klinken, maar we beseffen ook dat die groep, de RAF, naast andere niet zo heel veel veranderd heeft en dat de georganiseerde linkse partijen, die zich pro forma op Karl Marx en Lenin beroepen ook weinig zoden aan de dijk hebben gezet, eens de massa’s in het proces van verburgerlijking betrokken raakten en burgers werden in de psychoculturele betekenis van het woord. Burgerschap is nog iets meer dan alleen maar zich om het (eigen) bezit bekommeren en daar blijkt, ook op fora van de betere bladen vandaag weinig van, want men lijkt niet te begrijpen dat de welvaart van vandaag gebaseerd op durvers, ook al schilderen we hen vooral af als… bourgeois. Van mei ’68 hebben sommige caviaarprogressieven vooral het “doen alsof” overgehouden, zo lijkt het wel. Zij heten kritisch te staan, maar noch inzake de Arabische revoluties, van deze tijd als van andere evoluties in de wereld vernemen we vaak meer dan voorgekauwde kost, zonder dat men een begin van inspanningen onderneemt om na te gaan of de vooronderstellingen wel kloppen, laat staan of de conclusies door feiten voldoende gestaafd worden om er iets mee aan te vangen. Het debat over zelfbeschikkingsrecht, over de organisatie van onderwijs en al die andere prangende zaken meer, het blijft vandaag wel de vraag of men op die manier de kwesties van deze tijd kan blijven benaderen. Nu weten we dat er een constante factor is: de mens en die doet zich in verschillende gedaanten voor, maar blijft altijd afwachten wat het betekent in concrete situaties. De mate van welvaart voor zovelen is onbekend en beter dan ooit, maar we hebben geen oog voor of op de toekomst meer, al worden er toch wel meer kinderen geboren dan twintig jaar geleden. Die constante factor, de mens als individu is daarom natuurlijk niet voorspelbaar en daarom is het van belang goed te zien hoe mensen reageren in belangrijke kwesties.

Maar hoe men het ook draait, een individu leeft niet zonder anderen en zeker in ons dicht bevolkte land, komen we sowieso met anderen in contact. Dit is geen straf, maar een zegening, alleen, harmonieus verloopt het niet altijd en omgangsvormen kunnen die harmonieuze omgang nu net verbeteren, een beetje hypocrisie soms als smeerolie. Maar ook, zo heet het, moeten we onze medemensen achten, respecteren. Moderne inzichten laten een scala zien van mogelijkheden die in se interessant zijn, maar niet altijd leefbaar. “L’enfer, c’est les autres” geldt dan misschien niet meer, de competitiviteit tussen individuen, gekoppeld aan zoölogische waarnemingen over alfamannetjes en wat al niet meer laten weinig ruimte voor welmenende verstandhouding, niet enkel in de politiek, maar in bijna domeinen van het leven. Als we al in verbanden met anderen leven, dan lijken die broeihaarden van onderwerping, misbruik en wat al niet meer, dan lijkt er voor goed vertrouwen weinig plaats. Komt dan een succesvol manager zeggen dat zijn formule berust op het samenbrengen van geschikte mensen in een goed team. Ook politici zeggen vaak dat zij een goed team vormen, maar willen wel boven dat team staan.

Is het nu een kwestie van moraal hoe of die zaken geregeld kunnen worden? Of zou het alleen een zaak van rationele overwegingen horen te zijn, wat volgens sommigen op hetzelfde neerkomt. Omdat men ten allen tijde, heet het, moet weten wat men doet en waarom. Geen wonder dat men voor de grote gevoelens dan ook grote momenten kiest, de dood van een zanger of een renner, een vorstin... Het is duidelijk dat de binding er wel is, maar vaak opgeklopt.

Toch, als het goed is, blijkt de praktijk anders en zorgen buren voor elkaar, weten mensen door een of andere chemie elkaar wel te vinden. In wezen is het de oude vraag of we ons nog kunnen verlaten op anderen en dan is het antwoord van velen, filosofen op kop, vaak dat men moet uitkijken. Gelukkig zijn er nog die pleiten voor een “seconde naivité” zoals Paul Riqueur dat veronderstelt nuttig te zijn voor een goed leven. Anderen vinden een zekere (hervonden) argeloosheid ook niet kwaad, omdat het toelaat op welwillende wijze met elkaar om te gaan.

Overkijken we het afgelegde parcours dan hebben we het pad van de klaagzang verlaten en zijn we op zoek gegaan naar hoe we met elkaar kunnen omgaan. Het is iets dat ver voorbij de politiek reikt en het is van belang te beseffen dat dit domein, waarin we met anderen dagelijks omgaan niet vergeten. De idee samen te leven, lijkt vandaag voor velen niet het voorwerp van ernstige overwegingen te hoeven zijn, maar net vanwege het feit dat er zoveel mensen hun weg verliezen in het leven, moet het een zorg zijn dat we weten dat er mensen die betrokkenheid ontberen. En toch, toch blijft het de vraag of we nog wel aanvoelen wat dat inhoudt? Vanzelf weten wat het meebrengt doen we niet altijd en er vallen al eens brokken, maar tegelijk zien we dat er opnieuw hechtere groepen ontstaan. Ook het gezin is niet per se meer die eeuwige vijand van het persoonlijke. Tegelijk waarschuwen pedagogen nu tegen ouders die te dicht bij hun kinderen staan en hen overdreven beschermen of hen net te vroeg loslaten zonder hen te leren op eigen benen te staan.

Nu, als men al die elkaar tegensprekende onderzoeksresultaten die op wetenschappelijke gronden en volgens passende methodes bereikt heten te zijn, merkt dat het hoofd ervan tollen gaat. Nog recent heette het volgens een socioloog dat leven op het platteland de kans op suïcide zou verhogen. Ook falen in het leven, niet het beoogde of passende succes bereiken kan ertoe leiden. Maar als in een bedrijf het aantal zelfmoordgevallen plots gaat toenemen, wil niemand verantwoordelijk tekenen, want dat zou een bekentenis zijn niet opgewassen te zijn tegen de taak van manager. Voor zover het platteland nog bestaat in Vlaanderen, zien we dat er toch vormen van inniger verbondenheid bestaan dan men doorgaans voor mogelijk acht. Terecht houden de media zich daar niet mee bezig, want het blijft iets dat volstrekt informeel moet blijven, wil het argeloos, vanzelfsprekend blijven. Dat is de voorwaarde, menen we, opdat het niet drukkend zou worden. Maar die facetten van het leven kunnen wel voor velen een bron van welbevinden vormen en daar gaat het toch om. Onderzoekers hebben vaak de indruk dat het allemaal niet zo essentieel is, maar wellicht valt het moeilijk bepaalde verhoudingen onder woorden te brengen. Juist als de banden geformaliseerd worden of als er vormen van hiërarchie ontstaan, kan dat voor wrijvingen zorgen. Het spontane leven, hoe afstandelijk sommigen daar ook tegenaan kijken, heeft ongetwijfeld voordelen, want men kan van elkaar veel verwachten, zonder dat er veel over gezegd hoeft te worden.

De brug maken naar het politieke blijkt voor de burgers en voor onderzoekers vaak bijzonder moeilijk. En dus is ook burgerschap iets waar we het niet zomaar over eens kunnen worden. Waarom evenwel vluchten velen in de armen van populisten en wie zijn die dan, de Wildersen van deze wereld. Sommigen gaan voort op het feit dat iemand als Wilders in feite een buitenstaander is en ook andere demagogen, te beginnen bij Alexander de Grote en Julius Caesar waren op hun manier buitenstaanders, mensen die zich konden distantiëren van het falende bestuur. Ook Robespierre en Lenin én hun voorbeeld, Jean-Jacques Rousseau waren relatieve buitenstaanders, zoals Obama niet behoorde of behoort tot de gekende families van politieke en economische betekenis, zoals Busch dat wel was. Het wordt moeilijk met die benadering iets zinvols te zeggen, want ook Carter, Nixon, Reagan en Clinton waren relatieve buitenstaanders, zeker als het om Washington gaat.

Wel is het zo dat politici steeds meer gefileerd worden als zij het willen maken in de hogere regionen, op onbesproken gedrag en zeden, afgerekend op hun burgertrouw en zoveel meer zaken die met de uitoefening van gezag binnen een democratisch bestel niet zo heel veel te maken hebben. Gaat het om hun zorg voor de samenleving, dan is de ernst verder te zoeken. Minister van Deurzen krijgt voortdurend op zijn donder omdat de wachtlijsten niet opgelost raken. Maar waarom die groeiende vraag er is, blijft onderbelicht. De Witte woede handelt om inkomens en jobs, met soms als excuus de werkoverlast, maar nergens menen we een spoor te ontwaren van de noodzaak van zorginstellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg, gehandicapten en wat al niet meer. Nochtans doen die instellingen heel veel goeds waarover men niet spreken zal, want evident.

Dat is het niet en daarom moet men toch ook dat in kaart brengen. Of men nu links of rechts in het politieke spectrum staat, de zorg voor mensen die deze instellingen op zich nemen voorkomt veel ander kwaad. Is het de methode van de sociologie? Misschien eerder de aanpak die het zicht op die realiteit verdoezelt. Mensen kunnen in wanhopige onmacht rare dingen doen, of die onmacht voortkomt uit spaaklopende relaties of ongerealiseerde wensen verandert er weinig aan, men moet beroep doen op de geestelijke gezondheidszorg. Men klaagt erover dat velen medicijnen tegen depressie nemen, maar de oorzaak van het onbegrepen leed dat men met zich draagt, dat soms eenvoudig weg te werken valt, door goede gesprekken met anderen bijvoorbeeld, onderkent men niet. Zelden ook begrijpt men dat een persoon niet altijd de eigen lasten, het onbehagen aan de orde laat komen om niet voor een zeur gehouden te worden. Daarvoor zijn intieme relaties van node, niet van een vleselijke intimiteit, want die kunnen soms zeer formeel verlopen, wel intiem in de zin dat men zonder masker kan optreden.

Vrijuit

De dag loopt ten einde

Het goede dat me overkwam

Het ongenoegen dat het leek te halen

Het fijne blijft onuitgesproken

Verlangen te vertellen

Zomaar, omdat het leeft

Omdat het ons gemoed beroert

Krijgen we niet gedaan

Want sterk moeten we zijn

Wat evident is en klaar

Hoeft toch niet gezegd

En toch, luisterend en sprekend

Kan het hart zich luchten

En kan het delen van de vreugde

Vreugde scheppen

Vrijuit te spreken

Over je boezem en je heuvel

Kan fijn zijn

Maar het delen van je vreugden

Van mijn genoegens

Maar ook dat duistere dat we meedragen

Schept de ruimte

Om echt de volgende dag

Weer te genieten van wat mogelijk is.

Misschien klinkt het wat melig, maar het lijkt er sterk op dat we niet altijd durven te spreken over wat ons echt beroert, omdat we dan de wind tegen krijgen, terwijl het net de pijn van het zijn kan verzachten. En dat hoort thuis in de private sfeer, binnenskamers. Kwetsbaarheid noemt men dat, maar net kwetsbaar mogen we ons niet tonen en dus brengt de eis van de dag ons in een benarde cocon. Het genoegen dat te doorbreken, brengt zo niet een staat van geluk, wel een vorm van welbevinden waarin het andere ook weer plaats krijgt. Maar te vaak vinden we het goede uit te spreken, melig en mierzoet. Soms, overtrokken kan dat wel zo zijn, maar net het opschroeven van gevoelens in de publieke sfeer, bij de dood van een renner of het huwelijk van een prins, laat wel eens wat soelaas, maar geeft het niet voldoende om echt door het leven te kunnen. Frustraties zijn wel eens onvermijdelijk, maar daarmee weg kunnen in de huiskring, blijkt belangrijk. Alleen, we durven dat niet altijd omdat we weten dat we dan een beetje de figuur zijn die we zouden willen zijn. Het vergt dan ook veel moed die ander zwak te weten en toch waardevol en dat, menen we, vergt een zekere training, een cultuur van openheid, die niet zozeer met durf te maken heeft maar met het verder vormen van de eigen identiteit.

Er hangt hier nog veel aan vast, onder meer een soort bandbreedte voor vrijheid en zelfbeschikking, in plaats van strikte verwachtingen, eisen, regels. Men kan hier niet altijd rationele gronden voor aanreiken, maar toch, de ervaring de eigen zorgen te kunnen delen en ermee overweg te kunnen kan veel eenzaamheid voorkomen. Dat vergt betrokkenheid, zorgzaamheid ook. Waar de omgeving dit niet kan opbrengen, doen instellingen in de geestelijke gezondheidszorg vaak zeer veel goeds. Niemand kan alle leed dragen, maar het leed van de naaste accepteren kan al veel doen om gebondenheid mogelijk te maken. Helaas blijkt dit een taal die men in het publieke debat zelden hoort.

Bart Haers

Reacties

  1. Bart Haers,
    Hebt u zich nog nooit afgevraagd waarom er zo weinig reactie komt op uw … (ik zal een neutraal woord gebruiken)… teksten ? “De opzet van deze blog komt voort uit de gedachte dat ik inzichten graag deel met anderen en dus ben ik benieuwd hoe men hierop zal reageren”. Tot zover uw eigen mededeling over de opzet van uw blog. Laten we eerlijk zijn, de reacties op uw “inzichten” zijn niet overweldigend te noemen, om het eufemistisch uit te drukken. Vind je dat je geslaagd bent in uw bovenvermelde opzet van uw blog? Is uw voormelde (oorspronkelijke) benieuwdheid bevredigd?
    Vriendelijke groet,

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Of die respons nu overweldigend is of niet, zelfs betere webstekken als deBuren.eu hebben niet altijd zoveel reacties. Maar goed, u vindt het blijkbaar nodig om volkomen naast de kwestie iets te schrijven over deze blog. Wie zal u tegenhouden het maar niets te vinden, maar toch, u wekt sterk de indruk de discussie niet aan te gaan, of er gewoon het zwijgen toe te doen. U verhult zich ook in uw anonimiteit en dus hoef ik er mij verder niet om te bekreunen. En overigens, sommigen laten mij via mail weten dat ze het best interessant vinden, al volg ik niet altijd de gebaande wegen. Of moet ik mij ook aan gezeur over de staatshervorming begeven. Een blog, dat naast mails is voor een mogelijkheid om van gedachten te wisselen. Dus voor iets op mijn blog verschijnt was er al een andere correspondentie, in de zin die in de 18de tot diep in de 20ste eeuw de kern vormde van de semi-publieke discussie. In elk geval bedankt voor uw bemoedigende woorden.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts