Krimpt Europa?

Kleinbeeld
Nationalisme, identificatie en burgerschap
Zou Europa krimpen?
Nooit gedacht dat ik zo vaak de drempel van het Hotel Bellevue, nu gekend als BELVUE, het museum van de dynastie en democratie zou betreden. Vorige week stelde Gita Deneckere er haar boek voor: Leopold I, de eerste koning van Europa. Gisteren startte een reeks met als thema de intrigerende vraag of Europa aan de krimp toe zou zijn. Een pertinente vraag en gezien de verhoudingen was het wel nuttig te begrijpen dat nationalisme een verdere Europese integratie lijkt te belemmeren. Onder leiding van de journalist Jurek Kuczkiewicz zouden Bruno Coppieters en Peter Vermeersch hierover discussiëren. De discussie ging over vele zaken, maar het punt was, zoals Luc Devoldere aangaf dat er misschien te weinig aandacht aan een juist omschreven begrippenapparaat aan de orde was.
De vergelijking van het Nationalisme in dit land en dat wat de Polen ermee aanvangen was wel een boeiende benadering, want de geschiedenissen van beide landen zijn werkelijk zo verschillend dat de aandacht voor de natie en de verwevenheid van het eigen welslagen met het goede functioneren van Polen, zeker op het forum externum voor de burgers een belangrijke kwestie is. In dit land is het nationalisme – neemt men aan – een splijtzwam. Maar hoe of Belgisch nationalisme functioneert, daar kwamen we van Bruno Coppieters niet zo heel veel te weten.
De discussie had in meerdere opzichten een nogal academisch karakter en dat hoeft geen verwijt te zijn. Maar het leek de toehoorders wel te verbazen dat men zo gemakkelijk met een notie omspringt, die men niet voldoende lijkt te hebben afgelijnd en bovendien was er een zekere verrassing dat van het nationalisme een bedreiging voor Europa zou uitgaan. We zouden er de rest van de avond nog over nadenken, maar het is wel opvallend dat beide sprekers, Bruno Coppieters vooral een soort Europees burgerschap en een identitair kader in een Europese context niet haalbaar achtte.
De zaak was dat in België een intern proces van nationalisme speelt en dat de confrontatie tussen beide gemeenschappen in dit land niet uit die confrontatie kunnen stappen, terwijl voor Polen dan weer lijkt te gelden dat het nationalisme te maken heeft met zelfbeschikking, tegenover Brussel en met nabuurschap. De grenzen van Polen liggen nu wel vast, maar dat is pas recent zo en dus speelt het nationalisme er een niet geringe rol, ook al omdat volgens Jurek Kuczkiewicz en Peter Vermeersch de Polen voor een linkse politiek niet kunnen verwijzen naar een linkse ideologie, want die is nog steeds te veel verbonden met een zwaar beladen erfenis.
Maar goed, de nationale gedachte, zeker in België is niet dood en toch werd niet geheel duidelijk wie daar de dragers van zijn en hoe dat functioneert in de publieke opinie. Het Vlaams nationalisme is genoegzaam bekend, meent men, maar ook daar weet men niet zo heel goed hoe het functioneert. Het feit dat ons land al zo lang geen regering heeft die voor de Kamer is verschenen en het vertrouwen kreeg van de nieuw samengestelde kamer, draagt ertoe bij te bedenken dat in Vlaanderen eindelijk een nationalisme zou kunnen bestaan dat zich niet in politieke actie omzet en dat vele burgers de natievorming niet de kern van het probleem vinden. Feit is wel dat een partij 30 % haalde bij de laatste verkiezingen en die heeft juist als programmapunt een Vlaamse staatsvorming binnen Europa.
Aan de term academisch hechten velen een negatieve connotatie, maar dat komt ons overtrokken voor, want zo een discussie laat toe denkpistes te openen, die niet per se correct zijn, maar juist jacobsladders zijn voor een heldere besluitvorming. En toch wrong er iets, een verschil in benadering van politieke wetenschappers en de historicus die ik ben. Op weg naar huis probeerde ik te begrijpen waarom slechts mondjesmaat de recente geschiedenis van Polen aan de orde kwam. Brussel is voor de Polen bestuurlijk niet altijd zo een gunstige naam, maar het brengt wel mee dat Polen opnieuw bij Europa hoort. Na de delingen van de achttiende eeuw en de ellende van de twintigste eeuw is het van belang te begrijpen dat Polen inderdaad altijd veel Europeser is geweest, dan wij ons indenken. Van Krakow naar Florence moet men een goede 800 km (dat zag ik ooit op een bord in Krakow, maar volgens Google Maps is het minimaal 1284 km) rijden en conflictueus de relaties met eerst Pruisen, dan het Keizerrijk kwam er de oorlog van 1939 en de nieuwe deling. Hoe zou dat in de herinnering en de beleving geen gewicht vormen?
Wat mij opviel was dat de politicologen er eindelijk van uitgingen dat het vormen van een natie meer een zaak van politieke instellingen is dan een raamwerk voor identificatie, of noem het identiteit, want dat zou het Europese project danig in de war sturen. Maar die identificatie, waarover Peter Vermeersch het terecht had en waar wel we mee uit de voeten kunnen omdat het aangeeft dat identiteit inderdaad te statisch is om het proces weer te geven dat we allen doorgaan, ook al worden we kosmopoliet. Maar goed, zelfs identificatie roept het probleem op dat dit een unilateraal proces is: iemand wordt doorheen school, opvoeding, de buis een Vlaming, Pool, Nederlander… maar het drukt niet uit dat dit kan betekenen dat die Vlaming, Pool of Nederlander ook niet aan de activatie van dat identificatieproces een vorm van burgerschap ontleent. In die zin was de discussie wel academisch in mineur, omdat de implicaties van zoiets als nationalisme juist uitdrukt wat het niet kan zijn, nl. dat we warm en bewogen zouden worden telkens we Oranje zien of de Vlaamse leeuw, dan wel herinnert worden aan Solidarnosc of de Wawelburcht. Ons komt het voor dat hier een kans werd gemist.
Hoe dat kwam, vroeg ik mij, wandelend langs het Koningsplein en via de Albertinagaanderij naar het Centraal Station, want het kon toch niet dat men politieke betrokkenheid alleen op grond van een rationele overweging zou bereiken. Politiek en het politieke wekken nogal wat emoties op, maar dat heeft zo te zien met het toebehoren tot een natie of gemeenschap niets te maken. Juist op de Hofberg, we gebruiken doorgaans de naam Kunstberg, maar de Aula en alle aspecten van het Koningsplein geven te zien dat hier de macht zetelde en zetelt, zoals het Rekenhof en het nabije Warandepark laten zien, bedachten we achteraf had ik de idee dat het bestuur dat daar tot stand komt van belang is en dat ik het me wel moet aantrekken. Het was ook daar dat ik voelde hoe er hier, in Brussel, anno 1566 een nationale opstand tegen Philips II een voorlopig hoogtepunt kende. In gesprek met een Nederlandse dame had ik het gehad over Johan de Witt, die in zijn regeerperiode (1653 – 1672) nogal wat inspanningen had geleverd om een emblematische vertaling van het Hollandse nationalisme te vertolken: de maagd en de leeuw in de Hollandse tuin. De maagd mag zich gerust in d’r prieel vermeien terwijl de leeuw de vijand buiten houdt en de tuin goed onderhouden wordt. Dit beeld kwam tot stand nadat in Westphalen Spanje de soevereiniteit van de Republiek der Verenigde Provinciën erkend had en ook Willem III, die stadhouder en koning worden zou, van Engeland dus, zou na het rampjaar 1672, ondanks het conflict met Johan de Witt begrijpen dat hij de integriteit van die natie, de Republiek niet op het spel mocht en kon zetten voor dynastieke doelen, laat staan voor een wraakoefening. We zouden ons nu kunnen vermeien met het aanhalen van de discussies in de VSA, kort na 1776 waar sommigen toch loyaal bleven aan Londen, hoe goed ze ook bevriend waren met John Adams en andere founding fathers. De keuze loyaal aan de nieuwe republiek te blijven viel sommigen zeer moeilijk en zij trokken naar de metropool.
Op de trein kwam de gedachte op dat men het nationalisme als een ideologie kan beschouwen, maar dat bijvoorbeeld politieke wetenschappers niet goed weg kunnen met de idee dat het bestaan van een natie ook bij de betrokken individuen een keuze impliceert. Reeds Livius had in het relaas van het koninkrijk en de strijd tussen de patriciërs en het plebs aandacht voor dat behoren tot een natie, c.q. een stad en hoe dat uitpakte voor wie in conflict kwam met de bestuurders, van de exodus naar de mons sacer en van veldheren die tegen Rome gingen vechten om hun verloren eer te herstellen. Rome noch de Republiek der Nederlanden had kunnen functioneren zonder die loyauteit. In die zin had ik mijn vraag ook te berde gebracht of men dan toch niet een Europees verhaal moet vertellen. Maar noch Bruno Coppieters noch Peter Vermeersch begrepen dat ik niet als politicoloog naar dat project kijkt, maar een beetje als een futuroloog, zoals wijlen Prof. Dr. Chris Vandenbroecke wel eens betrachtte. De vraag is dan of we voldoende loyaal, we als burgers, kunnen worden zodat Europa zich als een politieke gemeenschap kan ontplooien. En dan is de vraag niet of Europa aan de krimp toe is, wel hoe of we de constructie niet enkel oren en poten geven, maar ook een hart, een ziel en dat horen wij dan te zijn.
Hoeveel mensen er nu wel zaten in het publiek, maar zoals Jurek Kuczkiewicz het stelde, de belangstelling was levendig, al begreep iedereen dat wie er niet was, dit soort vragen wel wat al te academisch vindt. De discussie achteraf liet zien dat mensen zich voor dit soort kwesties wel warm kan maken, maar dat het een vrij eenzaam iets is, zich naar het hotel Bellevue begeven en er luisteren naar een aantal experten. EUNIC doet samen met de Poolse ambassade en het Vlaams Huis de Buren boeiende inspanningen om dat debat op poten te zetten. Onze dank en waardering hiervoor, maar ook, valt te bedenken en te hopen, zal men in de loop van volgende maanden, nu Europa op het spel staat, nu het welzijn van 480 miljoen mensen veilig gesteld moet worden en het perspectief van een nieuw ochtendgloren niet mag ontbreken, dat zonder de steun van die mensen dat project niet lukken kan en dat is wat mij verbaasde in de analyse van Bruno Coppieters, die conflicten inderdaad als buitenstaander bekijkt, maar of het wel kan, daarover zijn we het – vrees ik – niet eens
Zou een natie inderdaad wezen wat Friedrich Nietzsche zag: dezelfde taal spreken en dezelfde kranten lezen, dus ook dezelfde televisieprogramma’s volgen? In die zin is Vlaanderen veel meer een natie dan sommigen voorhouden, want je merkt niet zo gauw dat iemand La Libre leest of Le Soir, naar Mise au point kijkt en het JT volgt. Maar in Europa is de spoeling nog dunner, dat moet men wel bekennen, in Nederland eist De Telegraaf haar koppositie op, bij ons het Laatste Nieuws en in Frankrijk? Daar lijken de media wel versnipperd, want bijvoorbeeld Le Monde noch Le Figaro kunnen beweren de hele samenleving te bereiken. In Duitsland heb je wel een paar toonaangevende bladen, maar eenheid, eentonigheid? Of toch, als je naar nieuwsberichten luistert of kijkt in verschillende lidstaten van de Unie zie je dat dezelfde preoccupaties de journalistiek bepalen: rampen, rechtszaken en misdaden, schandalen en de politieke conflicten, vaak meer theater dan… Kijk je naar economische berichtgeving, de situatie in de Arabische wereld en de relaties met China, India en de VSA dan is alvast de eenheid in het oude Europa al veel beter te bespeuren. Op het terrein van entertainment is de homogenisatie nog veel groter, want daar spelen de grote concerns hun rol, zodat je al wat dieper moet gaan pluizen om te zien of er een vergelijkbare aandacht is voor een Europese artistieke scène en dan, helaas, overweegt provincialisme. Ondanks de roep om meer kosmopolitisme bij de kunstenaars, de intendanten van grote huizen als de Munt, merkt men dat zij hun eigen markt liefst wat afschermen. En, moet het nog gezegd, als het intellectuele leven in het vizier komt, dan zien we dat de eigen mensen altijd nog wel een stap voorhebben. Waarom was er gisteren geen Poolse docent van het Europacollege in Brugge uitgenodigd, om de Poolse tragische positie tegen het licht te houden?
De taal dus, daar botsen we dus telkens weer op, want hoewel het merendeel van de aanwezigen de Nederlandse taal machtig waren, verliep het gebeuren in het Engels en niet altijd even vlot. We zullen het niet over de woorden hebben, maar toch, een goede taalbeheersing van een andere taal is werkelijk moeilijk te verwerven. Maar ook, bedacht ik me terwijl ik nog een borrel nam in de Stoepa, in Brugge reeds, is het vertalen van inzichten, wetenschappelijk doordacht, toch wel moeilijker dan we soms vermoeden. Bruno Coppieters en Peter Vermeersch brachten een goed verhaal, ongetwijfeld en toch, behalve het feit dat de taal hen soms parten speelde, was de taal, de benadering vanuit wetenschappelijke hoek misschien nog het meest problematisch.
De gedachte, die ik aan jarenlange lectuur van Alexis de Tocqueville heb overgehouden, maar ook uit het bestuderen van ruimtelijke ordening, zeg maar retrospectieve menselijke aardrijkskunde, laat zien hoe ons landschap, in de oude kern van Europa, maar wat ik zag van Polen verschilt niet zo heel veel, uitdrukking geeft aan levensvormen, aan samenleven en het scheppen van een aangenaam landschap blijft dat die Europese cultuur werkelijk wel bestaat. Juist het gebruik van de – beperkte – ruimte voor een dichte bevolking laat zien hoe in rechte en in feite vormen van wederzijds vertrouwen en het respecteren van de publieke ruimte. De discussie over de Niqab bijvoorbeeld geeft aan hoe het eigen is aan die Europese samenleving dat men elkaar met open vizier moet kunnen tegemoet treden. Het vertrouwen en het vreedzame samenleven, ook van buurtstaten is al langer een ideaal maar er werden goede omgangsvormen voor gevonden. Deze aspecten maken deel uit van onze Europese gedeelde cultuur. Ik begrijp in de verste verte niet waarom die dynamiek in de geschiedenis zo opmerkelijk een motor van vreedzame welvaartsopbouw blijft in het Europa van vandaag op bijna beschamende wijze achterwege. En net daarop zou zich een gezonde betrokkenheid bij het bonum commune ontwikkeld kunnen worden, maar onbekend is onbemind.
Bart Haers

Reacties

Populaire posts