Oude verhalen in een nieuwe outfit


Recensie

Odysseus achterna
Oude verhalen opnieuw verteld



Sandor Marai. Vrede op Ithaka. roman. Wereldbibliotheek 2011; pp. 302.
Prijs: 24,95 €

Wat moet je aanvangen met een recensie dat nauwelijks meer weet te brengen dan een oppervlakkige resumé om te eindigen met de opmerking dat Marai nu wel uitgezongen is, dat er na “Gloed”, “Kentering van een huwelijk”, “Bekentenissen van een Burger” niet zo heel veel meer te rapen valt? Wel, omdat het behandelen van oude verhaalstof voor een auteur of getuigt van weinig inspiratie dan wel net een poging is een onzegbare gedachte uit te werken, kon de recensie ons niet voldoen. Het boek lezen was dan ook een mogelijkheid voor iemand die de andere genoemde titels met genoegen gelezen heeft, maar ook bijvoorbeeld “De Gravin van Parma” had heel wat dat mij voor de auteur inneemt: Ook na lectuur van dit boek waarin de schim van Odysseus; of mogen we gewagen van de demon Odysseus rondwaart; kan ik niet anders dan van een geslaagde voorstelling gewagen.

Marai schreef dit boek als eerste worp na zijn vertrek uit Hongarije en zijn zwerftocht door Zwitserland en Italië en toch gaat het niet om het zwerfmotief als zodanig. Een goede interpretatie van de titel, in vertaling, “Vrede op Ithaka” hou ik dan ook nog in beraad, want aangezien de vertellers niet meer op Ithaka verblijven;  zou men kunnen bedenken dat hun aanwezigheid strekte tot de gekende wreedheden. Maar aan de andere kant was het de vorst die de vrede kon bewerken en bewaren.

Wie was Telegonus, wie Circe, Calypso? Welke rol vervulde Hermes en hoe voluptueus, promiscue en zelfingenomen waren al die figuranten nu eindelijk? Het zijn vragen die de auteur verwerkt in zijn verhalen waarbij naar goed gebruik de afgunst en nijd; de boventoon voeren. Er is nagenoeg niemand die welwillend in het leven staat en anderen de kans wil geven iets goeds te beproeven of gewoon te proeven, behalve dan misschien Telegonus, de zoon van Circe en Odysseus. Het mag verbazen, maar in bijna geen enkele recensie bleek het gesprek tussen Hermes en Circe, van belang, waarin de nimf te horen krijgt dat ze met haar tovenarij moet ophouden en mensen niet zomaar in hun ware gestalte mag laten verschijnen: voor de meeste mannen geldt dan dat het varkens zijn, zoals we weten. Anderen worden een specht, zoals die koning Picus en anderen worden een kreeft of wat dan ook, kortom, op dat eiland van Circe, het Dodeneiland vinden we een uitgebreide diergaarde en niemand weet of een dier niet een betoverde mens is.

Maar even opvallend is dat Circe handelt - volgens Sandor Marai - uit wraakzucht omdat ze zich om de tuin heeft laten leiden door de Lichtbrenger en Stedenverwoester tegelijk. Met Menelaos haalt hij, de auteur een ander trucje uit want die lijkt verdacht veel op de held van de afgelopen Wereldoorlog, het boek verscheen immers in 1952 en dus kan het bijna alleen om Winston Churchill gaan, die inderdaad na zijn verkiezingsnederlaag met een enkele stenografen zijn visie gaf op de afgelopen oorlog en dat was uiteraard een objectieve weergave. Wie zich herinnert dat Centraal-Europa niet bevrijd is geworden door de Westerse geallieerden kan in de weinig flatteuze bejegening van Menelaos-Churchill gauw wel een aanleiding vinden. Op te merken valt wel dat Sandor Marai die oefening niet zomaar maakt, zo hebben we de indruk, maar slechts deels zijn figuranten een nieuw masker geeft.

Ook heb ik sterk de indruk dat in het werk van Horkheim en Adorno, “De dialectiek van de Verlichting” een sleutel zit voor dit werk. Goden en helden blijken voor Adorno een weinig inspirerende boodschap te hebben, want de Helleense held is volgens hem eindelijk niet meer dan een geslepen zakenmannetje dat vooral controle wil en verder niet veel geeft om mensen en dingen. Als het past en goed uitkomt, dan kan hij daar wel mee om. In dit boek zien we dat de Held, Odysseus, zich ontpopt tot een vrek, die alles wat niet te zwaar is begint te verslepen en de waarde ervan te bepalen. Hij die voorheen nergens om gaf, niet om onsterfelijkheid, niet om de schatten die hij onderweg vond of stal, blijkt nu plots wel om goede naam te geven en hij stuurt Penelope naar het vasteland, Argos, om zich niet met mensen met een bezoedelde reputatie te moeten afgeven. Maar hoewel dat alles niet meer behoort tot de Homerische traditie, zijn er anderen die deze verhalen al min of meer vorm hebben gegeven.

De Telegonie, het verhaal van Telegonus is niet tot ons gekomen, maar anderen in de oudheid hanteerden de verhaalstof voor eigen doeleinden en in die lijn plaatst ook Sandor Marai zich. Zou onze lectuur minder aangenaam zijn geweest als we al die kennis niet hadden gehad? Eerlijk is, eerlijk, de band tussen Menelaos en Churchill is ons bij het lezen opgevallen, maar we hadden het toch even na te kijken, onder meer wanneer die memoires verschenen waren. En van Telegonus hadden we echt nog niet gehoord. Omdat, zo valt te vrezen, de kennis van de klassieken echt niet meer de kern van het onderwijs vormt, ontging ons wel eens een detail, maar na lezing hebben we ons enkele uren bezig gehouden met die allusies en andere spelletjes.

Kan men aannemen dat iemand zomaar dit spel opneemt en er gedurende lange tijd bezig is al die elementen zo te schikken dat we bijna levensechte figuren krijgen? Natuurlijk is dat laatste  een kwestie van waardering., want hoe kan zo een oude pruik als Calypso nu levensecht naar voor komen? Wel, omdat de auteur hun antropomorfe verschijning doortrekt naar een menselijk psychisch functioneren, met, zoals dat heet, mensenwensen.

Het is dan ook zoeken naar een motief en ook een interpretatie van dit boek, zonder dat we het verder gaan zoeken dan de auteur toelaat. Het gesprek van Hermes met Circe komt mij voor een missie te zijn zoals die na de oorlog in Centraal-Europa aan de orde moeten zijn geweest, waarin men echter juist wel de macht van de goden, c.q. de communistische partij moet aanvaarden, hoe wispelturig en onvoorspelbaar ook, hoezeer ook de individuele vrijheid fnuikend. De Goden, beweert Hermes hebben besloten dat ze niet meer kunnen ingrijpen in het los van de mensen, individuele mensen, die immers bevrijd zijn van hun oude angsten en beperkingen, er zelfs in slagen dat wat de goden hen mee hadden gegeven, het gereedschap, te verbeteren. Ziedaar de teneur van dit boek, waarin de helden zich niet meer op hun daden mogen laten voorstaan en nog minder op goddelijke afkomst. Zij worden geacht nu zelf te doen wat ze nodig achten en de goden sluiten zich van de mens af op hun berg.

Het is dan ook de vraag waarom Sandor Marai voor deze uitgebreide verhaalstof heeft gekozen. Dat hij niet de eerste is die een vervolg aan de Odyssea wil breien, kan wel zijn opzet situeren, maar niet verklaren waarom hij bij de oude Grieken leentjebuur gaat spelen. Nu we haast terug in een middeleeuwse onwetendheid verkeren wat de Griekse letteren en cultuur betreft en zeker het lezen nog voor weinigen is weggelegd, valt het te begrijpen dat dit boek op een koude steen valt. Het motief van de Odyssea zelf, de terugreis, de moeilijkheid voor de held om de kortste weg te nemen omdat de Goden hem van hot naar her sturen en hem zelfs een bezoek aan de Hades bereiden blijft in dit boek meespelen, net als de steun die Palas Athene aan de held heeft gegeven.

Maar andere motieven hebben ook hun plaats en de zelfgenoegzaamheid van de oude Menelaos, net als Churchill verslaafd aan drank, al kan gedacht dat de koning van Sparta geen Whisky gedronken zal hebben, brengt ook dat andere motief met zich, dat van de moeilijke adminstratieve behandeling in het douanekantoor en het verhaal van de eugenese die de Lakedaimoniërs zouden hebben gehanteerd: kinderen met een zichtbaar gebrek werden gedood. Maar was Menelaos een spiegelbeeld van Churchill, dan weten we niet welk land Marai voor ogen had, of het zou Duitsland moeten wezen, maar dat lijkt wel zeer moeilijk. Vandaar de gedachte dat Marai binnen het raam van zijn verhaal elementen aan de eigen actualiteit ontleent, zonder daarom een sleutelroman te schrijven.

Zijn de thema’s dan herkenbaar die hij de revue laat passeren? Hier is het risico van overtrokken interpretatie nog groter, maar tegelijk geeft de auteur ons wel meer dan een bot om op te knagen. Het thema van de eugenese in Nazi-Duitsland, was dat bekend voor Marai? En het protest ertegen? Of de afnemende vermogens van de goden de mensen nog te leiden en te misleiden? Het is die vaststelling die ons ertoe brengt vast te stellen dat Sandor Marai inderdaad ingaat op de vraag van Adorno of de dialectiek van de Verlichting er niet toe geleid heeft dat mensen inderdaad een grote autonomie hebben verworven, maar dat hij er niet zeker is of dit altijd goed kan uitpakken. De uitdaging het zelfbeschikkingsrecht vorm te geven komt mij vandaag bijzonder relevant voor, omdat we net nu wellicht nog meer dan zo kort na de Wereldoorlog een vorm van beheersingspolitiek beleven die Adorno niet verrast zou hebben. Het valt wel moeilijk uit te maken of Sandor Marai het eens is met de visie van Horkheimer en Adorno. We weten niet of de auteur tijdens zijn verblijf in Zwitserland en Italië kennis had genomen van Docter Faustus, geschreven door Thomas Mann en nog minder wat Marai ervan dacht. We weten vooral wel dat ook nu de beheersing van het eigen lot aan kleinburgerlijke goden, c.q. politici en bankiers, mensen uit het middenveld tegen de borst lijkt te stuiten en hen ertoe brengt die balast terzijde te schuiven, althans dat te proberen. .

De taal van Sandor Marai, het Hongaars; ken ik niet en ik moet er dus vanuit gaan dat het inderdaad een goede tot uitstekende vertaling mag heten. Men roemt de lakonieke tussenzinnetjes van de auteur, maar evenzeer komt het me voor dat de auteur juist verschillende registers weet te bespelen. De taal van de verschillende spelers op zijn schaakbord, afhankelijk ook van de stemming of de oogmerken verandert namelijk voortdurend. In die zin is het werk, denk ik; zoals de andere nu net wel belangwekkend en boeiend om lezen. Was Gloed voor velen een verrassing, dan lijkt men nu wat last te hebben met de auteur en diens werken. Men moet erover spreken maar weet niet goed enige gène te verbergen. Juist omdat we de oorspronkelijke verhaalstof, de Odyssea niet meer kennen, niet meer thuis zijn de grote Griekse verhalenschat ontgaat er ons veel. Maar ook het jaar van publicatie speelt in dit geval mee, om nog te zwijgen van het feit dat de honkvaste Hongaar plots zijn spullen moet verzamelen om te vertrekken, want het nieuwe bewind dat het land door Moskou wordt opgedrongen, blijkt voor hem  onleefbaar: In ballingschap gaan en de demonen weerstaan is dan aan de orde en zich niet laten verleiden door Calypso of Circe? Maar ook de oude bes Helena van Troje, of is het toch Sparta, zal hem niet in haar netten strikken. Het spel dat de auteur met dit alles opbouwt kon ons in elk geval wel raken en we vinden het dan ook wat raar dat sommige recensenten niet goed uit de voeten kunnen met dit boek. We hebben zelf niet het leesplezier van anderen willen vergallen door allerlei details en vooral mooie vondsten, zoals het verhaal van Skylla, het nichtje van de bekende Skylla aan de Italiaanse kust, bij Messina zou gelegen hebben, uitgebreid uit de doeken te doen. Het blijft wonder hoe een en ander in dit boek opgepikt wordt en behandeld.

Het mag niemand verbazen dat velen dit boek maar node lijken te waarderen, want in wezen is zowel de oudheid ons vreemd als het lot van de apatriden na de Wereldoorlog ons onbekend is. De auteur ben ik wel dankbaar dat hij ons met dit boek een inzicht weet te bieden in wat de goden volgens hem met ons, mensen voorhebben. En dat hij nu net wel geloofde in het individuele zelfbeschikkingsrecht. De vrijheid was voor hem geen illusie, net zo min als het gefnuikte bestaan in het door Stalin bestuurde land. Hoeveel opstanden zijn er in die bloedlanden, zoals Thimoty Snyder Oost-Europa noemt, geweest die ons ontgaan zijn en wat betekent het als een schrijver als Sandor Marai met de voeten stemt? Deze gedachten komen bij het lezen niet direct boven, maar toch, het blijft op de een of andere manier wegen in de keuze van de boeken die we willen lezen. Maar net daarom valt het op dat de auteur zelden de lotgevallen van Hongarije en de Hongaren direct behandelt, maar via emblematische verhalen. De mens die hij is, aanvaardt geen moraliserende benaderingen en we vinden die ook niet in dit boek. De knappe compositie deelt hij met andere schrijvers, wanneer hij met meesterschap verhaalstof, stijl, registers en vormen weet te vinden en uit te werken. .

Bart Haers
22 oktober 2011



Reacties

  1. Dat Sandor Marai zelfdoding koos schijnt je te ontgaan .
    Misschien vind je het niet vermeldingswaardig. Ik wel.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. In 1948 gaat hij weg uit Hongarije, dat is hier wel relevant, dat hij veertig jaar later, 88 jaar oud zelf uit het bestaan stapte is dat wellicht minder. Maar goed, schriftgeleerden hebben ook hun reden van bestaan.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Niet te geloven ! Je interpreteert zijn boek(en) hier buitengewoon biografisch, en bij de meest ingrijpende beslissing van de auteur, zijn zelfdoding, dan is het plots niet meer relevant? Gewoon hilarisch ! Wat voor fantast ben jij eigenlijk ? Als ik nog eens ergens je naam tegenkom, dan weet ik het wel.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Onvoorstelbaar te moeten veronderstellen dat Sandor Marai tijdens zijn jonge jaren, in 1950 zou moeten weten dat hij in 1988 verbitterd uit het leven zou stappen. Ik heb veel fantasie, maar uw vermoeden dat dit een rol zou spelen, lijkt me ver gezocht. Maar u denkt er verder van wat u wil, al vind ik dit een discussie zonder veel zin.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Nu,u stelt dat ik het boek zeer biografisch zou interpreteren, maar ik denk dat het feit dat hij op de vlucht gaat voor de machtsgreep van de Moskougezinde partij of door Moskou gesteunde partij het enige echt biografische feit is dat ik aanbreng. De kennis van het werk van Winston Churchill was voor zover ik kan weten toen wel stof voor vele kranten, ook buiten het UK. De kennis van het werk van Adorno was op dat moment bij intellectuelen en academici wellicht ook niet onbekend.
    Het was mij een raadsel waarom Sandor Marai de homerische verhaalstof aangreep en net door de passage van Telegonus op visite bij Menelaos leek mij een sleutel, zonder in overinterpretatie te vervallen.
    Het blijft voor mij in die zin een beetje moeilijker te interpreteren wat Marai doet met de figuur van Penelope, maar dat zal ik nog wel eens uitzoeken. Wel staat het me voor dat dit boek ongelooflijk sterk gecomponeerd is en dat de verbeelding waarmee Marai ons weet te verrassen behalve overtuigend ook fascinerend blijft.
    In 1950 was Marai halfweg zijn leven, vijftig jaar en dus best in staat de gebeurtenissen te vatten. Waarom hij 38 jaar later zelf uit het leven stapt kan men zich allicht inbeelden, al weet ik niet of zijn verbittering te maken heeft met eenzaamheid of andere aspecten van het ouder worden. Maar dat dit betekent dat de man in zijn actieve jaren dacht dat suïcide voor hemzelf weggelegd zou zijn, valt niet te bewijzen. Wel denk ik dat gezien de tijd en de gebeurtenissen elke volwassene wel besefte dat zekere ontwikkelingen tot zelfmoord konden leiden. Het probleem lijkt mij steeds meer dat u en anderen het moment van het lezen van het boek als uitgangspunt nemen, terwijl het boek gewoon op enig moment in het leven van de auteur tot stand is gekomen. Zo bestond Gie Van den Berghe het eens om in de Financieel Economische Tijd te schrijven dat Hannah Arendt te laat was met haar kritiek op het oprichten van de staat Israël, De bundel opstellen, die geschreven waren tussen 1944 en 1950 verscheen in 2005 en nergens vond ik een aanleiding om te zien dat de recensent er een idee van had dat de opstellen in de tijd geschreven waren van de oprichting van de staat Israël. Het is pijnlijk te moeten vaststellen dat mensen niet met een relatieve chronologie om kunnen springen, dat wil zeggen het toenmalige heden, het heden van Marai en de machtsgreep van de communisten in Hongarije te zien en niet te kijken naar wat veertig jaar later gaande is.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts