Prinsheerlijk


Expositie
Het rijke kabinet



Het Groeninghemuseum mag er terecht prat op gaan dat het een rijke verzameling kunstwerken herbergt, die weergeeft hoe rijk deze regio wel bedeeld was en is met de schone kunsten. Zoveel groter is dan ook onze verwachting en lijkt het ons een feest het museum binnen te stappen nu een 54 werken uit het Kunsthistorisches Museum er prijken naast de eigen collectie. Opnieuw blijkt hoezeer tijdens die periode, de vijftiende en zestiende eeuw een overdaad aan sublieme stukken werd geschapen. Van Jan van Eyck tot Patinir en Jan Breugel moet hier een keur van schilders rond hebben gelopen en vooral veel gewerkt. De vaststelling dat sommige schilders zich specialiseerden in landschappen, andere in figuren of andere details, verandert aan dat gegeven wel niet zo heel, wel leert het dat de schilderkunst hier een bijzondere betekenis moet gehad hebben.

Als je het museum binnenloopt, dan merk je onmiddellijk dat het eenvoudige gebouw meer in petto heeft en dat er werken te vinden zijn die ons steeds weer weten te verrassen. Dus was het bijna vanzelfsprekend dat we de tentoonstelling bezoeken wilden en het was prettig, alleen hadden we af en toe last van een groep, die ons het kijken en herbekijken niet altijd gunde. We kennen de gebruiken wel, maar vinden het weinig hoffelijk van gidsen bezoekers de kans te ontnemen rustig de pracht te bewonderen en tot zich te laten doordringen.

We kennen vele van de werken wel omdat wie het over Breugel, van Eyck of Petrus Christus heeft, wel eens gaat kijken en ook behoort de kennis van de werken van deze schilders in beginsel tot onze opleiding en vorming. Maar het bekijken, volgen, lezen en herlezen blijft een bijzonder genoegen. De levensvreugde spreekt uit deze werken, zelfs als het om een kruisdraging gaat of als we van Bosch een laatste oordeel bekijken. Het blijft bijna onmogelijk te bevatten hoe die schilders hun onderwerpen behandelden. De interieurs, de kleren, de landschappen, het laat een wereld zien die verwondering blijft wekken. Het is dus niet zo, denken we, dat ze opvallend gunstig tegen de wereld aankijken, al kan het natuurlijk, kijkend naar Margareta van Eyck dat de schilders alles behalve veroordeeld waren tot een leven op een zolderkamer. Welvaart spreekt uit dit werk, maar ook een geloof in de mogelijkheden, meesterschap over kleur, paneel en de eigen hand.

We hebben al vaker bedacht dat de welvaart in Brugge ook een bron van optimisme moet geweest zijn, maar zelfs een Juan de Flandes die hofschilder werd van Isabella van Aragon heeft diezelfde inzichten, behandeling van het leven, al kan het zijn dat hij de concurrentie gevlucht is, want wie zat er niet allemaal in Brugge en later Antwerpen, Brussel?

De bewening van Christus hangt er ook, een donker werk, maar hier spreekt dan wat Johan Huizinga de heftigheid van de emoties noemde. De idee van de bewening kan als menselijke uitdrukking best gewaardeerd worden, zodat de stukken die dit thema behandelen, meer vertellen en ons aanvoelen kunnen versterken.

In die optiek zijn de panelen die “het Laatste Oordeel” tot onderwerp hebben een bijzonder thema. Ook dit is natuurlijk en ontegensprekelijk religieus geïnspireerd, maar tegelijk is het een product van een ongeremde fantasie, zeker als je Jeroen Bosch kijkt. Tegelijk merk je telkens weer hoe de thema’s iconografisch vaak precies vastgelegd lijken. Precies de schilders die in Brugge en omgeving werkzaam waren nieuwe iconografische normen hebben uitgezet. Creativiteit en vastgestelde normen, het lijkt te vloeken, maar bovendien zien we dat bij verschillende werken in de tentoonstelling de nieuwe inzichten die in intellectuele kringen de ronde doen ook hun weerslag hebben. Toch merken we dat de uitleg bij de werken via de audiogids niet altijd dieper ingaat op dat thema.

Bij het verlaten van de tentoonstelling hadden we de idee dat de werken echt wel op hun plaats hingen, naast de eigen collectie van het museum. Vooral is duidelijk dat de aandacht voor deze werken niet zo gauw zal verslappen. Bekijken we de landschappen, de werken die vooral landschappen zijn en de andere, zoals de aanbiddingstukken dan valt op dat ook de (nieuwe) architectuur een plaats krijgt of liever als decor dient, waardoor we een inkijk hebben… maar dat weet iedereen. En toch blijft het genieten, van de kleuren, het realisme, dat onrealistische verhalen uitdrukt.

We moeten het dus allemaal subliem vinden, of gewoon interessant, maar de ervaring die de al dan niet geoefende kijker heeft, die de kleuren, blauw, groen, karmijn en ander rood, merkt dat er toen een grote dynamiek moet bestaan hebben, maar tegelijk blijven de werken aanspreken, zowel de landschappen, de bijbelse stukken als de meer christelijke thematiek. Later hebben andere schilders in de Nederlanden die thema’s of de voorstellingen opnieuw aangewend, om hun eigen verhaal te vertellen. Het blijft dus de vraag, voor mij dan toch, of we die kunst als een element van de geschiedenis willen zien, zonder afbreuk te doen aan de artistieke kwaliteit ervan. De tentoonstelling hoeft immers geen toeters en bellen, want het oeuvre dat er uit Wenen tentoon gesteld wordt, blijft de moeite waard. Het pleit voor de vorsten en hun vertegenwoordigers, de landvoogden, Albrecht en Isabella, dat zij die kunstwerken wel konden waarderen. Het maakte deel uit van hun leefwereld en dat is wat ons verbazen kan. We weten nu dat pas in 1902 in Brugge een grote tentoonstelling van het werk van de Brugse meesters werd getoond. Het enthousiasme moet enorm geweest zijn want er werd wel degelijk over geschreven en ook Johan Huizinga was er gek op.

Bekijk je achteraf de landschappen nog eens, van Patinir en de anderen, dan ben je toch verrast van de kleurenbehandeling. Je zou al veel inspanningen moeten doen om zelf een foto te nemen van de vallei aan de voet van de Klausenpas, om de kleurschakeringen opnieuw te vinden. Het vermogen tot observeren maar ook tot konterfeiten van die kunstenaars blijft opmerkelijk.

  

Een van de werken die me het meest opviel, omdat ik het niet kende in een Zuid-Nederlandse context is het schilderij van een paleis, met vele doorkijkjes, elegante figuren en een overvloed aan loggia’s en ander fraais. Men kan zich afvragen of dit schilderij niet tegelijk iconografisch verbeeldt wat men in die tijd als een paradijstuin kon zien. We weten dat in Italië op dat ogenblik vorsten zochten   aangename verblijven te laten bouwen. Maar als we goed rondkijken in Vlaanderen dan zien we dat de graven, c.q. hertogen van Bourgondië zoals hun voorgangers de verblijven zochten die veraf stonden van de oude dwangburchten. Zo had je in Gent en Brugge een prinsenhof dat er indrukwekkend moet uitgezien hebben, zeker als de bewoners ook aanwezig waren en hun schatten met plezier uitstalden. Ook daar zocht men met galerijen en loggia’s het verblijf aangenamer te maken. Is het overigens niet riskant te overwegen dat het klimaat toen vooral donker was en nat was. Immers weten we dat toen het Middeleeuws optimum wel overging naar de latere daling van de temperaturen, de zogenaamde kleine ijstijd. Maar wie de panelen ziet, dan valt het licht op en de zin voor de schakeringen van kleuren.

En was er dan geen naakt te zien? Uiteraard want het valt op dat de eva’s in vele varianten kunnen zien en het is maar de vraag of we de schoonheidsidealen van de late middeleeuwen, overgaand in de renaissancemodellen die meer zouden beantwoorden aan het toen heersende schoonheidsideaal. Het blijft boeiend om de schildering van die dames te zien. Men zou zich afvragen of Jeroen Bosch dan wel de andere meesters modellen hadden en of die naakt poseerden. Onmogelijk is het niet, maar het kan zijn dat we ons vergissen in de preutsheid van die tijden, want we weten dat er in de steden in de Nederlanden stoven waren, badhuizen waar men wellicht minder preuts was dan sommige idealiserende inzichten van uit zijn gegaan. Veronderstel even dat Van Eyck herkenbaar een Brugse schone van hoge afkomst had gekonterfeit en die werd tentoongesteld in het Prinsenhof of Sint-Donaas? Juist! Maar de gossip zou wellicht binnen het milieu was gebleven. Maar goed, we weten er weinig van, hoe de kunstmarkt werkte, hoe de gemeenschap met die kunstenaars en hun werk omging. Want het is duidelijk dat de kunst niet buiten de wereld stond of niet alleen voor de elite functioneerde. Maar zelfs dat laatste weten we niet zeker. 

En toch, nu we erover nadenken was het een plezier dat we een dezer onszelf nog eens zullen gunnen, nog eens rondlopen tussen deze werken die ooit bijna vergeten schenen, voor 1902, maar dan plots en met veel toeters en bellen officieel erkend werd. Maar het ging om schilders die meesters waren in hun vak, soms zelfs maar een aspect ervan, landschappen, figuren… De taakverdeling lijkt ons vandaag bizar, maar als je sommige hedendaagse werken ziet, dan zou je wel eens wensen dat zo een aanpak mogelijk zou blijven. Het blijft fascineren hoe zij een gezicht uitwerkten, een mantel of bovenkleed in vele tinten met plooien en drapering wisten uit te werken. Natuurlijk is onze opvatting over het scheppen van een beeld veranderd en bovendien hebben we nieuwe dragers, foto, film, 3D en zo meer, maar geven die hetzelfde aanvoelen als zo een Laatste Oordeel of een Adam en Eva? Het zal wel persoonlijk zijn, maar het blijft verbazen dat deze kunst zo menselijk mag heten. En ook wel eens provocerend denk ik, want heftig.

Bart Haers
21 oktober 2011


Reacties

  1. Op dit nachtelijk uur, hier toevallig aangespoeld, en met half leeg glas wijn naast mij, durf ik toch enige reacties te plaatsen:
    1.Waarom verbaast het u dat deze kunst zo menselijk mag heten? Ik vind dat nu net allerminst verbazingwekkend, maar integendeel juist zeer vanzelfsprekend.Wat zou ze anders kunnen zijn dan menselijk? Kent u overigens enige kunst, die naam waardig, die niet menselijk is?
    2.Waarom suggereert u onderhuids dat onze nieuwe dragers , foto, film, 3D enz. niet of minder menselijk zouden zijn?
    3.Dat u veel waardering hebt voor de kunst in deze tentoonstelling, vind ik zeer begrijpelijk. Maar de formulering van uw waardering verraadt een eenzijdige en conservatieve visie op (ondermeer?) kunst. Maar tja, op een blog ontbloot een auteur zich vaak onbewust, nietwaar.
    4.Uw wrevel over die groepen met gids vind ik zeer begrijpelijk en terecht; ook ik erger mij daar aan.

    Goede nacht. Ach ik heb nu al spijt van mijn totaal onbelangrijke reactie. Geef me nog een glas wijn (zei Pessoa).

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik denk niet dat het punt is dat ik deze schilderkunst kan waarderen zomaar een blijk zou zijn van een conservatieve smaak. Er zijn actuelere stromingen die minder modern zijn, zoals het impressionisme, terwijl het best kan dat ik voor architectuur of film, affiches zeer verwonderd kan opkijken.
    In de mate dat kunstwerken een geidealiseerd beeld schetsen van de wereld, kan zij ook minder menselijk blijken, zoals het sociaal-realisme er een is. Wij - u en ik - hebben het voordeel dat we ons eindelijk aan alles kunnen laven, want inderdaad we kennen de icononschilders uit de Orthodoxe kerk, sommige primiitieve kunsten en nog zoveel meer. De vraag of er vandaag boeiende kunst gemaakt wordt, is wat onwinnig, maar niet alles wat men maakt kan ook mijn waardering wegdragen. Michaël Borremans heeft er interessante inzichten over.
    Geniet dus van uw flesje wijn.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts