Onderwijs ter discussie


Kleinbeeld

Waarom men niet over 
onderwijs enz spreekt
Discussie over de rol van de leerkracht

Ook in een nieuwe klas is het de leerkracht
die kennis overdraagt en regelmatig toetst. 
In Nederland tiert in stilte een groeiend ongenoegen over de evolutie van het onderwijs, maar niemand durft, op Ad Verbrugge en BON, Beter Onderwijs Nederland na, te onderzoeken waarom men aan studenten die ervoor kiezen schoolmeester te worden, lange tijd onvoldoende eisen is gaan stellen. In Vlaanderen woedt een al even verbeten als onderhuidse strijd over de hervormingen die men goedschiks of kwaadschiks wil invoeren in het onderwijs. Men laat daarbij al eens de opmerking vallen dat het onderwijs in de jaren 1970 niet goed hervormd kon worden omdat de leerkrachten in het middelbaar onderwijs echt niet geschikt of toegerust waren om de nieuwe leerkracht vorm te geven en derhalve het onderwijs op een nieuwe leest te schoeien. 

Met alle welwillendheid die een mens kan opbrengen denken we toch dat de onderwijshervormingen in de buurlanden en vooral Nederland, Franstalig België en Frankrijk laten zien dat die hervormingen misschien wel goed bedoeld waren, maar dat ze problemen aanpakten, die al min of meer waren weg gewerkt. Op de betere school bracht men wetenschappen bij zoals het hoorde, bracht men ook, daar kan ik zelf van getuigen de evolutietheorie aan en werd in de hogere jaren over de actuele filosofische teksten gesproken. 

Het opzet is van dit stuk is eenvoudig weg ertoe bij te dragen dat het debat over onderwijsbeleid en onderwijshervormingen eindelijk eens in alle openheid gevoerd worde. Welke doelstellingen, welke overwegingen en hoe vangt men eventuele kritiek op? Die vragen blijven vandaag onbeantwoord. 

1. De rechtvaardigheid als uitgangspunt

Een eerste opmerking die men zelden hoort is dat toen ministers van Nationale opvoeding Willy Callewaert en vervolgens Herman De Croo  het Vernieuwd secundair onderwijs (VSO) invoerden de democratisering van het onderwijs al zeer ver gevorderd was: Bovendien zag je dat het Technisch onderwijs in die jaren een zeer hoogstaand onderwijs kon brengen en werd daarom geleidelijk het systeem van industriële avondscholen omgezet in onderwijs sociale promotie. 

Toen in 1987 de leerplicht op 18 jaar bepaald werd, ontstond een probleem dat weinigen echt goed hadden doordacht, want men diende nu beroepsonderwijs in te richten tot 18 jaar, al gebeurt het vaker dan men denkt dat leerlingen tot 20 jaar op de schoolbanken blijven zitten. Tegelijk ontstond zoiets als het watervalsysteem, waarbij leerlingen hoog mikten om vervolgens naar minder eisende richten af te zwakken. 

Het heeft geen zin te beweren dat iedereen Latijn of Grieks moet studeren of dat iedereen hogere wiskunde moet leren kennen in het middelbaar onderwijs, maar dat men er veel voor over heeft om sterke richtingen een hinder te noemen voor de minder dan gemiddeld presterende leerlingen, zou men toch beter moeten onderzoeken. 

Men baseert zich zo te zien op de “Theory of Justice”, een werk van John Rawls, eerst gepubliceerd in 1971, waarover in de algemene pers nooit of zelden een debat is gevoerd. Wie tegen rechtvaardigheid wou zijn, zou zijn kan met ons niet staan. Maar wat die rechtvaardigheid inhoudt en hoe men dat realiseren moet blijft een kwestie waarover pedagogen, in verband met onderwijs en anderen wel heel uitgesproken meningen hebben, maar een uitgewerkte visie en vooral een tegensprekelijk debat komt er niet. Het verst is men gegaan in de media, waar men een “Wabliefprijs” heeft ingesteld, want de minder geschoolden moeten ook kunnen meepraten in het grote debat. Dus diende men hen de nodige informatie te bezorgen. Het lijkt erop dat de ijver op dat vlak wat minder is geworden, want men kan niet alles tot een vermeende essentie vereenvoudigen. De discussie over de Euro wordt nu al op angstaanjagend simplistisch niveau behandeld in de brede media. 

Maar als niemand zich kan verzetten tegen een algemene notie als een rechtvaardige samenleving, dan moet wel bedenken dat ook het marxisme en, horresco referens, het nazisme een rechtvaardige samenleving nastreefden. Het is van belang te beseffen, denk ik dat men niet tegen rechtvaardigheid kan zijn, maar dat alles gelegen is in de wijze waarop men het doel realiseert, meer nog, het zal afhangen van concrete handelingen van de bemanning van administraties of men echt de beoogde rechtvaardigheid bereikt. Meer nog, als die rechtvaardigheid alleen in financiële en termen van eigendom bekeken wordt, dan komt het mij voor dat men essentiële aspecten van het particuliere leven van personen en het functioneren van de samenleving uit het oog verliest. Vandaag lijkt men het haast vergeten hoe ten tijde van de regering Patrick de Wael minister Marleen van der Poorten die bevoegd was voor Onderwijs plots met die gelijke kansen kwam aanzetten. Ook de cultuurtheorie van Bourdieue kwam toen plots in het politieke debat aan de orde, zonder dat men duidelijk uitlegde wat de doelstellingen dan wel mogen zijn en vooral hoe men het uitwerken ervan zou evalueren. 

Van belang is dat men inzake onderwijs, ondanks alles, zelden grote openheid aan de dag heeft gelegd. Men ging uit van een consensus onder pedagogen, maar men kan zich afvragen, met Tony Judt en Richard Sennett of die experten niet te zeer een constructie hebben opgebouwd, maar geen inzichten hebben gesmeed, die de burger echt kunnen overtuigen. In het radio 1-programma vandaag, vertelde Ides Nicaise nog maar eens dat de invoering van het VSO wel mislukken moest, want de leerkrachten waren niet goed voorbereid en niet willig genoeg om het nieuwe onderwijsbeleid ook vorm te geven. 

Het is meteen de zwakke schakel in het hele debat over onderwijsvernieuwingen en dito hervormingen, dat men de leerkrachten als eenvoudige uitvoerders van beleid wil zien en niet als mensen die autonoom en als corps in staat zijn over hun opdracht na te denken en er het beste van te maken. Mensen die onderwijs verstrekken in de klas, spreken niet met virtuele of hypothetische kinderen, maar tot kinderen en jongeren van vlees en bloed, met uiteenlopende temperamenten ook. Ook kunnen zij niet zomaar hun sympathie en helaas soms antipathie blijvend onderdrukken, maar ontstaat in het beste geval tussen leraar, onderwijzer en de klas, maar ook de individuele leerlingen een netwerk van onderlinge relaties die soms wel eens lastig blijken, maar naderhand door de leerling van toen, de ouder van nu in dankbaarheid herdacht wordt. . 

De theorie dat alle leerlingen gelijke kansen moeten krijgen, kan men niet afwijzen, maar dat leerlingen tot meer of minder intellectuele activiteit in staat zijn, kan men ook niet zomaar bestrijden. Bovendien is duidelijk geworden dat zowel het technisch onderwijs als het beroepsonderwijs best belangrijk zijn, voor de leerlingen én voor de samenleving. Om de eenvoudige reden dat men heel wat mensen met verschillende capaciteiten en vaardigheden nodig heeft. Om die reden is het boek van Richard Sennett over de ambachtsman en diens vermogen tot herhaalde en ingesleten handelingen, die hem of haar de mogelijkheid geeft ook unieke stukken te maken en de vaardigheden in concrete omstandigheden weet toe te passen. Dat is wat, volgens Sennett “asociale” experten nu net niet doen. 

2. De ontplooiing van het kind 

Daarom ook kan men niet stellen dat alle kinderen Latijn moeten leren en dat 9 uur per week in de 6de klasse zoals vroeger het 1ste jaar humaniora werd genoemd. Wie rond zich kijkt weet dat de levensloop van mensen niet geheel bepaald wordt door de studierichting die men in het zesde leerjaar van de basisschool koos, maar dat de mate van zelfbewustzijn vaak wel afhangt van het feit of men zich goed voelde in die studierichting. Wie doodgraag muziek speelt en in het ASO niet echt goed zit, kan in de kunsthumaniora wellicht een groter welbevinden ontwikkelen, ook al gaat men daarna niet door met muziek of theater, dans, maar kiest men voor een opleiding tot onderwijzer of onderwijzeres. Of hoe gunstig sporthumaniora voor sommigen kan uitpakken, ook dat vergeet men in de redenering op te nemen. 

Want het mag toch gezegd dat de onderwijzers die door de kweekscholen, de onderwijzersopleidingen werden gevormd vaak een grote interesse aan de dag legden en zelf ook actief waren soms op verschillende terreinen, in de lokale bibliotheek, toen nog vaak van katholieke of vrijzinnige aard, maar ook in het sportleven, als trainer van miniemen en cadetten, zodat ze ook buiten de klas en de school, met de kinderen contact hadden. Dat de verzuiling is weg gewerkt is een goede zaak, maar dat men onderwijzers - op uitzonderingen na - niet altijd meer ziet buiten de school, vormt misschien een teken aan de wand, al willen we hier geen algemene uitspraken over doen. Het feit echter dat men in Nederland gemerkt heeft, maar ook bij ons dat leerkrachten in hope zich niet voldoende meester weten van de nodige taal- en rekenvaardigheden, stelt de opleidingsinstituten voor grote uitdagingen. 

De vraag is of dit de ontplooiing van kinderen ten goede komt. Als je in de lagere school over geschiedenis hoort, is dat uiteraard op een zeer rudimentaire basis, maar als de meester of juf die kennis onder de knie heeft en goed kan vertellen, zal dat voor de leerlingen wellicht interesse wekken. Ook kennis van aardrijkskunde en bouwwerken, menselijke bedrijvigheid, dient hen zo bijgebracht. 

In een essay schreef Roger Scruton nogal laatdunkend over die ontplooiing van de persoon, maar als hij daarmee bedoelde dat kinderen maar een eenduidige vorming moeten krijgen, dan houdt hij noch rekening met de talenten van de leerkrachten noch met die van de leerlingen. Het komt me bizar voor dat zowel zij die een bepaald elitaire visie op cultuur hanteren als zij die vooral gelijke kansen willen bij eenzelfde eenvormige scholing uitkomen. 

Tijdens de laatste jaren van de regering Blair wou die asociaal gedrag strenger aanpakken. Wie van tijd tot tijd in Brugge Britten tegenkomt, mag zich gelukkig prijzen als de toeristen in kwestie enige andere interesse hebben dan het drinken van bier in grote hoeveelheden. Het valt mij op dat sommigen wel degelijk interesse hebben voor de musea, de stad en de gebouwen, maar dat velen daar totaal en maniakaal blind voor zijn. Blair had m.i. beter aandacht geschonken aan wat Tony Judt de afbraak van de grammar school noemt, het betere en betaalbare onderwijs voor kinderen uit de lagere middenklasse, waartoe Judt zichzelf rekende. Het gaat erom dat men met Tatcher een algemeen gericht onderwijsbeleid heeft afgevoerd, waardoor talloze jongeren geen kansen meer kregen om ook maar een begin van een behoorlijke opleiding te krijgen. Hoe dat op termijn een dynamische economie ten goede moet komen, om nog te zwijgen van een open samenleving, waar men ook in een bescheiden situatie als werknemer of zelfstandige ondernemer, uit de voeten kan; blijft ons vooralsnog een raadsel. Het is dus van belang, denken we, dat men het onderwijs naar behoren richt op het vinden van de talenten van de onderscheiden jongeren en dan de beste kansen geeft om dat talent, liefst meervoudige talenten te ontplooien. Men denke aan Philippe Herreweghe, die psychiater werd en uiteindelijk een carrière als muzikant maakte. Die kwestie blijft vandaag in het onderwijsdebat onderbelicht. En het laat zich aanzien dat men er ook geen oog meer voor heeft. Of nog: heeft men op die wijze niet de bodem uit de democratiserende werking van het onderwijs geslagen, dus de kar voor het paard gespannen? 

3. Optimale onderwijskansen

In plaats van het doel, de gelijke kansen opdat iedereen, zoals sommige verantwoordelijken van het onderwijsveld menen te mogen stellen gelijk aan de eindmeet komen als enige legitieme benadering voorhouden, kan men maar beter onderzoeken hoe men de onderscheiden talenten het beste kan ondersteunen. 

In wezen is het zo dat men nu gelooft dat als de leerkracht voldoende kennis in de lege hoofdjes giet, er na een afgesproken tijd vanzelf de gewenste output uit zou komen. Ietwat oneerbiedig hanteer ik graag als paradigma de teeltwijze in de varkenssector, waar men een big van x kg binnenkrijgt en gedurende zes weken, twaalf weken deze of gene specifieke voedering toedient zodat men het geschikte eenvormige varken van 180 kg produceert, type dat in de slachterij bijna automatisch geslacht en versneden kan worden. 

De individualiteit van kinderen wordt nog zelden aan hun talenten afgemeten, maar lijkt vooral een kwestie te zijn van mogelijke afwijkingen, passend in DSM IV of anderszins dyslexie en zelfs nog andere afwijkingen die beginnen met dys-. Het klopt dat men vroeger weinig consideratie had met afwijkend gedrag of mogelijke tekorten die het leren bemoeilijkten. Anderzijds kwam het vaak voor dat jongeren die linkshandig waren en niet gedwongen rechtshandig te worden wel degelijk goede vooruitgang konden maken. 

De persoon van de leerkracht is daarbij cruciaal. Men noemt hen vandaag professioneel als ze hun persoonlijke inbreng volkomen negeren. Maar is het niet net zo dat de oplettende leerkracht, zowel in het basisonderwijs als in het middelbaar onderwijs, leerlingen die wel degelijk bekwaam zijn maar door een of andere persoonlijke ervaring of druk een jaartje wat minder presteren toch weer op het goede pad  bracht en ook nog wel brengt?. Men mag overigens niet vergeten dat altijd wel, een eeuw geleden net als nu, juist de leraar, ondanks het gesnoef op de speelplaats, op leerlingen een grote en vaak positieve invloed had. Maurice Maeterlinck vertelt erover. Elsschot blijkt niet zo gedreven te zijn op school maar wordt via de handelsschool toch een gewiekste zakenman en zonder veel tegenspraak is hij de eerste grote stadsschrijver. Dat maakt hem wel uniek, maar men kan toch moeilijk volhouden dat hij de enige schrijver in zijn tijd geweest zou zijn. 

De persoon van de onderwijzer, die deuren opent, vooral voor kinderen die thuis niet met veel boeken en andere zaken van de geest in contact komen, speelt in de ontwikkeling van het kind een belangrijke rol. Men kan wel eens ongeluk hebben dat er een schoolmeester voor de klas staat die het allemaal alleen maar om den brode doet, velen zochten en vonden ook plezier, arbeidsvreugde en zelfs, hoe bizar dat vandaag ook mag klinken beroepsfierheid. Want de pedagogen aan de universiteiten en aan andere instituten vergeten blijken, is dat zij het niet zijn die er iets kan veranderen, maar dat het de leraar is die de leerling vormt en de kans geeft, zoals het in de oude colleges heette, meer mens te worden. 

Dat is nu eenmaal mijn referentiekader, maar ik ben de laatste om te beweren dat dit de beste onderwijsvorm zou zijn. Het is juist de diversiteit die leerlingen de kans geeft zich op specifieke terreinen te ontplooien. Daarom kan men het ook betreuren dat men de sporthumaniora wil beperken tot de topsportscholen of dat men ook de kunsthumaniora zou beperken tot de supertalenten. Het is geen goede zaak dat men er niet in slaagt de leerlingen de idee bij te brengen dat een schrijnwerker en lasser zomaar een domme arbeid zouden verrichten. Als ze goed zijn, merkt men dat zij perfect in staat zijn complexe problemen die zich kunnen voordoen op te lossen. Net omdat ze ambachtslui zijn. Het komt mij voor dat men die vaardigheden niet straffeloos kan negeren. 

4. Geen benchmarking 

Men wil ons onderwijs vergelijken met het onderwijs in de buurlanden, maar blijft blind voor de kritiek in de onderscheiden landen op het gevoerde onderwijsbeleid aldaar. Alvast in Nederland viel het op dat zelfs de sociaaldemocratische minister van onderwijs, de wetenschapper Ronald Plastrek zich zorgen maakte over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs. Behalve de schaalvergroting blijken vooral de vele experimenten met de betere gedachten rond ideaal onderwijs het onderwijs gedurende dertig jaar volkomen in ongerede te hebben gebracht. Het gevolg is dat  Nederlandse jongeren die net via goed onderwijs hun kansen op een beter leven dan dat van hun ouders zouden verbeteren, het slachtoffer van die politiek zijn geworden. Vorig jaar liep er met de televisiefiguur Prem op de Nederlandse televisie een reeks waarin jongeren die het lieten zitten; werden aangemoedigd zichzelf weer in handen te nemen en er opnieuw iets aan te doen, van op tijd komen op school tot en met het maken van het huiswerk en finaal het studeren van de proefwerken. Prem stelde vast dat leerlingen nog nooit plezier hadden gehad aan het schoolleven en dat moet onze hervormers toch wel niet als muziek in de oren klinken. 

Over het onderwijsbeleid in Frankrijk en het UK kan ik kort zijn. Er is een enorm onderscheid tussen de elitescholen en de bezigheidstherapie die op de zwakste scholen wordt aangeboden. Zeker in het UK is, zoals reeds aangegeven, de kans dat leerlingen er weinig van bakken zeer groot. 

Waarom zou men zich bij het uitstippelen van een onderwijsbeleid richten op praktijken die in het betrokken land fel bekritiseerd worden. Men zou kunnen stellen dat Ad Verbrugge een conservatieve filosoof is, maar hij is opgeleid in het rode Nijmegen, wat minstens een aanwijzing is dat hij een kritische houding aanhoudt. Maar goed, ook in Frankrijk merkt men dat het onderwijs niet meer ontvoogdend  werkt en dus kan ook dat geen vergelijking leveren. Merkwaardig genoeg zijn de onderwijssystemen die het beste werken te vinden in Singapore, Zuid-Korea en andere landen die vrij autoritair bestuurd worden. Leerlingen moeten presteren. Die drill werkt dan weer niet in een land als Kenia. Maar zelfs Obama lijkt zich erg grote zorgen te maken over de neergang van het onderwijs voor de doorsnee leerlingen in de Amerikaanse colleges en highschools. Het valt dus moeilijk aannemelijk te maken dat men goed onderwijs kan vinden dat beter zou functioneren dan wat we in Vlaanderen kennen. Helaas moeten we aangeven dat dit te danken is aan de koppigheid van de leerkrachten die nog een idee hebben van wat een leerling aan het eind van een schooljaar zou moeten kennen. Men kan ook stellen dat inzake onderwijshervormingen het betere doorgaans de vijand is gebleken van het goede, als men ons dit gallicisme toestaat. 

5. Doelstellingen formuleren: ouders en vooral leerkrachten aan het woord

Kunnen we nog maar moeilijk een ijkpunt vinden om het succes van het eigen onderwijs aan af te meten, dan kan men zich best opnieuw richten op wat men voor heeft met het onderwijs en hoe men, overheid, ouders, bedrijven, pedagogen denken over wat de gewenste uitkomst zou moeten zijn. 

Laten we niet vergeten, zoals Peter Sloterdijk schreef in zijn boek, “Je moet je leven veranderen” dat goed onderwijs, zelfs als het duidelijk ideologisch, levensbeschouwelijk gekleurd is en zich richt op een specifiek mens- en wereldbeeld en dito taak in het volwassen leven, de beste verzekering biedt dat leerlingen en studenten er iets van opsteken. Hij betoogt dat de klassieke universiteit en het gymnasium een sterke aanzet vormden tot nieuwsgierigheid, al kwamen velen ertoe zich uit gemakzucht te conformeren. Het valt op dat het onderwijs van de Jezuïeten het meest tot weerstanden kon leiden, net omdat het zo uitgesproken doelgericht was. Het doel was leiderfiguren op te leiden die complexe taken aankonden en een publieke administratie leiden. De intellectuele bagage die men daarbij meegaf, vormde de aanzet tot een visie op mens en wereld en tot scherpe kritiek op de opleiding die men gekregen heeft. Onder meer Ludo Abicht heeft hiervan blijk gegeven, maar het lijkt de theoretische experten van het onderwijs te ontgaat. Het gaat er echter ook om dat Sloterdijk aangeeft dat men die vorming, die wezenlijk belangrijk is toch niet kan zien als de enig zaligmakende. Er zijn volgens hem en volgens Richard Sennett best veel zaken te leren in de vakschool of bij een meester-ambachtsman. In onze opleidingen hebben we geleerd dat die gilden haarden van verstarring waren en uiteraard van uitbuiting, maar de vraag mag gesteld of bijvoorbeeld in de scheepsbouw dan wel in de metaalverwerking en zelfs de textiel niet net de ondernemers en hun personeel, al dan niet de starre structuren van het ambachtswezen ontgroeiend, mee de vooruitgang hebben mogelijk gemaakt. Uiteindelijk was het in de Nederlanden en vooral in Vlaanderen dat in de 18de eeuw de groene revolutie plaats greep met een groei van de welvaart voor meer dan alleen de leden van de elite. Maar is de landbuw niet bij uitstek een conservatiefmetier als we de vox populi mogen geloven en geleerde heren?

Als we dus doelstellingen formuleren over gepast en passend onderwijs voor de volgende generaties zal men niet per se moeten kijken naar wat in klasverband overgedragen kan worden, maar bijvoorbeeld ook in ateliers, omdat wat “crafted” heet, dat wat met grote vaardigheid gerealiseerd wordt minstens even vormend kan zijn als een curriculum van 9 uur Latijn in de zesde klasse en aan het eind, 10 uur oude talen en wiskunde en wetenschappen op behoorlijk niveau. Algemene kennis? Het is en blijft de vraag hoe men dat invult. 

Aan de andere kant is er technisch en beroepsonderwijs, waar het op andere inzichten aankomt, die men ook niet dan door oefening en training onder de knie krijgt. Moet zo een jongen of meisje dan geen weet hebben van de wereld om ons heen, niet een aantal algemene vakken krijgen? Geschiedenis, aardrijkskunde en wat wetenschappen. Het is moeilijk te beweren dat we die kennis niet zouden mogen doorheven, het is wel de vraag hoe dit het beste kan gebeuren zodat die jongeren er iets mee aanvangen. Overigens, er is ook in het technisch onderwijs een lat die vrij hoog ligt, hoger dan men doorgaans aanneemt. 

Het valt mij op, ook in het radiogesprek met Ides Nicaise wel gezegd werd dat die bloedjes recht hebben op algemene vorming, wat ongetwijfeld klopt, maar niet dat zij recht hebben op goede vorming in een bepaald vak, ambacht. En dat dit tijd en inzet vergt, dat de honger ook wel komt door te eten, zoals het heet. In feite blijft het altijd de kwestie, zoals Frank Vandenbroucke in een debat op Kanzaal Z liet blijken, toen Geert Bourgeois meende dat men de aard en het belang, maar ook het kunnen van ambachten meer onder de aandacht moet brengen, toen vond de volgeling van John Rawls, Frank Vandenbroucke, dat het nodig was eerst de scholen op orde te krijgen. Dat was een manier om het debat te smoren: hebben wij nog goede techniekers nodig? Mensen die buizen aan elkaar kunnen zetten en weten hoe ze een onverwacht probleem kunnen oplossen? Of zal men eerst beroep doen op een architect of ingenieur en dan een zogenaamde dommekracht uitnodigen. Een vakman kan juist zeer genieten van de vreugde van zijn kunnen, als hij een moeilijk op te lossen probleem uit de wereld weet te helpen.  Nu zegt men dat er bij de rekrutering problemen zijn opgedoken, namelijk dat men inderdaad ongemotiveerde gasten in het beroeps krijgt. Het paard en de wagen? Wat zal men eerst op orde brengen? Hier dient de school, een concrete school met haar omgeving, ondernemers uit de regio mensen aan te spreken van wie men denkt dat ze goed zouden zijn.  In feite hebben de media hier een belangwekkende taak, want zij kunnen een loodgieter of een timmerman opnieuw tot een mooi beroep maken. Nu lijkt het soms alsof men weet ik veel welke studies gedaan moet hebben om een tafelpoot in de stijl van de het erotische salon van Catharina de Grote te draaien. Maar zonder een vakman, die het allemaal goed onder de knie heeft, komt men er toch niet. 

6. De voorwaarden tot welvaart:

De voorwaarden voor welvaart voor velen, zoals in de jaren zestig en zeventig het geval was, zoals ook nu nog wel gezegd kan worden, hangt dus niet af van grote bedrijven alleen die hier zouden investeren, want de werkelijkheid blijkt complexer. Zeker als men kwaliteit van leven wil, is het nuttig dat men ook zelfstandige ondernemers heeft, dat men niet enkel winkels van de grote ketens heeft maar een zelfstandige groenteboer, boekenwinkel, platenzaak. Men dient te beseffen dat de grootdistributie op het oog gemakkelijker is, maar dat het kleinbedrijf vaak beter oplossingen op maat kan leveren. Bovendien, als men afhankelijk wordt van enkele zeer grote bedrijven, zou men dan niet feitelijk in dezelfde situatie terecht komen als wat in de SU van weleer het geval was? De discussie over het verval van de Malls in de Verenigde staten vind ik een goede aanduiding voor het feit dat die aanpak, die geografisch en sociaal nog werkte ook, voor de klant, de consument op zeker ogenblik net zo geestdodend blijkt als wat de SU-burger meemaakte. Want als je in sommige Nederlandse AH-s binnenstapt, dan wordt een winkel van Delhaize, Colruyt een zee van luxe, zowel wat aankleding als wat aanbod betreft. 

De welvaart zit dus niet in de grote winkelbedrijven, maar zeker ook in wat lokale ondernemers uit de grond weten te stampen. De grote winkelstraten zijn voor 80% dezelfde, van Lissabon tot Helsinki. Specifieke zaken, met een eigen inbreng vindt men eerder op de Brabantdam in Gent, eerder dan in de Veldstraat. Zelfs in de gemeenten buiten de centrumsteden vindt men goed ingerichte winkels en net daar ook ambachtslui die zaken kunnen oplossen, van water in het souterrain tot dakherstelling. 

Wat men in de discussie over het onderwijs vaak vergeet zijn de noties arbeidsvreugde, beroepsfierheid en het feit dat mensen al levende inzichten opdoen. Nog altijd herinner ik mij een judotraining en de trainer, een zwarte gordel die als veertienjarige naar de textielfabriek was gegaan en later naar een vleeswarenbedrijf ging en daar ook meestergast werd. Maar als judotrainer wees hij ons op fair play. Winnen is het doel, maar wie oneerlijk op de mat komt en niet afgestraft wordt door de scheidsrechter kan denken het bij het rechte eind te hebben, maar, zo zegde deze man, men mag er niet op ingaan, noch op provocaties, noch op de fouten van de scheidsrechters. Uiteindelijk bleken zijn judoka‘s, in toernooien juist daarom net iets meer zelfbewust en wisten ze vooral hun kampen goed af te werken, omdat ze vooral met het judo bezig waren, niet met kleine en heimelijke misgrepen. 

7: Besluit

We hoeven er niet teveel woorden aan te besteden. Elk beroep heeft eigen aantrekkelijke kanten en dat zou men toch eens moeten meegeven. Nee, je verdient niet overal even veel, maar een goede ambachtsman verdient vaak zeer goed het dagelijkse brood en een dikke laag beleg., maar vooral, ze kunnen hun beroepstrots fier uitdragen. Het is maar de vraag of de hervormingen in het middelbaar daartoe bijdragen. Want het succes van het onderwijs, dat leest men af aan meerdere parameters, maar vooral aan het algemene niveau van welvaart. En of de beenhouwer een kleinburgerlijke type is? Ik zou het niet weten, want de ene heeft niet zo heel veel interesses - maar zoekt voortdurend nieuwe recepten probeert dag in dag uit er het beste van te maken. Een  ander zingt in een koor., heeft andere hobby’s en werkt degelijk, zonder meer. Men moet toch eens begrijpen dat die vijandschap tegen het zogenaamde kleinburgerlijke bestaan een grove en vaak misplaatste veralgemening is. Zoiets als de afkeer bij BV’s voor… leerkrachten. En ligt daar niet het kalf gebonden? 

Meer nog, zoals gezegd, moet men zich afvragen waarom de hele discussie over de hervorming van het onderwijs zo heimelijk verloopt. Als men zegt dat iedereen met gelijke kansen aan de eindmeet moet komen, omdat dit rechtvaardig zou zijn, dan moet men toch ook in rekening brengen dat niet alle leerlingen tot evenveel zin om te leren te bewegen zijn. In een boek noemde Ides Nicaise het onderwijs de grote ongelijkheidmachine. Maar ook stelde hij dat kinderen uit het ene gezin beter zou presteren dan het andere. Onder andere eenoudergezinnen zouden voor de kinderen voor een handicap zorgen. En toch zijn er moeders die het zonder de vader moeten stellen net zeer zorgzaam als het om de onderwijskansen van zoon- of dochterlief gaat. Ook hier maakt men sociologische constructies waarbij de waarschijnlijkheid onmiddellijk als feit wordt voorgesteld. 

De hele onderwijsdiscussie moet dus in de openbaarheid gevoerd worden. De doelstellingen moeten aan de burger voorgesteld worden, de realisatie van die doelstellingen waarover een consensus bestaat kan dan zorgen voor nieuw debat. En mocht blijken dat aan het einde van de rit van de hele hervorming niets in huis zou komen, dan is dat maar eens een keertje zo. Want hoewel men wel eens hoort klagen over ouders die te veel bezorgdheid aan de dag leggen of net te weinig, doorgaans blijkt dat ouders een behoorlijk vertrouwen hebben in de leerkrachten en de scholen. Maar dat ontgaat de onderwijsdeskundigen, die, als men het mij vraagt, een oude strijd blijven voeren. 

Dus nee, voor Vlaanderen geen benchmarking, want de vergelijking die zou leiden tot Nederlandse toestanden, niet voor de betere leerlingen, maar vooral voor de grote groep die tot de middelmaat behoort, zou net zo desastreus uitpakken als wat Beter Onderwijs Nederlands nu net wil aanklagen. 

Maar goed, een open debat zou uiteraard aan het licht brengen dat de gemiddelde Vlaming koppig kleinburgerlijk is en van de hele progressieve visie van Ides Nicaise en andere specialisten echt niets begrijpt. Het zij zo. 

Bart Haers 
Maandag 23 januari 2012


Reacties

  1. “Op de betere school bracht men wetenschappen bij zoals het hoorde, bracht men ook, daar kan ik zelf van getuigen de evolutietheorie aan en werd in de hogere jaren over de actuele filosofische teksten gesproken.”
    Heu? Sorry jongen maar ik weet wel beter. Misschien ben jij nog een jong broekje, maar in mijnen tijd waren de betere scholen (meestal katholieke colleges) noch meer noch minder dan gewoon kweekvijvers voor toekomstige priesters, waar de evolutietheorie eventjes werd aangeraakt maar daarna direct verbannen naar het “kamp” van de ongelovigen . Dagelijks de H. Mis bijwonen was de boodschap en minstens één maal per week uw “zelfbevlekking” gaan biechten. En Albert Camus of JP Sartre was des duivels. Hoogstens werd de warrige onzin van ene Teilhard de Chardin gedoogd, maar zelfs deze uitsluitend in de coulissen.

    Tjonge wat weet jij toch bitter weinig over de echte geschiedenis van het onderwijs in Vlaanderen !

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mijn waarde, zelfs de generatie van mijn vader, geboren in 1923 en op het college in Eeklo kon mij laten weten dat de index librorum prohibitorum niet zo strak gevolgd werd als u het nu weer laat uitschijnen. Een briefje met "Ik begeer te lezen.." kon de leerling een bijzonder boek bezorgen.

    maar goed, ik sprak over mijn generatie, waarbij de paters en lekenleraars, die al stevig in de meerderheid waren, er gaven ook dames les - beeld u zich dat in - niet meer dat simplistische opdrachtje hadden paterkens of pastertjes te kweken.

    Ik weet genoeg van het onderwijs, mijn waarde, om te weten dat de stadslegenden niet altijd voor waar gehouden moeten worden. Er waren ook wel pilaarbijters, doorgaans leken en er waren leraren die echt de laatste stand van zaken in de wetenschappen aan de orde brachten. Maar goed, elkeen onthoudt wat hij of zij wil. En verder is het zo dat een van de redenen waarom de bedienaren van de eredienst de laatste decennia nogal al eens moeilijkheden hebben met het uitvoeren van hun job, erin ligt dat men geen antwoord heeft gevonden op de emancipatie die het onderwijs zelf heeft bevorderd. De leken weten inderdaad waar het om te doen is.

    Het valt mij altijd weer op dat men voor waar aanneemt wat in feite een argument in de soms harde strijd tussen vrijzinnigen en katholieken. Die strijd is nu voorbij maar het is vooral de levensbeschouwelijke onverschilligheid dan wel het wanhopig zoeken van zin in allerlei bewegingen die het redelijke debat kunnen missen als kiespijn.

    Toen ik die gedachte schreef die u citeert, wist ik al dat er reactie zou komen. Het betaamt namelijk niet te beweren dat het onderwijs, zeker het katholiek wel degelijk behoorlijk bij de tijd was. Als jongere kan je dat je onmogelijk overzien en bovendien, voor je met Sartre kan beginnen moet je toch al wat Frans kennen en moet je ook behoorlijk kunnen lezen. En toch werd er expliciet naar hem verwezen en stond Camus op de leeslijst.

    Bijgevolg denk ik dat het onderwijs anders kan bekeken worden dan u het doet. Onder meer Peter Sloterdijk heeft erop gewezen dat het gymnasium-onderwijs door de aandacht voor discipline en studie de jongeren telkens weer aanzette tot een kritische houding. Dat het onderwijs zelf dacht waarde- en systeembevestigend te zijn, belet volgens Sloterdijk niet dat ze vooral kritische geesten vormde. En ja, dan kom je uit bij de voorvechters van een vrijzinnig humanisme die hun wortels, van hun kritiek dus, hebben in de katholieke colleges.

    24 januari 2012 22:01

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Vooreerst mijn gelukwensen voor de doordachte analyse van Bart Haers. Met het tijdschrift Onderwijskrant en met de actiegroep O-ZON voeren we al jaren actie tegen de gestage niveaudaling in ons onderwijs en tegen de nivellerende hervormingsplannen voor het secundair onderwijs. Op www.onderwijskrant. be staan al 5 themanummers - vanaf nummer 151. Digitale versies van Onderwijskrant kan men ook aanvragen bij raf.feys@telenet.be (St. Hubertuslaan 71, 8200 Brugge

    Kritische bijdragen over de hervormingsplannen zijn welkom.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts