Lokaal bestuur van groot belang


Kleineeld

Handig om te weten
Waarom politiek meer is dan personenstrijd

Stadhuis Brugge, symbool van stedelijke autonomie en
bestuurskracht.
De zaak Pol Van Den Driessche is van de baan, zegt men, nu hij zich terug heeft getrokken uit het politieke theater. Maar was het niet dat wat we wilden vernemen. Het ging niet over strapatsen die wellicht grensoverschrijdend kunnen genoemd worden, maar die, voor zover we de getuigende dames hoorden, net iets te opdringerig waren. Maar met politiek had het weinig te maken en Pol heeft dat…en nu zijn er ook dames die Pol Van Den Driessche te hulp komen. Enfin, die zaak is afgehandeld, klinkt het.
Maar een andere vraag komt daarmee weer aan de orde, wie doet aan politiek en waarom, waartoe? Het is een vraag die sommigen nutteloos vinden, want iemand moet de vuile job doen, toch? Niet helemaal, want als het een vuile job was, stond men niet aan te schuiven. Maar men staat wel aan te schuiven voor verkiesbare plaatsen. De rest moet zorgen voor die enkele extra stemmen die men kan rapen. En plaatsen zijn duur, zoals het hoort.
De vraag dus waarom iemand met de politiek bezig wil zijn, doet men graag af met beroep te doen op grote idealen Men gaat de politiek in om de wereld te verbeteren, uit verontwaardiging om het systeem en nog wat phrases meer. Doorgaans, heb ik dan de indruk blijkt hieruit dat men weinig van dat systeem, zoals het ten onzent werkt, afweet en ook nog eens de gedachte koestert dat men vanuit de politiek alles kan besturen, ook individuele burgers, dan kan dat interessant lijken, stroken met de concepten van vrijheid, doet het niet.
Het punt is natuurlijk dat heel wat domeinen niet op één niveau bestuurd worden, kunnen worden, dat de gemeentelijke overheid slechts bevoegd is voor lokaal beleid en de hogere overheden via allerlei hefbomen ook lokaal bestuur bepalend vorm geven. En dan is het de vraag hoe de verschillende partijen de zaak bekijken. Terecht zegt de grootste partij op lokaal vlak, CD&V dat ze kan rekenen op veel vertrouwen bij de burgers, want ze besturen al zo lang. Maar is dat vertrouwen zo stevig als zij menen? En waartoe strekt het vertrouwen? Voor veel gemeentenaren is het beleid heel vaak een kwestie waar ze niet van wakker, tot de gemeentelijke opcentiemen aangerekend worden en tot men gaat kijken wat de overheid doet, de lokale overheid. Dan blijkt dat veel meer om het lijf te hebben dan men zou denken. Laten we zeggen dat een eerste belangrijk facet te maken heeft met de continuïteit van bestuur. Een tweede facet van het bestuur is de collectieve veiligheid verzekeren en de veiligheid van elkeen die in de gemeente leeft, werkt of bezoeken aflegt. En vervolgens? Dan gaat het om het economische weefsel, van kleinhandel tot groothandel, van infrastructuur en het verzekeren van de bevoorrading. Men laat dat aan de markt over, natuurlijk, maar een van de indrukwekkende zaken die ik ontdekte toen ik met WO I bezig was, dat was dat de markt uitgeschakeld was en dat er heel wat personeel nodig was om de minimale behoeften enigszins te verzekeren.
Maar de overheid moet ook mee instaan voor een goed gebruik van de openbare ruimte en tevens nog heel wat zaken aan de gang houden, van kinderopvang tot bejaardenzorg. Kortom, wie er zich eenmaal rekenschap van geeft dat de overheid in lengte van jaren een uitgebreide opdracht heeft gekregen, van de hogere overheden, maar in welke zin ook kan men stellen dat wij het zijn, de burgers die de locale overheid met taken opzadelen. En inderdaad, hier komt de interesse voor de geschiedenis om de hoek kijken. Als men de bestuursinstellingen in Vlaanderen bekijkt, dan zien we dat die, ondanks de cesuren die we onderkennen, zoals ten tijd van de strijd tussen absolutisme en lokale bestuursaanspraken, in de zestiende eeuw en uitlopend op de Franse Revolutie waar het centralisme zal zegevieren, een behoorlijk lange geschiedenis hebben en dan kan men stellen dat de bestuurlijke traditie in onze cultuur dieper is ingebakken dan men doorgaans wenst te aan te nemen. Te meer omdat de hervormingen van de Franse Republiek en Napoleon in hoge mate praktische correcties waren op de soms onoverzichtelijke machtsverhoudingen en competenties, wetten en rechtsregels, vooral praktische, burgerlijke oplossingen waren en niet meer aristocratisch van inslag. Als gevolg daarvan ontstond er een nieuwe cultuur, maar wat de lokale besturen betreft, ging het net daarom vaak met de nieuwe besturen door alsof er weinig veranderd was. Vergeten we niet dat bepaalde instellingen in een of andere vorm gewoon doorgaan. Het OCMW van Brugge, maar ook in andere plaatsen, heeft nog steeds gronden en panden in bezit die het Sint-Jan en andere weldadigheidsinstellingen in de loop der eeuwen hadden verkregen. Reeds in de zestiende eeuw onder Karel V werd die weldadigheid in een meer uniform jasje gegoten. Voor het waterbeheer functioneerden sinds de 12de eeuw in de waterzieke gebieden langs de kusten en rivieren de polderbesturen, die gedurende alle regimewisselingen actief zijn gebleven. Dit was een vorm van zelfbestuur waar men vandaag nog weinig over spreekt. Eigenaren hadden stemrecht in het polderbestuur naargelang hun aandeel in de gronden en konden zo mee het beheer organiseren: dijken aanleggen en onderhouden, de financiering veilig stellen door verkoop van hout, want op de dijken plantte men bomen voor de stevigheid en dus ook voor het rijshout, dat aan bakkerijen werd verkocht. De historische bedenkingen zouden ons te ver leiden, maar dat het deel uitmaakt van een lange traditie van gedecentraliseerd bestuur waarbij de burgers zelf het heft in handen hebben. .
De gewoonte om te zeuren over de samenleving van de negentiende eeuw laat in het ongewisse dat de gemeenten toen, noodgedwongen, zeer veel zelf konden bestieren en dat ook wel deden. Men hoeft niets te verheerlijken om te beseffen dat die bestuurlijke autonomie haar belang had, maar ook, zo valt op te merken de bestuurlijke autonomie willekeur met zich kon brengen. Het valt op dat in de brede media weinig aandacht wordt besteed aan die aspecten van onze geschiedenis, net omdat de bestuursvorm, de (lokale) democratie veel mogelijkheden tot ontplooiing bood. De aanleg van lokale spoorwegen kan men moeilijk los zien van de economische ontwikkeling. Maar gefixeerd als we zijn wat het verleden onrecht betreft, zien we niet dat er in Noordwest-Europa heel wat dynamiek viel en valt op te merken op lokaal vlak. Dorpen waar de spoorwegen vlug aan bod kwamen of waar een nieuwe waterweg langs kwam, kenden onmiskenbaar voordeel en er werd dus ook stevig gelobbyd om deze of gene ontsluiting mogelijk te maken. Later gold hetzelfde voor de autowegen, tot men al die verbindingen als een last ging beschouwen.
Hebben we het dan al gehad over het onderwijs, de Openbare Onderstand, nu het OCMW en al die andere voorzieningen, voor sport, cultuur? Kan men zich eindelijk een domein inbeelden, waar de overheid zich niet mee inlaat, vaak op vraag van de burgers? Sinds de jaren zestig kon een burgermeester maar best zorgen dat er een bescheiden cultuurtempel in het dorp verrees, ter vervanging van de voormalige parochiezalen. Men kon niet nalaten sportvelden aan te leggen, voor voetbal, tennis, en een uit de kluiten gewassen sporthal voor allerlei binnensporten. En dan is er nog het verenigingsleven dat moet ondersteund worden, faciliteiten moet krijgen en nog zo veel meer. Er is dus veel om aan te denken als men met politiek op lokaal niveau bezig is. Maar niet alles doet een gemeente op d’r dooie eentje, want gas, elektriciteit en water behoren toch zeker aangeboden te worden. Ook andere voorzieningen kan men beter door meer gemeenten laten dragen… Blijkbaar zijn er overigens meer samenwerkingsverbanden tussen gemeenten dan men dacht, blijkt uit recent onderzoek in de Provincie Antwerpen.
Kortom, de politiek organiseert zeer veel ten behoeve van de burgers en dan lijkt het einde wel eens zoek. Maar dat het wonderwel functioneert, mag ook wel gezegd. De rol van ambtenaren, van de gemeentesecretaris tot de bodes, het hele ambtenarenapparaat zorgt voor de goede werking van de diensten en zoals u merkt, zitten we weer bij aanvang, de continuïteit van het bestuur. De vraag is dan of zo een gemeente, een stad als Gent of Brugge, dan wel een kleinere gemeente als Zedelgem of Waarschoot nu volgens bepaalde ideologische strijdvlakken bestuurd worden, dan wel of het grootste deel van het beleid vooral berust op pragmatische consensus.
Het laatste lijkt heel wel te duiden, want burgemeesters, schepenen en gemeenteraden hebben doorgaans wel een politieke kleur, even vaak vergeet men die kleur als men naar het beleid kijkt. De kwestie is immers dat veel beleid binnen randvoorwaarden tot stand komt, onder meer decreten en wetten van het hogere niveau, zodat de ideologische invloed niet altijd merkbaar is. Valt dit dan te betreuren? Neem de discussie die men telkens weer aanzwengelt, over de ongelijkheid die het onderwijs zou voortbrengen of ouders, godbetert, die hun kindjes nu net wel of net niet de kans geven voor kunstonderwijs. Wie komt vertellen wat Pierre Bourdieue in 1964 opmerkte in een artikel, het feit namelijk dat in Frankrijk gedurende decennia de sociale ongelijkheid was toegenomen in plaats van afgenomen en de participatie aan de cultuur uitermate beperkt bleef voor de lagere klassen, zal toch ook moeten beseffen hoe hier gedurende decennia mensen uit diezelfde milieus als muzikant of schilder, in het theater toch een goed bestaan kon opbouwen. Ook moet men zich maar eens afvragen hoe het komt dat socialistische partij in Frankrijk de vorige keer en deze keer door twee afgestudeerden van de Ecole Nationale d’Administration, een eliteschool voor zeer bekwame studenten ten behoeve van het publieke beleid en dus de hogere ambtenarenposten,  gerekruteerd werden. Zowel Ségolène Royal als monsieur François Hollande behoren tot de promotie Voltaire, 1980. Opgevoed in een redelijk welgesteld milieu, eerst in Rouen en later in Neuilly-sur-Seine waar vanaf 1983 Nicolas Sarkozy burgemeester zou worden, kan men hem of Ségolène Royal toch maar moeilijk anders dan bevoorrecht noemen . Ondanks het feit dat men deze gegevens zo kan vinden op wikipedia, blijft men doen alsof mijnheer Hollande een gewone man is uit een bescheiden milieu. Opmerkelijk is ook dat men niets vertelt over de banden van vader Hollande met uiterst rechts en de OAS, die het behoud van Algerije in Frankrijk gewapenderhand voorstonden, maar goed, moeder Hollande steunde dan weer de socialistische partij. En dat de partij hem vroeg Tulle, département du Corrèze de PSF opnieuw een smoel – naar analogie met een uitspraak van corryfeeën in de Vlaamse SP-a - te geven, was dan weer ten koste van iemand van RPR, van dezelfde promotion Voltaire.
We wagen ons aan deze uitwijding om duidelijk te maken dat men in het debat over de politiek wel heel erg vaak bewust details uit het verhaal weglaat. Maar de kern: wie kan het lokale schip van staat op koers houden en de burgers de kans geven het beste van hun leven te maken, in goede verstandhouding, die vragen komen naar mijn inzicht te zelden aan bod.
Lokaal bestuur, goed lokaal bestuur is van fundamenteel belang voor het welbevinden van de burgers. Men kan wel eens klagen over publieke werken, maar zelden worden de zegeningen geteld. In Vlaanderen en omgeving is lokaal bestuur in meer dan een opzicht aan de willekeur van lokale potentaten ontsnapt, door beleid van de voogdijoverheden. Maar waar men in Nederland via de aangestelde burgemeester – vanuit Den Haag - voor een evenwicht zorgde tussen de lokale elite en het algemeen belang, daar heeft men in Vlaanderen en België de lokale democratie meer speelruimte gegeven, al stelt men vanzelfsprekend vast de besturende partijen bijna anderhalve eeuw lang, in dezelfde handen zijn gebleven. De komst van de socialistische partij heeft de koek voor elk van de spelers wat kleiner gemaakt, maar eens die partij als staatsdragende partij werd erkend, was de verdeling van de macht een zaak van die drie. De Volksunie en later N-VA hebben wel degelijk goede bestuurders gehad, maar het was moeilijk om in de lokale netwerken van het verenigingsleven, van vakbonden en cultuurfondsen door te dringen. Ook Groen, voordien Agalev had dat probleem, temeer omdat nogal wat mensen van Groen uit de christelijke en socialistische zuilen kwamen.
Die machtsverhoudingen zijn veel minder dan op Vlaams en federaal op de helling gezet door de mondige burgers – die zich, behoudens ingewijden, nauwelijks met het provinciale niveau inlaten. De pogingen in steden en dorpen om een lang zittende gerontocraat opzij te zetten verliepen met wisselend succes. Maar bekijkt men het plaatje beter, dan kan men zeggen, tot spijt van wie het benijdt dat goede oppositie voeren voor de burger wel degelijk voordeel biedt, want de arrogantie van de macht mag lui en zelfingenomen maken, het optreden van oppositie breekt die letargie, natuurlijk. Maar ook burgerinitiatieven zorgen voor ophef en leiden vaak tot resultaten. We hebben het dan over de betere toegangsmogelijkheden voor mensen met een fysieke handicap van overheidsgebouwen. Die initiatieven zijn vaak op lokaal vlak gestart, in de grotere steden. Aan de andere kant zien we burgerinitiatieven vaak ontstaan als reactie van voorgenomen beleid wegens de vermoedelijke grote hinder die bijvoorbeeld grote parkeergarages kunnen veroorzaken.
Besluiten we met de gedachte dat lokaal beleid best wel belangrijk is. Dat de heisa die men maakt rond personen meer met de strijd om de macht te maken heeft, maar op een negatieve manier, waarbij men zelden echt nieuwe inzichten aanbrengt en eerlijk gezegd, dat het lokale beleid in zekere mate conservatief en vooruitziend moet zijn, vormt een inzicht waar men zelden over spreekt, zodat de politiek weer eens niet zo beschaafd lijkt als men het graag voorwenden wil. De reflecties van Chantal Mouffe op dit punt blijven indrukwekkend onderbelicht, want hoe heftiger men de personenstrijd voert, hoe minder ruimte en tijd er is om over voorgenomen beleidswijzigingen te spreken en de burger ervan te overtuigen. Want de personenstrijd gaat niet om het overtuigen van de burger met redelijke argumenten, want die strijd voert men vaak via anonieme geruchtenmolens met haat en nijd. En dan moet men niet klagen over het gewicht van sluipende besluitvorming.

Bart Haers
23 april 2012


Reacties

  1. Volgens mij, klopt het helemaal. O.a. over de onsportieve methoden van politieke strijd. En ik vond ook dit leuk: vuile job, maar waarom staat er een rij van mensen die zo graag dat willen doen?)
    Ik vind vooral het begin van het artikel met veel humor geschreven.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Precies, men noemt het "dirty job" om te verhinderen dat teveel mensen er echt interesse voor zouden oppikken.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts