Wat we van politieke wetenschappers kunnen leren


Politiek & samenleving

De kijk van de politieke
Wetenschapper?

Carl Schmitt, voor sommigen
verbonden met de Nazi's hoewel hij
in 1936 al in ongenade viel. Toch
schreef hij interessante zaken
al lang voor A. Hiterl maar van
macht kond dromen over
het politieke. Maar dat soort thema's
houdt voor voor de ivoren torens. Zou
dat echt zo zijn? Of heeft men er
geen interesse voor? 
We houden het graag kort voor deze keer en denken aan een fenomenale reeks van de heren Van Koten en De Bie, “Een keek op de week”, dat soms hilarisch en vaak scherp op snee de mislukte scherpzinnigheid op het scherm en in de kranten weergaf. Maar hier gaat het om een treffende uitspraak.

Wat te denken namelijk als politieke wetenschappers beweren dat mensen wegzappen als ze vice-minister-president Geert Bourgeois op het scherm zien verschijnen en tegelijk diens voorzitter wel kunnen pruimen, zelfs uitkijken naar diens Witz. Laten we wel wezen, dit slaat op niets. Ik kan moeilijk begrijpen dat politieke wetenschappers zozeer met poppetjes, met politici als personen bezig zijn, dat ze de inzet van hun handelen gewoon over het hoofd zien.

Ten eerste kan ik dat niet begrijpen omdat net Carl Devos en monsieur Sinardet geen politicologen zijn als ze alleen naar dat aspect van de politiek kijken. Conflicten zijn in de politieke sfeer onvermijdelijk, maar net zo goed kan men zeggen dat het kunst is de politieke conflictstof zo te behandelen dat de res publica er beter van wordt.

Vervolgens geven ze blijk van een onvoorstelbaar en zelfs een verachtelijke vorm van populisme, omdat deze heertjes het zich veroorloven zogenaamd wat onder het volk leeft te vertolken. Dit is in geen geval de rol van een politieke wetenschapper.

Een goede opmerking kan het ook zijn dat zij zich helemaal niet bekreunen om wat de viceminister-president inzake beleid over bestuurszaken – de opheffing van het provinciale niveau om maar iets te zeggen -, toerisme of erfgoed klaar weet te krijgen en of wat dat beleid voor de res publica opbrengt. Want uiteindelijk zijn er wel andere mensen op het politieke toneel verschenen.

Maar het kan natuurlijk, denken we dan ten vierde, ook het zijn dat Carl Devos en Dave Sinardet menen dat het geen pas geeft dat een politicus uit het godvergeten Izegem, waar toch enkele interessante bedrijven hun thuishaven hebben, zoals Vandemoortere, niet dezelfde betekenis zou kunnen hebben als bvb de heer Bart de Wever. Dat de heer Bourgeois nu net geen lokaal idioom beheerst zal toch wel niet tegen hem pleiten.

Het blijft ten vijfde opvallen dat men in de heer Bourgeois meer dan in Bart de Wever reminiscenties meent te moeten zien aan duistere bladzijden uit de Europese geschiedenis, de collaboratie dus. Hoe dat nu zo komt, vraagt een mens zich af. Maar het is toch wel vreemd dat politieke wetenschappers, die zich overigens zonder schroom noch scrupules hebben voorgesteld en blijven voorstellen als adepten van de sociaaldemocratie en het Belgisch nationalisme, zich vanuit de autoriteit die sommigen nog aan het ambt van hoogleraar toeschrijven, uitlaten over een minister van een officiële en in het bevoegde parlement gesteunde regering. Niet zozeer de persoon is hier in het geding als wel het ambt dat die in de bevoegde regering inneemt.

We zouden nog een zesde item aan de orde moeten stellen, want we begrijpen niet dat politicologen als Sinardet en Devos er maar niet in slagen aan te tonen dat er wel degelijk economische redenen zijn om een grotere afstand van bevoegdheden te bepleiten dan deze lopende zesde staatshervorming zal mogelijk maken. De Vlaamse Uitvoer is de afgelopen maanden, enfin, van januari tot juli 2012 zeer omvangrijk gebleken, dat wil zeggen dat het zogenaamde verlies aan marktaandelen van Belgische bedrijven toch beter bekeken moet worden.

Aangezien alle goede dingen uit zevenen bestaan, moeten we besluiten met de opmerking dat de krant op geen enkel moment voorbehoud heeft gemaakt met de uitlating van deze politieke wetenschappers. Daaruit volgt ad primum dat de krant de uitspraak van de wetenschappers ernstig neemt, ad secundum dat deze hoogleraren bij nalezen niet over hun eigen woorden zijn gestruikeld en ad tertium dat zij dus de recente publicatie over de gevolgen van de Open brief aan Albert I, “Sire, Il y n’y a pas des Belges” ook al niet ernstig nemen, terwijl dat zowel binnen België als in een Europese context wel degelijk van wezenlijk belang mag heten.

In een woord, als dit het niveau van de politieke wetenschappen in Vlaanderen is, dan wordt ik daar alles behalve warm van. Verder vrees ik dat deze benadering van het politieke gebeuren wel zo gemakkelijk is, maar allerminst verheldering brengt over het politieke gebeuren en tot slot dat het begrip “wetenschappelijk” inderdaad maar al te vaak ijdel gebruikt wordt.

Bart Haers   

Reacties

Populaire posts