Als het geluk komt...
Brief
Aan
de gelukmakers
Brugge, 31 maart 2013,
Paasdag
Toen geluk nog gewoon was? Het
klinkt goed. Toen ongeluk nog gewoon was? Dat bekt al minder goed. Men spreekt
graag over het gewicht van geluk, hoe belangrijk het wel niet is dat we
gelukkig zijn. Maar, als ik een pianiste hoor spelen, Chopin en door de muziek aangesproken wordt, op dat
concrete moment, in die omstandigheden, dan komt een zeker welbevinden over me
heen.
Ik denk dat die dingen kunnen
beleven, zoals er andere dingen zijn, een aangename maaltijd, dat wil zeggen
dat het niet enkel lekker is, maar de gesprekken, of de stilte, best aangenaam
is. Het kan ook nog over zovele andere dingen gaan. Zou het zo zijn dat alleen
het bereiken van de top van de Kilimanjaro een rechtmatig moment van geluk mag
heten, dan nog is het de vraag of we echt wel gelukkig blijven, eens we beneden
zijn. Aan de jongeman die net zijn lief verloor, hoeft men het niet te vragen,
aan die dame in haar rolstol, Marieke Vervoort, die elke dag van alles moet
overwinnen en een medaille, twee medailles wint op de Parolympics kan men het
ook maar moeilijk vragen, maar misschien volstaat het te kijken en te
luisteren.
Geluk? De zegeningen tellen
die ons toe zijn gevallen en misschien, denk ik, die we anderen laten
toevallen. Het verhaal dat ik mij herinner over mijn vader die jaren geleden
mij toonde hoe in een Frans dorp, Saint-Léonard in de Limousin waar we met een
deel van het gezin waren gestopt en zouden overnachten voor we naar de
Pyreneeën reden. We waren de auto gaan afsluiten en ik keek uit over de rivier,
de heuvels en hij zei hoe goed hij het vond dat ik er zo van kon genieten. In
het gebergte was ik niet minder in mijn element, maar ik wilde – tja, er ook
voluit van genieten –wetende dat mijn vader enkele moeilijke jaren achter de
rug had. Ik denk er wel eens vaker aan terug als de discussie over het geluk
weer eens aangezwengeld wordt. Het verhaal van de zege, van de overwinning op
het eigen ik, op het eigen kunnen of onvermogen.
Het punt is dat zegepralen
niet te versmaden zijn, maar dat dit in het dagelijkse leven misschien niet zo
relevant zijn. Interessanter is het dan te luisteren naar Albert Camus in diens
essay “Le mythe de Sysiphus” waarin die uitlegt dat die arme man die elke keer
weer een rots de berg op moet rollen en dat, aldus de auteur, de rots en het
werk zal aanvaarden, meer nog zal waarderen, liefhebben en misschien ook nog
eens haten, als hij een mooie nimf ziet dansen ergens halfweg het karwei en hij
door moet gaan.
Ach, we hebben het over geluk
en we formuleren ideeën over de bereikbaarheid, alsof het een oord is,
formuleren technieken alsof het iets was dat we kunnen beoefenen. We brengen
ideetjes te berde over wat het is. Daarbij gaan we aan de uniciteit van het
individu voorbij en misschien ook wel aan de idee voorbij gaan dat we dat allemaal
niet op ons dooie eindje kunnen beleven. De uniciteit impliceert dat geluk uiteindelijk
altijd iets is wat een persoon zelf ervaart en niet zomaar over te dragen valt,
bijvoorbeeld via de media. En toch is gedeelde vreugde dubbele vreugde.
De gedachte van autonomie,
zelfbeschikking als voorwaarde van geluk en van het principe dat we derde geen
schade mogen toebrengen, weegt zwaar op onze gedachte dat geluk iets is dat we
in onze eigen aura kunnen beleven. Natuurlijk, het cruciale lijkt te zijn dat
we geluk zien als iets van de orde van E=mc², terwijl die formule van Einstein
altijd geldt, vooralsnog in elke te bedenken omstandigheid. Aan de andere kant
is de ervaring van het individu iets wat binnen zijn of haar bewustzijn
gebeurt. Maar goed, de ene lust geen spruitjes, de andere is gek van chocolade
of van een landschap. In die zin zijn die voorkeuren banaal en min of meer
toevallig… bij de aanvang dan toch.
Het valt moeilijk te overzien
maar als mensen zeggen dat ze het niet van het banale houden, terwijl tja,
zoveel uiteindelijk banaal blijkt als we er cultuurpsychologisch onderzoek op
loslaten. De banaliteit ligt vaak in het oog van de toeschouwer. Want laten we
eerlijk zijn, als we met de geliefde langs de Dijver wandelen of ja, ergens op
een toren zitten – eventueel iets ondernemen – dan is het voor ons en voor die
andere bijzonder, maar voor derden… Denken we aan de familiefilmpjes, waar we
onszelf, een oude oom of tante, bompa of bonnemama terugzien, dan kan het beeld
van zo een feesttafel onvoorstelbaar onbetekenend zijn, terwijl dat beeld van
die intussen al jaren overleden bonpapa echt wel een kleine schok geeft, omdat
er herinneringen boven komen.
Laten we, zoals Jiddische
mensen het wel eens zeggen ertoe beperken tot het mogelijk maken dat we, als
het geluk komt, we het geluk een stoel aanbieden. Maar, zal de rationalist
zeggen, herkennen we het geluk wel? Zegt de realist: ach, het geluk hoeft dus
niet te zitten en de fantast weet dat het mogelijk is, het geluk een stoel aan
te bieden.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten