Economie tussen angst en ratio
Reflectie
Consensus tegen de euro
Het
probleem van het stabiliteitspakt
Politici als Frits Bolkestein
houden nog maar eens een pleidooi tegen de Euro en streven naar een Neuro. Want
die voortdurende crisissfeer rond Cyprus, Portugal, Slovenië en hopelijk niet
in Spanje, zorgt niet voor stabiliteit. Echter, het stabiliteitspact was
bedacht om de inflatie en de rentevoet onder controle te houden, zodat er geen
hyperinflatie zou ontstaan. De sterke D-mark moest de Duitse bevolking behoeden
van een nieuwe ramp, zoals in de vroege jaren 1920, toen kapitalen verzwonden
en mensen hun spaargeld aan inflatie zagen smelten.
De oorzaken van die
hyperinflatie zijn genoegzaam bekend, maar waren niet veroorzaakt door links
dat toen aan de macht was, maar door de wijze waarop de geallieerden Duitsland
een oorlogsschuld hadden opgelegd en probeerden de Duitse economie ook onder
controle te houden. Het resultaat van de hoge oorlogsschuld was dat Duitsland
tussen 1920 en 1924, de economie versmachtte. Het plan Dawes zorgde voor een beter betalingsplan, maar het kwaad was wel geschied, want de Duitse politiek werd er zwaar door belast. John Meynard Keynes heeft de oorlogschuld bestreden, maar wanneer blijkt niet zo duidelijk . Het
minste wat men kan zeggen is dat Frankrijk in deze boter op het hoofd had. De
verstandhouding na 1950 mag men dus niet zomaar als een logische consequentie
van de geschiedenis zien. Robert Schuman en Jean Monet hadden gelijk, toen ze
via economische vervlechting van de economie de verstandhouding wilden verbeteren.
Men kan de oorlog niet
wegdenken uit dat proces, maar men kan evenmin, zoals men nu tallenkante hoort
beweren zeggen dat we slecht af zijn met de euro, om de crisis te bezweren. Het
probleem is dat men voortdurend gevaren ziet die er niet zijn. Zelf herinner ik
me nog een inflatie van om en bij de 15 % in de jaren van de oliecrisis, na
1974 dus; een galloperende rentesneeuwbal en een opslorping van de
werkeloosheid via het openbaar ambt en de nutsvoorzieningen: de spoorwegen
hebben toen veel mensen aangetrokken die men vervolgens weer is gaan afdanken
vanaf 1999
Nu is het wel zo dat de
regeringen in de jaren 1970 – 1982 bijzonder labiel bleken en voortdurend met
andere kwesties te maken hadden, zoals de staatshervorming. Toch is het nodig
te begrijpen dat men steeds voorhield dat het unitaire België het beste die
oplossingen kon bieden die nodig waren om de crisis op te lossen. Na 1982 kwam
er een herstel van de economie en wat mij betreft viel na 1985 het einde van de
crisis waar te nemen, al zal men pas in de jaren rond het Agustaschandaal in
1995 duidelijk worden dat de crisis voorbij was. Alleen, het journaal
presenteren zonder over problemen te spreken is nu eenmaal een onmogelijke
zaak. Intussen werd duidelijk, met onder meer de Eenheidsakte van de EG en het
verdrag van Maastricht, waar de Muntunie definitief op de sporen gezet werd dat
de natiestaat in Europa verre van soeverein was, zeker op het vlak van
economisch en monetair beleid. Overigens had dit land in de jaren 1985 een
bijna binding met de D-mark en vanaf 1988 kon men dat ook wel de kern van het
financiële beleid noemen. Men heeft de indruk dat we die geschiedenis altijd
moeten situeren rond de figuren van Helmut Kohl en François Mitterand. Hoe
belangrijk hun rol in het besluitvormingsproces ook was, de rol van de
Bundesbank en opiniemakers in de industrie en universiteiten was aanzienlijk.
Het aanvankelijke enthousiasme bij de media werd na de invoering van euro als
munt – de Franse droom om de schilden,
de ecu, terug in te voeren, was een maat voor niets – smolt na 2008 weg, omdat
men niet kon uitleggen dat een anti-inflatoir beleid kon helpen, maar de mantra
van de vroegere Bundesbank niet kon loslaten. De muntnaam leek neutraal, maar
nu merken we at de verweven met de EU, de Europese Unie groter is en dat het
bewaken van de Euro veel inspanningen vergt.
Toch ben ik de mening
toegedaan dat de vorm waarin men de muntunie heeft gegoten en de
doelstellingen, het mission statement van de ECB ingepast heeft in een verleden
oorlog, het voorkomen van hyperinflatie, maar evengoed het voorkomen van te
veel politieke inmenging in het muntbeleid, te weinig ruimte liet voor nieuwe en andere uitdagingen. Volgens Adam Smith is de munt geen
meetbaar instrument, dat wil zeggen, men kan geld scheppen en doen verdwijnen
zonder dat de beheerders daar een echte greep op hebben. Toch acht hij een
passende muntpolitiek van belang om de markt goed te laten werken. Nu weten we
ook dat de omloopsnelheid van het geld zelf een vorm van geldcreatie vormt of
het tegendeel, een vorm van onzichtbare destructie. Als nu de nationale banken,
c.q. de ECB, de geldhoeveelheid op peil houden door kredieten aan banken te
verlenen en geld bij te drukken, dan zou men gezien van de vertraging van de
muntcirculatie kunnen besluiten tot een vermindering van de munthoeveelheid. De
munthoeveelheid is vooral maatgevend voor de inflatie.
In die zin doet de ECB in
wezen het omgekeerde van wat we vooraf afgesproken hadden in Maastricht, de
munthoeveelheid goed regelen om een ongecontroleerde inflatie te voorkomen. In
werkelijkheid hebben we bovendien niet de indruk dat de banken, de investerings-
noch de depositobanken bereid blijken middelen ter beschikking te stellen van
ondernemers om hun projecten te kunnen financieren. Hoe zou het intussen zitten
met de autofinanciering van bedrijven?
Men kan met ons vaststellen
dat de voorstelling van zaken die we hier geven enigszins verwarrend klinkt, maar
als je naar politici en sommige commentatoren luistert, ontstaat het idee dat
deze mensen meer weten van de toekomst dan men op grondig van grondig onderzoek
aannemelijk kan maken. Het problematische namelijk is niet dat men
econometrische modellen kan maken, belangrijker is dat men voorspellingen over
een overzichtelijke periode inderdaad over die periode heen kan opvolgen.
Gesteld dat men een
uitgangspositie heeft met een aantal variabelen zoals werkgelegenheid,
handelsbalans, meerwaardecreatie, belastinginkomsten, vergrijzing en eventueel
aantal suïcides per 10.000 inwoners. Dan zou men dus op grond van de
binnenkomende informatie kunnen zien of die variabelen onafhankelijk van elkaar
evoluerend – dat is dus de aanname – de door het beleid al dan niet vooropgestelde
tendens volgen. We stopten er een niet economische variabele in, het aantal
suïcides per 10.000, omdat die indicator misschien zou kunnen aangeven of een
situatie in de beleving van mensen verbeterd of net verslechterd. Ik heb niet
indruk dat die variabele in veel econometrisch onderzoek dat het brede publiek
bereikt, aan de orde komt.
De economische groei die we
berekenen is een voor de nieuwsvolger tot onbegrijpelijke term, omdat het aantal
elementen dat de groei van de economie in absolute waarde nog altijd door
inflatie teniet kan gedaan worden, maar ook door de demografische factor. Maar
als de waarde van huizen daalt, niet gerealiseerd wordt, die waarde dus, dan
krijgen we nog altijd geen beweging in de groei. Pas als verkopen doorgaan. Nu
zijn de redenen van verkoop ook wel weer best interessant om te begrijpen of we
nu eindelijk met groei of stagnatie te maken hebben.
Dezer dagen spreekt men
gemakkelijk over de jaren 1930 en de om zich heen grijpende neiging bij
politici – vooral van de rechterzijde – in dol of duf populisme te vervallen.
Maar wie de jaren tussen 1929 en 1936 bekijkt merkt dat nagenoeg geen enkel
land onmiddellijk een antwoord heeft gehad op de crisis die vanuit Wallstreet
op Europa is afgekomen. De gevolgen waren dramatisch omdat de remedies
uiteindelijk het stilvallen en inkrimpen van het economische bedrijf niet leek te
belemmeren. De kwestie is dat de politici, aldus Gaston Eyskens in zijn
memoires, tegen 1934 bemerkten dat burgers en buitenlui, bankiers en ondernemers
maar ook economen geen zich hadden op wat er werkelijk gebeurde. Wat ze zagen
was dat de groei niet aantrok en dat mensen in armoede vervielen omdat de
bedrijven waar ze hadden gewerkt niet meer opnieuw konden starten, gewoon
failliet waren. Het was duidelijk dat de regeringen in Europa, Japan en de VS
maar moeizaam oplossingen vonden. In de VSA werkte Franklin Delano Roosevelt de
New Deal uit, zonder dat dit een sluitend geheel genoemd kan worden. De criticasters
bij de Republikeinen dezer dagen zouden een punt hebben als ze konden bewijzen
dat Hoovers afzijdige houding iets had opgebracht. Maar de eindeloze
besparingen losten niets op.
Gaston Eyskens had blijkbaar
ook oren naar een contra-intuïtief recept teneinde de stagnatie om te buigen in een
nieuwe dynamiek. Het grote probleem was dat rationele afwegingen de bankiers,
ondernemers, regeringen en burgers met spaargeld en beleggingen uitermate
voorzichtig maakten. Het Plan de Man, dat nu behalve in Gent en Brussel
eindelijk zelden ter sprake komt in het licht van de pogingen de crisis op te
lossen en zeker niet in de opiniepers dezer dagen, had net datzelfde substraat
de rationele benadering om te buigen. Als er na 1934 een geleidelijke
verbetering komt, dan zal die in Europa met de burgeroorlog in Spanje niet echt
uit de band springen, al verbetert de situatie wel. In de VS merkt men dat de
economische verbeterde, maar de echte doorbraak begint pas met de toenemende
oorlogsinspanningen en helemaal als de VS de oorlog ingaan, na 8 december 1941.
Nu zitten we vooral met een
politiek die verschillende dingen wil bereiken, zoals strijd tegen de armoede
of het herstel van de groei en de beperking van de overheidsuitgaven. Hoe
verhoudt zich dat tot de problemen? Het valt moeilijk vast te stellen, maar de
indruk ontstaat wel dat de politici het voor het ogenblik, net zo min als
andere partijen, besluitvormers, zoals de nationale banken het echt weten. De ene wil de strijd winnen tegen de armoede
door de middenklasse te raken, of liever, men wil de grote zwarte geldstromen
indammen en aannemelijk maken dat men inkomen uit kapitaal meer moet belasten.
Maar het rechtvaardigheidsprincipe lijkt hier niet altijd logisch. Het land is
moe, schreef Tony Judt in 2010, net voor hij aan ALS overleed. Maar de
ziektekiemen zien we wel, maar de remedies van het stabiliteitspakt moeten
herzien worden.
De discussie in het Vlaamse
parlement over de begrotingscontrole laat zien dat de verschillende oppositiepartijen
net zomin als de regering eensluidende antwoorden heeft. De notie van
economische wurging door overdreven besparingen begint ingang te vinden, maar austerity for prospority kan men niet
beloven. De dynamiek komt immers voort uit individuele beslissingen van
burgers, ondernemers, te investeren, te consumeren en het goede leven naar
godsvrucht en vermogen aan te nemen. Maar men mag niet vergeten dat iedereen
betrokken is bij het financieel kapitalisme, want via pensioensparen zijn we
meer afhankelijk van de groei op de beurzen en niet meer zozeer van de
economische groei in de reële economie. Een
rare formulering maar het is dat wat sinds 2008 wel eens aan werd gedragen,
maar zelden heeft men die formulering verder onderzocht. Toch, de politiek van
president Hollande om de beleggingen van uitvoerende politici in het buitenland
vanzelfsprekend publiek te maken, omdat die verdacht zijn, slaat nergens op.
Ook moeten de Franse banken hun activiteiten in fiscale paradijzen opgeven. Een
bureaucratisch monster, want als de banken al schermvennootschappen gebruiken,
wie zal op het einde van de rit aangeven dat zo een bank een valse verklaring
heeft afgelegd.
Men zal de economische strijd
om meer groei niet winnen als men voortdurend oorlog voert tegen god en klein
pierke en de vijand stuk voor stuk probeert aan te pakken. De strijd tegen de
inflatie? Voor het ogenblik laag. De intrestvoeten? Behoorlijk laag. De
verwachtingen op loonsverhoging? Nihil. Perspectieven op nieuwe investeringen?
Nihil. Zijn er dan geen alternatieven? Jawel, maar dan moet de ECB kijken naar
maatregelen die de kredietverlening doen toenemen. Maar ook, een hoogst
oneconomische maatregel: de bevolking ervan overtuigen dat sparen kan maar dat
uitgeven en investeren best goed is. Geen greed, geen zoeken naar rentes boven
het redelijke, wel zorgen dat mensen inkomen hebben of beroepsactiviteit die
hen in stelt goed te leven. De vertrouwensbreuk is niet door rechts of door
links ingesteld, maar een voortdurend wijzen op risico’s, zelden op
opportuniteiten, draagt ook niet bij tot een betere atmosfeer.
De ECB zal dus het vertrouwen
moeten herstellen niet door de strijd tegen de inflatie en oplopende
rentekosten te voeren, maar door heel fijnregelend de burgers en bedrijven
ertoe aan te zetten het leven verder te zetten. Niet de enorme risico’s die tot
de immobiliënbubbel hebben geleid in de VS, maar ook in Spanje, wel zorgen dat
redelijke risico’s tegen redelijke intrestvoeten stimuleren, moet de opdracht
zijn. Dat dit betekent dat de nieuwe regeling voor de banken om zich snel te
verzekeren van een groter eigen vermogen, dat vooralsnog de groei verder blijft
temperen, zal dus ook bekeken moeten worden.
Besluit: de economie aan de
praat krijgen met de verkeerde recepten of een analyse die niet bijgesteld wordt,
zal niet lukken. Maar ook is het zo dat de politici moeten durven zeggen dat ze
niet zeker zijn van de oplossingen, omdat de situatie relatief onuitgegeven is.
Zekerheid is aantrekkelijk, voor de politici om die aan te bieden, de burgers
om het te geloven. Maar we moeten ons nu geen blaasjes wijsmaken, dat helpt
niet meer. Dus, okay, wat zal men doen met de voorstellen van Paul de Grauwe of
Hendricus Johannes Witteveen, van 1973 tot 1978 managing director van het IMF,
schrijft in een boek over zijn leven met de Soefi-mystiek, over de monetaire
politiek van de EU: de al te strikte
begrotingsdiscipline kan best wat losser en verder zorgen dat de omloopsnelheid
van het geld weer gaat toenemen. Misschien ligt het antwoord minder in het beleid, dan bij u en mij, ons allen. Het gaat om een algemeen belang, toch?
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten