Hoe het vak te leren als de leraar bedolven is onder de papieren
Reflectie
Hoe we de zorg of het onderwijs organiseren
Meer
dan alleen management- en marktdenken?
Er lopen verschillende
discussies over onderwijs en zorg, over de organisatie ervan en over wat we
ervan mogen verwachten. Prof. em. Dr. Herman De Dijn hield in oktober 2012 een
redevoering voor alumni van Jezuïetencolleges over de vraag of het eigen
karakter van onderwijs en zorg niet verdrongen raakte door de inbreng van
Marktdenken en managementtechnieken[i].
Zowel in de zorg als in het onderwijs doen er zich blijkbaar problemen voor van
burn out, het personeel raakt ontregeld en gedemotiveerd door een hoop van
allerlei nare ervaringen met doelstellingen die hen voorgesteld worden. De
auteur van het stuk dat ik las in Streven, poneert alvast dat het marktdenken
en overdreven aandacht voor managementtechnieken hun invloed uitoefenen op het
onderwijs en de zorg.
De kwestie is wat we begrijpen
als Herman de Dijn spreekt over Marktdenken in de zorg of het onderwijs.
Marktdenken betekent immers dat we aangeven dat we een product zo goed mogelijk
in de markt willen zetten. Nu is de zorg in onze samenleving voor mogelijke
patiënten een instantie waarop men beroep kan doen. De zorg is zo georganiseerd
dat wie ziek wordt of een ongeval heeft er beroep op kan doen. De
ziekteverzekering en eventuele hospitalisatieverzekering houden het betaalbaar
voor de patiënt en laten de artsen toe hun beste zorg toe te dienen. We weten
dat er ongeveer een ziekenhuis op 50.000 inwoners zou zijn en dat dit de nodige
zorgen in voldoende ruime mate kan aanbieden. Hierbij maken we abstractie van
het onderscheid tussen de kleinere ziekenhuizen en de universitaire ziekenhuizen.
Belangrijk is dat dit onderscheid er is en dat mensen weten dat de zorg voor
gewone aandoeningen in een kleiner ziekenhuis wellicht genoeg is, maar aan de
andere kant is duidelijk dat we soms nood hebben aan zeer specialistische
geneeskunde. De markt van de zorg is van zeer specifieke aard en of we moeten
verwachten dat ziekenhuizen patiënten willen aantrekken is nog maar de vraag. We
weten daarbij dat ziekenhuis zeer kostenbewust dienen te werken, zodat
publiciteit voeren, als het al mocht, geen opdracht is. Toch kan een ziekenhuis er belang bij hebben
bij verpleegkundigen een goede naam te hebben, omdat er nu eenmaal een
schaarste aan mensen met die competenties en die er ook nog eens echt voor
gekozen hebben.
Voor het onderwijs lijkt
marktdenken meer denkbaar, maar gezien de organisatie van het aanbod in vrij en
officieel onderwijs, maar ook volgens aanbod van ASO, TSO, BSO, KSO en
Sportonderwijs, merkt men dat marktdenken misschien niet zo evident is. Wel is
het zo dat ouders hun kinderen liefst naar het ASO, liefst naar een goed gereputeerde
school sturen, omdat dit blijk zou geven van hun goede zorgen en bezorgdheid,
maar dat kinderen misschien beter in een andere richting zouden gedijen, komt
niet altijd bij hen op. Vroeger kon men wel eens publiciteit vinden voor
middelbare scholen, maar dat had niet altijd zo heel veel zin. De kwestie van
de schoolkeuze voor ouders is overigens nog gelinkt aan andere facetten zoals
afstand, bereikbaarheid en misschien, uiteraard, ook wel prestige. Maar de
school kan zich alleen maar beroemen op de resultaten van het verleden, hoe
leerlingen van de school het verder in het leven gesteld en gemaakt hebben.
Maar publiciteit alleen zal dus allicht niet zo heel veel uitmaken.
Iets anders komt aan de orde
als het om aanwenden van managementtechnieken gaat. In de zorg en het onderwijs
dient men natuurlijk de organisatie te verzekeren opdat de kerntaken goed
uitgevoerd worden. Als jobstudent heb ik vakantie in Eeklo in het toenmalige
Heilig Hartziekenhuis, nu Alma ziekenhuis bezig geweest en gezien hoe
belangrijk een geoliede machine wel niet is, tot en met het verwerken van het
afval. De hele organisatie overzien is maar mogelijk, zegt men, als men de
verschillende processen kan overzien en zorgen dat alles naar wens gaat… voor
de artsen, de verpleegkundigen, de patiënten. De volgorde van de
belanghebbenden bij een goede organisatie ligt inderdaad niet prioritair bij de
patiënt, maar wel is het zo dat de goede organisatie altijd de patiënt ten
goede komt. We weten dat in verschillende landen de media er graag een sport
van maken lijstjes aan te leggen, van de beste ziekenhuizen, de beste scholen
en universiteiten. Maar als een patiënt in een regionaal ziekenhuis voor
algemene geneeskunde terecht komt en die heeft zeer specialistische zorg nodig
voor brandwonden, dan zal men zo een patiënt toch wel snel naar een
gespecialiseerd brandwondencentrum brengen. Daarvan zijn er niet zo heel veel,
maar soms zijn er veel ziekenhuisbedden nodig, als er een zware ramp gebeurd
is. Zonder goede organisatie gaat het niet.
Toen ik over het artikel van
Herman de Dijn sprak, wees iemand er mij op dat men die goede organisatie niet
mag onderschatten en een docente van een kunsthumaniora was er zich van bewust
dat men heel wat publiciteit in academies moet en kan maken om kinderen die van
muziek of van woord, dans houden en daar zouden gedijen, dat men die inspanningen
ook terdege dient te ondersteunen. Als de ouders het KSO niet kennen en geen
school bezoeken, dan zullen zij misschien een goede kans laten schieten voor
hun zoon of dochter om via die weg hun talent te ontwikkelen.
Ik denk niet dat wie het
artikel van Herman De Dijn leest dat hij meent dat organisatie, bekendheid met het product zorg dan wel onderwijs overbodig is. Wat zijn
vraag is, zijn zorg, dat is dat in de zorg of het onderwijs, inclusief de
Universiteit en hogeschool dat lesgeven, de zorg centraal blijven staan. Ziet
hij dan geen spoken als hij erop wijst dat bij een doorgedreven toepassen van
het marktdenken en de inbreng van managementtechnieken de organisatie die de
zorg, het onderwijs moet ondersteunen, van karakter doet veranderen. Hij ziet
immers een aantal contradicties opduiken in het voorkomend geval:
1.
De
overheersing van de middelen over het doel, waardoor men zeer gefixeerd kijkt
naar hoe men het doel, goede zorg aanbieden, goed, passend onderwijs aanreiken,
kan bereiken, uit het oog verloren geraakt.
2.
De
eigenlijke doelen, zorg, onderwijs wordt middel, worden vormen van activiteit
gericht op de output van resultaten. Het onderwijs zou falen als 14 % van de
abituriënten zonder diploma van school zouden gaan. Dat we vooralsnog goede en
middelmatige leerlingen een mooie vorming kunnen bezorgen, blijft dan
onbesproken. Het falen moet verbeterd, maar hoe dat het goede functioneren kan
beïnvloeden houdt men buiten beeld.
3.
De
schijn gaat het in het systeem overnemen van de werkelijkheid en de auteur gaat
hier vrij ver, want we krijgen te lezen dat de situatie van een marktgerichte
zorg en dito onderwijs via de cijfers wordt getaxeerd en die cijfers kunnen
onderhevig zijn aan een zekere neiging tot opsmuk. Transparantie opvoeren, heet
het dan… om het vertrouwen te versterken, maar het resultaat blijkt
wantrouwen.
4.
Markt-
en managementdenken in de zorg en het onderwijs leidt ertoe deze activiteiten
niet meer beantwoorden aan fundamentele menselijke verzuchtingen. Het
professionalisme leidt er niet meer toe dat mensen zich nog herkennen in hun
eigen aandrang te doen waarvoor ze ooit gekozen hebben. De Dijn voegt er ook
nog aan toe dat jongere professionele krachten daar geen last van zouden
hebben. Maar dat laatste zou dan weer zorgwekkend zijn.
Voor zover ik wel eens in
bladen en kranten over management lees, merk ik dat ook een gewoon bedrijf, een
marktgericht bedrijf met een goed product aan overdreven marktdenken en een
teveel aan managementtechnieken ten onder gaan kan. Het komt mij voor dat de
visie van Richard Sennett over management als de kunst van aanraken en
loslaten, beide op het juiste moment en met de juiste intensiteit een
belangrijk aspect is. De Dijn wijst overigens ook op het zonder meer kopiëren
van concepten uit de wereld van het management, om een school of zorginstelling
te laten functioneren, een zekere bedrijfsblindheid veroorzaakt: collega zus of
zo haalt een goed resultaat, dus wij doen dat ook. De vraag is of de
implementatie dan goed verloopt. Maar, vraagt een mens zich af: hoe groot is
het gevaar voor mogelijke overdrijving?
De wetgeving kan er al wel toe
bijdragen, zo blijkt bij nader toezien, omdat de wetgever, in dit geval de
decreetgever in deze normen kan opleggen die voortkomen uit een
bestuursbenadering van de onderwijsinstelling, zorginstelling en waarbij
geleidelijk, zoals we lezen in het artikel, de zorg zelf van tweede orde
blijkt, zodat in het onderwijs, de kennisoverdracht in al haar facetten op de
achtergrond verdwijnt.
Herman De Dijn poneert dat in
de zorg en het onderwijs goede organisatie en goede processen van groot belang
zijn, maar hij vreest dat in beide sectoren een vorm van professionalisme gaat
doorwegen die de zorg, c.q. de zeer persoonlijke betrokkenheid bij de
zorgvragende in het gedrang kan brengen. In het onderwijs ziet hij wellicht ook
het probleem ontstaan dat men leerlingen een hoeveelheid kennis wil opdringen
zonder dat er verder aan de verwerking aandacht wordt besteedt. Wat dan wel
primeert? Dat de leerling een diploma ontvangt na gedane inspanningen waarmee
deze verder kan gaan. Pedagogen geven een vaak een kijk op het leerproces dat
ofwel de persoonlijkheidsvorming of de competentieverwerving centraal stelt.
Het kan gebeuren dat het lezen van een tekst, van Michel de Montaigne voor de
ene leerling stomvervelend uitpakt en de andere juist gaat enthousiasmeren.
Maar de leerling die niet van Montaigne wil weten kan dan wel bij Camus of
Didier van Cauwelaert wel iets vinden dat hem of haar aan het werk zal zetten.
Een kritiek aan het adres van
Herman De Dijn kan zijn dat hij nergens in lijkt te gaan op de vraag hoe zonder
managementtechnieken, zelfs zonder enige nuttig marktdenken de zorg en het
onderwijs kunnen floreren. Het mag duidelijk zijn dat de spreker, auteur hier
rekening houdt met het feit dat zijn publiek, toen hij de rede hield en het
artikel liet plaatsen in Streven geschoold is en op de hoogte van de hangende
kwesties. Hij acht organisatie overigens wel noodzakelijk, maar dan wel als
ondersteunende structuur opdat het onderwijs, de zorg naar de goede inzichten van
mensen op het terrein kunnen uitgevoerd worden. De arts, verpleegkundige zijn
kundig in hun specialisme, de manager weet hoe de organisatie dat kan
ondersteunen, niet hij moet hen laten weten wat ze mogen doen en laten. Idem
voor de leerkracht: het is in de klas, met de groep en de afzonderlijke
leerlingen dat een leraar onderzoekt en voortschrijdend inzicht verwerft in hoe
bepaalde inzichten die tot de leerstof behoren, geadstrueerd kunnen worden. Het
is niet de zaak van de manager, vroeger op college heette die de econoom, de
directeur hield een pedagogisch toezicht, maar dat blijkt steeds moeilijker te
behappen. De directies breiden uit en vanzelf verwateren de verhoudingen. Ook
de vraag of men in een school vanuit een gemeenschappelijke visie op mens – en samenleving,
het goede en passende handelt, wordt bij de verzakeling niet meer gesteld. Net
dat is wat we uit het artikel onthouden.
Dat is dan wel een kritiek die
ik denk te mogen aanvoeren, namelijk dat als het centraal stellen van het
management in het onderwijs, in de zorg gevolgen kan hebben voor de kwaliteit,
dan is het ook noodzakelijk zich af te vragen of dat centraal stellen van het
management voortkomt uit het feit dat men de beroepskrachten zou wantrouwen? De
eis om alsmaar meer transparantie aan de dag te leggen, lezen we, kan voor
gevolg hebben dat we niet goed meer weten, wat dan eindelijk bij de zorg
gebeurt. Een arts legde het op de Nederlandse televisie zo uit: een patiënt
komt binnen met ernstige klachten over het hart of betreffende een verlies aan fitheid. De arts onderzoekt hart
en bloedvaten en komt inderdaad tot de bevinding dat er dringende ingrepen
nodig zijn. Aan het eind van het traject van onderzoeken, behandeling en
revalidatie verlaat de patiënt het ziekenhuis, heeft het gevoel dat hij niet
meer zo sterk of lenig is als voorheen, niet meer kan tennissen en beklaagt
zich daarover. De arts legde uit dat de patiënt refereert aan vroeger jaren
toen zijn hart en bloedvaten nog in orde waren, niet naar de tijd voor de
aandoening zich openbaarde. De kwaliteit van de zorg voor deze patiënt was wat
die hoorde te zijn, maar de patiënt, zo kreeg men te horen, koesterde
onrealistische verwachtingen. Misschien, zo klinkt het nog, heeft hij net veel
geluk gehad dat hij nog kan klagen.
De vraag is evenwel of men in
zo een lezing of essay het volledige spectrum kan overzien en onderzoeken. De
vraag van Herman De Dijn is vooral hierom van belang, dat men in deze sectoren,
zorg én onderwijs, wel degelijk vragen kan stellen over de volgorde der
prioriteiten. Moet een school per se de nieuwste technologie binnenhalen? In
het drukkersvak, voor bladen en tijdschriften, boeken ook, vernam ik jaren
geleden tijdens een opleiding Uitgeversvak dat drukkers best ook leren te
zetten in lood, zodat ze de uitwerking van hun zetsel na het afdrukken leren te
voorzien dus bepaalde keuzes leren te maken, een kwestie van vakmanschap. De
virtuele technieken op de pc of de nieuwste zetmachines maken namelijk voor de
leerling-drukker moeilijk dat aandacht vereisende vak van het juiste zetsel
onder de knie te krijgen.
Het artikel van Herman De Dijn
wekt onze aandacht omdat het ons vraagt na te denken hoe we de organisatie van
de zorg en het onderwijs blijven zien als noodzakelijke voorwaarden om het
onderwijs in de klas, de zorg aan het bed naar behoren te kunnen uitvoeren. Hij
stelt immers dat zorg en onderwijs meer doen dan met een product bezig zijn.
Hij weet ook dat een ziekenhuis, een school, universiteit niet werken als er
geen voldoende organisatie is en als de mensen aan het bed, in de klas geen
vertrouwen hebben in de directie en omgekeerd. Hij onderzoekt daarom wat de verzakelijking
van de organisatie in beide sectoren voor gevolg kunnen hebben en meent dat het
aspect roeping, al dan niet van christelijk humane of vrijzinnige aard niet te
veel onder gesneeuwd raakt als men de organisatie en de verzakelijking te
prominent voorop stelt.
De moeilijkheden vandaag om
nog kandidaten te vinden voor de opleiding psychiatrie, waarbij een moeilijk
domein van het menselijk, persoonlijk welbevinden van patiënten aan de orde
zijn, maakt deze bedenkingen alleen maar pertinenter. Want het blijkt dan weer
dat we uitkomen bij de vragen die onder anderen Herman Kolk stelt in zijn essay
over de kwestie of de vrije wil nu wel of niet een illusie zou wezen. In het
debat over de vraag naar organisatie en roeping versus verzakelijking en
vermarkting kan men niet zo goed aan die kwestie voorbij: ofwel zijn mensen
vrij en kunnen zij, wij dus, fouten maken dan wel bewust de juiste dingen doen.
Dan is een manager niet per se van node om hen op de goede wijze in het rad te
laten lopen. De vrije wil en het vermogen tot oordelen en verantwoordelijkheid
staan, zo komt ook in het stuk van De Dijn aan de orde lijken minder prominent.
In de mate dat de organisatie ondersteunend is en van de leerkracht, de
zorgverlener verwacht dat die professionelen zijn, dat wil zeggen het metier
kennen, kan men er zich als directeur of chef de clinique van vergewissen of
dat wel gebeurt, maar verder ervoor zorgen dat de omstandigheden waarin men
moet werken zo optimaal mogelijk blijken.
Anna Enquist heeft in haar
boek De Verdovers die druk op artsen
vanuit het management en vanwege managementtechnieken evenzeer aan de orde
gesteld. Het gaat er niet omdat dat zo een dienst als Anesthesie binnen het
ziekenhuis zou kunnen zonder organisatie, afspraken en goede logistieke
ondersteuning, maar wel dat ze meent dat soms de meta-aspecten van het werk de eisen
zelf die aan de operatietafel ad hoc ontstaan tijdig en kundig op te lossen, in
de weg staan. Nu vraag ik mij af, zonder echt iets van de zaak af te weten of
zij, Enquist, die ook maar de zaak volgde als buitenstaander – wel is zij
psychiater - maar dan wel intensief, de druk van het management wel kon
inschatten. Nu, in dezelfde reeks boeken schreef Bert Keizer een verslag van
zijn verblijf op neurologie. Keizer ook is zelf arts in een verpleeghuis en
filosoof en meent dat de neurochirurgen soms ver gaan in hun pogingen iemand te
redden. Maar uit zijn verslag blijkt ook dat die neurologen en neurochirurgen
net iets minder met management bezig zijn en vooral hun opdracht vinden in het
helpen van patiënten met ernstige neurologische problemen. Ook lezen we dat de
artsen merken dat ze bij bepaalde ingrepen misschien iets te veel
therapeutische hardnekkigheid aan de dag hebben gelegd, omdat ze er nu eenmaal
op uit zijn de moeilijkste gevallen erdoor te helpen.
De zorg vandaag in ons land
werkt behoorlijk en de tevredenheid erover lijkt doorgaans groot. Individuele
negatieve verhalen hebben hun betekenis en daar moet dus naar gekeken worden.
Wat is de oorzaak van de ontevredenheid? Hoe zal men die alsnog kunnen
wegwerken. Er zijn ombudsdiensten en mogelijkheden om in der minne de zaak, de
oorzaak van ontevredenheid te bespreken en tot ieders tevredenheid af te
werken. De instelling die met meerdere en regelmatig terugkerende klachten te
maken hebben, proberen daar aan te remediëren.
In het onderwijs ziet men dat
de grote druk op leerkrachten inderdaad uit lijkt te gaan van een toenemende
drang van bovenaf naar het onderwijs te kijken: waarom falen leerlingen? Waarom
gaat 13 tot 14 % van de jonkies van school af zonder diploma? De persoonlijke
ingesteldheid van de betreffende leerlingen kan men in een zakelijke benadering
niet goed aan de orde stellen. Dus worden leerkrachten gevraagd meer Latijn in
de moeilijke gevallen te steken, waarbij men zich moet afvragen of dit te
rechtvaardigen valt ten aanzien van de leerlingen die wel meegaand zijn en hun
deel van het werk doen, maar ook ten aanzien van de leerkrachten die er hun
arbeidsvreugde bij inschieten.
De druk het middelbaar
onderwijs helemaal te hervormen heeft overigens vooral te maken met een niet
aan onderwijs eigen bekommernis iedereen gelijke onderwijskansen te geven. In
de lagere school is dat dus wel het geval maar blijkt ook dat als leerlingen
niet goed meekunnen, leerkrachten het niet in dank wordt afgenomen als zij dat
melden. Via de CLB kan het dan weer… professioneel. Waarom zou men hen dan
nadien de druk op de schouders leggen toch mee te gaan met de beste leerlingen?
Toch kan men bezwaarlijk zeggen dat hier verzakelijking aan de orde is. De
ideologische aandrang het onderwijs te hervormen wordt voorgesteld als het
resultaat van gedegen objectief wetenschappelijk onderzoek. Dat men mensen
gelijke kansen geven wil het geluk na te streven kan men niet bestrijden, maar
of elke persoon gebaat is bij dezelfde aanpak, blijft dus maar de vraag. Het
lijkt me juist in de aard van de leerkracht te liggen leerlingen te willen
enthousiasmeren voor kennis en inzicht, via het ontwikkelen van hun
mogelijkheden tot rekenen, het ontwikkelen van een wiskundige kijk of net de
talen beter onder de knie te krijgen, zowel grammaticaal als wat de teksten en
gesproken vorm van die taal aangaat.
Herman De Dijn waarschuwde
voor verzakelijking, vermarkting en managementtechnieken in de zorg en het
onderwijs zonder het belang van organisatie en van instellingen in vraag te
stellen. Hij vreest ervoor dat zorg en onderwijs niet langer het doel zouden
zijn, maar nog slechts de leveranciers van resultaten. De aandacht voor de
overhead doet de wenkbrauwen fronsen, maar ook blijkt het streven naar
transparantie niet altijd de goede richting uit te gaan. Dat wil zeggen, de
auteur vreest voor een opsmukken van resultaten zodat de werkelijke situatie
van een organisatie uit het beeld verdwijnt. Ik vond en vind het nodig hieraan
aandacht te besteden en zo deze kwestie meer ruchtbaarheid te geven, want het
gaat om belangrijke sectoren van ons maatschappelijk bestel. Het niveau van
abstractie waarop De Dijn zijn kritiek formuleert, mag niet verhelen dat er in
het onderwijsveld inderdaad grote druk ontstaat om resultaten te halen, waarbij
de individuele leerlingen en het succes van grote groepen, uit het gezichtsveld
verdwijnen. Zelf denk ik dat deze benadering van belang is om er ons van te
verzekeren dat het geen nieuws kan of mag zijn dat het Officieel onderwijs 1000
of meer leerkrachten zoekt. De vraag lijkt eerder of we voldoende toegeruste
leerkrachten voor de klas krijgen, ook in het basisonderwijs. Verwijzen naar
Finland waar ook de kleuterjuf een master moet halen, terwijl men hier voor de
faculteit Letteren en wijsbegeerte een
tweejarige master afwijst, het blijft een rare kronkel. Dat tweede jaar van de
master kan een kandidaat leerkracht dan besteden aan het zoeken van een goede
positie ten aanzien van de leerstof, van de leerlingen en van het beroep zelf.
En daar was het nu net Herman De Dijn om te doen, dat leerkrachten en mensen in
de zorg hun beroep als een roeping kunnen zien. Anders dan de auteur zou ik
zeggen, met kennis van de traditie, dat ook niet religieuze achtergrond voor de
roeping zeer goed mogelijk is. En verder zal men onder collegae toch altijd nog
de ruimte hebben over dat aspect van hun activiteit, lesgeven dan wel de zorg,
te spreken.
Bart Haers
[i]
[i]
Herman De Dijn, Markt- en
managementdenken in zorg en onderwijs. In:
Streven: Cultureel Maatschappelijk Maandblad vol:80 issue:3
pages:221-231
Reacties
Een reactie posten