Max Weber en verantwoordelijke politici
Brieven
Over
visie en middelen
Die
uit te werken
Brugge, 7 april 2013
Aan
de heer Max Weber, hiernamaals
Kort
geleden schreef ik aan een filosoof van deze tijd, hij noemt zich een docent
levensbeschouwing, de heer Patrick Loobuyck, een brief omdat hij verwezen had
naar uw redevoering Politiek als Beroep. Ik vond dat er iets mis was aan
zijn benadering van wat u de Verantwortungsethik noemde. U stelde zich
overigens ook voor dat politiek bedreven kan worden op grond van of vanuit een
Gesinnungsethik.
Lang
dacht ik dat u het een en het andere tegenover elkaar geplaatst had, maar dat lijkt
me nu net problematisch. Dankzij Patrick Loobuyck kwam ik tot de bedenking dat
beide elkaar niet uitsluiten. Meer nog, het is moeilijk denkbaar dat politici
een Verantwortungsethik zouden hanteren als ze niet ook een bepaalde visie
hadden. En omgekeerd is het moeilijk denkbaar dat ze een visie zouden willen
vormen geven op het publieke terrein zonder zich om de middelen te bekreunen.
Nu
weet u dat politici en burgers zich moeilijk tot en met elkaar verhouden. Soms
kan het gebeuren dat verwachtingen van burgers en politici samenvallen, maar
dan blijft het vaak zo dat politici middelen moeten inzetten,
bestuurspraktijken moeten verzinnen die de burgers dan weer niet zinnen.
Bovendien doen politici veel moeite om te weten wat de burgers wensen. Toen
Churchill zijn land, volk en troepen, maar ook de vluchtelingen van het
continent gekomen door die moeilijke zeventien maanden leidde, werd door
verschillende onderzoeksbureaus gepeild naar de houding van de Londenaren en de
Britten in het algemeen. De steun voor zijn beleid bleef merkwaardig hoog,
terwijl intussen tegenstanders van Churchill en tegenstanders van de weigering
van Hitler tot vrede te komen alle kans kregen in kranten en pamfletten hun
kritiek te spuien.
Tegelijk
zien we, niet enkel bij Harry van Wijnen die deze bijzondere periode opnieuw
onderzocht heeft, dat Churchill zowel de middelen aanwendde en alles deed om
Hitler teweer te stellen. Daarbij schuwde hij het niet de toekomst te belasten.
Maar hanteerde hij zeer vergaande middelen om zijn doel te bereiken, wat we dus
een kwestie van Verantwortungsethik noemen, dan droeg hij heel bewust een
aantal argumenten aan die eerder getuigen van Gesinnungsethik, namelijk dat hij,
Winston Spencer Churchill, de democratie ten koste van zeer veel wilde vrijwaren,
ten behoeve van de burgers en de samenleving. De visie overigens die hij in de
loop van de oorlog hanteerde, zo merkt men, kende enkele boeiende
verschuivingen, die de grote synthese niet altijd bereiken, namelijk zijn kijk
op het onderwijsbeleid en maatschappelijke gelijkheid van alle burgers. Hij
wilde de democratie op het continent herstellen omdat hij als liberaal en
conservatief net een onwrikbaar geloof had in de waarden van die democratie.
God,
dat zinnetje kennen we toch, de waarden van de democratie? Ik denk niet dat Jan
Blommaert de zin niet zou onderschrijven, maar in de context van Churchill?
Hij, Blommaert zou moeten tevreden zijn dat Churchill iedereen goed onderwijs
zou willen bezorgen. Hij, Blommaert zou het moeten waarderen dat Churchill zijn
personeel wel eens kon afblaffen, maar vooral dat hij hen wist mee te nemen in
het grote werk, waar men mee bezig was. Of zou Jan Blommaert dat nu net niet zo
zien?
Gesinnungsethik
gaat over wat men van de samenleving verwacht, zoals die helaas is en hoe die
in de beste der werelden zou horen te zijn, Verantwortungsethik gaat over wat
men wil inzetten aan middelen om dat doel te bereiken. Ik heb de indruk dat
Patrick Loobuyck vindt dat het doel, de rijken belastingen doen betalen, boven andere consideraties stelt. Tinneke Beeckman maakte uit haar onderzoek van
Spinoza op dat hij, net zoals Macchiavelli vond dat politiek bedreven moet
worden zoals het gaat, het verwerven van macht en vasthouden van die macht om
te doen wat nodig is. Hier sluiten Spinoza aan bij Carl Schmitt en in zekere
zin ook bij u, omdat u meent dat politici de doelen die bij verkiezingen
gelegitimeerd zijn ook moeten bereiken. Het falen van de politiek krijgt
daarbij wel een heel eigen betekenis. Overigens wilde u blijkbaar ook het
primaat van de politiek handhaven, maar dan op grond van de gedachte dat een
politicus die verkozen is dat mandaat ook vorm moet geven. Het falen van de
politiek kan dus niet betekenen dat politici andere doelen nastreven dan de
betrokken burger voor ogen staat. Dan moet hij, die burger anderen overtuigen
de politicus, de politieke besluitvorming bij te sturen. Alleen, met
verkiezingen zal dat niet volstaan, er is een eerlijker en transparanter debat
nodig.
Het verschil is dat Spinoza geen
bestuurspraktijk had, maar wel nadenkt over hoe de samenleving zich ontwikkelen
kan. Macchiavelli heeft hard strijd geleverd in Firenze en het pleit verloren.
Niet dat dit iets afdoet aan zijn scherpe kijk op de politiek. Maar goed, u
sprak tot studenten anno domini 1919 en wilde hen aangeven dat politiek dan wel
een beroep kan zijn, het is ook een roeping.
Het
zou boeiend onderzoek opleveren, professor Weber, Max Weber, hoe u vertrouwd
was in dat voor Duitsland zo zware jaar 1919, noch het eerste, noch het laatste
van een lange reeks moeilijke jaren, met de gebeurtenissen sinds, laten we
zeggen 1870. Vertrouwd, maar meer nog in staat de tekenen van de tijd te lezen.
Kende u de groei van de SPD, wist u hoe Wilhelm II als een leerling-tovenaar
met de macht omsprong? Zonder enige twijfel. Hoe in Duitsland, zoals Pirenne
had opgemerkt het nationalisme bij academici soms onthutsende proporties had
aangenomen en de argumenten voor een sterk Duitsland op alle mogelijke manieren
werden aangesleept, zal u ook wel opgemerkt hebben. U, Max Weber, was dus
getuige van een evolutie in de geesten, die zich na de oorlog niet leek te
temperen. Denkend aan de oorlogspartij die Wilhelm II tot grootse plannen had
kunnen verleiden, denkend ook aan de wijze waarop men over mens en samenleving
en politiek had gesproken, heeft u na de oorlog het probleem aangesneden over
hoe politici hun beroep uitoefenen. Aan de ene kant de beweegredenen, de visie,
de verwachtingen, maar ook het bewustzijn dat politici middelen van node hebben
om dat al dan niet grootse en meeslepende plan ook nog eens uit te werken. U
dacht toen overigens al dat de oude ideologieën afgedaan hadden. Politici kunnen overigens, als zij het al
zouden willen niet enkel als managers optreden. U beschrijft dat mooi als u
aandraagt hoe in de loop van de afgelopen eeuw nieuwe bestuurspraktijken zijn
ontstaan, waarbij de vorst ambtenaren aanstelde die namens hem het vorstendom
gingen bestieren. Naarmate de burgers meer betrokken raakten bij het bestuur,
werden die politici zelf de referentie voor wat men bereiken wilde. De vorst
verdween of werd, in de persoon van de president de chef die de lijnen
uitzette. Maar de ambtenaren waren en zijn de handelende personen. We hebben
het dan niet over de loketbedienden die zuiver uitvoerend werk verrichten, maar
over die ambtenaren die aan beleidsvoorbereidend werk doen.
We
beleefden een tijd, in het begin van het millennium dat politici, ministers in
functie elke week met een leuke idee kwamen, waarbij ze belastingen, door hun
voorgangers ingesteld, pestbelastingen noemden en dossiers waar ze over hadden
te beslissen klotedossiers noemden, al was het maar omdat ze merkten dat er
geen goede oplossing aan was, zoals de organisatie van het luchtverkeer rond
Zaventem, maar waar men mensen alleen maar meer geluidsoverlast te verstouwen
kon geven. Een politicus die spreekt, en public, coram publico, van een
klotedossier is misschien wel openhartig, maar wil alleen maar de mensen, of
een aantal mensen behagen. Men kan niet voor iedereen goed doen, maar het gaf
de indruk dat politici alles kunnen oplossen en daar waren sommige
mandatarissen heel blij om. De snelheid waarmee men het universitaire onderwijs
hervormd heeft, had u doen duizelen. Het doel was dat de universitaire
diploma’s leesbaar hoorden te zijn van Helsinki tot Lissabon: erkend zouden
worden want universeel leesbaar. Het diploma heeft natuurlijk betekenis, want
als het goed is, betekent dat voor een student m/v dat de leerstof niet alleen
gekend is, maar ook zo verwerkt dat de student in kwestie er naar behoren mee
kan omspringen. Voor het vormen van een Europese Universitaire ruimte ben ik
zeer zeker te vinden. Maar ik vond dat de hervormingen in het hoger onderwijs
ten onzent een ander doel hebben moeten dienen, niet het juiste doel, als u het
mij vraagt. Maar dan komen we op het terrein van de geschiedenis, dat wil
zeggen, de wijze waarop de historicus kijkt naar de samenleving en probeert
evoluties te onderkennen en die te verklaren. Democratisering van het hoger
onderwijs? Een wenselijke zaak, maar het blijkt dat vandaag het diploma alles
zou zeggen over de persoon. En bovendien moeten de universiteiten er zich met
bekwame spoed op toeleggen dat studenten slagen, niet omdat de studenten a
priori goed zijn, maar omdat elk uitgereikt diploma een extra slok op de borrel
aan werkingsmiddelen betekent. Is het voor de goede student geen belediging dat
zijn of haar inspanningen niet naar waarde geschat worden tenzij omwille van de
mannon. Die student moet het zich niet aantrekken, mevrouw of mijnheer doet het
voor het eigen goed? Natuurlijk is dat zo, maar intussen kan de minder
gemotiveerde student meesurfen en met mindere, zelfs minimale inspanningen
denken een diploma te halen. Het doel van Frank Vandenbroucke, minder falende
studenten in het hoger onderwijs wegens te duur dan wel te frustrerend was
misschien nog lovenswaardig, er stak een visie achter waarover de discussie
niet gevoerd is: wat betekent het maatschappelijk als een student m/v ten
onrechte of om de verkeerde redenen een diploma krijgt?
De
doelstellingen van universitair onderwijs, zo schreef en sprak u overigens in “Wetenschap
als beroep” vergt van de onderzoeker de morele plicht geen moreel standpunt in
te nemen. In het licht van de toenmalige discussies over wetenschap en inhibities
vanwege kerk en burgerlijke overheden kan men deze benadering wel begrijpen. Maar
de volkomen technocratische benadering heeft van de marsorder af te zien van
een moreel oordeel een bedenkelijk alibi gemaakt om niet te hoeven nadenken
over de methode en de gevolgen ervan, niet in het minst in de sociale en humane
wetenschappen. Met andere woorden, als we dan terug grijpen naar de discussie
over het politieke handelen, dan valt onmiskenbaar op dat we de afgelopen
decennia in de wetenschap de sturing hebben zien verschuiven van de
onderzoekers naar technocraten en managers. Het onderzoeken van het terrein om
problemen op het spoor te komen heeft in technische domeinen als de
microbiologie, de nanotechnologie wel degelijk baten gebracht, maar de relatie
tot de menselijke conditie is bij deze altijd gelegd in het verbeteren van de
mens als systeem.
Hoe
kan men er zeker van zijn dat wetenschappelijk onderzoek, bijvoorbeeld op het
domein van de geneeskunde of de productietechnologie
de mens ten goede komt. Komen hier alleen wetenschappelijke inzichten aan te
pas, of mag de leek, mag een wetenschapsschapsfilosoof, bijvoorbeeld Ignaas
Devisch hierover onderzoek verrichten? Kan men een persoon opzadelen met de
kennis dat hij of zij met veertig MS zal krijgen of met zeventig Alzheimer? Als
die persoon 35 respectievelijk 65 is, zou dat wellicht voor een ander soort
paniek zorgen dan als de persoon een netgeboren baby is. En overigens, eens die
genetische screening verricht, wie belangt die kennis dan aan?
Terecht
heeft u in uw aanmaning van uw jonge publiek de problemen van zowel de
wetenschap in uw tijd, maar vooral van de politiek laten zien dat de politiek
in hoge mate moet slagen in de basisopdrachten, dat betekent, rechtszekerheid,
veiligheid en vrede, vrijheid en gelijkheid voor de wet – dus afzien van
voorkeurbehandelingen – maar dat de politiek er zich voor diende te hoeden,
zegde u, in een emotioneel discours de werkelijke inzet der dingen te negeren.
Vandaag hebben we opnieuw de indruk in een postideologische era te zijn aanbeland
– zou dat een cyclisch verhaal wezen? – waarbij de Verantwortungsethik centraal
dient te staan. Ik denk daarom dat we beide niet kunnen loskoppelen. Zoals de
wetenschapper in zijn onderzoek, namelijk observatie, analyse en
verklaringsmodellen aanreiken niet zelf een moreel standpunt a priori hoeft in
te nemen: vrijheid van onderzoek en vrij onderzoek dus. Echter, wanneer dat
onderzoek via resultaten in de wereld komt, kan men zich er niet mee
vergenoegen dat het wetenschappelijk onderzoek neutraal was, want dan dient men
zich af te vragen of het wel een of ander heil dient. Men mag een Frankenstein
maken, Dracula, maar dient het veilig en in gecontroleerde
laboratoriumomstandigheden te houden. Nu, ook de homunculus van Faust trok
finaal de wereld in, gelukkig zonder echt veel schade aan te richten, hoogstens
wat geld drukken voor de keizer, zonder dat er iemand was die kon zeggen dat er
goud tegenover stond. Enfin, men zal dus wel degelijk bij onderzoek, waarvan
men weet dat het moeizaam onder controle kan blijven binnen een academische
setting, moeten onderzoeken of het wel verantwoord is. Vrij onderzoek wordt
daarmee aangetast, zegt men, maar ik durf te betwijfelen of dat immer het geval
is. Hoe uit te maken valt wanneer dat al dan niet het geval mag zijn, moet dus
goed bekeken worden. Het principe van het vrij onderzoek wordt zo, denk ik,
niet aangetast, alleen worden de omstandigheden, het doel en de praktijk
onderzocht.
Evenzo
kan de politiek zich er niet toe bepalen bureaucratische en technocratische
begrippen inroepen als alibi om de eigen betrokkenheid bij het beleid niet ernstig
te hoeven nemen. Heel eenvoudig gesteld
klinkt het zo: wil ik als parlementair een wet die rationeel in orde is, stemmen
die, als ik er als burger zonder betrokkenheid bij het beleid mee te maken
kreeg, meteen zou bestrijden? De redenen voor dat bestrijden van de wet kunnen
velerlei zijn, maar hebben in hoofdzaak te maken, de behartiging van het eigen
belang buiten beschouwing gelaten, met de waardigheid van de burger. Wie meent
dat een burger alleen uit eigen belang zou handelen en alleen doende zou zijn
eigen belangen te behartigen, zal dit alles overigens van geen waarde achten.
Bewijzen dat de burger inderdaad iets anders doet dan eigen belang behartigen
en de eigen boontjes doppen blijkt evenwel lastiger dan het omgekeerde,
namelijk dat een burger ook andermans belang belangeloos kan behartigen. Of is
dat ook weer niet het omgekeerde, maar hangt het gewoon af van onze visie op
mensen en de samenleving?
In
deze moeten we de enorme veranderingen in de samenleving sinds 1919 ten goede
zeker niet uit het oog verliezen. De inzichten van Amartya Sen en Martha
Nussbaum die niet helemaal het sociaal contract als idee afwijzen, maar er wel
een aantal kanttekeningen bij plaatsen, laten zien dat politiek en bijvoorbeeld
sociaal beleid niet enkel technocratisch kan gevoerd worden: de betrokkenheid
en waardigheid van de persoon die er voorwerp van uitmaakt betekent dat de
zorgverstrekker niet alleen maar volgens het boekje kan handelen. Toch zien we
dat bijvoorbeeld verpleegkundigen soms een tijdsbeperking krijgen om met een
patiënt bezig te zijn. De dienst moet gedaan, alle patiënten hebben recht op
zorg en de handen aan het bed zijn beperkt, dat klopt allemaal natuurlijk. Maar
de goed opgeleide verpleegkundige kan ook wel zelfstandig optreden. Overigens,
wat hier te zeggen over de verpleegkundige vamt, geldt des te meer voor artsen.
Sommige artsen gaan er prat op in een paar minuten te zien wat iemand schelen
kan, zelfs in de psychiatrie. Maar bij de behandeling merken we dat artsen
gebonden “lijken” of zich gebonden achten aan protocollen die kenniscentra voor
ogen hebben. Expertise is belangrijk, maar Martha Nussbaum onderzoekend komen we toch tot het inzicht dat de
benadering van de arts vanwege een kenniscentrum diens capabilities kan
beperken. De overheid wil de kosten beperken voor de gezondheidszorg om het
bestel in stand te houden. Daar valt weinig tegenin te brengen, maar tegelijk
kan de goede arts die zich bewust is van zijn rol in het gezondheidszorgbestel
wel degelijk door goede anamnese en diagnose, rigoureus opvolgen van de
behandeling – dus niet louter protocollair – tot betere behandelingspraktijken
kan komen.
Best
available practices is vandaag een toverwoord, maar er is bijna geen discipline
denkbaar, van geneeskunde tot onderwijs maar ook inzake ruimtelijke ordening,
waar men niet zoekt naar die best mogelijke handelingen, maar men lijkt dan te
vergeten dat aan een schrijftafel geen patiënten zitten leerlingen, burgers die
een bedrijf willen uitbreiden of stadsbesturen die een nieuwe invalsweg willen.
Statistiek zegt u? Juist, maar wat we de laatste maanden meegemaakt hebben in
verband met bijgekleurde onderzoeksresultaten ben ik er niet zo zeker van dat
de schrijftafelexpert wel over correcte informatie beschikt. Maar nu zitten we
terug bij “Wetenschap als beroep”. Toch zitten we meteen in de problematiek van
de actuele verhoudingen tussen burger en overheden. Maar, anders dan we geneigd
zijn te denken, zijn de mensen die de politiek en de uitvoering, de
administratie bevolken geen robots, enfin wel technocraten. Verantwortungsethik
als een neutrale term opvatten, betekent dat we kijken hoe een politicus een
zaak realiseert. Maar als burger dienen we dan toch te begrijpen dat dit niet
volstaan kan. Maar wat de visie betreft, de Gesinnungsethik, zal men toch ook
de discussie moeten aangaan. Vandaag heb ik de indruk dat men bepaalde
gezindten wel en andere niet of slechts beperkt als geldend beschouwt. Zoals
een bekend voetbalcommentator ooit zegde, kan men bij nader toezien alleen maar
links zijn. Jan Wouters meende het ernstig, maar of hij het linkse gedachtegoed
dan goed bekeken heeft, mag men zich afvragen. Of rechts beter is? Ik denk dat
juist de uitrol van maatregelen de proof of the pudding vormt. In elk geval kan
men uw discours maar beter opnieuw onder de loep nemen. Bij deze deed ik een verdienstelijke poging, durf ik te hopen.
Vale,
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten