Voorbij de techniek de muziek
Kunst
Muziek in de kamer
Op zaterdag 30 maart was ik te gast bij een
recital. Een recital met muziek van Mozart, Chopin, Liszt en Prokovjev. Muziek
en een klaterend pianospel in een muziekkamer. Mozart spelen lijkt altijd weer
zo eenvoudig en toch, ik denk dat de dynamiek van de compositie niet zo gauw
gevat wordt. De muziek moet de luisteraar meenemen. In een zaal, zeker in een kamer klinkt de
muziek gewoon anders, al willen we niet afdingen op de kwaliteit van
opnametechnieken en van geluidsinstallaties. Maar het gaat er ook om dat jonge
mensen hun Mozartsonate kunnen spelen voor het publiek én dat het publiek dat
spel kan proeven, zonder intermediaire apparatuur.
Het moet natuurlijk goed zijn, de pianist,
pianiste mag technisch niet in verlegenheid komen of het geheugen verliezen.
Een optreden van meer dan een uur volkomen uit het hoofd, is niet niets, maar
het is wel van belang dat de luisteraard meegaat. Chopin spelen blijft zeker
vandaag altijd weer een mooie ervaring voor het publiek, omdat zo de opbouw van
het stuk wel naar buiten komt. Het is me altijd voorgekomen dat bij een
uitvoering de muzikant ons ergens wil rondleiden, in een park, soms in een
moeilijker ruwer landschap. Ook als de muziek gewoon muziek wil zijn, worden we
meegevoerd en elke keer als ik de pianiste hoor, merk ik dat het omgaan met de
materie aan vertrouwdheid wint. Eigenheid, vanwege de muzikante, maar een
groter vermogen de partituur uit te werken.
Bij de Mephistowalz van Liszt was dat wellicht
het meest opvallend, omdat het stuk notoir bekend is en tegelijk altijd weer
toch maar gespeeld moet worden. Het is een oude riedel mijnentwege dat… maar
toch, als je opeenvolging hoort in het stuk van opgestapelde indrukken, dan
merk je dat Liszt wellicht soms zeer op het complexe gericht is. Toch blijft
het pianomuziek. Prokovjev? Stevige sonate, soms onverwachte ritmeveranderingen
en ook speelt hij met die typische Russische fantasie de harmonie naar eigen
hand te zetten.
Als ik zit te luisteren naar muziek op de radio
dan kan ik er niet altijd mijn hoofd bijhouden, omdat die aanwezigheid relatief
is. Wel vind ik het prachtig nieuwe muziek te leren kennen of oude melodieën
opnieuw te horen. Maar een ervaren muzikant die ons mee begeleidt doorheen de
partituur is van een andere orde. Het vormt altijd weer een verrassing dat een
pianist zo een programma van nagenoeg anderhalf uur vol kan maken, of liever,
zonder ongelukken of accidenten de verschillende partituren weet te vertellen,
vertolken. De gedachte dat we begrijpen
kunnen hoe het gaat, zou ons verleiden allerlei theoretische overwegingen naar
voor te brengen, die ons tot de essentie van zowel onze cultuur en ons zijn als
mens brengen. Maar in de eerste plaats beseffen we dat er in de muziekpraktijk
een probleem is ingeslopen, dat onze cultuur ook besmet heeft. De hang naar
perfectionisme dateert niet van gisteen: mijn vroegere lerares piano die we wel
eens ontmoetten tijdens de pauze van een recital of concert in Gent, sprak
graag over het feit dat deze of gene zich goed verdedigd had. Nu, in de context
van een concours als de wedstrijd Koningin Elisabeth kan men dat nog enigszins
aannemelijk maken, maar de kunst bestaat erin toch ook dan vooral een stuk zo
goed als mogelijk te brengen.
Dat heeft te maken met het beheersen van de
techniek… tot men erover gaat nadenken wat dat allemaal inhoudt: vingerzetting,
het houden van de maat, de snelle loopjes kunnen uitvoeren, de grote
overspanningen van akkoorden en wellicht nog enkele dingen meer. Nu, voor de
ene is een vingerzetting alles bepalend, voor de ander is het beter een eigen
vingerzetting te volgen die hem of haar beter ligt.
Nu, de pianist, violist…zal geen fout maken.
Wie een fout maakt, ligt eruit. Okay, maar dit absolute perfectionisme bij het
publiek, dat dit publiek overigens ook alleen maar waar kan maken als men
volkomen thuis is in een partituur, smaakt nergens naar. Het gaat hier
natuurlijk om de status die de partituur heeft voor de uitvoerder en voor het
soms overkritische publiek. Het is van belang te beseffen dat bijvoorbeeld bij
van Beethoven de componist eerst en vooral een pianist was en zelfs voor zijn
concerto’s pas laat klaar was met de partituur. De uitvoeringspraktijk toen was
op het oog soms amateuristisch, maar van Beethoven zelf was bijzonder gedreven
en wilde gewoon de beste uitvoering. In het Wenen van toen bestond er al een
behoorlijke organisatie van het muziekleven, gewoon omdat de adel zelf zeer
begaan was met voor die tijd nieuwe muziek. En ook de burgerij werd steeds meer
een betrokken en actieve partij in het (maatschappelijke) concert.
Wil dat zeggen dat de pianist die vandaag
sonate 110 speelt er maar op los mag rommelen? Geenszins, maar wil die het fris
kunnen spelen en vanuit de eigen mogelijkheden, dan moet de uitvoerder weten
dat het publiek gedurende de tijd van de sonate onderhouden wil worden. De kritische
blik van een examen- of concoursjury is in voorkomend geval onvermijdelijk en
toch merkt men vaak dat de uitvoerder die dat aspect van zijn of haar
uitvoering kan vergeten, maar uitgaat van het eigen meesterschap doorgaans de
kritische oren en ogen van de jury weet te veroveren.
Want, zoals vorige week zaterdag, toen de
pianiste zich door haar Mozart, Prokovjev en Liszt had bewogen, met een
behoorlijk gemak en zekerheid, kon ik achteraf vaststellen dat het mooi was
geweest. Zij heeft er zich niet doorheen
geworsteld, zoals men sommige muziekrecensenten wel eens hoort beweren als ze
optreden hebben bijgewoond. Het verhaal van het optreden is natuurlijk altijd
weer anders, maar toen ik naderhand stond te praten kwam ik als vanzelf wel
weer bij de moeilijke uitvoeringsomstandigheden voor jonge musici vandaag.
Bedenk eens dat de radio vroeger vooral live-uitvoeringen bracht, omdat de
opnameapparatuur en de afspeelmogelijkheden nog niet optimaal waren, dan had zo
een radio-omroep in Praag of Warschau, Berlijn of, inderdaad, Brussel nogal wat
uitvoerders nodig om de vele uren radio vol te spelen. Vandaag zou dat allee al
schier onbetaalbaar wezen. Maar de jonge Alicja Herz-Sommer was zo een
radio-uitvoerder. Janosz Olejniczak voerde voor de film The pianist de muziekfragmenten uit maar alleen zijn
handen werden gefilmd. Adrian Brody speelde de pianist Wladislaw Spilmann, die
op een verkeerd moment terug in Warschauw was gekomen om zijn familie te
groeten. De film gaat over het moeizame overleven van de pianist doorheen de
opstanden in het Getto en van de stad. Had Olejniczak de rol zelf kunnen
vervullen? Allicht ook niet. Alicja Herz-Sommer is vandaag 110 en leeft in
Londen. De ervaringen in Theresiënstadt dragen ertoe bij dat we haar geen
gelukkig leven kunnen toeschrijven, al blijkt zij al met al te begrijpen dat ze
vooral geluk had dat ze het getto kon overleven. En piano kon ze spelen. Maar voor
de Nazi’s Praag bezetten en haar uitsloten van enig publiek optreden, hoopte ze
werkelijk te blijven groeien in haar kunst. En dat heeft ze ook gedaan. Zij leefde
in de omgeving van Max Brod en Franz Kafka en ging later naar Jeruzalem wonen
om uiteindelijk voor Londen te kiezen.
We verwijzen naar die uitvoeringspraktijk omdat
ik denk dat vandaag jonge professionelen niet zo heel vaak op grote podia
kunnen optreden. Nu ja, ze moeten echt goed zijn, natuurlijk. Maar de grote
podia, dat betekent dat er ook andere zijn, maar daar kijken we graag
minachtend op neer. Muziek wordt gecanoniseerd, uitvoerders worden
gecanoniseerd. Als muziekliefhebber slik ik ook niet om het even wat, maar
anderzijds heb ik het gevoel, de ervaring, dat het live bijwonen van een goed
recital van een solist, een klein ensemble een andere betekenis heeft dan de
beste uitvoering op de radio of van de CD.
Maar die zaterdagmiddag luisterde ik dus naar
een jongedame die ik al vaker had horen spelen en mooie stukken vertolken en ik
dacht, hier komt iets aan. Alleen, talent koesteren en verzorgen is een grote
kunst. Veel inzet vraagt het van de persoon zelf, maar ook minstens zoveel aandacht
en steun, maar ook kritische zin van de omgeving. Het doel? Dat deze jonge
pianiste haar opleiding kan omzetten in een goed en aantrekkelijk professioneel
leven. Ik denk dat het mogelijk is voor haar, maar besef ook dat er dan duwtjes
in de rug nodig zijn. Gelukkig, denk ik dan, hebben we Klara, de Klassieke omroep die inderdaad
aandacht besteedt aan jonger uitvoerders, zijn er mensen die graag aandacht besteden aan zich ontplooiend talent –
het gaat dus om meer dan ontluikend talent – dat zich kan uitdrukken op het
podium.
Het komt me voor, dat vandaag in de brede media
alleen nog plaats is voor grote namen en zekerheden. Het muziekleven is evenwel
niet zo boeiend als alleen maar zekerheden geprezen worden. Daarom ben ik blij
bij tijd en wijle iets te kunnen schrijven over deze jongedame. Vooral omdat ik
weet dat ik kan genieten van het spel dat komen zal. En naderhand, dat het goed
geweest is.
Kunst speelt in onze samenleving nog steeds een
rol, maar vaak blijkt het zaak van snobisme en zo. Te vaak klinkt het als een
zaak voor een inner circle en nogal eens merken we dat de gevestigde waarden
zich wat afsluiten en mondjesmaat nieuw bloed toelaten, als waren het – het is
niet anders – vampieren.
Een meer ontspannen en aandachtige houding zou
het muziekleven zeker ten goede komen. Neen, niet alles is even goed, niet
iedereen komt even ver, dat alles is maar al te waar en men mag kritisch zijn,
hoort kritisch te zijn. Tegelijk dient men ook het talent dat zich aandient te
koesteren en alle kansen te geven. Kwaliteit bewaken? Natuurlijk, maar is alles
wat de grote merken vooropstellen zomaar kwaliteit? Dan valt het best mee te
luisteren in zo een muziekkamer en naderhand te praten over de kunsten.
Tot slot, toegegeven, ik heb me weer eens
gebogen over de muziekpraktijk dezer dagen, maar net omdat ik heb genoten van
het recital en omdat ik merk dat de jongedame, Elisa D’haene er echt wel toe
komt zowel de technische aspecten van een partituur te doen vergeten en de
muziek te laten klinken, kom ik ertoe deze facetten extra in de verf te zetten.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten