De polder aangenaam levensoord
Tentoonstelling
De
migrant die terugkeerde:
Marten
Melsen
Kniebroeken en goudgele korenvelden
Kinderen in het œuvre van Marten Melsen
08.05.13
>> 23.08.13
Toen mevrouw Jacobs me vertelde dat ze een
tentoonstelling wilde maken en maakte over het werk van Marten Melsen, was ik toch wel
wat buiten spel, want ik wist in de verste verte niet wie de man was geweest.
Een bezoek aan de vernissage zou wel soelaas brengen en dus trok ik dinsdag 7
mei naar Sint-Joost-ten-Node, waar ik mij nog maar eens wilde laten verrassen.
Ik denk dat het een boeiender ontmoeting wordt
als men zich in deze ontvankelijke gemoedsgesteldheid kan nestelen en afwachten wat
er gebeuren zal. En wie zal mij verwijten dat ik het werk niet ken? Marten
Melsen behoort niet tot de canon, maar dat wil niet zeggen dat zijn oeuvre van
belang gespeend hoeft te zijn. Al te vaak merk ik dat de canon leidt tot een
afslijten van de belangstelling. Dus kan de ontdekking, met dank aan het
Charliermuseum ons ertoe brengen de beelden te ontdekken die onze vriend – ja,
nu zou ik hem zo willen noemen – op het doek heeft getoverd. Intussen kreeg ik de opmerking dat in zijn levensdagen Marten Melsen degelijk gewaardeerd werd, terwijl men zich toch afvroeg wat hij in de polder te schilderen had.
De familie Melsen kende in de jaren 1850 en
volgende decennia een neiging tot migratie. Meestal ziet men de
plattelandsvlucht in de negentiende eeuw in donkere, grauwe termen van armoede.
Maar zoals ik in mijn familie merk dat boeren uit de polder hun jongere zonen
lieten studeren of voordien een ambacht leerden waarmee ze naar de stad konden,
als beenhouwer, maar ook dus in vrije beroepen, zo trok ook de vader van Marten
Melsen uit de polders van Ossendrecht weg naar Brussel. Maar die was niet de
eerste, want voor hem waren er Melsens naar Brussel gekomen om er goede zaken
te doen. Marten Melsen behoort dus niet tot de vluchtelingen die op het land
geen brood konden winnen, maar tot hen die met overleg naar de stad kwamen en er
in zaken gingen. Blijkbaar behield vader Melsen en ook Marten de Nederlandse nationaliteit, zodat hij tijdens WO I niet opgeroepen werd voor het leger...
Of hij, geboren in 1870 te Brussel onmiddellijk
naar de Academie mocht, bleek niet zo duidelijk, dat de familie niet zo
gelukkig was met een beroep dat weinig uitzicht op goede inkomsten wel. Maar
uiteindelijk blijkt dat Marten Melsen in Brussel in de sferen terecht komt,
waar de kunst van Heden, toen de kunst van heden aan de orde was. Nu is de groep Kunst van Heden wel een Antwerpse groep geweest, in Brussel had je onder Voorwaarts en Le Labeur. Soms ziet men
verwijzingen naar Ensor, dan weer naar de oude meesters, Rubens, Frans Hals,
een toetsje Jan Steen en ook wel Breugel. Lang lijkt hij geaarzeld te hebben
het academische toch bij de hand te houden, maar toen hij het eenmaal los liet,
bleek hij wel degelijk met zijn materiaal om te kunnen.
Daarvoor diende hij Brussel te verlaten terug
te keren naar het voorouderlijke dorp, want zijn moeder was afkomstig uit Stabroek waar hij ging wonen in een huisje
waar een zekere Mie Pot zijn hospita was. De schilderijen en schetsen maken haar tot een uitgesproken en bijna angstaanjagend vrouwmens, maar
op de foto zien we een oude vrouw, die er niet
zo uitgesproken uitzag. Maar de schilder heeft de vrijheid…
Wat opvalt dat is hij daar in Stabroek het
licht als bondgenoot vindt en tegelijk het leven laat schitteren. De jongens in
het veld? Ik denk zeer bewust terug aan onze eigen tijd, die van mij en de
vrienden van de basisschool, als we door de velden gingen dwalen. Maar als je
ziet hoe Melsen het slachten en branden van een varken schildert, waar een
jongen staat te kijken, de handen in de zakken, oplettend, dan merk je dat dit
niet het sociaal realisme is dat men soms van schilderkunst zegt te verwachten.
Misschien werd zijn werk geen deel van de canon, want het ging er toch om Arm Vlaanderen te verbeelden, niet? Ik
denk dat als je ook naar de letteren kijkt, zal men over De Witte van Zichem
niet zo heel veel positiefs meer vertellen. Anders dan voor Louis
Verheyden, de Witte dus, die op veertien jaar van school ging, kan men in de
jongens die men ziet niet die vrees voor een vroege volwassenheid zien. Zij
genieten volop en de weg naar het leven leggen ze spelenderwijs af, want die is
lang.
Een huiskamer met mensen die schokken van het
lachen, wat kan men er niet in herkennen, al zitten we vandaag niet meer
stoelen en meer nog, we hebben geen behoefte meer om zelf de boeiende verhalen
te vertellen, want ze worden ons kant en klaar gebracht. Het beeld dat Marten
Melsen weet te brengen, kunnen we wel waarderen, want het anekdotische van
verschillende doeken, zoals een feesttent of jongens die met een vogeltje in de
hand staan, dan kan men zich afvragen of dit een kwaliteit dan wel een tekort
zou zijn. Althans, het is mijn indruk dat we vaak zo krijgen als we naar kunst kijken. Ligt
het aan een bepaalde idee van kunst, die nu net het anekdotische zou horen te
overstijgen.
De voorstelling is een ding, maar de kwaliteit
van het geheel, kleuren, schaduwen, compositie komen dan op de voorgrond en dan
komt de proef op de som: waardering uitspreken komt eerst voort uit wat men
ziet, maar vervolgens komen de beelden terug en weet je dat het wel bijzonder is.
Zou ik dan zeggen, omdat de doeken hangen in een tentoonstelling in een museum,
dat het daarom okay is? Die kans bestaat, maar toch, de waardering, de kans om
de dansende beelden te zien en eraan terug te denken vormt dan ook een basis
voor onze waardering. Natuurlijk is dit niet objectief, maar ik vraag me altijd
weer af hoe men objectief over kunst zal spreken.
En dan komt natuurlijk die andere kwestie aan
de orde: lezen we uit het werk van Marten Melsen iets van de wereld waarin hij
leefde en wat kunnen we daarmee? Zou de vraag zijn of de schilder een objectief
beeld geeft, dan is de vraag zonder grond. Maar het is toch wel mogelijk in het
werk een werkelijkheid te herkennen en de verhouding van de schilder daartoe,
die ons kan interesseren, waar we iets mee kunnen. De kunst om de kunst was
hem, als ik de tentoonstelling bekijk, niet vreemd, maar het was een kunst die
niet de abstractie zocht, maar evenmin naturalistisch een boodschap wilde
afgeven. Ik weet niet of de term bestaat, maar bij Melsen kan de toeschouwer
niet aan de indruk voorbij dat hij een welwillend realisme aan de dag legde.
Zoals het mij Gustave van de Woestijne was opgevallen dat de karakterstudies
van mensen in een oudemannenhuis als boeren werden gepresenteerd, niet door de
schilder, want die schilderde ook mooie portretten van een boer en een boerin,
zo kan men hier vaststellen dat Melsen het goede leven van de boeren op het
doek vastlegde. Het beeld van Mie Pot zegt iets over haar krachtige optreden,
een beetje angstaanjagend, maar het verwijst niet naar grauwe armoede.
Dat deze tentoonstelling in het Charliermuseum
kan plaats hebben, waar een ietwat ongewoon beeld van Vlaanderen verschijnt, mag de bezoeker ook niet
ontgaan. Hier ging een Brusselaar naar Vlaanderen, naar de polder bij Stabroek
en schilderde niet zozeer een idyllische wereld, wel een aangenaam oord om te
leven. Dat blijkt zelfs uit de verwijzingen – in de feestscènes – naar zowel de
oude meesters, maar ook naar wat Michel de Ghelderode met woorden schilderde of
misschien, valt me in, de verhalen van Charles de Coster die hij in La Légende et les Aventures héroïques, joyeuses et glorieuses
d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs (1867). Want De Coster beschrijft de
avonturen in de zestiende eeuw, maar hij tekent daarbij ook het leven in deze,
zijn tijd. En dat is denk ik wat Marten Melsen betracht, de oude meesters
kennende een eigen beeld geven van de wereld in de polder bij Stabroek. De
realiteit is dan grondstof, niet hetgeen hij objectief moet weergeven. Want hij
ging nu net weg uit Brussel om het leven zelf te gaan vinden, een beetje als
een kluizenaar. Hij huwde in 1909 met een nichtje van August de Boeck, de componist en heeft met tal van kunstenaars, musici en schrijvers, schilders een correspondentie gevoerd.
En dan kan men alleen maar besluiten dat hij met zorg en toewijding werken wilde, om de kunst, maar ook om de wereld te tonen. Of hij voorvoelde dat de wereld die hij kende geleidelijk zou opgeslokt worden door de haven, speelt mee, maar misschien was hem net het veranderen onvermijdelijk en koos hij die wereld als thema. En wij hebben er dan ook van genoten en kunnen er nog wel met genoegen aan terugdenken.
En dan kan men alleen maar besluiten dat hij met zorg en toewijding werken wilde, om de kunst, maar ook om de wereld te tonen. Of hij voorvoelde dat de wereld die hij kende geleidelijk zou opgeslokt worden door de haven, speelt mee, maar misschien was hem net het veranderen onvermijdelijk en koos hij die wereld als thema. En wij hebben er dan ook van genoten en kunnen er nog wel met genoegen aan terugdenken.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten