Over een Nouveauté vicace


Recensie

Klein duimpje,
de code en de procedure
Hoe het orale opnieuw het vehikel wordt

Auteur : Michel Serres
Collection : Manifestes. Editions Le Pommier. 2012
broché, 84 pages (135 x 200) Prix : 9,50 euros €    


Het verhaal dat Michel Serres brengt, bevreemdt in hoge mate, ontregelt het denken en wekt daarom mijn belangstelling. Hoewel het boekje al in 2012 op de markt kwam, bleef het onder de radar, tot ik de heer Serres in La Grande Librairie  zag verschijnen. Zijn verhaal over La tête bien faite of La tête pleine  kon me wel verleiden en dus zocht ik het in de boekhandel. Na lectuur blijft die vervreemding nazoemen, maar het is wel een interessant discours, waar we al lezende in het boek nog meer over vernemen.

Michel Serres stelt veel vragen bij onze manier van schoolse kennisoverdracht. Hij stelt vast dat van de lagere school tot de universiteit de leerlingen en studenten niet meer in staat blijken in stilte te luisteren. Tegelijk willen deze studenten hun docenten ook quoteren, een score geven… maar als je niet luistert. Nu, ooit maakte professor Verhulst zich boos omdat studenten tijdens het hoorcollege met drankjes binnenliepen in  het auditorium en velen zaten ook verveeld rond te kijken. De studenten beschikten toen nog niet over een pc of iPad maar vonden de lectuur van de teksten uit het tekstboek inderdaad niet zo boeiend. Professor Verhulst was dan ook minder enthousiasmerend dan enkele van zijn collegae, maar hij wilde niettemin voldoende rust om zijn les te kunnen geven.

Maar Serres weet natuurlijk ook dat studenten vandaag eerder consumenten van kennis zijn geworden, waar men vroeger, in zekere mate in het bewustzijn dat men een voorrecht genoot te studeren, de hallen van de universiteit betrad. In dat opzicht is het verhaal van Serres confronterend, want hij geeft aan dat wie wil studeren niet a priori verondersteld incompetent mag heten. Dat is voor leerkrachten een moeilijk verhaal, want leerlingen weten soms zeer veel over een onderwerp. Het komt er dus voor leerkrachten op aan, zo lezen we, te aanvaarden dat de kennis, beschikbare kennis zich ver buiten de schoolpoorten beweegt. Wat betekent dat dan voor de kennisoverdracht op school?

Michel Serres stelt het zich voor dat een docent de leerling of student niet a priori als onbekend met de leerstof mag vooronderstellen. Ik denk dat de auteur ons vooral wil doordringen van het feit dat we nu anders over informatie kunnen beschikken dan sinds de ontwikkeling van het schrift en de versnelling die de boekdrukkunst bracht het geval is geweest.
Het verhaal van de pagina als format komt in het pamflet van Serres verschillende keren aan bod, want het zou kunnen dat de pagina als vlak waarin we gewoon zijn te werken, niet meer adequaat is. Het voordeel van een scherm is een kwestie van scrollen, omhoog en omlaag, van links naar rechts en omgekeerd, want men zou in principe een eindeloos scherm kunnen ontwikkelen.

Het verhaal, misschien wordt het eentonig, van Serres gaat dus over de moeilijkheid die de moderne technologie oproept want het internet laat een massa data en feiten virtueel leven, zodat iedereen ten allen tijde al die info kan vinden. De vraag is of iedereen zomaar die kennis kan verwerken, maar Michel Serres legt uit dat de competentie om die data en kennis te verwerken wel degelijk niemand ontzegd kan worden.

Klein duimpje, bij Serres in het Frans Petit Poucet of Petite Poucette kan dus een jongen of een meisje zijn, maar het gaat niet per se over jonge mensen, die ruimhartigheid legt hij wel aan de dag. Het gaat precies om de vaststelling van de anonieme mensen die men het publiek noemt en dat men zich eenvormig wenst voor te stellen, het wel gehad hebben met het paternalisme van mediafiguren, politici of het commentariaat. De kennis op vele terreinen, zo vernemen we, heeft klein duimpje ervan overtuigt dat de wereld van gisteren maar moeilijk als een ideale wereld voorgesteld worden. Er was het bloedvergieten, er was de piramidale structuur, er waren de leiders die de bevolking als quantité négligeable beschouwden, waarbij opgemerkt moet worden dat de ontwikkeling van de democratie gecounterd werd door het uitbouwen van een bureaucratisch systeem dat de uitvoering van de democratisch gestemde wetgeving moet verzekeren. Klein duimpje heeft daar behoorlijk wat vragen bij.

Maar, zoals gezegd, de discussie tussen de oude hoogleraar en de jonge studente, want zij vormen nu de hoofdmoot van de slagende studenten, gaat erover dat zij de idealen van weleer niet meer kan volgen en bovendien, volgens de oude hoogleraar ook wel enkele punten heeft. Het voortdurende lawaai in klassen, auditoria, maar ook in de media en op het publieke forum, waarbij de vroegere hiërarchische verhoudingen afgewezen worden, omdat de chefs lang niet altijd zo competent zijn als die zichzelf voorstellen, terwijl de toehoorders niet zomaar een zwijgende, incompetente onmondige groep zou zijn, waarvan de leden geen eigen identiteit hebben, wat Serres en Klein Duimpje zeer erg stoort.

Het model van kennis verschuift volgens de auteur van het deductieve dan wel inductieve redeneren, dus ofwel van de redenering die vanuit de algemene regel het bijzondere aangeeft, of vanuit de observatie van particuliere fenomenen tot algemene principes komen, naar een derde benadering, de casuïstiek, waarbij codes en procedures centraal staan, want ook zo kan zinvolle kennis verworven worden, zoals in de geneeskunde en de juristerij al altijd het geval was en is, zal men dus bij algemene uitgangspunten altijd ook het specifieke geval voor ogen hebben. Serres maakt omstandig duidelijk dat het internet en de mogelijkheden van de technologie minder behoefte heeft aan vaste concepten, abstracte begrippen. Als hij vervolgens uiteenzet hoe Klein Duimpje zich niet kan voorstellen dat ze een vaste identiteit zou hebben, verbonden met een plaats waar ze woont, dan blijkt duidelijk dat we als personen inderdaad ook verbonden zijn met andere werkelijkheden.

Nu bedenk ik mij dat in de discussie over identiteit, verbonden met een collectiviteit, een natie of stad, de tegenstanders van het nationalisme aan de notie vaderland of natie, nationalisme een heel strakke definitie geven, daaruit mogelijke aberraties afleiden om vervolgens het identiteitsbegrip in die context af te wijzen. Maar wie dan wel nadenkt over dat behoren tot een samenleving, kan misschien precies daarom, zoals Michel Serres aangeeft, zowel die identiteit van belang achten en er toch tegelijk reserves tegenover behouden. Immers, de hexagone is in oppervlakte nog steeds even groot als in 1960, maar de TGV rijdt als een metro door het land en afstanden rond Parijs zijn soms moeilijker te overbruggen dan tussen Parijs en Macon of Chartres…

Dit boekje lezen brengt ons tot bij de toren van Babel, maar vervolgens de piramides, de tempel van Salomon en de Zigurath en tot slot komen we uit bij de Eiffeltoren. Dat betekent dat Babel, in pre-stedelijke context niet beruste op een stabiele structuur, terwijl de piramides, de tempel van Salomon en ook de Eifeltoren nu net berusten op de stabiele staat en er zelf de icoon van zijn. Vandaag, zo lezen zou men met laserverlichting, aangestuurd door de aanwezigheid van mensen een boom kunnen maken die nu eens groot is en dan weer klein. De bloeiende boom of wat ook, elke beweging geeft aanleiding tot veranderingen. Het is, aldus Serres het beeld van deze tijd.

Nu kan Michel Serres dit alles maar schrijven omdat hij al decennia een wetenschapsfilosoof is en een hoop parate kennis opbouwde. Het kan zijn dat we organisch kennis kunnen opbouwen, zoals sommige methodescholen het voorstellen. Wellicht zou men zich kunnen voorstellen dat Serres de weg wil volgen die Jean Jacques Rousseau voor ogen stelde en waar Maarten Doorman over schreef: het gaat om het verwerven van authenticiteit door er hard aan te werken. Toch kan men de kritiek in dit boek over bepaalde vormen van argumentatie wel degelijk van belang achten, want het lijkt er sterk op dat we niet goed weten hoe of we, buiten de domeinen van de exacte wetenschappen, al komt die term mij pas oubollig voor, concepten echt als algemeen geldend kunnen vooropstellen. Ik dacht, volkomen toevallig, aan gelijkheid of rechtvaardigheid.

Het probleem dat Serres aansnijdt ligt volgens mij echter niet verbonden met de nieuwe informatica, maar komt voort uit het feit dat de klassieke denkpatronen inderdaad obsoleet zijn gebleken. In dit boek worden we eraan herinnerd dat de eerste wiskundigen van de nieuwe tijd, Leibniz en Pascal een calculus-machine hadden opgebouwd, die inderdaad algoritmisch werkt. Dus voorbij het op- en aftellen, vermenigvuldigen en delen, konden die machines algoritmen berekenen. Tegelijk werd de discussie over het positief recht steeds sterker en aan het begin van de nieuwste tijden werd door Napoleon een nieuw recht gecodificeerd, dat in se een grotere eenvoud vertoonde dan de oude complexe en disparate rechtsbronnen toelieten. Doorheen de afgelopen 200 jaar zag men dat het recht opnieuw complexer werd en meerdere doelen moest dienen. Een ander voorbeeld: we vernemen, op grond van de hemelvoorstellingen, gebaseerd op Ptolemaeus en nieuwere waarnemingen hoe men een eindeloos complexe bol met allerlei cirkels voor de hemellichamen moest tekenen of aanbrengen, zodat het onoverzichtelijk werd. Door een nieuw model te ontwikkelen waarin de zon centraal zou staan, bereikte men een nieuw eenvoudig model.  Dat liet toe een eenvoudiger beeld voorop te stellen. En zo kan men verschillende domeinen aangeven waar een gehanteerd model door alle bijkomende informatie onmogelijk complex is geworden. Dan, zegt Serres zullen wetenschappers komen tot een eenvoudiger paradigma, dat in wezen echter de nieuwe complexiteit weergeeft. De aanpak van Newton vergde volgens Einstein aanvulling, of liever een nieuw eenvoudig paradigma, omdat de vorderingen van de wetenschappen ertoe hadden geleid dat de natuurwetten van Newton niet meer adequaat de gekende werkelijkheid weergaven. Maar ook de quantummechanica zorgde voor een vereenvoudiging, zou men kunnen denken, om de bizarre kenmerken van de elementaire deeltjes te begrijpen.

Wie over onderwijshervormingen wil spreken, zou minstens eens dit simpele pamflet, toch nog altijd een eerbare vorm van opiniërende reflectie, goed kunnen bekijken. Het gaat om de vermeende incompetentie van wie niet in de hiërarchie geacht wordt competent te zijn. De massa, het publiek, het volgens sommige vrienden in de wereld van de Bekende Vlamingen of Nederlanders… maar dat geldt ook in Frankrijk of Duitsland, is volgens Serres veel minder incompetent dan deze lieden, dames en heren graag veronderstellen. U kent het wel, een professor komt uitleggen hoe de baan van een komeet zich eerlang zal lenen tot een waarlijk bijzonder schouwspel aan de hemel, waar na een mooie uitleg een professionele interviewer vraagt of het dan zus of zo simpel kan voorgesteld worden, waarna de professor beleefd instemt, want hij moet toch weten dat Janneke en Mieke het ook niet weten. Het is die ondragelijke lichtheid van competentie die voor Serres pijnlijk blijkt uit te pakken. Men kan ook denken aan de uitspraak van sommige ministers, die dan aan komen draven met de gevleugelde redder in nood: studies – wetenschappelijke studies – tonen aan dat… Terwijl toch al een keertje teveel studies op drijfzand gebaseerd bleken.

Waarom spreekt Serres over Klein Duimpje? Enerzijds verwijzend naar de snelheid waarmee jongeren hun iPad of andere mini-informatiedragers weten te hanteren. Maar klein Duimpje heeft ook te maken met een pseudoniem, een ontdubbeling van de algemene verschijningsvorm en de concrete persoon. Anders dan in de klassieke sociologie en filosofie geldt voor Serres dat men in de nieuwe wereld opnieuw die dubbele benadering van concreetheid en algemene geldigheid kan hanteren.

Te vrezen valt dat niet iedereen de visie van Serres zal delen, maar ik vind die meer dan het overwegen waard. Zijn idee van en caleidoscopische visie op de dingen, bijvoorbeeld geschiedenis of moraal, lijkt me wel uitdagend, omdat de noties, die ontdaan van hun statische karakter en van het karkan van de definitie net weer bruikbaar blijken. Hoezo? Vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid, het zijn toch termen die we kennen en begrijpen? Uiteraard wel, maar toch is er een probleem, omdat de termen niet voor elkeen dezelfde waarde hebben en bovendien ook geïnstrumentaliseerd zijn geworden, gepolitiseerd zijn en omdat het “abstractions déclaratives” zijn blijken ze niets te verklaren. Ofwel hanteert men een begrip, zoals rechtvaardigheid op zo een manier dat niemand er iets tegenin kan brengen, maar dan is het van betekenis ontdaan, ofwel aanvaardt men dat rechtvaardigheid als abstract begrip in de beleving en het handelen van elke dag inderdaad door de context bepaald is. In dat geval zien we dat we het mogelijk is een handeling die men kan rechtvaardigen als passend in een argumentatie rond rechtvaardigheid in de praktijk niet leidt tot een situatie die voor de betrokkenen als rechtvaardig kan gelden.

Men kan deze oefening ook toepassen op het begrip vrijheid, waarbij men de ervaring van vrijheid niet als maatgevend ziet, wel de formele aspecten van vrijheid voor ogen heeft. Iedereen is vrij om te wonen waar men wil, maar alleen financiële omstandigheden kunnen die vrijheid danig inperken. Men kan dan, zoals sommige sociologen doen, die financiële omstandigheden als onrechtvaardig aanmerken en dat willen wegwerken, maar voor de betrokkene(n) zal dat hoe dan ook weinig opleveren, toch? Arbeidsomstandigheden en het verleden dat mee gaat spelen. Bovendien werkt het discours over gelijkheid en rechtvaardigheid nog iets anders in de hand, dat hier niet uitgewerkt kan worden, maar wel van belang is, namelijk dat wie aan mensen verteld dat hun situatie het gevolg zou zijn van onrecht, hun woedebank wel gespekt zal worden, met andere woorden, het ressentiment gevoed wordt.

Zien we dan af van het nastreven van rechtvaardigheid? Geenszins, alleen blijkt dat het hanteren van een term in een volkomen abstract kader, los dus van de beleving van individuele personen, op termijn het begrip zelf ook uitholt. Zoals Vasili Grosman schrijft in Alles Stroomt: Waarom Lenin, moest je de vrijheid opofferen aan de gelijkheid? Want finaal, zo lezen we nog, werden noch de gelijkheid, noch de vrijheid ervaren door de Russen. Natuurlijk, we weten dat we op wetenschappelijke gronden gelijkheid willen bereiken, waarbij men dus de norm voorhoudt dat men kan bepalen wat rechtvaardig is. Tegelijk heeft men wel ingezien dat om over armoede te spreken men armen moet vormen over hun armoede te spreken. Mooi dat die mensen ondersteund worden om hun positie bespreekbaar te maken, waarbij men zich kan afvragen of zij dan zonder opleiding niet bij machte zouden zijn hun armoede te bespreken? Het gaat om de welig tierende aanname dat wie niet bekend is, geen titel heeft, tot het publiek behoort en dus “présumé incompétent” zou zijn. In een hooggeschoolde samenleving als de onze ziet men dus zangers, die hun humaniora ternauwernood afmaakten peroreren dat de mensen dom zijn. Ook wie zich als linkse rakker wenst te presenteren, zal al eens aan de verleiding niet kunnen weerstaan het volk incompetent en onbevoegd te noemen zich uit te laten, over bijvoorbeeld islamofobie.

Michel Serres zet een aantal facetten van onze cultuur op scherp, zowel inzake onderwijs, waar de docenten wel degelijk een taak hebben, namelijk jongeren wegwijs te maken in de algemene kennis, vooral kennis in een vakgebied. Daarbij kan die docent ook uitgaan van de incompetentie a priori in hoofde van de student. Of hij/zij kan de studenten net aansturen door vanuit hun basiskennis te vertrekken en laten zien dat in het vakgebied, neem natuurkunde of taalkunde, het verhaal zo te brengen dat ze deel worden van de ontwikkelen van inzichten. Zo kan men hen ook gevoeliger maken voor wat men wel eens pseudowetenschap wil noemen, maar  het is best mogelijk dat de bedenkelijke onderwijsvormen de leerlingen niet toelaat de kracht van een theorie, zoals de Big Bang of de evolutietheorie, te leren zien. Maar ook en evenzeer kan men aan de hand van het verhaal hoe Europa tussen A.D 800 en vandaag doorheer versplintering, oorlogen en economische turbulenties uiteindelijk toch eenheid bereikte, vele facetten heeft die men niet zomaar in een keer kan aanbrengen. Het studieproces wordt dan inderdaad een kwestie van het aanbrengen van codes en van procedures, waarbij de student leert hoe een Karel V, die voor ons in hoge mate abstract is, in de concrete omstandigheden van zijn tijd kon handelen zoals hij handelde en wat het conflict met de stad Gent om het lijf had.

Het verhaal wordt dan caleidoscopisch, maar als ik kijk naar bijvoorbeeld het verhaal van mevrouw Madeleine Allbright over het lot van Tsjecho-Slowakije in de periode 1938 – 1948, dan merk ik dat haar verhaal, dat vanuit een Tsjechische gezichtshoek beschreven is, anders klinkt dan wat Ruth Andreas-Friedrich in haar dagboek schrijft over de wijze waarop zij en de Duitsers plat geslagen worden met verhalen over het trieste lot van de Sudeten in Bohemen. De propaganda diende de verhalen te verzinnen om vervolgens een gerechtvaardigde inname van Bohemen te verantwoorden. Men begrijpt dat het dan ook nog eens nodig is te zien wat Londen en Parijs deden, zelfs Moskou. Aan het einde van de rit heb je dan verhaal dat vele facetten kent. In een klassiek boek moet je dan mooi aangeven hoe je het ordent, maar met de nieuwe technologie kan men een vrijere ordening aanwenden, waarbij je bijvoorbeeld het optreden van Thomas en Jan Masaryk,Eduard Benes kan volgen, dan wel de afstandelijke houding van Parijs en Londen, de welwillende houding van Moskou of het propagandaspel van Berlijn…

Het voordeel van zo een benadering bestaat erin dat men niet zozeer een lezing van de gebeurtenissen krijgt, maar het nadeel is dat men niet zomaar een algemene en bevattelijke visie krijgt. Daarom denk ik dat het klassieke samenbrengen in een synthese van een bepaalde geschiedenis kan voorstellen als een startpunt en ervan uitgaan dat dit niet de enig mogelijke lectuur is. Verdienstelijke geschiedschrijving is dan niet dat ene werk dat alle andere vervangt, maar dat bij de andere komt en eigen inzichten biedt, als het goed is. Opvallend is het daarom dat wat Michel Serres onderkent, dat kennis vrij kan circuleren, dat de aanname dat de meesten niet over voldoende kennis beschikken en enkele mensen wel, experten dus, niet meer klopt, maar ook dat niemand eindelijk nog luisteren wil naar wat anderen te vertellen hebben. Nochtans, gaat men naar een lezing, dan zal men merken dat mensen bereid zijn te luisteren en naderhand braaf vragen stellen of met een opinie komen aandragen. Net dan, moet men vaststellen ontstaat er geen discussie, degene die geacht wordt te weten zal zelden met de verondersteld onwetende in gesprek gaan. Gelijkheid wordt dan wel zeer dubieus, terwijl de idee van de autoriteit van een docent sinds de jaren zestig is afgebouwd, of althans, dat is de mythe.

Daarom past het te eindigen waar Michel Serres begint, bij het eindeloze gedaas, gebral en geroep in de publieke ruimte, maar ook in klaslokalen en auditoria van universiteiten. Hier namelijk betaamt het na te denken over de vraag of dit wel met de informatisering en de toegankelijkheid van informatie via het internet te maken heeft en of het niet eerder te maken heeft met een toegenomen arrogantie in de samenleving. Nu meent Serres wel dat de mensen die het voor het zeggen hebben, het commentariaat, de experten, maar ook de politici of zelfs de chefs de clinique hun ondergeschikten a priori onbekwaam achten, terwijl dat publiek bestaat uit individuen die wellicht zelf ook wel eigen competenties opgebouwd hebben; die lui zullen misschien zwijgen en echt luisteren als hen iets verteld wordt dat er toe doet.

Ik heb altijd wat geamuseerd toegekeken als de media weer eens een persbericht van SKEPP overnamen, waarin een of andere vorm van wetenschappelijke zwendel aan de kaak werd gesteld. Soms was dat terecht, maar soms wat het naast de kwestie. Nu mevrouw Onckelinckx besloten heeft homeopathie de vrije hand te geven, mag men zich wel weer aan een reactie verwachten. Nu denk ik niet dat men homeopathie als een aan wetenschappelijke criteria beantwoordende geneeswijze kan voorstellen, om de eenvoudige reden dat de methode vanuit een totaal andere voorstelling van ziekte en genezing vertrekt. Ik zal er mezelf ook niet toe bekennen, maar aan de andere kant, als men weet dat er geen enkele aanspraak is op medisch-wetenschappelijke grondslag, dan moet men het ook niet als zodanig brandmerken. Kan het schade toebrengen? Als het niet oordeelkundig gebeurt. De discussie over homeopathie is intussen al zo oud en al even lang weet men dat mensen een al dan niet gefundeerde afkeer hebben van de medische praktijk, dat ze liever via deze weg proberen van hun kwaaltjes af te geraken en soms gaat dat goed mis. Maar we begrijpen tegelijk niet dat de klassieke geneeskunde a priori soms niet bij machte blijkt een aandoening volkomen te genezen. Daar is namelijk niets mis mee, wel met verwachten dat de geneeskunde alle gebreken, een gehele levensgeschiedenis ongedaan kan maken. Helaas moet ik vaststellen, is dat een discours dat noch de media noch de artsen graag horen. Men verkiest het te vernemen dat een arts in de fout ging. Kan gebeuren, maar het is niet a priori het geval omdat een arts wel degelijk bevoegd geacht mag worden. En de patiënt – of diens nabestaanden – ontwikkelen ook wel enige kennis over het verhaal.

Besluit moet dus zijn dat Michel Serres ons aan het denken zet, dat we de grondlijnen van zijn essay, pamflet dus, wel kunnen volgen, want het laat toe enkele problemen in verband met onderwijs onder ogen te zien: dat leerlingen zich competent achten de leerkracht aan te pakken, terwijl ze nog veel te leren hebben, kan men niet oplossen door te wijzen op de autoriteit of het gezag van de leerkracht. De leerlingen kunnen veel terug vinden op het internet en dat is een groot geluk, maar ze zullen er wel baat bij hebben als ze leren lezen wat er te vinden is en kritisch evalueren wat hen aangedragen wordt. Een enthousiasmerende leerkracht die zelf meegaat in het onderzoek en aangeeft waarom op internet uiteindelijk toch niet alles te vinden is, waarom het lezen van een uitgebreid artikel over een kwestie, zeg maar de economische politiek tijdens de Grote depressie hen meer kan bieden want dat zal hen laten zien dat wat eerst eenvoudig lijkt, uiteindelijk toch wel veel onderzoek vergt om het te begrijpen. Mij lijkt het dat Michel Serres misschien ook wel aangeeft hoe men radicaliseren bij jongeren kan tegengaan, door mee te gaan namelijk in hun onderzoek en andere informatie in te brengen, over de ontstaansgeschiedenis van de Koran, de Hadith en het belang van de Tariqa, de geinterioriseerd beleving van de Islam en bijvoorbeeld ook het begrip waarheid, dat niet in de Sharia zit, maar zo te zien is dat niet direct altijd geldig…

Ook dit essay biedt geen gereveleerde waarheid, hoe zou het ook kunnen? Maar toch laat het toe een aantal aannames over abstracta in een ander licht te bezien en tegelijk inzake uitwisseling van informatie meer op basis van gelijkheid met elkaar om te gaan. De expert heeft wel iets te vertellen, dat mag duidelijk zijn, maar in de mate dat zijn kennis bij het publiek ongeloofwaardig wordt, ondermijnt hij of zij meteen ook de betekenis van die kennis. De hele discussie over de economische en politieke crisis waar Europa in verzeild is geraakt, laat zien dat sommige experten echt wel vanuit een zeer enge benadering tegen de zaak aankijken: politiek is ook altijd politique politicienne, maar tegelijk is het van belang na te gaan of politici die besluiten moeten trekken en beleid vormen, de raad van Staatshoofden en Regeringsleiders bijvoorbeeld wel degelijk met meerdere randvoorwaarden rekening  houden, die de media-expert niet kaart heeft gebracht. Dan kan die expert wel schade berokkenen, door over het beleid te gaan klagen… Maar hier betreden we een ethisch debat, waar we best het adagium naar voor schuiven dat een specialist de verantwoordelijkheid heeft de discipline – economie, pol & soc, milieuvraagstukken … -  alle eer aan te doen, maar ook mee te denken met het algemeen belang. Het gelijk van de expert? Hij kan maar beter ook inzetbaarheid ervan op het terrein in het oog houden. Dat laatste, zo geeft Serres aan, kan vanuit een nieuwe visie op de gang van zaken. Die visie hanteert dan niet enkel abstracte noties maar onderzoekt ook hun betekenis voor mensen waardoor het te nemen besluit meer te bieden heeft en de geloofwaardigheid van het beleid opnieuw kan vergroten.

Met dat alles hebben we slechts een aantal elementen uit dit boek onder de aandacht gebracht, waarvan ik denk dat het om de belangrijkste stappen gaat in de benadering die Serres presenteert. Het boek overschrijven, zou toch immers plagiaat zijn?

Bart Haers    

Reacties

Populaire posts