Belangwekkende informatie zonder kwaliteitsmedia?
Reflectie
Verwarrende boodschappen
Over
wetenschappen en leven
waar zou je brave
mensen zonder gazette staan
daaglijkse bron van wijsheid 't zou zonder u nie gaan
daaglijkse bron van wijsheid 't zou zonder u nie gaan
(Willem Vermandere, mijn gazette)
Wat is het verschil tussen gezeur en kritiek? Een artikel over de
ongelukkige aard van de Fransen, nu ook wetenschappelijk bewezen… of beter dat
er iets fout zou kunnen zijn met hun onderwijs. De verklaring, zo valt dan toch
te lezen, ligt niet voor de hand. Maar misschien is er iets anders aan de hand,
met name de gedachte dat de teleurstelling van de Fransen terug te voeren valt
op de gedachte dat de kloof tussen wat het chauvinisme hen voorspiegelt aan
kwaliteiten en gunstige eigenschappen, van de school over de autoweg tot de
cultuur steeds verder af dreigt te staan van wat ze in het dagelijkse leven
ervaren. De Franse burgers, maar ook politici en zeker ook de intellectuelen
hebben de bittere pil niet kunnen of niet willen doorslikken dat Parijs en de
Franse taal aan status hebben ingeboet. Ook de kwaliteit van leven lijkt hen
minder te zijn dan ze is, naarmate ze er zich rekenschap van geven dat het ook
goed leven is, elders in de wereld, terwijl toch zovele toeristen nog steeds de
weg vinden naar Honfleur, Deauville of Cannes, Nice.
Het moet dus gezegd worden dat de Franse samenleving worstelt met
een soort collectieve depressie, althans, dat wijst onderzoek uit, maar het is
niet zo eenvoudig vast te stellen of elke franse jongen of meisje niet zelf
andere aandriften voelt, want je ziet toch wel dat er nog steeds artiesten zijn
die hun weg maken, wetenschappers en sporters. De redenen voor de klachten en
waarom men zeurt, kan men misschien beter zoeken in een soort kritische geest, die niet altijd zelfkritisch mag heten. Ooit
maakte ik het mee, aan een aangename dis dat ik iets zegde over de fietspaden
op de routes départementales, of beter dus, het ontbreken ervan, wat tot
algehele consternatie mocht leiden: de bezoeker, toerist kon en mocht alleen
maar in blinde en vooral beate bewondering voor het grootse land, “de Hexagone”
aka Frankrijk staan. Kritische geluiden kon men niet hebben. Als dan de ban
breekt en de zaken stilaan niet meer te negeren blijken, dan ontstaat er een
probleem, een kwestie van niet willen of kunnen aanvaarden dat de zaken nu
eenmaal anders verlopen dan men zich altijd weer had laten voorspiegelen. Frankrijk
vertoont, god betere, mankementen en het schitterende jacobijnse systeem werkt
niet zo goed als men had gedacht. Waar is de zo geprezen clarté gebleven?
Helderheid, van geest wel te verstaan, het is een van die epitheta
die ons al jaren een bizarre zaak hebben geleken en steeds meer blijkt dat ook
het geval te wezen. Nog in de humaniora was de Franse kunst helder en
transparant, tot men Racines toneelwerk gaat lezen of zelfs Candide van
Voltaire. Helderheid, zo liet men mij weten was en is een kwaliteit van het
denken die men niet mag negeren: ce qui se conçoit bien, s’exprime bien… het is
de muziek, zowel van Berlioz als van Brahms die me geleerd heeft dat het begrip
helderheid nogal opaak blijkt. Descartes, zegde men mij, had de weg gewezen met
zijn Discours de la méthode, want als
men een onoverzichtelijk probleem moet oplossen, moet men het segmenteren en
fragmenteren, tot het overzichtelijk wordt. Die methode kan men eenieder
aanraden, al bestaat het gevaar dat men vergeet dat de uitgangspositie moeilijk
te overzien was. Echter, het volgende vergt nog meer van ons beperkte verstand,
dat is naderhand te zien hoe de gevonden inzichten rijmen met de
uitgangspositie en daar helderheid in krijgen, bezorgt velen een hard hoofd,
zodat men er de brui aan geeft. Het resultaat? Een illusie van helderheid die
met de werkelijkheid wel eens zou kunnen botsen.
Het intellectuele klimaat vandaag vergt dan ook wel veel van
eenieder die iets meent te kunnen melden, uit de sfeer van de wetenschap, maar
ook na ampel nadenken, zoals Hannah Arendt dat bedacht heeft. Het punt is dat
men van de wetenschappelijke activiteit ontegensprekelijke resultaten verwacht,
wat linguïstisch tot uitdrukking komt in een taal die zelden terughoudend
klinkt, maar doorgaans met grote zelfverzekerdheid inzichten verkondigt, want
plaats voor twijfel mag er niet zijn. Wetenschappers die in een studie met veel
mitsen en maren een verhaal doen, wijst men onbeschroomd terecht: omdat
resultaten voor zich spreken. Ik weet het, er was een tijd dat wetenschappers
konden hopen dat ze alle problemen hadden opgelost, maar toen kwamen Albert Einstein
en Niels Bohr, toch geloofden sommigen toen dat de fundamentele
problemen/vraagstukken van de natuurwetenschap waren opgelost. Blijkbaar overigens kan men de faam van iemand als Herni Poincaré gemakkelijker over het hoofd zien, ondanks zijn bijdragen, onder meer als een grondlegger van wat de chaostheorie heet te zijn - waarom zou mij dat zo interesseren*. Sinds Vera Rubin
de vaststelling deed dat er in spiraalstelsels meer massa hoort te zitten dan
we uit de zichtbare masse en dito energie kunnen afleiden, spreekt men met meer
overtuiging over donkere materie, maar zelf durft zij het aan te vloeken in de
academische aula, door zich af te vragen of de wetten van Newton wel zo
universeel zijn als we altijd hebben geleerd en werd aangenomen. Het punt interesseert
me vooral omdat het mij altijd weer doet gniffelen als mensen beweren voor of
van de harde wetenschap te zijn. Als één punt onwrikbaar zou moeten zijn, dan is
het toch de natuurkundige wetten die Isaac Newton als eerste formuleerde, naast
de Euclidische wiskunde; hiervan weten we intussen dat er een andere meetkunde
mogelijk is…
Voor jonge wetenschappers moet het wel moeilijk zijn vlug tot
inzichten te komen die verder bouwen op wat de voorgangers gerealiseerd hebben.
Nu het er zelfs op lijkt dat het Higgs-boson gedetermineerd is, geobserveerd
is, zij het in voor ons leken ondenkbare omstandigheden, moet men al ver zijn
doorgedrongen in het domein van de wetenschappen om er vervolgens zelf nog iets
aan toe te kunnen voegen. Kan men die ambitie laten vallen of afzwakken?
Uiteraard niet, want dat zou een stilstand betekenen. Maar zou het niet een
tijdlang een heilzame rust zijn als men niet meer vol ambitie en obsessies
verder zou zoeken, maar een zekere status quo kon aanvaarden tot een genie met
nieuwe en aantoonbaar aanvaardbare inzichten kwam?
De commerciële aard van de wetenschappelijke tijdschriften zelf
ziet men vaak over het hoofd, maar in de centrale bibliotheek van de
Universiteit Gent sprak goed 10 jaar geleden een vertegenwoordiger van de
sector over de problemen van de wetenschappelijke tijdschriften. Het valt voor
de wetenschappelijke gemeenschap eindelijk niet meer mee een artikel onbevangen
te lezen. Was dat dan ooit het geval? Als we Arthur Schopenhauer mogen geloven
en de gedachte van Maurice Weyemberh wat oprekken, als we de discussies tussen
Isaac Newton en zijn peers mogen opvatten voor wat ze zijn, dan blijkt er van
onbevangenheid niet zo heel veel sprake te zijn (geweest). Weyemgans wijst op
de permanente conflicten tussen al dan niet gevestigde filosofen vom Gewerbe,
terwijl Wetenschappers aan de ene kant, zoals Dick Swaab of Victor Lamme een
vrij overzichtelijk beeld van het brein aanbieden en anderen twijfelen aan de
mogelijkheid of het bewustzijn in het brein tastbaar gevonden zou kunnen
worden. Deze laatste benadering wordt dan weer afgedaan als onzin door de
vrienden van de harde wetenschap. Onbevangen omgaan met de wetenschappelijke
productie van de peers? Het is een kwestie van schieten of geschoten worden
zeggen mensen die met de cultuur van de academie vertrouwd zijn. Ruimte voor
enige terughoudendheid lijkt er niet te zijn.
We moeten wel toegeven dat we hier op twee speelvelden tegelijk
bezig zijn, aan de ene dat van de wetenschappelijke tijdschriften, waar peer-reviewed
publicaties en voorwaarde en kwaliteitsgarantie waren en zijn, maar ook wel
zorgen die procedures voor vormen van zelfcensuur dan wel voor bedrijfsblindheid.
Het andere speelveld is dat van de brede media, waar professionele journalisten
hun best doen ons te melden wat er gaande is in de wetenschappen. Dat men de
vergissing van Dirk Stapel niet had gezien, kan men die journalisten niet
verwijten, zegt men mij, want zij konden toch niet meer weten dan de peers,
wel? Ik zou het niet weten, maar als men karakter, gedrag en eetgewoonten gaat
koppelen, zou men wel eens opzienbare resultaten kunnen bereiken als men
elementen als opvoeding, interactie met derden en familieleven over het hoofd
ziet; dat was toch wat ik dacht toen ik las in de krant dat vleeseters
agressiever zouden zijn dan vegetariërs en dat was enige tijd voor de
ontmaskering. Een uitzondering is er alvast op deze regel: een dictator uit
Duitsland. Maar kan men hem wel in rechte bloeddorstig en agressief noemen? Hij
koesterde een utopie, ook al zijn niet alle historici het hier over eens.
De krant wist ook te melden dat een column van een journalist,
Joris Luyendijk, die in de City, de
Londense beurswereld sinds meer dan een jaar op zoek is naar het waarom van de
grote crisis die we beleven, voor enige
ophef zorgde, omdat de goede naam van de London School of Economics in het gedrang
zou komen. Een repliek van een docent aan dat vermaarde instituut was op zijn
plaats, maar ik kan niet beweren dat ik erdoor gerust werd gesteld, want we
lezen over veldonderzoek en dat modellen die uitgaan van wiskundige
benaderingen wel degelijk op het terrein worden uitgezocht. Dat de man niet
verwees naar een kleine rel dit voorjaar over een publicatie van vermaarde
economen van Harvard waarbij staten die een schuldratio kennen hoger dan 90 %
van het BBP in een schuldenspiraal zonder uitkomst zouden verzinken, mag ons
niet verbazen, hij had het immers over de Londen School of Economics. Maar dat
maakt een mens wel wat kregelig, want zonder te gewagen van wetenschapsfraude,
moet men toch maar vaststellen dat de taal van het stuk ons doet denken aan een
verongelijkte politicus, die mordicus het eigen gelijk wil staven, waardoor een
zekere bedrijfsblindheid onvermijdelijk in het oog springt.
Een andere discussie die op een sisser was en is afgelopen betreft
het werk van Marc van Montagu, c.q. het onderzoek naar transgene gewassen,
waarvan de onderzoeker zelf stelt dat het was voortgekomen uit de zorg voor een
duurzame landbouw ten behoeve van een steeds toenemende bevolking, waarop een
aanhanger van zuiver natuurlijke gewassen hem van antwoord diende dat hieraan
problemen zaten, zoals de groeiende macht van patenthouders, waar Monsanto een belangrijk exponent – in de publieke
opinie - van is. Wel, zelf ben ik in
verschillende opzichten een voorstander van GGO, maar besef ook dat de lijn dun
kan zijn. Echter, als het alternatief het gebruik is van zeer schadelijke
pesticiden en herbiciden, moeten we dan niet proberen een balans te zoeken
tussen voor- en nadelen in plaats van principiële keuzes voorop te stellen, die
tot oplossingen kunnen leiden. Mochten die, na het natrekken van de resultaten,
onvoldoende voldoening geeft, dan kan men daar op terug komen. Merken we ook
maar zijdelings op dat de discussie over auteursrechten en intellectuele
rechten in deze dezer dagen wel zeer verwarrend werkt en dat men toch op enig
niveau, de WTO - ? – tot consensus moet komen over hoe bedrijven over
organismen kunnen beschikken. Alleen is de vraag dan wie zal hier de belangen
van de wereldgemeenschap verdedigen en hoe zal men dat verwoorden in een
sluitend juridisch jargon, zodat de legisten van Monsanto en co er geen speld
tussen krijgen, enfin, die belangen niet zomaar terzijde kunnen schuiven.
Complex zal het wel blijken te zijn.
De econoom van de London School of Economics weerlegt overigens
niet de vaststelling van Joris Luyendijck, omdat de vorm van veldwerk die
aangegeven wordt ter correctie van de gehekelde praktijk evenzeer een kwestie
is van… onderzoek van data die door de bedrijven en overheden worden
aangeleverd volgens modellen, formulieren die door collegae worden opgesteld.
De discussie over de methode, zoals Johannes Spinnewijn stelt,
verrast mij in die zin dat wetenschap zonder goed uitgespelde methode maar
moeilijk als wetenschap kan functioneren. De mogelijkheden van de
econometrische modellen kan men overigens maar moeilijk onderschatten, laat
staan negeren. Alleen, de kritiek was dat de resultaten die onder meer aan de
LSE gevonden werden, misschien niet voldoen om een beter inzicht in de
economische politiek van overheden te verkrijgen. De focus op de korte termijn?
De focus op gewenst beleid? En door wie gewenst?
Tot slot komen we uit bij de artsen die tot de orde geroepen
worden. Hoe het precies zit, is niet geheel duidelijk, maar dat dokter Moens er
het zijne toe heeft bijgedragen dat een overzichtelijke methode wordt
gehanteerd om artsen die teveel voorschrijven, op het matje te roepen, zou ons
moeten gerust stellen. Alleen, we gaan dan uit van een medische praktijk die
ten allen tijde resultaat dient te
boeken. Persoonlijke parameters als de lichamelijke schade die een persoon voor
de ingreep of in dit geval de behandeling had opgelopen, lijken niet aan de
orde. Ook kan men een arts niet verwijten na te gaan of de medicatie goed
genomen wordt – therapietrouw heet zoiets - en of het resultaat heeft. En tot
slot, jarenlang zeuren over cholesterol en vervolgens gaan vertellen dat er
teveel van geslikt wordt, van middelen om het gehalte van dat bestanddeel in
het bloed terug te dringen, komt mij nogal abdrupt voor, als men die ommezwaai
niet met enige argumenten omkleedt.
Verwarrend hoeft het dus niet te wezen, maar wel is het verwarrend
als men merkt hoe op het oog goed geschreven teksten finaal toch maar meer
vragen oproepen. Misschien is dat ook een kwaliteit van een krant, dat de
informatie enige reflectie verdraagt. Toch, als Guy Tegenbos stellig schrijft
dat arts zich aan regels moeten houden, maar verder de kloof onbesproken laat tussen
wat de farmaceutische wetenschap (en sector) en de geneeskunde vermogen enerzijds
en het draagvlak van de gezondheidszorg, volgens berekeningen van economen en
politieke economen in het bijzonder, dan blijven we enigszins verwonderd
achter. Want men zal geen bericht uit Nature,
The Lancet of andere medische tijdschriften missen, althans diegene die
enigszins sexy overkomen bij journalisten, om ons die kond te doen. Alleen,
pogingen tot synthese, tot afwegingen met andere kwesties die in overweging
zijn, blijven uit. Daar zou de krant ook een kans kunnen grijpen de geschoolde
lezer aan te spreken, want misschien is het zo dat net die lezer de kranten
vandaag mijdt, omdat die altijd weer een zekere onvoldaanheid nalaten. Echter,
hoe komen we aan interessante informatie als er geen kwaliteitskranten zijn?
Bart Haers
Mathematical Physics tries to understand a world of unknown complexity
with tools of known limitation. This
requires boldness, and modesty. Obviously Henri Poincaré lacked neither
of these two qualities.
En nu maar wachten op een even leuk artikeltje over de zogenaamde (zogenaamde dus) wetenschap die een historicus zou bedrijven. We zijn benieuwd. Persoonlijk zijn we de mening toegedaan dat geschiedenis geen wetenschap is noch kan zijn, maar gewoon veredelde bla bla bla is. Maar Bart zal er wel weer een jezuïtische draai aan geven vermoeden we . Sommigen doen zich graag voor als wetenschapsfilosoof terwijl ze noch wetenschapper noch filosoof zijn.
BeantwoordenVerwijderenHoezeer u zich ook koestert in uw anonimiteit, dit bericht kan ik alleen maar publiceren, want ad primum, ik denk dat geschiedschrijving sinds Pirenne - jawel dezelfde - en de Annales OP op wetenschappelijke wijze bedreven wordt. Het feit dat aan het eind van de rit geen wetten geformuleerd kunnen worden zoals de wetten van de thermodynamica, is dan maar zo.
BeantwoordenVerwijderenAd secundum, ik ben inderdaad geen filosoof vom gewerbe, maar ik hou mij de vrijheid die mij krachtens de grondwet gegeven is voor om te schrijven over de dingen die mij van belang blijken. En vervolgens, ad Tertium, uw kijk op wetenschap, mijn waarde, blijft wat mij betreft altijd weer zo schraal. Nog eens, u kan altijd eens een paar weken bezig zijn met onder anderen, Philip van Loocke, het Wereldbeeld van de wetenschap. Het bijzondere is dat een beetje historicus inderdaad ook oog heeft voor technologie, voor wetenschappen, al was het maar om het denken van bepaalde periodes te begrijpen. Maar goed, hierover zal men het wel nooit eens worden met mensen die voor of van de harde wetenschap zijn. En nog iets, de subtiliteit van de leden van de (h)orde heeft inderdaad wel iets, zoals subtiliteit altijd wel charme heeft.