Burgers begrijpen het wel
Brief
Aan Luc
Huyse
Over
politici, burgers en verkiezingsmoeheid
Brugge,
30 augustus 2013
Geachte
heer Huyse,
U ergert
zich zo te zien ook aan het feit dat de verkiezingen van 25 mei 2014 als de
moeder van alle verkiezingen wordt gepimpt, terwijl verkiezingen in een
democratie de normaalste zaak van de wereld horen te zijn. Maar er is meer, u
zegt ook dat de politici zich te makkelijk verschuilen achter de markten en
andere machten. Mooi, want die diagnose klopt op het eerste zicht wel. Maar
toch, u weet ook dat de heer minister Pascal Smet worstelt met de voorgenomen
onderwijshervorming, in zijn hoofd, maar dat het spijtig is dat hij de ouders
en de leerkrachten tegen heeft. Gelukkig staan de powers that be, de
inrichtende machten, vakbonden en ondernemersverbonden achter hem. En dan, denk
ik, doen de burgers er niet meer toe. Intussen wil hij ouders die voor
thuisonderwijs kiezen verplichten dat hun kinderen tweemaal examen doen. Enfin,
goed heb ik het niet begrepen, want er komen twee examens en een keer mogen ze
falen…
Burgerschap
is een plebisciet van elke dag, zegde Rénan, maar mij is nooit duidelijk
geworden hoe hij dat nu eindelijk verwerkelijkt zag worden. Maar dat we als
burgers door enkele gremia, waaronder de stolp van de Wetstraat en wat er rest
van de Krantenwijk, voortdurend met een zekere dédain bekeken worden, want die
burger weet niets, ziet niets en begrijpt weinig. Het is net dat wat Susan
Neiman aan de orde stelde in haar boek “Morele Helderheid”: politici en andere
insiders hebben de indruk dat de buitenstaander het allemaal niet snapt. Men kan het hebben over een botsen van
ratio’s. Maar het gaat er om dat ook in de politiek en in het kader van
betrokken experten die hun rol ter harte nemen, waar niets mis mee is, sprake
kan zijn van bedrijfsblindheid. Sommigen menen dat alleen nationalisme
bedreigend kan zijn voor de democratie en het functioneren ervan, maar zelf ben
ik ervan overtuigd dat Neiman gelijk had toen ze erop wees, maar het gaat erom
dat weten, begrijpen hoe het systeem van binnen werkt, niet altijd een goed
uitzicht geeft op wat er binnen de samenleving speelt. De gedachte dat men de
zaken kan meten, speelt ons al langer parten, maar dat betekent ook dat men
niet moet meer luisteren naar wat mensen te vertellen hebben. Ik weet het wel
dat de sociologie interessante inzichten kan brengen, maar als we zien hoe de
eenduidigheid soms van de muren spat, terwijl meer kwalitatieve, reflecterende
benaderingen weinig aanhang hebben of interesse oproepen, brengt dat mee dat
men bepaalde evoluties wellicht niet meten kan, dus kunnen zij er niets over weten.
De
sociologie, aldus Marc Hooghe bouwt nog verder op de idee dat een samenleving
bestaat uit (zeer) rijken en armen. Hoewel er wel eens iets voor te zeggen
valt, zien we dat mensen zich niet per se bij de rijken rekenen of omgekeerd
bij de armen, ook als daar reden toe is. Overigens, bestaat er niet zoiets als
de eeuwige derde mogelijkheid: als men twee mogelijkheden voorop stelt, is er
altijd nog een derde mogelijkheid denkbaar. In de werkelijkheid zien we dat
behalve op het vlak van de biologie, waar twee vaker voorkomt dan drie, in de
samenleving de verdeling van de samenleving eerder op een of andere manier
beantwoordt aan de Gauss-curve, de gelijkverdeling dus. Die curve laat zien dat
bij verschillende fenomenen van sociale en menselijke aard een gelijkverdeling
optreedt, waarbij bedacht moet worden dat de wiskundige Gauss niet aan de
sociale wetenschappen had gedacht. Maar als men rekening houdt met de Gauss-curve,
dan gaat om de verwachtingswaarde en om de standaardafwijking.
Men heeft
ons al vaker laten weten dat opiniepeilingen op ons afgevuurd om ons aan het
denken te zetten, maar uiteindelijk bleek men het beeld van de curve in de
studie van de samenleving niet echt te kunnen betrekken, maar of het maatgevend
dan wel beschrijven zou zijn, hangt af van de marketing. Als men zegt dat 70 %
van de ouders het vrij (katholiek) onderwijs kiest voor de kroost, dan zeggen
specialisten dat ze zich misschien vergissen. Kiest 70 % van de consumenten
voor blocbusters en massa-entertainment, dan zegt men dat die mensen de
mainstream vertegenwoordigen. En kiest de helft van de kiezers voor partijen
die België niet echt meerwaarde toekennen, is dat voor de enen een begin van de
oplossing en voor vele journalisten en andere commentatoren een ernstig
probleem.
Het
benaderen van de bewegingen in de publieke opinie blijkt altijd weer moeilijk
en het valt me al jaren op dat aan de borreltafel goed geschoolde mensen zich
niet aangesproken weten. Zou men nu een opiniepeiling houden over ingrijpen in
Syrië, zonder te vragen wat voor hen de rode lijn zou zijn, dan zou men merken
dat niemand zich kan inbeelden dat een regering op die manier met opstandige
bevolking omspringt. Maar evengoed zou men niet begrijpen, denk ik, maar dat
moet onderzocht of de opstandelingen te snel naar wapens gegrepen hebben en zo
hun legitieme opstand hebben laten kapen door religieuze scherpslijpers. Maar
dat alles, zo blijkt uit gesprekken, vergt ad primum meer betrouwbare
informatie van de media en dat betekent dat journalisten de verschillende
kanten van het gebeuren trachten te begrijpen; men wil er ad secundum ook wel
over spreken, maar niet als men in twee minuten een afgeronde visie moet geven
en veel mensen verwachten dat ook niet van
journalisten en evenmin van politici, maar nieuwsbulletins zitten nu
eenmaal in een ijzersterke format en we weten toch al langer van de
aandachtsboog van de mens. Daardoor krijgen we gefragmenteerde berichtgeving,
waarbij zelden een poging tot synthese ondernomen kan worden, toch niet in de
brede media. En dat is dus het derde punt, dat men behoefte heeft aan goed
geschreven meer uitgebreide essays en pamfletten waarin iets betoogd wordt.
Objectiviteit is dan niet het kernprobleem maar wel een hinderpaal om
inzichtelijke informatie over te dragen. Objectiviteit is begrensd door wat men
kan weten, c.q. de toegang die men heeft tot de bronnen bepaald in welke mate
men iets weten kan. Maar onvolkomen kennis wordt wel opgevangen, zoals in de
Syrische kwestie blijkt door verschillende vormen van menselijke betrokkenheid,
eventueel empathie.
Het
probleem is dat burgers die zich willen informeren dat wel doen en niet enkel
de Vlaamse media volgen, al valt niet direct waar te nemen of men dat
onderzoekt en wat dat onderzoek zou opleveren. Op 2 uur televisie kan men toch
niet voortdurend naar de Vlaamse posten kijken en als men naar de radio
luistert, kan het toch niet altijd Radio 2 of NMN zijn – om nog te zwijgen van
de concurrerende omroepen. Het punt dat we willen maken is dat we de indruk
hebben dat men wil doen geloven dat de Vlaming – als die al bestaat, want daar
hebben we gerede twijfel over, omdat we nu eenmaal mensen zijn, die veel delen,
maar ook onze eigen uniciteit met ons meedragen – het allemaal niet weet en
niet wil weten, maar als we gewoon kijken naar wat de boekenbijlagen – de term
literaire bladzijden kan ik er niet meer voor gebruiken – dan merken we dat
interesse voor het betere essay of voor anderstalige Europese literatuur –
behalve de Engelse – gewoon onbestaande is. Als er al over ‘In tijden van
afnemend licht’ van Eugen Ruge geschreven wordt, een interview en een korte
aankondiging, maar een recensie? Ik heb er geen gevonden. Natuurlijk hoeft een
recensie niet al te uitgebreid te zijn, maar een recensie vormt ook een
reflectie op het gelezene en pas daar begint het debat met het boek, maar al
sinds tijden merkt men dat recensenten in de brede media vaak nauwelijks meer
meegeven dan de persmap van de uitgever. Iedereen gelukkig dus, behalve de
lezer.
Als Luc
Huyse zegt dat er iets de burger ontnomen zou zijn, dan kan ik hem daarin
gedeeltelijk volgen. Men kan geloven,
denk ik dat burgers zelf waakzaam horen te blijven, maar dat we in grote lijnen
kunnen vertrouwen op een aantal voorzieningen. Er zijn problemen en vooral, we
hebben de indruk, zoals de emeritus hoogleraar het zegt, dat de politici de
greep op de grote spelers op de markt verloren zijn, maar ik denk niet dat
burgers die Verhofstadt volgden met zijn burgermanifesten dat zomaar de
politici kunnen verwijten. Aan de andere kant, de mondigheid van burgers moet
men hoog achten, welk medium die ook gebruiken, vooral als die redelijkheid
betrachten. Redelijkheid verwijst inderdaad naar het hanteren van de rede, maar
misschien zal dat gebeuren zoals Immanuel dat zag in zijn denken over de rede,
wat dus a priori geen simpele zaak is. Maar ook de economische denker Adam
Schmidt blijkt, als moralist aan te geven dat we de rede niet te veel ruimte
moeten geven, want, zo blijkt, met de rede kunnen we prachtige systemen bouwen,
maar we komen we niet altijd uit bij de werkelijkheid.
Dit
brengt er mij uw gedachte over de gefrustreerde burger opnieuw te bekijken,
want uiteindelijk komt men toch bij de vraag, denkend aan Syrië, hoever men kan
gaan in het bewaken van de openbare orde. Maar de vraag toepassend op wat u
aangeeft, namelijk het feit dat we de banken maar niet kunnen controleren en
dat we toch alles doen om ze te redden, dan denk ik dat niemand zou gewild
hebben dat KBC of Fortis echt omgevallen waren. De voorwaarden die sinds de
kwestie van Cyprus aan de orde zijn, hebben de grote spaarders en de andere
betrokkenen bij de redding van banken. Maar, over de periode sinds 2008 bekeken
en kijkend ook naar de redding of pogingen daartoe van grote
assemblagebedrijven van auto’s zoals Opel en Ford, moet men zich afvragen of we
dat wel hadden gewild, dat de banken onderuit waren gegaan, dan wel of de
regering veel geld en waarborgen aan de bedrijven had gegeven.
Hier
komen we op glad ijs terecht, want zelfs al denk ik dat het puur
opportunistische redenen waren van de autobedrijven om hier vestigingen te
sluiten, de kost was hier het best beheersbaar en de gevolgen voor de marketing
en de commerciële band met de Belgische klanten wellicht het gemakkelijkst op
te lossen, zodat de regering met cijfers en centen niets kon oplossen. Intussen
kijkt u, Luc Huyse niet naar de universiteit die u goed kent, Leuven dus, noch
naar Gent waar heel wat nieuwe activiteit is ontstaan, met een behoorlijke
groei van de werkgelegenheid tot gevolg.
De
dilemma’s, zo zou men kunnen zeggen die mediamensen en politici zien, hebben
ook niet altijd nog veel te maken de beleefde werkelijkheid van burgers. Aan de
andere kant merkt die burger in zeer relevante discussies, over
verkeersveiligheid, gezondheidszorg en dan in het bijzonder de preventieve
geneeskunde dat de burger die matig geniet, maar vooral toch geniet,
voortdurend als een – excusez le mot – domme kloot wordt bejegend, terwijl
berichtgeving over cholesterolgehalte, over alcohol of gezonde levenswijzen
soms zeer dramatisch aangezet worden, waarna dan weer een ander geluid te horen
valt.
Gefrustreerd
zit men niet aan de borreltafel, of toch, als men merkt dat een boude stelling
plots door de werkelijkheid onderuit gehaald wordt. Als men zegt dat Vlamingen
provincialen zijn, maar niemand kan vertellen, zoals ik onlangs hoorde hoeveel
mensen met wettelijke en academische graden afgestudeerd te Leuven, Gent,
Antwerpen of Brussel – vergeet ik er nog eentje – in het buitenland actief
zijn, dan neemt het licht wat af. Zegt men dat de talenkennis afneemt, dan kan
wel eens op een groepje stuiten dat echt bezig is Laurence Sterne te lezen of
spreekt over de Schaaknovelle van Stefan Zweig. Maar neen, dat doet er allemaal
niet toe. Zelfs als mensen in hun vrije tijd proberen een stuk van Calderon de
la Barca te monteren, dan zal dat amateurtoneel blijven. Het leven is een droom
kan men dan ook nog eens wegzetten als een draak, toch?
Neen,
geachte heer professor Huyse, die burgers zijn niet gefrustreerd, zijn geen
gefrustreerde democraten, maar weten dat ze hun leven moeten leiden en vooral tijdig
kijken hoe de politici en het commentariaat – zoals Jean-Pierre Rondas de
mensen noemde die voortdurend en soms unisono de wijsheid in pacht schijnen te
hebben als het over België gaat en dus over Vlaanderen – of ze niet een paar
dingen vergeten, een Viaduct en tunnel in Antwerpen bijvoorbeeld. Daar denk zal
ik nog eens met de heer Rondas over te moeten spreken, want daar werd de
democratie gekaapt door brave mensen met een goed hart, maar die niet per se
duidelijker en transparanter ageerden dan Noriant of BAM.
Neen, de
burgers in dit land, in Europa, - maar ook in Syrië waar ze zich vooral
onderdanen voelen, onderdrukt weten -, vanuit verschillende omstandigheden en
met soms sterk onderscheiden programma’s vinden vooral, zoals u, dat men niet
een jaar vooraf over electorale strategieën moet gaan discussiëren, de arena
niet moet afstappen en alvast de tribunes opbouwen voor het schouwspel. De kans
dat burgers de besluitvorming wel eens vinden ontsporen is niet gering, zoals
bij de trein van benoemingen die er maar niet komen, omdat de regeringspartijen
elkaar het licht in de ogen niet gunnen en de greep op de macht. Een gouverneur
benoemen zonder partijkaart, je moet het maar doen.
Misschien
zijn burgers ontgoocheld, misschien is het commentariaat ontgoocheld in de keuze
van burgers, al sinds 1991. Ik weet het wel, de slogans en de bezem, de
bokshandschoenen, dat beviel mij ook helemaal niet . Maar wat ik niet begreep
is dat men ging zeuren over de volatiele kiezer, erger nog, men vond dat de
mensen verkeerd hadden gestemd. In Vlaanderen Morgen had daar een zaterdagnamiddag
lang een gesprek over plaats, omdat Hugo Schiltz zich vragen stelde over wat de
politiek verkeerd had gedaan? Kan een politicus eens zeggen, vroeg hij zich af,
het niet te weten? Maar hij meende ook, enige tijd later dat de gesprekken in
Zaal F van de Senaat over politieke vernieuwing misschien niet helemaal je dat
waren. Er waren ook pogingen om bijvoorbeeld Links ervan te overtuigen dat men
Vlaming kon zijn om socialist te worden, onder invloed van Maurits Coppieters
en Norbert de Batselier, Bert Anciaux ook, om toch maar een Signaal af te
geven, met een bundel opstellen, Het Sinjaal. Jan Blommaert, zo valt in zijn
stukken op de website De Wereld Morgen te lezen vond dit maar niets. Maar Jan
Blommaert vindt niet dat hij van mensen als Eric Defoort of Ludo Abicht iets
zinvols kan vernemen.
Er was
dus heel wat trammelant, ter linkerzijde, in het Centrum en Rechts, maar wie
zocht naar syntheses vond alleen ideologische referaten, zelden analyses over
wat het betekent als generatie na generatie met steeds grotere cohorten
jongeren kunnen studeren. Niet iedereen houdt er een punthoofd aan over of
wordt er slimmer van, maar tegelijk heeft die vorming wel invloed. Als men de legers advocaten, doctors, regimenten
ingenieurs en stoottroepen van de humane wetenschappen de revue ziet passeren
die er sinds het einde van de oorlog gevormd zijn aan de universiteiten, met
groeistoten in de jaren zestig, zeventig en tachtig, dan ziet men verbaasd dat
uit die rijen slechts enkelen naar voor treden, die telkens weer het woord
krijgen en nemen, waaronder U, professor. Ook veel sociologen worden er gevormd
en iedereen neemt zijn of haar deel van die kennis op en verwerkt die we
nauwelijks ontmoeten in het politieke debat, maar wel zinvolle verhalen kunnen
brengen. Zou dat vanzelf resulteren in cynisme, in frustratie? Of misschien,
denk ik, geachte heer professor, heeft die verspreiding van de kennis ertoe
geleid, dat mensen gingen begrijpen dat ze niet de hele tijd met politiek en al
helemaal niet allerlei spelletjes bezig kunnen zijn. Maar men houdt in het oog
wat de eigen belangen kan raken, op velerlei niveaus. Verzuring? De democratisering
van de mondigheid, klinkt dat niet beter?
Finaal
zal het gesprek erover moeten gaan dat politici op het niveau van gemeente, de
provincie – die best opgelost worden in grotere stedelijke agglomeraties en
betere samenwerking van gemeenten -, van het Vlaams en federaal parlement, dat
gezien de grote rol van Europese regelgeving en de beperkte legitimiteit van
dat niveau – wat dit land dat we het beste kennen, aangaat – inderdaad minder
bevoegdheden overhoudt. Of en hoe men voor Brussel zinvolle oplossingen gaat
vinden, de communicatie herstellen, valt nog te bezien, want – helaas moeten we
het herhalen – de bij tijd en wijle paternalistische toon van politici past
niet meer bij het zelfbewustzijn van burgers; zij voelen zich wel aangesproken,
hebben hun vragen als een chef van het katholiek onderwijs, net als de minister
zegt dat de burgers het niet begrijpen. Burgers weten zelf wat men van goed
onderwijs kan verwachten – want ja, soms kan men het niet goed hebben als zoon-
of dochterlief er niet veel bakt en dan ligt het niet aan het kind. De
discussie over de gelijkmakende invloed van het onderwijs, waarbij men voor
ogen kan houden dat het om gymnasium- dan wel humanioraonderwijs ging en gaat,
zou moeten gaan, voert men dus in die zin dat men de gelijkheid afmeet aan hen die
nu geen onderwijs volgen dat op voortgezet, dus hoger onderwijs is gericht, wat
toch wel paradoxaal moet heten . De gelijkheid die men beoogt, de
rechtvaardigheid die men wil bereiken, kan betekenen, geachte heer professor,
dat sommigen, die goed geschoold zijn en voor hun kinderen hetzelfde willen,
zich onrechtvaardig behandeld weten. Men mag vinden dat de middenklasse er sociaal,
economisch of politiek niet doet, maar die mensen zijn medeburgers. Toch vindt
men het haast schandalig dat mensen voor hun kinderen scholen willen inrichten,
die meer beantwoorden aan hun verwachtingen… omdat de overheid tekort schiet.
Dit soort problemen zijn de problemen van een welvaarstaat die lang in vrede
leeft en niet goed meer weet dat politieke theorie ook wel eens getoetst moet
worden.
In Syrië
tot slot zien we dat mensen al twee jaar neergeschoten worden, rebellen hebben
de wapens gegrepen. Maar wanneer? De chronologie van de opstand is mij niet
(meer) duidelijk, want het gaat erom of de oppositie gekozen heeft voor
gewapend verzet, zoals eens de geuzen, 435 jaar geleden, omdat het Plakkaat van
Verlatinghe en andere teksten ertoe hadden geleid dat de Nederlanden de koning
van Spanje, Filips II niet meer konden aanvaarden? De belastingen? Ook, maar
vooral omdat bijvoorbeeld in het request dat het Eedverbond der Edelen aan de
landvoogdes hadden voorgelegd dat de koning de rol van de lokale elites zou
erkennen, niet eigenmachtig en tegen die ambts- en zwaardadel zou optreden. Het
recht op opstand is bij ons geritualiseerd in verkiezingen en in vreedzame
overdracht van het uitvoerend mandaat, maar in Syrië merkt men dat de regering
de eigen bevolking niet meer waardig acht beschermd te worden, fysiek en
psychisch niet, maar ook niet als burgers. Men kan nu wel beweren dat dit
vanouds het geval was, verwijzend naar het Ottomaanse rijk, naar de oude Perzen
en Babyloniërs, maar Syrië kende net als Irak op zeker ogenblik een machtsgreep
van een areligieuze partij, de Ba’athpartij, die zich spiegelde aan het Westen,
misschien ook wel enigszins aan het bewind van de Sovjet-Unie. Maar de burgers
ontdekten dat de vrijheid die wij zeggen te koesteren voor hen wel iets
betekent. Nog eens, de strapatsen in het Britse parlement, in Washington en in
New York bevredigt niet iedereen als het om het rechtvaardigheidsgevoel
aangaat. Assad ging al veel vroeger te ver, door met zoveel wapengedruis mensen
te doden, of ze nu schuldig waren aan verzet of niet. Felix culpa dus.
Kortom,
zelfs als het over deze internationale kwestie gaat, zien we dat Europese
regeringen, zowel Parijs als Londen, die voortvarend mee willen doen, maar ook
zij die afstandelijk manoeuvreren, er niet in slagen doelstellingen te
formuleren. Doelstellingen over de integriteit van de bevolking, de kansen op
welbevinden en het recht, inderdaad, hun eigen najagen van het geluk op te
zetten. Rechtszekerheid is voor die mensen al sinds het begin van de militarisering
van de opstand – nog eens, wat eerst kwam is mij nu onduidelijk, maar de
regering in Damaskus heeft zich allerminst terughoudend opgesteld wat het
gebruik van geweld betreft – onderuit gegaan en dus kan de staat Syrië als een
dictatuur, tirannie zien, die noch veiligheid, noch welvaart noch een toekomst
te bieden heeft. Maar een andere factor is dat Syrië machtige vrienden heeft,
Iran, Rusland en China. Dat onze regeringen het verwijt niet willen horen dat
onze veiligheid etc. in het gedrang gebracht wordt, kan men begrijpen, maar het
is daarom zeer zeker nodig, professor, dat we gaan spreken over de
doelstellingen van het internationale optreden in dat verbrokkelde land.
Rusland kan voor bepaalde inzichten gewonnen worden, namelijk dat het land een
nieuw Tsjetsjenië zou worden, maar Rusland wil haar machtsbasis in de regio
versterken of minstens behouden.
Burgers,
professor zijn geen domme boeren – want de ene landbouwer was en is al slimmer
dan de andere (de verleiding is groot hier de valse vriend in het Duits ter
sprake te brengen) - meer, geen achterlijke heikeuters, maar begrijpen het wel,
maar niet altijd vatten zij hoe de zaken gepresenteerd worden, niet in 2003
omtrent Irak en niet nu. Het gaat om het helder formuleren van redelijke
voorstellen, niet om het vragen om onze solidariteit, waarvan men nu niet kan
waarborgen dat die hulpgoederen goed terechtkomen. Noch voortvarend optreden,
noch de ogen sluiten… zo is het dus en dat begrijpt u blijkbaar ook niet
helemaal. Daarom is uw kijk op de gefrustreerde burgers misschien wel
verschoonbaar, maar wel naast de kwestie. Als ik naar uw visie kijk, dan gaat
het om de
gefrustreerde burgers, ik spreek liever
van Burgers, zonder de illusie te wekken met een alles behelzend bepaald
lidwoord de hele zooi te willen of kunnen bevatten.
Vriendelijke
groet,
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten