De grote problemen groots aanpakken, aldus sprak Paul de Grauwe
Reflectie
De
politieke agenda van
Paul
de Grauwe
De ontgoochelende
prioriteitenlijst
De weg naar de verkiezingen is nog lang, maar
blijkbaar ligt iedereen er wel al wakker van. Paul de Grauwe vindt dat de
politici zich met kleine problemen bezighouden maar misschien ligt er iets
anders aan ten grondslag, namelijk dat de toenemende onmacht om problemen echt
op te lossen voortkomt uit de specialisatie van het beleid zelf. Kan ik Paul de
Grauwe volgen, dan is het zo dat de onmachtigheid van het beleid voortkomt uit
het feit dat men de complexiteit van de hangende kwesties zelden voldoende
onder ogen wordt gezien. Natuurlijk gaat het ook over afstand van
soevereiniteit, maar niet op de manier die de professor aangeeft, want dat zou
een deel van het probleem ophelderen. Het probleem is dat de politiek zichzelf
buiten spel heeft gezet, namelijk toen de professor zelf mee aan de knoppen
zat, in het parlement. Hij niet alleen, maar leverde wel de liberale en
neoliberale receptuur aan in de Vlaamse politieke debatten.
De opwarming van de aarde en de gevolgen
daarvan, vallen moeilijk te overzien en de oplossingen zouden op wereldschaal aangedragen
moeten worden, maar er is een probleem met de legitimiteit van bijvoorbeeld de
VN. We weten nu wel dat er in Oostelijk Afrika conflicten broeien over het
gebruik van het Nijlwater, dat er in Azië problemen ontstaan over de aanwending
van het smeltwater van de Himalaya en daar spelen ook demografische en
economische ontwikkelingen een rol. We kunnen Indiërs noch Chinezen of
Afrikanen het recht op een hogere levensstandaard ontzeggen en men kan aan de
jongere generaties ten onzent het goede leven ook niet ontzeggen, tenzij die
zelf bereid zouden zijn het met minder te doen, maar dat valt dus te bezien.
De samenleving die we nu kennen is, tot spijt
van wie het benijdt, het resultaat van velerlei evoluties, die te maken hebben
met de moderniteit, waarvan we de contouren niet altijd voldoende kunnen
ontwaren. Men kan stellen dat het met de inzichten over hoe we met voedsel- en
andere bronnen omgaan niet bepaald een geruststellende weg opgaat maar het is ook
functie van het promoten van een bepaalde levensstijl, waarbij genoeg niet
voldoende is. Maar het voedselprobleem kan men wellicht deels oplossen door
over te schakelen naar een verder ontwikkelen van ggo’s, doch dat willen we dan
weer niet wegens onvoldoende natuurlijk. Maar de aarde kon een eeuw geleden
volstaan om in Europa, Amerika, Japan en Australië mensen redelijk te voeden,
terwijl dat voor India in zekere mate ook nog het geval was, maar voor China
niet. Rusland werd in die tijd ook een graanschuur van de wereld, naarmate men
de Europese landbouwtechnieken adequaat wist door te voeren. Er viel daarbij
voor de kleine boeren vaak niet veel te winnen en wie buiten de nieuwe
productiesystemen kon blijven, kon langer de oude gemeenschapsstructuur
behouden. Onder het communistisch bestuur werd het landbouwbeleid eenduidig
gemonopoliseerd en onder technocratisch bestuur geplaatst. In de jaren zestig
leek dat enige tijd een redelijke welstand mogelijk te maken, maar vervolgens
werd de bureaucratisch wel heel erg letargisch en daalde de welstand
zienderogen. Maar het waren de zwakheden van het systeem die het land in een
chaos brachten, waarvan het nog altijd niet bekomen schijnt, al is de welstand
aanmerkelijk toegenomen. Het politieke beleid lijkt daar een gunstige rol te hebben
gespeeld, maar zeker is ook dat mensen vaak kansen zagen die er voorheen niet
waren. Maar wij horen vooral dat de president het met de democratische
spelregels niet zo nauw neemt. Nu, als hij grote steun vindt bij zijn kiezers,
dan wellicht omdat hij de mensen perspectieven heeft geboden voor een beter
leven. De invloed van kerk en conservatieven in de samenleving achten wij
hinderlijk, voor de emancipatie van personen, maar de neiging zich aan te
bieden als een charismatisch figuur mag men hem niet verwijten.
Wie mondiaal denkt, zoals professor Paul de
Grauwe zal opmerken dat onze benadering wel wat simpel mag lijken, maar dan
vergist hij zich, want een aantal jaren geleden, toen de graanoogsten door
lange periodes van hitte en droogte in Rusland en Oekraïne mislukten, deed niet
alleen dat slechte weer, maar ook de speculatie op voedselproducten de
graanprijzen aanmerkelijk stijgen, wat overigens samenviel met gelijkaardige
problemen in de VS en ook Argentinia kon niet helemaal in de noden voorzien. De
klimaatverandering? Of zou het kunnen zijn dat de aarde inderdaad aan een
nieuwe vorm van overbevolking te lijden heeft, die we op religieuze,
levensbeschouwelijke gronden niet vanzelfsprekend kunnen inperken. Die groei
van de bevolking zorgt voor spanningen op meerdere markten waarvoor we niet
direct een oplossing vinden. Stellen we vast dat H&M nu in Ethiopië investeert om daar tegen de beste kostprijs en
met verzekering van levering kledingstoffen te produceren voor de Europese
markt, dan betekent dat ook dat daar geleidelijk de verwachtingen op een beter
leven zullen stijgen. Nieuwe welvaart voor het land dat een halve eeuw geleden,
zo zegt men mij toch, nog in de oudheid leek te leven. Of dat beeld helemaal
klopt, blijft maar de vraag, want Ethiopië bleef al die tijd vrij van
kolonisatie en misschien heeft dat voor gevolg gehad dat de westerse cultuur er
moeilijker ingang vond, maar hoe dat zat, blijft mij onduidelijk, want
uiteindelijk was er al snel een poging om het land onder communistisch bestuur
te brengen.
Maar de andere kant van het verhaal is in feite
veel ernstiger, want de heer hoogleraar vindt dat de lokale regeringen in
Brussel en Namen zich met borrelnootjes bezig houden, terwijl men zich kan
afvragen waarom discussies over de ontsluiting van de haven van A’pen en van
Zeebrugge, over water en weg toch zo moeilijk van de grond komen. De vraag ook
hoe we het onderwijs zo kunnen organiseren dat werkelijk technisch begaafde
jongeren hun weg vinden, maar ook Einsteintjes of Marie Curies hun kans krijgen,
kan toch geen borrelnootje wezen. Hannah Arendt was zo een kind dat bijzonder
vlug kon lezen en zichzelf meer vormde dan de school vermocht, wat haar wel
eens – in ogen van anderen – ook later een zekere arrogantie liet uitstralen.
Maar dat laat onverlet dat ze kansen zag, waar anderen versaagden en het
opgaven.
Het is overigens haar kritiek op een
filosofisch denken, waarbij – zoals zij meent – de mensvisie volkomen in het
licht van de dood wordt bekeken, terwijl ze meende, in The Human Condition – Vita Activa – dat het menselijke handelen in
het teken hoort te staan van het feit dat mens net bij de geboorte en in scheppen
van het nieuwe zichzelf worden kan. In het economisch denken zou men kunnen
aannemen dat men die visie in de innovatie haar beslag heeft gekregen, maar ik
denk eerder dat het innovatiedenken in extreme vorm gericht is op nutsdenken:
alleen zaken die vernieuwing brengen en marktconform blijken, hebben nut. Maar
net tot midden de 20ste eeuw was veel onderzoek gericht op en
voortkomend uit vragen die niet per se nuttig waren, maar waar men uiteindelijk
wel iets mee kon.
In het verhaal van Paul de Grauwe valt ook op
dat hij de bestuurlijkheid voor ogen heeft staan, niet de verhouding tussen,
laten we de term maar even opdiepen, de regenten en de bestuurden niet in vraag
wordt gesteld. De grote problemen, die zich inderdaad op planetair gebied
lijken af te spelen, wil men oplossen – komt mij voor – door een beleid op te
leggen. De politics of fears, zoals Frank Furedi het beschrijft, heeft voor
gevolg dat men de kwesties niet meer afdoende expliciteert, niet de
complexiteit van de oplossingen laat zien, zodat men mensen niet kan
enthousiasmeren. Het zou daarom wel eens kunnen dat Paul de Grauwe vergeet wat
Safranski aan de orde stelt in zijn werk over de Romantiek, een Duitse affaire:
namelijk dat men politiek niet dronken kan bedrijven, maar volkomen droog
gesteld, zonder enige bevlogenheid gaat het ook niet.
Ik denk dat de politieke partij die redelijke
voorstellen doet, maar daarbij niet te vaak het “Lex, dura lex, sed Lex” van
stal haalt, doch mensen enig enthousiasme voor een project weet bij te brengen
en weet over te brengen dat de politiek geen enkel probleem kan oplossen, als
de burgerij er niet achter staat, wel eens enig succes zou kunnen boeken. En
daar faalt het beleid vandaag. Het ene onderzoek wijst dit uit, het andere iets
anders, maar het blijft onderzoek waar de brave burger eindelijk niet altijd
veel van geloofd, net omdat het probleem van de wetenschapsfraude toch aan de
orde is. Bovendien, als men vaststelt dat gezondheidsonderzoek, waarbij men de
levensstijl en –gewoonten koppelt aan pathologieën, waaruit men afleidt dat
mensen nood hebben aan een mentaliteitswijziging, waarna men vervolgens de
schrikbarendste beelden laat zien, dan vergeet men rekening te houden met de
autonomie van de persoon – en daarbij is inbegrepen het recht om foute keuzes
te maken, in the pursuit of happiness. Maar als men al een begin heeft van een
therapie van ziekte als Parkinson, dan heeft men nog niet duidelijk in beeld
hoe de ziekte dan wel uitbreekt of net niet doorbreekt. Of wat te denken over Alzheimer,
die mensen tot een schaduw van zichzelf maakt, maar waarbij moeilijk een link
tussen gedrag en ziekte valt vast te stellen?
Hier komt dan weer de vaststelling aan de orde
dat men gedrag wil bestraffen of inperken dat apert schadelijke gevolgen heeft.
Maar men vergeet, dat mensen over enige vorm van zelfbeschikking beschikken,
tenzij het over de vrije wil zelf gaat natuurlijk. Bovendien is de vraag waarom
een lang leven zinvol moet heten. Het kan best zinvol zijn, ook al voelt men
dat het misschien niet meer geeft wat men zou verwachten. Het persoonlijke is
in de geldende praktijk van preventieve geneeskunde helemaal van de kaart
geveegd. De volgende stap is dat men het genieten wel promoot, maar het mag geen
schadelijke gevolgen hebben. Maar, zegt men ook, naar ik meen ook Paul de
Grauwe, dat de veroudering van de bevolking zo grote consequenties voor de
samenleving zal hebben, zoals hoge kosten voor gezondheidszorg. Het is niet
eenvoudig dat alles zomaar aan elkaar te verbinden, want er is sprake van
elkaar tegensprekende ratio’s; daarmee bedoelen we dat in verschillende
domeinen van beleid en van de samenleving andere vormen van rationaliteit
gelden, omdat men de dingen niet altijd op elkaar afstemmen kan of wil. Zo wil
men meer ingenieurs maar men doet er niet bepaald veel om meer wiskunde in het
leerplichtonderwijs aan te bieden. Begrijpe wie kan, maar hoewel het niet
eenvoudig blijkt inzichten die voor onderscheiden domeinen van kennis van
kracht zijn en als geldig zijn erkend, bij elkaar te brengen, dan nog zal men
opmerken dat benaderingen van problemen die – zoals dat heet –
multidisciplinair opgepakt en uitgewerkt worden, moeilijk tot een eindresultaat
leiden, omdat men de achterliggende ratio’s niet altijd naast elkaar legt.
Overigens geldt dit misschien nog meer in de
humane wetenschappen, omdat daar de kruisbestuiving van termen en concepten wel
goed functioneert, maar de achterliggende bedoelingen, dus ook ratio’s niet
altijd meer expliciet aan de orde gesteld worden. De strijd tegen de armoede?
Natuurlijk moet men die voeren, wie kan daar nu iets op tegen hebben, maar als
we dat koppelen aan wat Prof. de Grauwe voorop stelt, het verzekeren van de
leefbaarheid van de aarde door indien mogelijk de opwarming tegen te gaan, dan
zou dat kunnen betekenen dat de armen zich altijd weer dingen zullen moeten
ontzeggen, die anderen zich wel veroorloven willen. De kosteloosheid van het
onderwijs? Goede zaak, maar ouders menen ook te weten dat koken geld kost,
thuis of op school. Men zal dus aandacht moeten opbrengen voor de uitrol van
beleidspraktijken, ook als de politieke doelstellingen eindelijk niet weerlegd
kunnen worden of lijken te kunnen worden bewezen. Want natuurlijk is het zo dat
iedereen volkomen rechtvaardigheid wil in de samenleving, alleen zal een
voetballer het misschien normaal vinden 200.000 € per maand te verdienen en dat
schijnt voor sommige voetballers zelfs ondermaats te zijn, terwijl zijn
supporters zich met grotere moeite dan voorheen een abonnement op de
thuismatchen kunnen veroorloven, ook als hun ploeg aan bloedarmoede ten onder
gaat.
Maar rechtvaardigheid toeschrijven aan het
systeem lijkt onweerlegbaar voor sommige sociologen, terwijl anderen menen dat het
systeem bestaat uit handelende mensen, bijvoorbeeld bij het immigratiebeleid of
inderdaad in de gezondheidszorg. Maar ook de cliënten zijn handelende mensen,
die eigen oogmerken hebben. Sommigen gaan daarbij tot de grenzen van het
wettelijke, want zij zijn geïnformeerd, anderen laten zich afschepen en blijken
de dupe van de jacht op misbruiken. Gelukkig zijn er dan mensen die als
intermediair optreden. Het probleem, dat men goed geïnformeerd moet wezen om
optimaal gebruik te kunnen maken van de voorzieningen, roept wel vragen op. Ik
weet dat men zegt dat die fijnregelingen er gekomen zijn om mogelijke grijze
zones weg te werken, maar tegelijk zoekt men net in die grijze zone de grond
voor rechten waar men niet altijd aanspraak op kan maken.
De vraag die prof. dr. Paul de Grauwe oproept,
lijkt eerder een oproep te zijn de kleine kwesties die mensen in het dagelijkse
leven raken te laten rusten. Of moeten we nog maar eens beginnen over het
plaatsgebrek in de opvang voor (zwaar) mentaal gehandicapten waar men enkele
demografische evoluties domweg uit het oog verloren is, want ook die mensen
leven langer en worden beter verzorgd, ook komen er mensen bij, omdat men bij
zware ongevallen mensen in leven kan houden, ook al moeten ze verder met een verlies
aan mogelijkheden. Maar het aantal voorzieningen in de zorg voor volwassenen
gehandicapten is lange jaren om politieke redenen weinig opgeschoten. Nu zoekt
men met particulier initiatief aan te spreken om gebouwen te zetten, maar dan
nog heeft men goed opgeleid personeel nodig.
De zogenaamde kleine kwesties die het
samenleven kleuren liggen bij de overheid, wat soms misschien anders zou
kunnen, maar de idee van de verzorgingsstaat is in zoverre doorgeschoten dat de
overheid op alle terreinen volwassen mensen terzijde moet staan. Is het te
warm, dan horen we dagelijks berichten over het voorzien van onze oudjes van
voldoende vocht, ijsjes, afkoeling. Is het te koud, dan moet men de buurt in
het oog houden… natuurlijk kan men zich bekommeren om die oudjes, maar moet men
daar echt de brede media voor inspannen en vooral, moeten die zo een paternalistische
toontje aanslaan? De openbare omroep valt onder de publieke autoriteit, maar in
het Vlaams parlement worden alleen politiek-ideologische discussies gevoerd.
Een bord forel voor de grote leider? Het kot staat in brand. Een discussie over
de vraag waarom de openbare omroep geen behoorlijke vorming brengt, uitgebreide
informatie over economisch denken, over de link tussen micro-economie en
macro-economie bijvoorbeeld, over de leesbaarheid van het filosofisch debat? Al
deze zaken pakken behoorlijk complex uit maar blijven buiten beeld. Neen, de
parlementsleden zouden mij alvast meer behagen als ze ernstiger de afwegingen
in het debat zouden brengen. Maar ook professoren hebben hier hun rol te
vervullen: licht brengen in duistere plaatsen.
Wat het hertekenen van een kiesomschrijving
betreft, kan men zich afvragen wat daar zo vreemd aan is, rekening houdend met
het feit dat in andere democratische landen – meestal met een
meerderheidsstelsel – regeringen er ook wel enig werk aan wilden besteden om de
omschrijving optimaal aan hun verwachtingen te laten beantwoorden. Minstens
President Mitterand heeft het gedaan, maar met wisselend succes, want
uiteindelijk moest hij regeren met Chirac in de beroemde cohabitation. Et alors?
Kortom, als we uit het stuk van Paul de Grauwe
een prioriteitenlijst mogen afleiden, dan gaat het erom dat de politiek zich
met te kleine kwesties inlaat, zich laat lijmen door romantische beslommeringen
en vooral geen oog voor de grote vragen, i.e. de opwarming van de aarde. Maar
de vraag is dan wel, hoe men die zaak zal aanpakken op een democratisch
gelegitimeerde manier. Of zou het heilige doel werkelijk alle middelen
heiligen?
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten