Mag men Navid Sharifi opvangen en gelijke kansen geven?
Waan
der dagen
Clementia Caesaris
Gedachten
over mildheid des harten en braafheid
Navid, Navid Sharifi? Wat doe
je de staatssecretaris toch aan? Zij voelt zich als Agrippina, die in het
Circus met haar duim over het leven van een gladiator of een christen diende te
beschikken. Maar zij vergist zich, hier is niet het spektakel van het circus
aan de orde, maar de mildheid en lankmoedigheid van de machtige.
(Intussen las ik in de avondkrant dat onder meer het Laatste nieuws de informatie die de advocaat gaf uit het dossier hanteert om de jongeman in kwestie als een vechtersbaas af te schilderen. Het dossier wordt zo volkomen een voorwerp van politieke strijd. Kan het anders? Het zou anders mogen, maar we moeten vrezen dat sommigen het niet kunnen laten een dossier te hanteren als breekijzer. Als samenleving hebben we er geen belang bij deze jongeman zaken in de schoenen te schuiven die niet van tel zijn. Als alle middelen goed zijn om hem uit te wijzen, ook bewust foute lezingen of beter intentioneel foute lezingen, dan heeft deze jongeman geen kans meer. En dat zou moeten indruisen tegen ons rechtsgevoel, toch?)
Nu weten we dat Julius Caesar
zelf zorgde voor zijn marketing en met zijn “De Bello Gallico” of beter zijn “Commentarii…
“ en ook zijn geschrift over de burgeroorlog ervoor zorgde dat men wist hoe de
gebeurtenissen te begrijpen. Een oratio pro domo? Zeer zeker, maar waarom zou
een politicus niet mogen vertellen wat hij of zij in gedachten had en waaraan
men uitvoering wenst te geven? Een element waar men in de reeks Asterix &
Obelix wel eens de spot mee drijft en waar wij ook geen weg mee weten is de
befaamde vergevingsgezindheid van de heer Jules Cesar, de Clementia Caesaris.
Daarin zal politieke en strategische berekening zeer zeker een plaats hebben,
maar het neemt niet weg dat er inderdaad, bovenop het bekende welbegrepen
eigenbelang ook een dosis mildheid en lankmoedigheid aan ten grondslag ligt.
Natuurlijk, wie er misbruik van maakt, riskeert zware sancties.
Mevrouw de Block en haar
omgeving, maar ook journalisten hebben blijkbaar een eigen lezing van het
dossier over u, Navid, in handen, wat men wel zou verwachten, maar ook hun
consideraties. Mevrouw Peuteman schrijft in Knack dat de staatssecretaris
gelijk heeft niet te denken aan enige clementie, want zegt zij, er moeten
objectieve criteria zijn die voor iedereen gelden. Dat laatste dat klopt, maar
dat onze wetgeving, met als basis de grondwet inderdaad de emanatie zijn van
het denken en voelen van een natie en dat daar gedurende decennia wijzigingen
aan werden aangebracht, vergeten zowel mevrouw Peuteman als mevrouw de Block en
tutti quanti. Objectiviteit is niet de grondslag van het recht, oordelen zonder
aanziens des persoons wel. Maar de rechter dient wel elk geval, elke zaak en
elke rechtszoekende met evenveel respect te bejegenen, moet ervoor zorgen dat
mensen begrijpen dat recht is geschied door bij elke zaak een met redenen
omkleed vonnis te redigeren. Dat recht kan in voorkomend geval betekenen dat de
wet de wet blijft, maar een interpretatie krijgt die niet willekeurig is, maar
gebonden aan de zaak, de casus, casuïstisch is derhalve. Van willekeur is dan
geen sprake, want het is de rechter die hier vonnist wijst, met kennis van de
elementen en met afwegingen van de belangen van de personen die voor hem of haar
verschijnen en de maatschappelijke belangen evenzeer in gedachten.
Het gaat hier echter over een
zaak in handen van ambtenaren die volgens voorschriften, reglementen en
toegewezen bevoegdheden dienen te handelen. Men heeft, tenzij ik mij in deze
vergis, op enig moment de discussies over toegang tot het grondgebied aan de rechter onttrokken en beperkt tot
administratieve afhandeling. Maar dan nog zou het pleiten voor de ambtenaren in
deze bevoegd dat zij ook in hun advies of besluit verwijzing maakten naar de
maatschappelijke omgeving van de mensen die op enig moment dreigen uitgewezen
te worden… Niets menselijks is hen vreemd.
Er is vandaag omtrent de
toepassing, maar ook inzake de lezing van het recht een merkwaardig proces van literarisering en reïficatie opgetreden
die ertoe leidt dat concepten letterlijk genomen worden maar zonder afweging
van considerabilia overal worden toegepast. Het gekende principe dat
discriminatie geenszins mag, vormt daar de beste illustratie voor: want als
machtige spelers het argument gebruiken bij de Raad van State, onder rond
vestiging van grote winkelbedrijven, dan merkt men dat het summa juris, summa
injuriae om de hoek loert. Haers, mensen kennen dat potjeslatijn niet meer en u
moet het dus vertalen. Maar hoe kan men zo een kernachtige uitspraak wel goed
vertalen? Het toppunt van recht voert tot een dieptepunt van
onrechtvaardigheid?
Neen, iedereen, zegde Hannah Arendt
in haar boek essay over de zaak Eichmann, kan ten allen tijde oordelen over wat
hem of haar wordt opgedragen uit te voeren. Men fixeert zich altijd weer op de
banaliteit van het kwaad en de hele discussie over de kracht van wet, de hogere
instanties en wat dies meer zij, heeft zij uitermate scherp beschreven en later
herhaalt zij die oefening nog eens in een artikel “Verantwoordelijkheid en
oordeel” dat het belangrijk is zelf te blijven nagaan of wat men door te doen wat
men opgedragen heeft gekregen ook nog verder
met zichzelf te leven. Het persoonlijke oordeel binnen de wet, met dien verstande dat
men de wet, de bestaande wetgeving dus erkent en interpreteert in het kader van
het voorliggende geval, de voorkomende situatie, kan ertoe leiden dat men plots
niet meer zo braaf de opgedragen taak zou uitvoeren.
Braaf? Navid? De leerkrachten,
de werkgever? Zij lijken plots bijzonder onoplettend te zijn geweest. Maar
mevrouw de Staatssecretaris is wel zeer braaf en weigert zich aan een persoonlijke
reflectie over deze zaak bloot te stellen. Ann Peuteman, een journaliste is
bijzonder braaf en haalt alle verantwoordelijkheid weg bij de staatssecretaris,
maar zij kan zich niet verschuilen achter noties als willekeur of
transparantie. Zij kan echter nu – ook als verantwoordelijke voor
armoedebestrijding – alleen maar toejuichen dat de jongeman in kwestie, Navid
dus, de geboden kansen heeft
aangegrepen. Ergens las ik dat hij tot zijn arrestatie een blijmoedig mens was
en nu niet met de situatie kan omgaan. Zou men iemand kunnen dwingen tot
gelatenheid en resignatie, tot fatalisme? Emoties hebben hun plaats en ik
althans bewonder zijn vechtlust.
Maar er is in het artikel van
Ann Peuteman dat mij persoonlijk zeer raakt:
Want het zijn natuurlijk niet allemaal vlotte,
mediagenieke jongens als Navid, Parwais of Scott die zich hier na een puberteit
in pakweg Waregem of Antwerpen al helemaal thuis voelen. In België wonen nog
tientallen jongens en meisjes zoals zij. Maar sommigen zijn eerder stuurs,
onaantrekkelijk, een tikkeltje antipathiek zelfs. Tot in hun ziel getekend door
oorlog, dreiging en angst. Het zijn jonge mensen die hun leven nog volop aan
het samenrapen zijn. Mensen die de meeste politici - altijd zo bevreesd voor
het fameuze aanzuigeffect - liever zien gaan dan komen, en voor wie geen enkele
buur een spandoek maakt. Toch niet om te protesteren tegen hun vertrek”.
Deze
uitsmijter doet mijn waardering voor mevrouw Peuteman toch even wankelen. Wie
zegt dat de Navid die hier eertijds toekwam niet ook stuurs, wantrouwig,
getekend door zijn ervaringen – blijkbaar een ruzie met zijn schoonbroer en
angst voor weerwraak (oog om oog, tand om tand weet u wel?) – en geen uitweg
wetend uit zijn angst. Maar hij kwam, werd begeleid, kreeg kansen en greep die
ook nog eens een keertje. Ach, misschien worden die anderen die stuurs etc.
blijken niet echt opgevangen. Veel, mevrouw Peuteman, hangt af van de
toewijding en – jawel, o zeemzoeterige weeheid des levens – onbevangen liefde
van de mensen die hem opvingen. Zij kregen geen geval voorgeschoteld. En zoals
het gaat, zullen zulke mensen er hun schouders onder zetten, waarna de jongeman
opleeft en er zelf ook het beste van probeert te maken. Het verhaal is helder
als men accepteert dat bij dit soort contacten tussen mensen niet enkel
professionaliteit gemoeid is. Die professionaliteit, van de leerkrachten en
anderen is aanwezig, doorgaans, maar er is op zeker ogenblik ook een transfer
van emoties, gevoelens aan de orde, die men, denk ik niet altijd kan
detecteren. Nu zal men opwerpen dat er vooral sprake dient te zijn van een
rationele benadering. En wat als de ratio de slaaf blijkt van de emoties? Ten
goede, maar ook ten kwade?
We
twijfelen even of we daarom onmiddellijk de kwestie van de publieke opinie
zouden aansnijden, dan wel eerst terugschakelen op onze kijk op de positie van
de staatssecretaris. Zij ziet het als een noodzakelijke opdracht de wet en de
reglementen gestreng uitvoering te geven. Het blijft kwaad kersen eten met
mensen die zich van de wet bedienen. De wet mag niet fnuiken, de vrijheid niet
in het gedrang brengen en mensen in het verderf storten. In een rechtsstaat
moeten rechten van mensen gerespecteerd worden, moet de openbare orde bewaard
blijven, maar dient men ook mensen ruimte te geven. Als ik de aandacht van de
staatssecretaris mag vestigen op het feit dat de wet maatgevend kan zijn maar
ten allen tijde afgetoetst mag en kan worden aan de geldende omstandigheden
waarin men die toe te passen, zou haar dat misschien tot nog een andere
gedachte kunnen brengen, namelijk dat de opportuniteit van haar politieke keuze
– “ik ga niet spreken over het individuele dossier” – voor haarzelf misschien
niet zo heel veel gevolgen hebben zal, maar maatschappelijk ligt dat anders.
Want
zullen we het dan toch maar hebben over de “volkswil”? Volkswil dient hier wel
tussen aanhalingstekens komen te staan, omdat we met zijn allen de neiging
hebben de volkswil af te lezen uit opiniepeilingen. John Lukacs heeft het in
zijn boek over de plaats van Hitler in de geschiedenis over de vraag hoe men de
populariteit van Hitler in 1932 wel kan afmeten en hoe het met de plebiscieten
die vervolgens werden georganiseerd gesteld was. Plebiscieten waren het omdat
alle tegenstanders, politieke tegenstanders waren uitgeschakeld en omdat hij
dat telkens deed nadat hij een heet hangijzer in de Duitse samenleving had
opgeruimd, zoals de positie in de
volkenbond, de militarisering van het Rijnland en andere zaken. Hij zorgde,
gesteund door Goebels voor een hoerastemming, de UFA zorgde voor zegevierende beelden
en vervolgens, bij ontstentenis van tegengeluiden, werden er dan verkiezingen
gehouden. Men heeft later gemeend dat daarmee de kous af was en alle Duitsers
achter de Fürhrer en de Führerstaat stonden. Maar het probleem is dat wie de
zaken nauwer bekijkt, merkt dat er mensen waren, volwassenen die wel degelijk
hun afwijzing niet onder stoelen of banken stelden en daarvoor zelfs hun
familie mee sleurden in een vorm van interne ballingschap, zoals Johannes Fest
of de familievader Scholl, de vader van jonge mensen die al voor 1940 met de
Hitlerjugend en Bund Deutsche Mäbel braken. Alleen, deze opinievorming, die
verder grijpt dan het zwalpen op gemoedsstemmingen, kan men doorgaans in de
literatuur voor het brede publiek niet goed vatten. Maar Hans Scholl die zelfs
uit de Jeugdbeweging werd gezet en vervolgens met anderen in de traditie van de
Wandervögel stapte, in het geheim aan de slag ging met de teksten van onze
cultuur, daarvan ook kond deed in de bekende manifesten van de Witte Roos, daar
houden wij vandaag niet van en toch is dat minstens zo fundamenteel voor een
goed begrip van Duitsland anno 1936, 1942. Of mogen we het niet hebben over de
banneling Thomas Mann, die na zijn reis naar Arrosa, Amsterdam… waar hij ging
spreken over Wagner niet terug kon keren naar Munchen en daar drie jaar lang
geen blijf mee wist.
Aha,
een banneling en nog geen onbelangrijke, want hij had dan al de Nobelprijs
gewonnen. Maar pas toen hij begreep dat hij niet weg was uit Duitsland, maar
Duitsland, het Duitsland, waar ook de
families Scholl of Fest naar taalden, om leden, was er niet meer, dat was een opinie die niets
met euforie of stuursheid te maken heeft, maar wel zowel emotioneel als
rationeel voor grote problemen zorgde. Mevrouw de Staatssecretaris, ik heb er
geen zin in het verwijt te krijgen een mij tot een reductio ad Hitlerum te verlagen, maar waar het om gaat in deze
kwestie van Navid en de andere jongeren, dat is de opinievorming in deze. Na de
vorige uitvallen uwerzijds over chantage en over het gezeur van mensen die hun
eigen asielzoeker willen houden, moet men toch nadenken, u in de eerste plaats
over zowel de politieke opportuniteit van de uitwijzing – de gevolgen voor uw
hoge populariteit, die bij mij al lang voor een zekere afkeer heeft gezorgd. De
politieke, dat wil zeggen, maatschappelijke gevolgen komen dan ook in beeld:
men wil dat mensen open staan voor andere culturen, dat mensen zich verre
houden van xenofobie, uw voormalige voorman Guy Verhofstadt zegt voortdurend
dat het nationalisme recht naar Sobibor, Treblinka en Auschwitz zou voeren. Maar
het is vooral, mevrouw de staatssecretaris zo dat uw houding, die op dit
ogenblik niet open blijkt te staan voor het in overweging nemen van de ernst
van mensen die Navid concreet hebben gesteund en waar hij dankbaar gebruik van
heeft gemaakt, dus, met uw welnemen, zich zeer menselijk en humaan en nobel
hebben gehouden, ernstige vragen oproept.
Illegaliteit
mag niet, riep ooit Bart Somers en iedereen juichte hem toe. Maar wacht even,
als men in de illegaliteit gaat om een verderfelijk regime aan te pakken, zich
te verdedigen tegen machthebbers die de mensenrechten niet erkennen en wat al
niet meer, dan moet men die mensen in de illegaliteit toch steunen. Mevrouw
Insa Meinen stelde in haar onderzoek naar de Shoa in België dat elke vorm van
afwijzen of negeren van bevelen van de bezetter en dus ook onderduiken, maar
ook het bieden van hulp aan onderduikers, duikelingen zoals Jacques Presser dat
noemde, een illegaal optreden werd en door de Nazi’s en de bezettende Wehrmacht
dan ook werd afgestraft.
De
mensen die Navid en al die andere zogenaamde beeldgenieke jongeren opvangen en
steunen, verwijten dat ze hem en die anderen een plaats geven in hun omgeving
en zelfs, horresco referens, in hun hart, maakt hun optreden in feite staatsgevaarlijk,
want zij belemmeren met hun gezaag aan uw oren de uitvoering van de wet. Maar
zij doen dat, domweg, uit mededogen met die jongen, met die andere jongeren en
zij hebben, net als ik wellicht, respect voor dat meisje dat in de VN komt
vertellen dat mensen, kinderen, meisjes recht hebben op onderwijs, maar ook,
mevrouw, op rechtvaardige bejegening, op geborgenheid en veiligheid.
Tot
slot wil ik wel aangeven dat dit voor de regering, niet enkel voor mevrouw de
Block een echte breinbreker moet zijn, een moreel dilemma, want als arts weet
zij dat zij moet bijdragen tot genezing, mensen in nood helpen moet. De deuren
openzetten? Wellicht is het een terechte vrees, maar net daarom moet men Navid
hier alle kansen geven: hij is een model voor wat anderen zouden kunnen doen,
want hij koos voor een geordend en stil leven in een volgens sommigen nederig
(knelpunt-)beroep en deed dat goed, weet hoe het moet. Anderen, die kiezen voor
de criminaliteit of er in terecht komen, bij gebrek aan ondersteunende omgeving
of omdat ze zelf de kansen die wij in de aanbieding hebben, niet zien, moeten
misschien eens beter aan de tand gevoeld worden.
Ach,
dat komt me bij dit alles voor de geest: men kan niet dagelijks spreken over de
Verlichting, over de verwezenlijkingen van de rechtsstaat en dan botweg zeggen,
de wet is de wet. De discussie over het internationale recht, de Conventie van
Genève (1951) en een later protocol, worden hierbij aangehouden als maatgevend,
want België heeft dit geratificeerd. Na de Wende, na het ontstaan van nieuwe
politieke realiteiten in het Midden- en Nabije Oosten, zal men die kwestie toch
opnieuw moeten onderzoeken. De notie van veilige zone in een land dat sinds
1981 in oorlog is, eerst door de USSR bezet, vervolgens overgelaten aan de
greep van de Taliban om dan onder Amerikaanse voogdij geplaatst te zijn
geworden, maar zonder dat de vrede werkelijk bewerkt kon worden, komt mij
vreemd voor: een veilig land, mevrouw de Staatssecretaris, is een land waar een
minimale rechtszekerheid heerst, waar overheid en rechtsmacht gescheiden
opereren en waar de veiligheid in handen is van ordediensten het
geweldsmonopolie onder strikte voorwaarden waarnemen. Waar burgers geen wapens
dragen op straat, tenzij om op kleiduiven te schieten of op jacht te gaan.
Juist ja, ook de VS hebben hier vooral een politiek probleem.
Braaf
zijn? Zich onderwerpen aan de wet? Aan het woord van de meester? Kunnen we hier
dit thema nog aansnijden? Wel, de aanleiding is dat Rik Torfs in een column
schrijft over het opmerkelijke feit dat zowel Bart de Wever als Pascal Smet
studenten dezer dagen aanraden toch vooral niet al te braaf te zijn. Maar
vooral wat minister Pascal Smet betreft klinkt dat nogal eigenaardig, want wie
zich verzet tegen zijn onderwijshervormingen, krijgt het verwijt een
eenmansactie te voeren, zoals Raf Feys te beurt valt. Opkomen, binnen de wet
voor zaken waar men zich voor hard wil maken, mevrouw de staatssecretaris kan
in een parlementaire rechtsstaat geen daad van verzet heten. Of zou David van
Reybrouck toch gelijk hebben als hij stelt dat onze democratie toch vooral een
zaak is van elitaire consensus? In elk geval, ministers en burgemeesters dienen
mensen niet aan te raden onbraaf te wezen. Braafheid is geen gave en we hebben
er beter ook geen talent voor want tenslotte betekent het dat we ons
onderwerpen aan hogere machten, immanente of transcendente dan wel beide. De
minister wil dat studenten zich niet braaf gedragen, maar wat moeten we
begrijpen? Sinds jaren weten jongeren de weg doorheen de instellingen van de
studentenvertegenwoordiging te vinden. Soms pakt dat goed uit, zoals Rik Torfs
laat zien, hij is nu tenslotte rector. Maar het valtt even goed te bewijzen dat
studentenvertegenwoordigers, toen ik studeerde ook maar in de verste verte
interesse hadden voor de inzichten van de studenten die ze vertegenwoordigden.
Het heeft me er nooit toe gebracht de representatieve democratie af te wijzen,
wel de vertegenwoordigers op hun woord te nemen. Dat waren pas brave mensen. En
die mensen die Navid opgevangen hebben? Die zijn braaf noch illegaal, maar doen
wat hen gegeven de omstandigheden het beste voorkomt, niet voor hun hachje maar
voor die jongen.
De
hoc satis, hoop ik maar, want mevrouw de staatssecretaris moet nu toch maar
aangeven dat ze de rechtsstaat ernstig neemt, dat wil zeggen, zelf de
afwegingen maakt die zich opdringen. Het recht vindt altijd toepassing,
rechtsom of linksom, rechtvaardig of onrechtvaardig, maar het gaat erom
mevrouw, hoe u dat toepassing geeft in deze en dus hoe u oordeelt, niet
willekeurig, met de duim omhoog, maar bereid tot de clementia caesaris. Als
kiezers, mevrouw, zullen we dat ook doen, zonder balorigheid noch wispelturig.
En heus, we begrijpen wel dat politiek bedrijven wel eens veeleisend kan zijn
en mensen voor een paradox, voor een dilemma kan plaatsen, mais, disait Jacques
le Fataliste à son maître, il doit en être ainsi.
Bart
Haers
.
Reacties
Een reactie posten