Mag men Navid Sharifi opvangen en gelijke kansen geven?

Waan der dagen

Clementia Caesaris
Gedachten over mildheid des harten en braafheid

Stefan Zweig zegde het al: waar boeken verbrand worden
zal men ook spoedig mensen verbranden. Waar men
beelden vernietigd... En wat geldt dan als men mensen
wegstuurt die het hier kunnen maken, omdat ze er
al vele inspannende stappen voor hebben gezet? 
Navid, Navid Sharifi? Wat doe je de staatssecretaris toch aan? Zij voelt zich als Agrippina, die in het Circus met haar duim over het leven van een gladiator of een christen diende te beschikken. Maar zij vergist zich, hier is niet het spektakel van het circus aan de orde, maar de mildheid en lankmoedigheid van de machtige.

(Intussen las ik in de avondkrant dat onder meer het Laatste nieuws de informatie die de advocaat gaf uit het dossier hanteert om de jongeman in kwestie als een vechtersbaas af te schilderen. Het dossier wordt zo volkomen een voorwerp van politieke strijd. Kan het anders? Het zou anders mogen, maar we moeten vrezen dat sommigen het niet kunnen laten een dossier te hanteren als breekijzer. Als samenleving hebben we er geen belang bij deze jongeman zaken in de schoenen te schuiven die niet van tel zijn. Als alle middelen goed zijn om hem uit te wijzen, ook bewust foute lezingen of beter intentioneel foute lezingen, dan heeft deze jongeman geen kans meer. En dat zou moeten indruisen tegen ons rechtsgevoel, toch?)

Nu weten we dat Julius Caesar zelf zorgde voor zijn marketing en met zijn “De Bello Gallico” of beter zijn “Commentarii… “ en ook zijn geschrift over de burgeroorlog ervoor zorgde dat men wist hoe de gebeurtenissen te begrijpen. Een oratio pro domo? Zeer zeker, maar waarom zou een politicus niet mogen vertellen wat hij of zij in gedachten had en waaraan men uitvoering wenst te geven? Een element waar men in de reeks Asterix & Obelix wel eens de spot mee drijft en waar wij ook geen weg mee weten is de befaamde vergevingsgezindheid van de heer Jules Cesar, de Clementia Caesaris. Daarin zal politieke en strategische berekening zeer zeker een plaats hebben, maar het neemt niet weg dat er inderdaad, bovenop het bekende welbegrepen eigenbelang ook een dosis mildheid en lankmoedigheid aan ten grondslag ligt. Natuurlijk, wie er misbruik van maakt, riskeert zware sancties.

Mevrouw de Block en haar omgeving, maar ook journalisten hebben blijkbaar een eigen lezing van het dossier over u, Navid, in handen, wat men wel zou verwachten, maar ook hun consideraties. Mevrouw Peuteman schrijft in Knack dat de staatssecretaris gelijk heeft niet te denken aan enige clementie, want zegt zij, er moeten objectieve criteria zijn die voor iedereen gelden. Dat laatste dat klopt, maar dat onze wetgeving, met als basis de grondwet inderdaad de emanatie zijn van het denken en voelen van een natie en dat daar gedurende decennia wijzigingen aan werden aangebracht, vergeten zowel mevrouw Peuteman als mevrouw de Block en tutti quanti. Objectiviteit is niet de grondslag van het recht, oordelen zonder aanziens des persoons wel. Maar de rechter dient wel elk geval, elke zaak en elke rechtszoekende met evenveel respect te bejegenen, moet ervoor zorgen dat mensen begrijpen dat recht is geschied door bij elke zaak een met redenen omkleed vonnis te redigeren. Dat recht kan in voorkomend geval betekenen dat de wet de wet blijft, maar een interpretatie krijgt die niet willekeurig is, maar gebonden aan de zaak, de casus, casuïstisch is derhalve. Van willekeur is dan geen sprake, want het is de rechter die hier vonnist wijst, met kennis van de elementen en met afwegingen van de belangen van de personen die voor hem of haar verschijnen en de maatschappelijke belangen evenzeer in gedachten.

Het gaat hier echter over een zaak in handen van ambtenaren die volgens voorschriften, reglementen en toegewezen bevoegdheden dienen te handelen. Men heeft, tenzij ik mij in deze vergis, op enig moment de discussies over toegang tot het grondgebied aan  de rechter onttrokken en beperkt tot administratieve afhandeling. Maar dan nog zou het pleiten voor de ambtenaren in deze bevoegd dat zij ook in hun advies of besluit verwijzing maakten naar de maatschappelijke omgeving van de mensen die op enig moment dreigen uitgewezen te worden… Niets menselijks is hen vreemd.

Er is vandaag omtrent de toepassing, maar ook inzake de lezing van het recht een merkwaardig proces van literarisering en reïficatie opgetreden die ertoe leidt dat concepten letterlijk genomen worden maar zonder afweging van considerabilia overal worden toegepast. Het gekende principe dat discriminatie geenszins mag, vormt daar de beste illustratie voor: want als machtige spelers het argument gebruiken bij de Raad van State, onder rond vestiging van grote winkelbedrijven, dan merkt men dat het summa juris, summa injuriae om de hoek loert. Haers, mensen kennen dat potjeslatijn niet meer en u moet het dus vertalen. Maar hoe kan men zo een kernachtige uitspraak wel goed vertalen? Het toppunt van recht voert tot een dieptepunt van onrechtvaardigheid?

Neen, iedereen, zegde Hannah Arendt in haar boek essay over de zaak Eichmann, kan ten allen tijde oordelen over wat hem of haar wordt opgedragen uit te voeren. Men fixeert zich altijd weer op de banaliteit van het kwaad en de hele discussie over de kracht van wet, de hogere instanties en wat dies meer zij, heeft zij uitermate scherp beschreven en later herhaalt zij die oefening nog eens in een artikel “Verantwoordelijkheid en oordeel” dat het belangrijk is zelf te blijven nagaan of wat men door te doen wat men opgedragen heeft gekregen ook  nog verder met zichzelf te leven. Het persoonlijke oordeel binnen de wet, met dien verstande dat men de wet, de bestaande wetgeving dus erkent en interpreteert in het kader van het voorliggende geval, de voorkomende situatie, kan ertoe leiden dat men plots niet meer zo braaf de opgedragen taak zou uitvoeren.

Braaf? Navid? De leerkrachten, de werkgever? Zij lijken plots bijzonder onoplettend te zijn geweest. Maar mevrouw de Staatssecretaris is wel zeer braaf en weigert zich aan een persoonlijke reflectie over deze zaak bloot te stellen. Ann Peuteman, een journaliste is bijzonder braaf en haalt alle verantwoordelijkheid weg bij de staatssecretaris, maar zij kan zich niet verschuilen achter noties als willekeur of transparantie. Zij kan echter nu – ook als verantwoordelijke voor armoedebestrijding – alleen maar toejuichen dat de jongeman in kwestie, Navid dus,  de geboden kansen heeft aangegrepen. Ergens las ik dat hij tot zijn arrestatie een blijmoedig mens was en nu niet met de situatie kan omgaan. Zou men iemand kunnen dwingen tot gelatenheid en resignatie, tot fatalisme? Emoties hebben hun plaats en ik althans bewonder zijn vechtlust.

Maar er is in het artikel van Ann Peuteman dat mij persoonlijk zeer raakt:

Want het zijn natuurlijk niet allemaal vlotte, mediagenieke jongens als Navid, Parwais of Scott die zich hier na een puberteit in pakweg Waregem of Antwerpen al helemaal thuis voelen. In België wonen nog tientallen jongens en meisjes zoals zij. Maar sommigen zijn eerder stuurs, onaantrekkelijk, een tikkeltje antipathiek zelfs. Tot in hun ziel getekend door oorlog, dreiging en angst. Het zijn jonge mensen die hun leven nog volop aan het samenrapen zijn. Mensen die de meeste politici - altijd zo bevreesd voor het fameuze aanzuigeffect - liever zien gaan dan komen, en voor wie geen enkele buur een spandoek maakt. Toch niet om te protesteren tegen hun vertrek”.

Deze uitsmijter doet mijn waardering voor mevrouw Peuteman toch even wankelen. Wie zegt dat de Navid die hier eertijds toekwam niet ook stuurs, wantrouwig, getekend door zijn ervaringen – blijkbaar een ruzie met zijn schoonbroer en angst voor weerwraak (oog om oog, tand om tand weet u wel?) – en geen uitweg wetend uit zijn angst. Maar hij kwam, werd begeleid, kreeg kansen en greep die ook nog eens een keertje. Ach, misschien worden die anderen die stuurs etc. blijken niet echt opgevangen. Veel, mevrouw Peuteman, hangt af van de toewijding en – jawel, o zeemzoeterige weeheid des levens – onbevangen liefde van de mensen die hem opvingen. Zij kregen geen geval voorgeschoteld. En zoals het gaat, zullen zulke mensen er hun schouders onder zetten, waarna de jongeman opleeft en er zelf ook het beste van probeert te maken. Het verhaal is helder als men accepteert dat bij dit soort contacten tussen mensen niet enkel professionaliteit gemoeid is. Die professionaliteit, van de leerkrachten en anderen is aanwezig, doorgaans, maar er is op zeker ogenblik ook een transfer van emoties, gevoelens aan de orde, die men, denk ik niet altijd kan detecteren. Nu zal men opwerpen dat er vooral sprake dient te zijn van een rationele benadering. En wat als de ratio de slaaf blijkt van de emoties? Ten goede, maar ook ten kwade?

We twijfelen even of we daarom onmiddellijk de kwestie van de publieke opinie zouden aansnijden, dan wel eerst terugschakelen op onze kijk op de positie van de staatssecretaris. Zij ziet het als een noodzakelijke opdracht de wet en de reglementen gestreng uitvoering te geven. Het blijft kwaad kersen eten met mensen die zich van de wet bedienen. De wet mag niet fnuiken, de vrijheid niet in het gedrang brengen en mensen in het verderf storten. In een rechtsstaat moeten rechten van mensen gerespecteerd worden, moet de openbare orde bewaard blijven, maar dient men ook mensen ruimte te geven. Als ik de aandacht van de staatssecretaris mag vestigen op het feit dat de wet maatgevend kan zijn maar ten allen tijde afgetoetst mag en kan worden aan de geldende omstandigheden waarin men die toe te passen, zou haar dat misschien tot nog een andere gedachte kunnen brengen, namelijk dat de opportuniteit van haar politieke keuze – “ik ga niet spreken over het individuele dossier” – voor haarzelf misschien niet zo heel veel gevolgen hebben zal, maar maatschappelijk ligt dat anders.

Want zullen we het dan toch maar hebben over de “volkswil”? Volkswil dient hier wel tussen aanhalingstekens komen te staan, omdat we met zijn allen de neiging hebben de volkswil af te lezen uit opiniepeilingen. John Lukacs heeft het in zijn boek over de plaats van Hitler in de geschiedenis over de vraag hoe men de populariteit van Hitler in 1932 wel kan afmeten en hoe het met de plebiscieten die vervolgens werden georganiseerd gesteld was. Plebiscieten waren het omdat alle tegenstanders, politieke tegenstanders waren uitgeschakeld en omdat hij dat telkens deed nadat hij een heet hangijzer in de Duitse samenleving had opgeruimd, zoals  de positie in de volkenbond, de militarisering van het Rijnland en andere zaken. Hij zorgde, gesteund door Goebels voor een hoerastemming, de UFA zorgde voor zegevierende beelden en vervolgens, bij ontstentenis van tegengeluiden, werden er dan verkiezingen gehouden. Men heeft later gemeend dat daarmee de kous af was en alle Duitsers achter de Fürhrer en de Führerstaat stonden. Maar het probleem is dat wie de zaken nauwer bekijkt, merkt dat er mensen waren, volwassenen die wel degelijk hun afwijzing niet onder stoelen of banken stelden en daarvoor zelfs hun familie mee sleurden in een vorm van interne ballingschap, zoals Johannes Fest of de familievader Scholl, de vader van jonge mensen die al voor 1940 met de Hitlerjugend en Bund Deutsche Mäbel braken. Alleen, deze opinievorming, die verder grijpt dan het zwalpen op gemoedsstemmingen, kan men doorgaans in de literatuur voor het brede publiek niet goed vatten. Maar Hans Scholl die zelfs uit de Jeugdbeweging werd gezet en vervolgens met anderen in de traditie van de Wandervögel stapte, in het geheim aan de slag ging met de teksten van onze cultuur, daarvan ook kond deed in de bekende manifesten van de Witte Roos, daar houden wij vandaag niet van en toch is dat minstens zo fundamenteel voor een goed begrip van Duitsland anno 1936, 1942. Of mogen we het niet hebben over de banneling Thomas Mann, die na zijn reis naar Arrosa, Amsterdam… waar hij ging spreken over Wagner niet terug kon keren naar Munchen en daar drie jaar lang geen blijf mee wist.

Aha, een banneling en nog geen onbelangrijke, want hij had dan al de Nobelprijs gewonnen. Maar pas toen hij begreep dat hij niet weg was uit Duitsland, maar Duitsland, het  Duitsland, waar ook de families Scholl of Fest naar taalden, om leden,  was er niet meer, dat was een opinie die niets met euforie of stuursheid te maken heeft, maar wel zowel emotioneel als rationeel voor grote problemen zorgde. Mevrouw de Staatssecretaris, ik heb er geen zin in het verwijt te krijgen een mij tot een reductio ad Hitlerum te verlagen, maar waar het om gaat in deze kwestie van Navid en de andere jongeren, dat is de opinievorming in deze. Na de vorige uitvallen uwerzijds over chantage en over het gezeur van mensen die hun eigen asielzoeker willen houden, moet men toch nadenken, u in de eerste plaats over zowel de politieke opportuniteit van de uitwijzing – de gevolgen voor uw hoge populariteit, die bij mij al lang voor een zekere afkeer heeft gezorgd. De politieke, dat wil zeggen, maatschappelijke gevolgen komen dan ook in beeld: men wil dat mensen open staan voor andere culturen, dat mensen zich verre houden van xenofobie, uw voormalige voorman Guy Verhofstadt zegt voortdurend dat het nationalisme recht naar Sobibor, Treblinka en Auschwitz zou voeren. Maar het is vooral, mevrouw de staatssecretaris zo dat uw houding, die op dit ogenblik niet open blijkt te staan voor het in overweging nemen van de ernst van mensen die Navid concreet hebben gesteund en waar hij dankbaar gebruik van heeft gemaakt, dus, met uw welnemen, zich zeer menselijk en humaan en nobel hebben gehouden, ernstige vragen oproept.

Illegaliteit mag niet, riep ooit Bart Somers en iedereen juichte hem toe. Maar wacht even, als men in de illegaliteit gaat om een verderfelijk regime aan te pakken, zich te verdedigen tegen machthebbers die de mensenrechten niet erkennen en wat al niet meer, dan moet men die mensen in de illegaliteit toch steunen. Mevrouw Insa Meinen stelde in haar onderzoek naar de Shoa in België dat elke vorm van afwijzen of negeren van bevelen van de bezetter en dus ook onderduiken, maar ook het bieden van hulp aan onderduikers, duikelingen zoals Jacques Presser dat noemde, een illegaal optreden werd en door de Nazi’s en de bezettende Wehrmacht dan ook werd afgestraft.

De mensen die Navid en al die andere zogenaamde beeldgenieke jongeren opvangen en steunen, verwijten dat ze hem en die anderen een plaats geven in hun omgeving en zelfs, horresco referens, in hun hart, maakt hun optreden in feite staatsgevaarlijk, want zij belemmeren met hun gezaag aan uw oren de uitvoering van de wet. Maar zij doen dat, domweg, uit mededogen met die jongen, met die andere jongeren en zij hebben, net als ik wellicht, respect voor dat meisje dat in de VN komt vertellen dat mensen, kinderen, meisjes recht hebben op onderwijs, maar ook, mevrouw, op rechtvaardige bejegening, op geborgenheid en veiligheid.

Tot slot wil ik wel aangeven dat dit voor de regering, niet enkel voor mevrouw de Block een echte breinbreker moet zijn, een moreel dilemma, want als arts weet zij dat zij moet bijdragen tot genezing, mensen in nood helpen moet. De deuren openzetten? Wellicht is het een terechte vrees, maar net daarom moet men Navid hier alle kansen geven: hij is een model voor wat anderen zouden kunnen doen, want hij koos voor een geordend en stil leven in een volgens sommigen nederig (knelpunt-)beroep en deed dat goed, weet hoe het moet. Anderen, die kiezen voor de criminaliteit of er in terecht komen, bij gebrek aan ondersteunende omgeving of omdat ze zelf de kansen die wij in de aanbieding hebben, niet zien, moeten misschien eens beter aan de tand gevoeld worden.

Ach, dat komt me bij dit alles voor de geest: men kan niet dagelijks spreken over de Verlichting, over de verwezenlijkingen van de rechtsstaat en dan botweg zeggen, de wet is de wet. De discussie over het internationale recht, de Conventie van Genève (1951) en een later protocol, worden hierbij aangehouden als maatgevend, want België heeft dit geratificeerd. Na de Wende, na het ontstaan van nieuwe politieke realiteiten in het Midden- en Nabije Oosten, zal men die kwestie toch opnieuw moeten onderzoeken. De notie van veilige zone in een land dat sinds 1981 in oorlog is, eerst door de USSR bezet, vervolgens overgelaten aan de greep van de Taliban om dan onder Amerikaanse voogdij geplaatst te zijn geworden, maar zonder dat de vrede werkelijk bewerkt kon worden, komt mij vreemd voor: een veilig land, mevrouw de Staatssecretaris, is een land waar een minimale rechtszekerheid heerst, waar overheid en rechtsmacht gescheiden opereren en waar de veiligheid in handen is van ordediensten het geweldsmonopolie onder strikte voorwaarden waarnemen. Waar burgers geen wapens dragen op straat, tenzij om op kleiduiven te schieten of op jacht te gaan. Juist ja, ook de VS hebben hier vooral een politiek probleem.

Braaf zijn? Zich onderwerpen aan de wet? Aan het woord van de meester? Kunnen we hier dit thema nog aansnijden? Wel, de aanleiding is dat Rik Torfs in een column schrijft over het opmerkelijke feit dat zowel Bart de Wever als Pascal Smet studenten dezer dagen aanraden toch vooral niet al te braaf te zijn. Maar vooral wat minister Pascal Smet betreft klinkt dat nogal eigenaardig, want wie zich verzet tegen zijn onderwijshervormingen, krijgt het verwijt een eenmansactie te voeren, zoals Raf Feys te beurt valt. Opkomen, binnen de wet voor zaken waar men zich voor hard wil maken, mevrouw de staatssecretaris kan in een parlementaire rechtsstaat geen daad van verzet heten. Of zou David van Reybrouck toch gelijk hebben als hij stelt dat onze democratie toch vooral een zaak is van elitaire consensus? In elk geval, ministers en burgemeesters dienen mensen niet aan te raden onbraaf te wezen. Braafheid is geen gave en we hebben er beter ook geen talent voor want tenslotte betekent het dat we ons onderwerpen aan hogere machten, immanente of transcendente dan wel beide. De minister wil dat studenten zich niet braaf gedragen, maar wat moeten we begrijpen? Sinds jaren weten jongeren de weg doorheen de instellingen van de studentenvertegenwoordiging te vinden. Soms pakt dat goed uit, zoals Rik Torfs laat zien, hij is nu tenslotte rector. Maar het valtt even goed te bewijzen dat studentenvertegenwoordigers, toen ik studeerde ook maar in de verste verte interesse hadden voor de inzichten van de studenten die ze vertegenwoordigden. Het heeft me er nooit toe gebracht de representatieve democratie af te wijzen, wel de vertegenwoordigers op hun woord te nemen. Dat waren pas brave mensen. En die mensen die Navid opgevangen hebben? Die zijn braaf noch illegaal, maar doen wat hen gegeven de omstandigheden het beste voorkomt, niet voor hun hachje maar voor die jongen.

De hoc satis, hoop ik maar, want mevrouw de staatssecretaris moet nu toch maar aangeven dat ze de rechtsstaat ernstig neemt, dat wil zeggen, zelf de afwegingen maakt die zich opdringen. Het recht vindt altijd toepassing, rechtsom of linksom, rechtvaardig of onrechtvaardig, maar het gaat erom mevrouw, hoe u dat toepassing geeft in deze en dus hoe u oordeelt, niet willekeurig, met de duim omhoog, maar bereid tot de clementia caesaris. Als kiezers, mevrouw, zullen we dat ook doen, zonder balorigheid noch wispelturig. En heus, we begrijpen wel dat politiek bedrijven wel eens veeleisend kan zijn en mensen voor een paradox, voor een dilemma kan plaatsen, mais, disait Jacques le Fataliste à son maître, il doit en être ainsi.

Bart Haers

.    

Reacties

Populaire posts