Schuldinzicht van een bankier
Brief
Aan
de verdediging van Fortis
Over economie van het schuldinzicht
Brugge,
24 september 2013
Lectori salutem
In
artikeltjes over assisenzaken of beelden uit de politierechtbank kan men
vernemen dat de procureur of de rechter laat wegen in de vordering of het
vonnis dat de betichtte enige vorm van schuldinzicht heeft. Sommigen zullen dit
onzin noemen, omdat schuld en verantwoordelijkheid nu eenmaal niet bestaan. Jan
Verplaetse betwist dat er zoiets als de vrije wil is, maar dat we handelen
zoals we handelen omdat het niet anders kan. Ons strafrecht is evenwel
gebaseerd op de idee dat de mens wel degelijk over een vrije wil beschikt en dat
derhalve iemand schuldig én verantwoordelijk kan zijn aan… en hier wordt het
lastig, want moeten we het hebben over misdrijven, doodslag of gevaarlijk
gedrag?
Dat
alles maar omdat we ons afvragen, op de radio en in de kranten hoe het nu zit
met de strafrechtelijke vervolging van de betrokkenen in de Fortissaga.,
waarbij velen een mooie spaarpot verloren, hoewel men hen zal nadragen dat ze
teveel eieren in dezelfde mand hadden gelegd. Dat is dan goed nieuws voor
Maurice M., redder des vaderlands, enfin van onze luchtvaarttrots. Zijn
verdiensten zijn groot, kan men wel eens lezen, maar gaat het wel op die
verdiensten, waar hij zelf geen risico’s nam, maar gewoon zijn autoriteit en
betrouwbaarheid in het geding bracht, samen met Steve Davignon en men kan
stellen dat het project behoorlijk heeft uitgepakt. Men kan ook tegen deze
heren inbrengen dat ze misschien niet goed genoeg gelobbyd hebben voor een
samengaan van Sabena met KLM, maar goed, dat is geschiedenis.
Men
heeft het verhaal van Fortis als een succesverhaal lang kunnen volhouden, maar
zoals met Dexia aan de hand is, was het succes er een dat de eigenlijke
bestaansreden van de financiële instellingen zelf ver overschreed. Nu kan men
natuurlijk stellen dat men groot moet zien.
Van
een brokkenpiloot of een betichtte van een crime passionel verwacht men dat zij
tot een schuldinzicht komen en beseffen dat wat ze deden hun
verantwoordelijkheid is. Of neen, men zegt dat ze beseffen dat wat ze deden
niet kan. Het verschil is, zoals Thoedore Dalrymple het niet ten onrechte
stelde, dat in de tweede formulering niet de verantwoordelijkheid en het vermogen iets te doen of te laten aan
de orde is, maar net de maatschappelijke orde. Men gaat ervan uit dat zo een
brokkenpiloot in feite niet besefte dat wat hij deed niet kan, dat een man die
zijn rivaal om het leven brengt andere middelen had moeten inzetten om zijn
doel te bereiken. Er kleeft iets aan de term schuldinzicht dat mij alvast
enigszins verontrust.
Dat
geldt nog meer als we het in verband met het omvallen van Fortis over
schuldinzicht hebben, omdat in dat geval de maatschappelijke orde echt aan de
orde was. De redding van de activa van de bank via een overname door
BNP-Paribas was de enige mogelijkheid om de Belgische economie en vooral de
samenleving niet helemaal in chaos te zien vervallen. Een ander facet dat ermee
samenhangt is dat men zegde dat de bank systemisch was, wat ertoe leidt dat de
directeuren van deze bank echt wel een grotere verantwoordelijkheid hadden dan
alleen die tegenover de aandeelhouders. Het is me altijd vreemd voorgekomen dat
de samenleving als stakeholder bij uitstek bij een systeembank niet echt aan
het woord is gekomen via een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie. De
aandeelhouders dunkt mij hebben na de raid op de Société Générale in 1987 door
Carlo de Benedetti altijd eieren voor hun geld gekozen en de meeropbrengsten,
c.q. dividenden waren sterker dan zekere inzichten.
We
moeten de rol van (groot-)aandeelhouders in het verhaal wel naar voor schuiven,
omdat hun begeerte meespeelde en een legitimatie vormde voor het handelen van
de Raad van Bestuur en van de directeuren der bank. Zij konden hun gouden
bergen niet snel genoeg in de etalage zetten, want zij wisten op grond van het
vigerende klimaat dat de aandeelhouders niet veel vragen zouden stellen bij
algemene vergaderingen. Toen men dus, na de overname en de afsplitsing van de
Nederlandse poot mensen uit de bol kon zien gaan tijdens algemene
vergaderingen, brak mijn klomp meermaals, want het was mij alvast duidelijk dat
die aandeelhouders voordien de winsten hadden geïncasseerd en er verder blij om
waren dat het goed ging, misschien nog net niet genoeg.
De
ultieme verleiding voor Fortis, als ik het wel heb, was het vormen van een
consortium van banken dat ABN-AMRO zou overnemen en versnijden als een karkas.
Dit kon maar omdat een deel van de aandelen van ABN terecht gekomen waren in
handen van een equity-fonds, dat vond dat delen van de bank afgesplitst dienden
te worden opdat de winst dan nog groter zou worden. De activiteit van de trots
van het Nederlandse bankwezen was van geen tel, het systeem van
geldvoorziening, leningcapaciteit voor bedrijven en particulieren, vooral dat
laatste was voor de beheerders van het fonds van geen tel. “Greed is good”,
klonk het niet alleen in de film, maar ook in allerlei economische berichten. Een
sociaal-democratische econoom als Herman Verwilst, die in de bank Fortis – in
feite in een vroegere fase, toen de Generale Bank de ALSK in de schoot geworpen
kreeg – in het bestuur van de bank die Fortis worden zou – werd gedropt namens
de overheid, heeft als econoom in de brede media nooit ofte nimmer, bij mijn
weten over de waangedachte dat de groei nooit genoeg kon of kan zijn, vragen
gesteld. Ook vandaag blijven de meeste economen de mening toegedaan dat groei
noodzakelijk is voor het behoud van welvaart.
Het
probleem is bekend zegt men mij, het neoliberalisme. Voilà, er kleeft een
stempel op, in rode lak aangebracht en we kunnen verder. Economisch handelen,
suggereert de term, laat geen ethische bedenkingen toe, want economie is nu
eenmaal waardenvrij, zeg dat Adam Smith het gezegd heeft. Verschillende werken
over de Schotse Verlichting en over Adam Smith hadden me al langer duidelijk
gemaakt dat Adam Smith niet enkel “Inquiry into the nature and the causes of
the wealth of nations” heeft geschreven, maar ook “Theory of moral sentiments”.
We zouden ook kunnen inbrengen in het debat dat men, althans volgens Thomas
Sedlacek, zich moet verwonderen over het feit dat men de positie van Bernard
Mandeville, the fable of the bees, namelijk het feit dat dit stuk voor Adam
Smith aanleiding was om de “Theory on moral sentiments” te schrijven. Feit is
dat een aantal onderzoekers hebben vastgesteld dat er zoiets bestaat als “Das
Adam Smith Problem” dat bij nader toezien
wel degelijk zelf aanleiding heeft gegeven tot een uitgebreid onderzoek.
Opvallend is dat we daar ten onzent niet zo heel veel van merken, meer nog, ook
links georiënteerde opinieboeren hebben zich in het publieke debat nooit de
moeite getroost dit probleem aan de orde te stellen. Met andere woorden mag in
het debat aangedragen worden, horresco referens, dat niemand de moeite deed,
als men het al wilde weten dat het liberalisme baseren op de ene Adam Smith,
die van “the Wealth of nations” zonder de andere mee in de overwegingen op te
nemen, niet enkel de moraal-filosoof tekort doet, maar vooral dat het wellicht
een bewuste blinde vlek laten is voor wat men kan doen in een samenleving.
Ik
noemde dit een argument à décharge van de heren Lippens en co, maar in feite speelden
ze mee vol op het orgel van de onbeperkte groei. Nu bedenk ik mij – geenszins
plots – dat de familie Lippens die we nu kennen als geadelde lieden, in de 18de
eeuw een behoorlijk welvarend geslacht van landmeters zijn geworden en zo mee
de bloei en groei van die periode hebben gemaakt. Maar zij, de voorzaten waren
doorgaans voorzichtige lieden – een gedegen onderzoek naar de geschiedenis van
het familiale patrimonium in Vlaanderen dringt zich wel op – die het verworvene
niet zomaar in de waagschaal legden.
Heeft Maurice Lippens hier afbreuk aan gedaan? Hij werkte met AG en de
andere financiële instellingen niet met eigen – dat wil zeggen – familiale
middelen, maar zekerheid heb ik hier niet omtrent kunnen vinden. Wel is zeker
dat de instellingen zoals Fortis de eigen middelen liefst via het hefboomeffect
van de vreemde middelen lieten functioneren. In welke mate, om naar Joris
Luyendijk te verwijzen, was Maurice Lippens een partner in zijn bank? In elk
geval is duidelijk dat hij niet echt de voorzichtigheid aan de dag heeft gelegd
die zijn voorzaten sierde. Maar sinds Lernhout en Hauspie weten we dat greed
good is. Enfin de kruik die maar te water gaat tot die barst, is een mooie
metafoor om de eigen mogelijkheden aan de knopjes te draaien weer terzijde te
schuiven.
Ik
vermoed dat in het proces tegen deze hoog gewaardeerde leden van onze
maatschappij de kwestie van het schuldinzicht niet aan de orde zal komen, want
het risico bestaat dat veel meer mensen echt tot bezinning zullen moeten komen.
Laat echter duidelijk zijn dat we als personen over ons economisch bestel zelf
ook enige verantwoordelijkheid zouden kunnen opnemen. Vandaag lijkt de
discussie zich te beperken tot een tweestrijd tot het goede oude linkse denken
en het vermaledijde neoliberalisme waarbij mensen die het neoliberalisme
aanpakken niet altijd voor zichzelf de moed hebben om het eigen (linkse) denken
ook te onderzoeken. Zoals Thomas Sedlacek, net als Jabik Veenbaas, die ook al
aangaf hoe zwak ons vermogen tot goed lezen van complexe debatten wel niet geworden
is, was het denken van Adam Smith en anderen niet zomaar de basis voor wat we
nu het neoliberalisme noemen. Ik begrijp de visie van Paul Verhaeghe en
onderschrijf er veel van, maar zijn aanpakken van het neoliberalisme, valt te
vrezen, zal weinig indruk maken op het denken over economisch handelen, want
dat blijft iets dat “jenseitz vom gut und böse” te situeren valt:
"Aan de andere kant: is men eenmaal met zijn schip hier verzeild
geraakt, welaan dan! Nu stevig de tanden op elkaar! De ogen open! De hand
vast aan het roer! - we zeilen rechtstreeks over de moraal heen, we pletten,
verbrijzelen daarbij misschien ons eigen restant van moraliteit doordat we
daarheen durven varen, - maar wat doen wij ertoe! Nog nooit heeft zich voor
roekeloze reizigers en avonturiers een diepere wereld van inzichten geopend.”
|
We weten dat net Nietzsche de christelijke
moraal op de schop nam, omdat hij vond dat die moraal mensen tot slaven zou
maken. Maar als we kijken naar de gevolgen van het pseudoliberalisme dan moeten
we vaststellen dat die benadering evenzeer aanleiding geeft tot een
slavenmoraal. Maar dat is dan het gevolg van de gedachte dat economie zich
ontrekt aan overwegingen van goed en kwaad. Lippens en consorten zijn dus
bevrijd van de last na te denken over enige schuld, want ze hebben gehandeld
volgens strikt economische geplogenheden en hoefden zich niet over de gevolgen
van hun handelen voor hun bedrijf, laat staan voor de stakeholders te bekommeren.
Of
toch niet, want uiteindelijk is er zoiets als de continuïteit van de
onderneming, die men niet in gevaar mag brengen. Goed en deugdelijk ondernemen
betekent dat men een bedrijf zo runt dat het wel kan groeien, maar niet ten
onder gaat – behoudens onvoorzienbare omstandigheden. Voor een systeembank komt
erbij dat haar omvallen ook voor derden grote gevolgen heeft en dus dat de
bestuurders dat omvallen moeten voorkomen en dan is voorzichtig handelen van
belang. Zij hebben dus in zekere zin te grote ambities gekoesterd en dat was
niet enkel het probleem van die bank, want ook Lehmann brothers ging om, toch?
Inderdaad, het was een mentaliteit en we noemen het dan Gordon Geko… de vragen
waren niet aan de orde en wie had die moeten stellen? Juist, intellectuelen.
Men heeft zich, denk ik altijd weer, verkeken op het vermogen overzicht te
behouden op de onderneming en de processen. We waren en zijn het gewoon dat
bedrijven buitenmatig groeien, want een KMO die niet groeit, kan toch niet als
toonbeeld van ondernemerschap gelden, maar sommige van die bedrijven blijven
wel lang op koers en kunnen vaak flexibel omspringen met veranderende
omstandigheden. Het zal dan ook wel geen zin hebben terug te denken aan de
dagen van de Bank van Roeselare en Midden-Vlaanderen of aan de tijd dat lokale
bankiers in hun bedrijfskredieten konden verstrekken van 50 miljoen frank.
Bankier en cliënt kenden elkaar en er kon ook wel eens iets misgaan, maar de
communicatielijnen waren kort tussen Oostende en Brussel, toch? Voor Fortis
gold dat wanneer het paradigma niet meer klopte, namelijk dat er geen reden tot
wantrouwen was, het systeem vanzelf zou groeien, er geen basis meer was om erop
terug te vallen. Nu weten we, achteraf, dat banken zulke producten op de markt
brachten dat geen mens er nog enige kijk op had, maar vooral geen greep meer
had op de waarde ervan. We vertrouwen op verantwoordelijke bankbestuurders en
zagen het in vele opzichten beschaamd. Achteraf bekeken, bedenk mij, was 11
september 2001 slecht nieuws, traumatiserend voor de Amerikanen, maar 15
september 2008, in feite die hele maand september 2008 desastreus, vernietigend
voor de Amerikaanse en Europese economieën.
Schuldinzicht
is iets persoonlijk, dat men slechts kan verwerven als men bereid is de
gevolgen aan derden van het eigen gedrag op zich te nemen. Schuld, accepteren
dat men kwaad kan bedrijven, onrechtvaardig kan handelen, behoort niet meer tot
ons mens- en wereldbeeld. Merk op dat in deze formuleringen nauwkeurig vermeden
wordt lijdende voorwerpen of andere vormen van betrokkenheid uit te drukken;
merk ook dat men zover kan gaan dat men het verhaal in de passieve vorm brengt,
in een onpersoonlijke wijze te brengen klinkt nog beter, want het gebeurt,
denken we, buiten onze wil. Er is hoogstens één globale vorm van kwaad die we
erkennen en accepteren, omdat het ver achter ons ligt, het nazisme – voor het
stalinisme zijn we uiteraard milder – zodat het liberalisme, ondoordacht en vol
enthousiasme opgenomen in de eigen waardenschaal, nooit, vermits het berust op
een stevige sokkel van een wetenschap die zegt zich niet om ethiek te hoeven
bekommeren, met het kwade en met schade berokkenen aan derden in verband
gebracht kan worden.
Ik
denk dus dat we sinds 2008 weinig pogingen ondernomen hebben om met zin voor
onderscheid ons eigen handelen goed te onderzoeken, waarbij we de noties van
goed en kwaad in rekening brengen. Goed en kwaad zijn geen metafysische termen
maar zijn gerelateerd aan de interacties tussen personen en betreffen de
gevolgen van ons handelen. Daarbij willen we niet gezegd hebben dat als het
doel okay is, de middelen om dat (hogere) goed te bereiken ook vanzelfsprekend
goed zijn. Zoals een Vlaams dichter ook al optekende “bezint eer ge begint en
denkt al doende nog na”. Juist, het was Guido Gezelle, maar ook Susan Neiman
had het erover dat we ons niet zomaar kunnen ontslaan achten van die vragen, al
noemde een recensent, Bas Heijne het boek wat melig. En we kunnen dan ook
besluiten met Martha Nussbaum dat we niets alles kunnen doen voor de winst, dat
er grenzen en niet zozeer wetten noch praktische bezwaren, maar een
gevoeligheid voor goed en kwaad de winst ook kunnen beïnvloeden. Maar winst
maken, in het kader van de continuïteit en het betere leven is dan wel niet fout,
maar wel als we het fundamentele vertrouwen schenden. schuldinzicht vragen aan
deze bankiers, wat moeten we daarmee, zullen velen zich overigens afvragen? Want
schreven zij niet, met tussenkomst van gehaaide lobbyisten de wetten die het
bankwezen dereguleerde en dus was de wet op hun hand.
vale,
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten