Een verbeeldingsrijke wetenschapper Simon Stevin
Recensie
Het wonder van een onzeker bestaan
Simon
Stevin, wat we nauwelijks weten
Flip G. Droste, Simon Stevin. Wetenschapper in oorlogstijd 1548 – 1620. Uitgeverij
Aspect. Aspect-biografie onder redactie van Perry Pierik. 2007. 228 pp. Prijs: 19.50 €
Flip G. Droste schreef een
biografisch werk over een van de meeste wondere figuren uit de Nederlanden,
maar misschien ook zeer exemplarische figuren. Hij was een onecht kind, maar
wel erkend door zijn vader, die als jongeman in Antwerpen en Brugge actief was,
als boekhouder, maar later, in 1583, 1584 schrijft hij zich in aan de
universiteit te Leiden, terwijl hij dan al zijn bekendheid met cijfers en
wiskundig denken blijkt. Over de persoon van Simon Stevin weten we niet veel,
maar over zijn werkzaamheden des te meer. Boekjes om de rente te berekenen en
vervolgens een bijdrage aan het omzetten van breuken in een decimaal stelsel,
dat alleen al, maakt Simon Stevin belangrijk, maar wat de auteur het meeste
opvalt, is dat bij de ingenieur bespiegeling en daad nooit los van elkaar
bestaan. Soms werkt hij in één boekje een theorie uit om vervolgens in een
ander de daad, de praktijk erbij te bedenken. Weegdaad en Weegkunst, zo ging
dat.
Ook zal men na lezing van dit
boek het academische debat wel enigszins anders bekijken, dat wil zeggen, Simon
Stevin was in de oog van Justus Lipsius niet echt iemand met een wezenlijk
talent behalve wiskunde dan. Maar Stevin zou Lipsius antwoorden met een boekje
over de burgerlijke samenleving en de plaats van de vorst binnen het systeem en niet erboven. Zou men kunnen veronderstellen
dat Adriaan Koerbagh weet had van de bemoeienissen met de taal, de Nederduitse
taal die Simon Stevin, zowel theoretisch als praktisch aan de dag heeft gelegd?
En zou het daarom zijn dat we niet altijd zoveel vernemen over deze man? Want
duidelijk is wel dat zelfs dit boekje niet zo heel veel gerucht heeft
veroorzaakt, zoals met wel meer boeken in deze sfeer het geval is, want het
blijft leuker met een biografie van een dode wielrenner uit te pakken. Verdiende
het boekje dan wel enig gerucht? Zonder meer, omdat de auteur ons telkens weer
de verschillende paden laat zien die Simon Stevin bewandeld moet hebben, niet
exhaustief, wel en vooral aanwijzend. In zekere zin volgt Flip Droste hier de
pedagogie van Simon Stevin, door verschillende perspectieven te kiezen. Het
gevolg is dat we als lezer mee kunnen volgen en aangezien we ons moeten
verlaten op zijn publicaties, wordt duidelijk dat de wetenschapper, maar ook
taalgevoelige man en zelfs de sociaal voelende ingenieur die in de hoogste
kringen verkeert, inderdaad met veel zeer uiteenlopende aangelegenheden moet
zijn bezig geweest.
Neem nu dat pleidooi voor de
waardigheid van de Nederduitse taal. Het verwijst naar een ander geschrift over
de Wijsentijt (= tijd van de wijzen),
de tijd waarvan Stevin met anderen vermoedde dat men toen alles wist, nog wist
en sindsdien is die kennis verloren gegaan. In feite is dit een Middeleeuwse
idee, waarbij men geloofde dat de wereld ouder werd en er steeds meer sleet
kwam op mens en wereld. De Grieken en de Romeinen wisten het al niet meer,
tenzij met flarden, de inzichten van Archimedes en Euclides, die Stevin zelf
van verbeteringen voorzag. Althans, zo wilde hij het voorstellen, wat ons niet
mag brengen tot de gedachte dat hij niet veel zelfbewustzijn had, want hij
wist, aldus Droste, zeer goed wat zijn bijdragen waard waren.
Toch is er iets aan de hand
met de Wijsentijt, want Flip G.
Droste verwijst naar Giordano Bruno, zowel in verband met de steun die Bruno en
Stevin bewijzen aan het heliocentrisme, maar ook naar de Giordano Bruno die
door de inquisitie tot de brandstapel veroordeeld wordt in 1600. Het geval wil
nu dat Giordano Bruno zelf ook op zoek was naar die Wijsentijt, de tijd toen mensen de wijsheid in pacht hadden. Bruno
had zich daarbij, althans volgens Frances Yates stevig ingelaten met de
Hermetische traditie. Pas in 1610 zou Cassaubon aantonen dat het Corpus Hermeticum
niet dateert uit de pre-mozaïsche tijd zoals Bruno en anderen dachten, maar een
tekst is die in de 2de eeuw, de gnostische tijd dus, tot stand is
gekomen.
Simon Stevin nu blijkt zich
heel sceptisch te tonen tegen het magische en integendeel zoekt hij altijd
weer, bij elk onderwerp dat hij aansnijdt hoe het nu werkelijk is en wat hij
daarmee aankan. Wonder en is geen wonder, zo staat op zijn vignet te lezen en
dat moet men letterlijk nemen. Zelfs over de muziek zal hij schrijven en na
praktisch onderzoek van zijn luit en de klavecimbel. Stevin is slechts even
student in Leiden en men vraagt zich af wat hij er komt leren, aangezien hij
bij zijn aankomst in 1583 al begint te publiceren en bij de Staten-Generaal
verzoeken indient om zijn vindingen te beschermen. Maar hij schrijft ook algauw
over de samenleving en de politiek. Niet om zijn vriend te eren, maar wellicht,
al is Droste daar niet helder over, om de prins bij de les te houden. Prins
Maurits is sinds 1584, na de moord op Willem de Zwijger de opvolger van de
stadhouder en zal hem in die functie opvolgen. Mij dunkt dat Simon Stevin ook
een soort vorstenspiegel wilde schrijven en het feit dat de biograaf laat zien
dat Stevin wel degelijk een vorst aanmaande zich niet boven de wet te stellen
of boven de onderdanen, maar integendeel een burger onder de burgers te
blijven, maakt het boekje wel interessant. Ook de verwijzing naar Justus
Lipsius, die over de prudentia van de
vorst schreef, mag ons niet ontgaan. Stevin wil niet zozeer erudiet lijken,
zoals Lipsius, maar integendeel wil hij – wellicht met de ervaringen in Brugge
en Antwerpen achter de rug – het burgerlijke ideaal als maatgevend voor de
staat naar voor schuiven. Onder meer mag men niet te zeer hechten aan bezit,
maar als het ons te beurt valt, moeten we er wel goed mee omspringen.
Dorste verwijst naar
Guicciardini die in zijn beschrijving van de Nederlanden als kenmerkend
meegeeft dat de Nederlander – in de ruimste zin – bescheiden is en niet pronkt
met rijkdom. De Nederlander zou tot vandaag die houding hebben weten aan te
nemen, maar soms met minder ijver. Toch is het van belang te begrijpen dat
Simon Stevin – die zich nooit overdreven interesseerde voor de religie en de
religieuze kwesties die speelden – van de vorst en van de onderdanen vooral
trouw aan de wet vroeg en dat hij liever niet verwees naar het plakaat van
Verlatinge, ook al moet het in zijn ogen een rechtmatige daad van verzet zijn
geweest, sluit die visie niet uit.
En is er de aandacht voor de
taal, de waardigheid van de taal, het Nederduits, waarvoor Simon Stevin zich
inzet. Praktisch heeft hij de taal verrijkt met nieuwe termen, die we in de
wiskunde en de natuurkunde nog steeds hanteren. Maar ook theoretisch vond
Stevin zich niet te beroerd om erover te spreken. Nu was de renaissance de tijd
van een herleving van het klassieke Latijn, maar Petrarca was ook de dichter
die bewust de volkstaal naar voor schoof voor de schone letteren. Simon Stevin
deelde blijkbaar die visie en wist dat er in Antwerpen publicaties waren
verschenen die ertoe bijdroegen dat sommigen gingen geloven dat Adam en Eva zo
niet Antwerps spraken, dan toch zeker Nederduits. De ouderdom van de taal
verwijst ook weer naar de idee dat er een tijd moet geweest zijn dat de mensen
alles goed wisten, maar dat vervolgens de neergang begonnen is.
De reden waarom Simon Stevin
in de Zuidelijke Nederlanden altijd wel ergens door een auteur op de voorgrond
wordt geschoven maar niet echt een grote figuur genoemd wordt, ligt misschien
in het feit dat hij in het … Nederduits schreef en derhalve niet over de
grenzen zou geraakt zijn. Maar bij leven en welzijn moet de ingenieur in
Dantzig geweest zijn en er een voorstel gedaan hebben om het regime van de
Weichsel beter te beheersen, door middel van sluizen. Ook in Neurenberg moet
hij gekomen zijn, maar het blijkt onbegonnen werk zonder een persoonlijk
archief na te gaan wanneer hij daarheen getrokken is. Maar hij kende als
Bruggeling natuurlijk de herinnering aan de Hanze, want aan het einde van de
zestiende eeuw was de herinnering aan de oude handelscontacten vanuit Brugge
tot Novgorod en dus ook Dantzig al sterk vervaagd. Maar dat Simon Stevin in
verschillende Duitse plaatsen zijn diensten kon aanbieden, is voor velen al
helemaal geen zaak, terwijl het laat zien dat hij, Stevin, inderdaad bereid was
om hard te gaan en hij zou uiteindelijk ook in een goed huis zijn laatste jaren
kennen.
Flip G. Droste slaagt erin aan
te geven hoe Simon Stevin op vele domeinen uit pure nieuwsgierigheid eigen
inzichten weet aan te brengen. Dat hij het domein, het vermogen van Prins
Maurits op orde weet te brengen, door de dubbele boekhouding in te voeren, ook
al leek dat voor de militaire uitgaven, c.q. de ravitaillering moeilijk, omdat
de koks niet alle aankopen konden noteren. Overigens fungeerde Simon Stevin als
kwartiermeester, de man die de legerkampen organiseerde, maar of hij generaal
kwartiermaker is geweest, zoals zijn zoon in 1649 zou melden, valt niet meer
terug te vinden.
Waar de auteur weinig aandacht
aan besteedt terwijl het feit toch interessant zou kunnen zijn, met name de
politieke uitwerking van de synode van Dordrecht want al stond Stevin de prins
terzijde, hij was ook bevriend met Jan de Groot, vader van Hugo de Groot, die
zelf aan de kant van Oldenbarnevelt te vinden was en de rekkelijken steunde. Of
Simon Stevin de houding van Gomarus, die de contraremonstranten inspireerde kon
billijken? Hij stond eerder op het standpunt dat de religie een noodzakelijk
element vormt in het maatschappelijke leven, zonder dat het verder persoonlijke
gevolgen heeft en preludeert dus op Spinoza en Voltaire. Het past bij Stevin
dat hij een vernieuwende visie op burgerschap en de betekenis van de
instituties naar voor schuift. Maar net de gebeurtenissen rond de strijd tussen
de rekkelijken en strikten, waarbij Oldenbarnevelt en de prins regelrecht
tegenover elkaar kwamen te staan, gaat regelrecht in tegen de bedaagde visie
van Stevin. En nog eens, daarmee moet ook de oude vriendschap tussen Johan Cornets
de Groot onder druk zijn gekomen. Johan de Groot, vader van Hugo de Groot en
zelf nauw betrokken bij het onderzoek van Simon Stevin, was zoals andere
regenten wellicht eerder de rekkelijken genegen. We weten weinig over het leven
van Simon Stevin, maar toch had dit facet dat de kern van de geschiedenis van
de Republiek raakt, namelijk de verwoede pogingen van Johan van Oldenbarnevelt
om de strikte interpretatie van het Calvinisme in te dammen, maar ook om de
oorlog tegen te houden, meer aandacht verdient, althans wat Stevin erover dacht.
Maar misschien was Stevin in 1617 en volgende jaren inderdaad te oud geworden
om zich nog in te laten met de partijstrijd. Of was het daarom dat hij aan de
prins in 1608, toen Stevin 60 was en het Twaalfjarig bestand onvermijdelijk
leek – wat de rol van de prins als stadhouder ernstig zou inperken – een aantal
overwegingen en visies presenteerde in de Wisconstighe
Ghedachtenissen opdroeg? Het is een bundeling van eerder verschenen
publicaties die hij nu als tekstboek bezorgde. Dan vallen onder andere werken
over vestingbouw, waar hij een uitermate symmetrisch opgebouwde vesting
presenteert, waar niemand ongezien bij de voet van de muren kan komen. Maar
later zal hij over huisbouw en over stedenbouw schrijven, waar hij evenveel
aandacht aan symmetrie besteden zou.
Hoe kunnen we begrijpen dat
Simon Stevin in zijn dagen meer was dan een obscure rekenmeester? Hij beschreef
hoe zakenlui en ambachtslui die met banken te maken hadden hun reële renten
konden berekenen; hij veranderde onhandige formuleringen van breuken in een
tiendelig systeem om te zetten en zou ook voor het inzicht over de
valversnelling van voorwerpen Galileo Galilei voor zijn geweest. Nu vind ik
niet dat dit iets toevoegt of afdoet aan de betekenis van de ene of de andere
wetenschapper. Wel is het natuurlijk zo dat hier het verschil lijkt te spelen
tussen de academicus, die Galileo Galilei was en Simon Stevin die zomaar een
dienaar van de prins en stadhouder was. Dat Simon Stevin gedurende al die jaren
een aantal domeinen onderzocht, bijvoorbeeld de muziektheorie en de bouw van
sluizen, molens – die dienden om binnenmeren en polders leeg te pompen – die later
door onder meer Jan Adriaanszoon Leeghwater werden aangewend, nadat de patenten
waren vervallen, mag op het oog lokaal belang hebben, zijn kennis van de
hydrostatica is lange tijd van groot nut gebleven. Heeft hij al eens de bal mis
geslagen, dan blijft het vaak nog interessant genoeg.
Het boekje van Flip G. Drost
laat dus zien dat er wel een en ander valt te vertellen en het voordeel is dat
de auteur ons meeneemt in zijn eigen zoektocht naar de man, de onderzoeker en
de burger die Simon Stevin was. Hij liet sporen na in de taal, bevorderde het
belang van de volkstaal – terwijl geleerden nu vinden dat men niet voldoende
Engels kan spreken en schrijven – maar kon ook wel eens adviezen geven die niet
werden uitgevoerd. Het belang van de man? Het standbeeld in Brugge, waar hij
geboren werd en waar hij het belang van goed waterbeheer leerde kennen, laat
voldoende zien. Hij schreef over de havenvinding, navigatie op zee dus en
bediende daarmee de vele schippers die naar de Oost en de West voerden, dan
hield hij zich bezig met wat nu de declinatie van de magnetische pool noemen.
Ook over oorzaak van ebbe en vloed was hij aan het denken geweest. Al die
publicaties worden zo opgebouwd dat ze behalve een paar opdrachten weinig
toeters en bellen meekrijgen. Integendeel, hij begint altijd weer met
bepalingen, definities en vervolgens komt hij met de argumentatie.
Wetenschappelijker kan het dus maar moeilijk.
Stevin betrachtte ratio én
redelijkheid, maar ook verbeelding, zoals hij met het gedachte-experiment over
de clootkrans liet zien: vier kogels aan een ketting liggen op de lange zijde
van een driehoek, twee op de korte zijde en waar men denkt dat die twee op de
korte zijde verder zullen zakken, blijkt dat ze elkaar perfect in evenwicht
houden. Verbeelding is geen overbodige luxe voor de wetenschappers, om
problemen goed in te schatten.
Het boek van Flip G. Droste
laat toe het weinige dat we weten over Simon Stevin mooi in perspectief te
plaatsen. Het perspectief is de ontwikkeling van techniek en wetenschappen in
een roerige tijd. Wellicht is die kennis niet meer echt up to date, maar het
kan belangrijk blijken de ontwikkeling van de wetenschappen en het
wetenschappelijke denken te begrijpen, hoe bepaalde intuïties geleidelijk tot
stevige overtuigingen konden ontwikkelen en andere net een stille dood
stierven.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten