Omgaan met het onvermijdelijke
Brief
Aan
Etienne Vermeersch
Over
redelijkheid, billijkheid en de ratio
Brugge,
12 februari 2013
Het
is toch wel iets, de manier waarop u in debat gaat met andere mensen, waarbij u
het lef heeft hun vakkennis zomaar in twijfel te trekken. Misschien bent u
zeker van uw zaak, maar dat de zaak geen theoretisch vraagstuk is, euthanasie
voor kinderen, maar altijd weer een lastige zaak voor ouders, kinderen en hun
verzorgenden, artsen en verpleegkundigen, lijkt voor u niet van belang te zijn.
Dat
u dokter van Gool, toch ook professor en derhalve uw gelijke probeerde af te
maken met zo een zinnetje als “u kent de literatuur niet”, sprak boekdelen. We
weten het wel, voor mensen van de KU Leuven heeft u in moreel opzicht minder
fiducie dan voor mensen van de VUB en dat is uw goed recht. Maar ik weet niet
of u de uitspraken die deze avond – 12 februari - op de radio te horen waren en
waarbij men stelde dat het om rationele overwegingen moet gaan en niet over
emoties kan onderschrijven, maar gisteren leek het wel raak toen u die dokter
vroeg of hij zijn patiëntjes continue sedatie toediende en inderdaad, ik vroeg
me opeens af, wat we gemist hebben. Het gaat blijkbaar om een vorm van sedatie
die het bewustzijn permanent uitschakelt. De dokter legde, of probeerde uit te
leggen dat het allemaal veel genuanceerder ligt, maar daar had u geen oren naar
en dat is wat enigszins verbijsterde, want hoe kan u zich tevreden stellen met
louter theoretische benaderingen? Lijkt u dan niet op Descartes die zich aan de
werkelijkheid en aan observaties, waarnemingen niets gelegen liet? Kan men
enkel met een louter theoretische benadering een zinvol gesprek aangaan, vooral
met de mensen op het terrein, de artsen in de eerste plaats?
Dat
lijkt me dus een bijzonder heikele kwestie, te meer omdat die ook bij de
parlementaire werkzaamheden rond de uitbreiding van de wetgeving over
euthanasie aan de orde kwam, namelijk de wil om een ruimte te scheppen opdat
jonge kinderen, onder de 18 zouden kunnen vragen om euthanasie, terwijl volgens
een aantal artsen die vraag bij hun weten nog niet was gesteld. Niet dat
kinderen minder zouden lijden dan volwassenen, enfin, misschien moet men een
onderscheid maken tussen mensen die lijden aan kanker of tumoren terwijl mensen
die ernstige schade aan het zenuwstelsel oplopen inderdaad andere problemen
kennen. Maar het feit dat jongeren gewoonweg niet vragen om euthanasie en de
politici van vrijzinnige huize er heel hard om vragen, komt mij zorgwekkend
voor.
Ik
denk dat artsen inderdaad best weten hoe ze de pijn kunnen beheersen en dat als
het nodig is in het colloque singulier over euthanasie gesproken kan worden.
Het gaat inderdaad om zelfbeschikking, maar hoe kan die het beste vorm krijgen?
Hoe meer ik probeer zicht te krijgen op de vragen die met het levenseinde te
maken hebben, hoe meer het me opvalt dat de kwestie doorgaans theoretisch
benaderd wordt, waarbij de ervaringen van de betrokkenen, de patiënt in de
eerste plaats vaak in donkere termen wordt geschetst, want men spreekt over
creveren, creperen terwijl ik bij de vele mensen waarvan ik weet dat ze de exit
gevonden hebben, vaak gemerkt heb, zeker als ze ouder waren, boven de zeventig
dus, in alle rust konden gaan. Hun lijden, hun agonie was er een van niet meer
strijden, op zeker ogenblik, maar van een zich overgeven aan de dood.
Bij
jongere mensen lag het altijd weer moeilijker, maar ik bedenk ook dat sommigen
van hen na een zware ziekte, met verblijf in steriele ruimtes en chemo, er toch
door kwamen, omdat de medicijnen gewerkt hadden en hen genezen hebben. Wat als
ze op zeker ogenblik toch hadden gekozen voor euthanasie? Zinloze vraag, want
men past het toe als er geen zicht op genezing meer is. Dat men dat gegeven de
beschikbare kennis niet altijd evident vast te stellen valt, mocht ik ook
vernemen. Dan is de notie terminaal en uitzichtloos lijden altijd – zeker voor
jongere mensen toch altijd nog iets complex, zeker emotioneel, want men weet
misschien wel dat over is, dat er geen medicijnen meer zijn of behandelingen
voorhanden, maar zal men elke hoop de grond inboren? Of zou dat niet rationeel
zijn? Of ontgaat ons dan de paradox waarin mensen terecht komen als ze met het
nagenoeg zekere levenseinde van een naastbestaande te maken krijgen. Wat is dan
het juiste handelen? Voor u lijkt het duidelijk: lever een dag minder lijden
dan een dag te lang. Het blijft maar de vraag of men dat echt kan meten en
weten hoe lang te lang is.
Elena
Lindemans maakte een documentaire, “Moeders springen niet van flats” om het
verhaal van haar moeder te vertellen die lange jaren aan een psychiatrische
aandoening leed en daarbij steeds intenser te kennen gaf te willen sterven. Een
verzoek bij een psychiater leverde nul op het rekest op, maar later zou een
arts wel te kennen geven dat hij had moeten helpen. Het probleem lag ook bij
het feit dat mensen met psychische aandoeningen niet zomaar om euthanasie
kunnen vragen, omdat de wetgever op dat vlak terughoudend is geweest. En toch
hebben de kinderen van die mevrouw, waaronder Elena Lindemans, hun moeder
moeten laten gaan en dat betekent haar hebben moeten laten rijden, veertig km
ver om van een flat te springen.
Wat
zou men hieruit kunnen leren, professor? Ongetwijfeld zal u zeggen dat men die
men mensen niet uitzichtloos moet laten lijden. Zelf denk ik dat in dit geval
zoals in andere de arts op enig moment een moeilijk en zelfs controversieel
besluit moet nemen. De huisarts die later van mening veranderde, was bang voor
de officier van Justitie. Nu, als hij een goed onderbouwde visie had op het
geval L, dan had de officier van Justitie de zaak moeten laten rusten. Maar
hier zitten verschillende visies op de wet en op het medisch handelen in de weg
en toch denk ik dat een goede casuïstiek meer soelaas kan bieden dan een
algemene wet die geen antwoord kan geven aan de betrokkenen.
Want
in het debat speelt, zoals eenieder weet, de idee van de zelfbeschikking een
grote rol. Het ligt niet in mijn bedoeling zelfbeschikking te minimaliseren,
maar het kan voor iedereen wel zo weldadig zijn als men weet hoe de anderen
denken en dat men het proces van besluitvorming met zijn allen, de
naastbestaanden, de patiënt, de artsen en de verpleegkundigen, kan volgen en
accepteren. Want gevoelens spelen bij dat ultieme afscheid toch altijd een rol,
al lijken sommigen te geloven dat dit enkel een zaak is van wetenschappelijke
en rationele zekerheden. Billijk kan het zijn de patiënt niet nodeloos te laten
lijden, door alvast tijdig te stoppen met behandelingen, maar soms kan men dat
niet, want men gelooft dat het niet anders kan dan te blijven doorbehandelen.
Artsen moeten dan ook op dat punt, professioneel hun inzicht laten gelden. Ik
denk overigens dat men van verschillende zijden de wet bemoeilijkt heeft door
er zeer veel zekerheden in te plaatsen. Bert Keizer laat verstaan dat dit in de
ziekenhuisgeneeskunde wel eens goed fout kan lopen, want elke arts doet zijn of
haar ding en niemand neemt de patiënt als persoon nog onder zijn of haar hoede.
Eens
te meer, professor, kom ik bij het onderzoeken van het thema en uw benadering
tot de conclusie dat het sterven dezer dagen een bijzonder heikele kwestie is,
soms wil men sterven en kan het niet, soms wil men niet sterven en kan het niet
anders. Er zijn vele mogelijkheden die altijd op het terrein bekeken moeten
worden. Een goede wetgeving beschermt de zwakken en bevrijdt, maar het blijft
nog altijd zo dat ik als leek niet mag of wil pretenderen over de kennis van de
arts te beschikken. Maar als het goed is, kan er gesproken worden en kunnen
sommige vragen gesteld worden. Aan het einde van de rit, professor is het
sterfterisico 100. Dat is wat Bert Keizer schrijft en ik denk dat sommige
mensen dat vergeten.
Vale
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten