Placet expiriri iuventuti
Kritiek
Extreem gedachtegoed
Verleiding en onzekerheid
De ouden wisten het al en Thomas Mann nam het op in zijn roman "de Toverberg": placet expiriri iuventuti - het behaagt de jeugd te onderzoeken en beproeven. De hang naar extreme overtuigingen is daar een voorbeeld van.
We weten het wel, moslims zijn
extreem, maar of elke moslim zo extreem is, valt nog te bezien, net als de
vraag hoe dat extremisme mogelijk is. Want uiteindelijk is ook Anders Breivik
behoorlijk extreem in zijn opvattingen en vallen er ook nog andere vormen van
extreem gedachtegoed aan te stippen.
De kwestie blijft van belang
omdat we aan de ene kant houden aan vrijheid van opinie en van drukpers – al is
dat vandaag uitgebreid naar vele media – maar aan de andere kant niet geloven
dat bepaalde opinies zonder gevaar zouden wezen. De vrijheid is dus relatief… Maar
dat is nog het minste van onze problemen, want we houden niet van moslims die
er stevige opinies op na houden, houden niet van nationalisten die per fas et
nefas de zaken willen veranderen. We houden niet van mensen die hun inzichten
zonder terughoudendheid aan de man wil brengen, behalve als ze onze inzichten
delen. Enfin, onze inzichten? Voor de meerderheid van de intellectuele elite
gaat het dan om eerder linkse ideeën, voor de mensen die zich tot de
hoofdstroom rekenen gaat het eerder om liberalisme, eventueel neoliberalisme en
altijd weer om de gedachte dat de burger vrij moet kunnen zijn.
De dialectiek die hieruit
ontstaat lijkt sommige mensen naar het extreme te drijven en hen ertoe te brengen
hun inzichten verder door te voeren, waarbij ze wel eens vergeten dat ze
daarmee de relevantie zelf ervan onderuit halen. Maar goed, we nemen aan, velen
toch, dat men een idee tot het einde moet doordenken, anders is het niet
relevant. Het gevolg is te zien bij Guy Verhofstadt die zegt dat nationalisme
naar de gaskamers zou voeren. Net na de oorlog dacht Adorno dat het de
Verlichting was die de oorzaak was geweest van de Endlösung. Was het
nationaal-socialisme nationalistisch? Volgens sommigen was het een
imperialistische beweging, die van Duitsland een Euraziatisch imperium wilde
maken, eerder dan dat de NS een nationalistisch discours verkocht. Eerder gaat
het om het instrumentaliseren van dat initiële nationalisme, maar ook andere
ideologieën hebben zich daar wel eens aan vergrepen: aan het verbasteren van
een initiële idee.
Het nut van ideologiekritiek,
waarbij we proberen onze eigen aannames buiten beschouwing te laten, al lukt
dat altijd maar half, maar bij ontstentenis zal men de dynamiek van
ideologische verblinding, dat wil zeggen, het onvermogen de inconsistenties en
incoherenties van de andere en eigen ideologie te overzien en er eventueel
conclusies uit te trekken dus niet overwinnen. Het punt is dat sommige
stromingen, zoals het Marxisme-Leninsime of het Islamisme voor zichzelf bijna
onweerlegbaar gelden, waardoor men de argumentatie niet meer kan of wil
onderzoeken. Overigens, wie ooit een evangelische gemeente doende heeft gezien
met de teksten van het oude en in mindere mate nieuwe testament, zal merken dat
de inconsistenties met grote handigheid worden weg gepoetst.
Het probleem van sterke
overtuigingen, die geen twijfel toelaten, dus tot verblinding leiden, bestaat
erin dat de adepten vaak de relatie tussen de basisidee en de uitgewerkte
doctrine niet meer zien, maar juist de basisidee gaan lezen in functie van de
leerstellige kennis die ze hebben opgebouwd. In die zin kan men de ontwikkeling
in de Arabische wereld, met onder meer de moslimbroederschap begrijpen als
modernisme, maar ook ten onzent stelt men soms heel bijzondere vervormingen
plaats, waarbij de basisidee volkomen onherkenbaar weer opduikt. De aanhangers
van de Verlichting hebben van de uitermate complexe beweging die Europese
wetenschappers en filosofen op gang brachten in de zeventiende en achttiende
eeuw een wel heel eng gebeuren gemaakt, wanneer ze poneren dat alleen volslagen
atheïsten tot de Verlichting gerekend mogen worden. De analyse van het werk van
de Sade door Camus laat zien dat de Sade wel degelijk een fundamentele kritiek
heeft gebracht, ook op de Franse Revolutie en daarmee, dat spreekt, plaatst hij
zich buiten de Verlichting, terwijl Camus vooral insisteert op het feit dat het
libertaire gedachtegoed van de absolute vrijheid in wezen de vrijheid zelf
ernstig beperkt. Overigens was de Sade wel degelijk een atheïst, noemde hij God
een crimineel en dat zou hem dus weer in het juiste kader plaatsen. Aan het
einde van de rit blijft er van de Verlichting niet veel meer over en vooral,
ontgaat ons de dynamiek van de periode, waarbij filosofen heel verschillende
posities gingen innemen: Leibniz was als wiskundige ongemeen belangrijk, al zou
hij altijd met Newton twisten middels epigonen, over het belang van hun
respectieve vindingen, maar aan de andere kant bedacht Leibniz dat we in de
beste der mogelijke werelden leven, waarop Voltaire dan zowat 50 jaar later
Candide schreef, om die gedachte, na de aardbeving van Lissabon in 1755 de nek
om te wringen. Maar tegelijk kan Voltaire niet meer riposteren tegen de idee
van astronomen dat we in de Goudlokjeszone leven, dat het rustig is in onze
hoek van het melkwegstelsel en dat we in een stabiel zonnestelsel leven, op een
planeet die alle mogelijkheden bood en bied op leven. Dat is niet helemaal wat
Leibniz in gedachten had, maar toch, Leibniz zag op dit vlak beter hoe het met
de mens gesteld was.
Eigen aan de Verlichting is
ook, dat we vooral de nieuwsgierigheid moeten onderkennen, dat iedereen die het
kon aan onderzoek deed of er verslag van wilde krijgen. De kennis was niet
gestold, wel integendeel en dat schiep uiteraard ruimte voor experiment, voor
expedities en voor debat. Vandaag zien we dat velen, ook hooggeschoolden net
daar bang voor zijn. De vragen moeten bekend zijn, net als de antwoorden.
Alleen al in de literaire productie zien we hoezeer alles voorbestemd lijkt,
waarbij het literaire onderzoeken van het leven, zoals David Grossman het ziet;
geheel achterwege blijft. Voorspelbaarheid blijkt vandaag in film en boeken
belangrijker dan de exploratie en dat zouden we toch ernstig moeten nemen.
Natuurlijk zal zo een jongeman
die naar Syrië trekt er nogal extreme ideeën op na houden, maar misschien zal
Syrië voor menig Islamist betekenen wat de oorlog in Spanje in 1936 tot 1939
voor menig communist betekende: een ontwaken. Maar we hebben daar geen fiducie
in, want eens extremist, altijd extremist en dat nog het omgekeerde kan men
nooit staven met argumenten, noch weerleggen, hoogstens vaststellen in de
feiten. Wel is het zo dat mensen die tijdens WO I nog bereid waren de door Duitse
bezetter aangeboden universiteit te aanvaarden, dit twintig jaar later niet
meer wilden, waarbij we aan Marcel Minnaert denken, die eerst bioloog was en
docent aan de Von Bissinguniversiteit maar vervolgens op de vlucht in Utrecht
terecht kwam en daarvan van klusjesman doorgroeide tot hoogleraar natuurkunde.
De collaboratie was in 1940 voorspelbaar, maar dat erbij waren die zelfs nog
heviger nazi’s werden dan de SS zelf, lag niet in de sterren besloten en toch
blijft dat gebeuren voor veel mensen inhouden dat elke collaborateur even
gedreven was als, zeg maar Reymond Tollenaere, die aan het Oostfront sneuvelde.
Of hij niets wist van de jacht op Joden en lokale volkscommissarissen, valt
niet na te gaan, maar de kans is groot dat hij het gezien heeft, ook al vocht
hij aan het Noordelijke Front. Een aantal van die Oostfronters kozen later voor
het democratisch nationalisme, ook na de oprichting van het Vlaams Blok.
De verleiding van het extreme
gedachtegoed ligt dan ook altijd in het feit dat men zelf geen vragen meer
hoeft te stellen, dat alle antwoorden van de grote leider komen. Er zijn in
elke beweging overigens wel eens momenten waar de overtuiging scherper wordt
geformuleerd, via zogenaamde catechismussen, een reeks vragen en vooral goed
uitgeschreven antwoorden, zodat de adept zich veilig weet. Ik kijk er alvast
naar uit dat Guy Verhofstadt zijn Europese catechismus gaat presenteren;
wellicht zal men ook dan niet meer hoeven na te denken. Het pamflet “Voor Europa” van Verhofstadt en
Daniël Cohn Bendit laat zien hoever dat kan gaan, die overtuiging. Nu ben
ikzelf Europees gezind, maar wat Verhofstadt van ons vraagt, dat kan ik niet
opbrengen, een blind geloof in… de leiders. Europa zal de rule of law
eerbiedigen en de leiders zullen zich daarnaar schikken. Bij Verhofstadt klinkt
te vaak door dat we moeten kiezen tussen de chaos en … de chaos, excuses,
Verhofstadt. De verleiding van die systemen bestaat er net in dat we ons veilig
voelen, geen vragen meer hoeven te stellen. De andere kant van de medaille? Dat
de kritische zin volledig uitgeschakeld wordt en zelfs verstandige mensen onzin
gaan vertellen.
Sommigen zullen me vragen of
ik dan niet zelf zo een alwetende nazaat van Plato ben, die zeer goed weet wat
alles betekent en ieders (nutteloze) vragen kan voor zijn. In wezen denk ik dat
er voldoende domeinen zijn waar de vraag stellen niet per se leidt tot een
antwoord, maar integendeel het zoek pas begint als de vraag gesteld wordt. Er zijn
overigens lang niet altijd, doorgaans geen vooraf geboden antwoorden, omdat we
die in situ moeten zoeken en niet in het algemeen. Natuurlijk bestaan er
algemene en universele inzichten, in de wiskunde, de natuurkunde of de biologie,
maar evengoed zal men voor sommige kwesties goed de werkelijkheid moeten
observeren, om er een antwoord te vinden.
Hier kan de aanhanger van een
extreem gedachtegoed niet meer mee, omdat zij net geleerd hebben dat het
concrete en het wispelturige van het contingente voor hen van geen betekenis
is. Dat betekent dat men inderdaad altijd wel geschikte antwoorden heeft. Maar
dat men derhalve ook met zichzelf in de knoop kan komen, lijkt hen doorgaans
niet te raken. Pas als er twijfel komt, ontstaat de verontrusting, maar velen
zullen die onrust niet aan de oppervlakte laten komen.
Misschien zal deze of gene het
vreemd vinden dat we geen onderscheid maken tussen de extremismen, maar we
nemen nu eenmaal aan dat elk op zich aanhangers van een extreem gedachtegoed de
fouten van de anderen goed kan zien, maar blind is voor de verwantschap tussen
de eigen visie en die van de anderen. Het blijft nuttig na te gaan of men
eronder uit kan komen, uit die verblinding en zelfverzekerdheid. Soms is de
beweging te klein om echt geen contact meer te hoeven hebben met de
buitenwereld, maar soms kan men zich inderdaad afsluiten en is er geen ruimte
meer voor zelfkritiek en ideologiekritiek, wat rest is de overtuiging van het
eigen gelijk. Als we kijken naar de ontwikkeling van het neoliberalisme en hoe
dat het economische leven kon beïnvloeden, dan blijkt de verblinding zowel
sterk te zijn als het over de rol van de staat gaat – dat wil zeggen, de
gunstige ingrepen door de regeringen – als inzake de zwakte van de markt zelf,
waar altijd weer machtsverstorende dynamische processen het zogenaamde
evenwicht tegengaan, in de vorm van monopolievorming of in de vorm van kartels.
Wie het neoliberalisme toejuicht zal dus merken dat hij of zij bepaalde
evoluties mee ondersteunt, die voor hemzelf en de kroost hinderlijk kunnen
zijn, zoals onbetaalbare studiekosten.
Men kan betreuren dat jongeren
zich altijd weer in extreme vormen van algemeen erkende visies nestelen, maar
we weten toch al langer dat jongeren graag experimenteren en tegelijk de eigen
ouders en andere autoriteiten provoceren. Op zich is dat niet erg, maar we zijn
bang dat ze de daad bij het woord zullen voegen, maar zelfs in de nasleep van
1968 was het aantal revolutionairen beperkt. Hoewel we niet goed begrijpen
waarom jongeren naar Syrië vertrekken, weten we wel dat wie daar veel stampei
rond maakt, misschien mee en grotere vorm van vervreemding mogelijk maakt en
dus gevaar kan creëren. We moeten dus de vraag stellen of de terugkerende
Syriëvaarder echt een gevaar zal betekenen, want beter is het geval per geval goed
te onderzoeken en de gevaarlijke jongens eruit halen, zonder iedereen te
treffen. Nadenken blijkt soms moeilijker. En toch is dat de garantie voor
vooruitgang, zinvol afwegen waar we heen gaan en of we de middelen en methode
wel slikken. Maar het oordeel ligt dan altijd bij ons en dat is niet voor
iedereen even aangenaam, want hoezeer vrezen we niet de onzekerheid.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten