Homo Ludens 75 jaar

Dezer Dagen

De spelende mens
Over pessimisme en verwachting

Johan Huizinga schreef in 1938 een opmerkelijk boek, homo Ludens en het Vlaams-Nederlandse huis de Buren vond het nuttig er een avond aan te besteden. Ik vond het aangenaam niet in de belegerde Bozar te moeten of mogen binnengaan, omdat al die veiligheidsmaatregelen zwaar overdreven zijn. Er mag geen bloed vloeien natuurlijk, maar de wijze waarop men het leven door een bezoek van de Amerikaanse president wil stilleggen, stuit tegen de borst. De hijgerigheid van de media? Ook, maar vooral de gedachte dat men nog eens een Dallas zou meemaken… nu goed, het grootste probleem van die veiligheidsmaatregelen is evident de volkomen isolatie van de bewindslui en die zijn er al zo vatbaar voor. Dus  trok ik liever naar de Buren en om na te denken over de spelende mens.

Want het spel is iets dat in de cultuur ingebakken blijkt, maar vele vormen kan aannemen. Het spelende kind verliest zich wel eens volkomen in het spel, alleen of met andere kinderen. Gaat het om ernst in het spel, dan betreft dit het vermogen binnen de aangenomen regels volkomen de wereld zelf te vergeten en in die zin kan een goed spel ons tijdelijk buiten de wereld plaatsen en zo een nunc stans beleven.

Léon Hanssen, Odile Heynders en Willem Otterspeer hadden met genoegen de uitnodiging aanvaard en Ignaas Devisch zou hen inleiden en met hen spreken. Maar eerst trakteerden ze ons op een mooi uitgesponnen referaat over de spelende mens. Léon Hanssen vond het passend ons met de idee van de spelende mens te confronteren via een persoonlijke ervaring, het feit dat iemand een kunstwerk maakte om zo een fles met een peer en jenever erin te omgeven – iedereen denkt dan aan Poire William, toch? Het spel enerzijds en het vermogen tot spelen kreeg daardoor een mooie invalshoek. Hij legde ook uit dat voor Huizinga het spel aan een aantal voorwaarden moet voldoen, waarbij het probleem van de spelbreker en spelvervalser, waar ook Otterspeer het over zou hebben de aard van het spel zelf ook meebepaalt. Opvallend is dat beide in wezen met dezelfde tekst een zeer verschillende richting uitgingen. Ik denk nog altijd dat Huizinga door zich over de homo ludens te buigen een poging heeft ondernomen aspecten van de moderniteit in een antropologie te gieten. Hij schreef in die latere periode  ook ´Schaduwen van Morgen’, waarin hij zich concreet zorgen maakte over hoe de moderne mens wel eens het spoor bijster bleek.

De verhouding tussen Johan Huizinga en Carl Schmitt, de Duitse rechtstheoreticus die eerst enthousiast was om de machtsgreep van Hitler maar nadien door hen op afstand werd gehouden – wat ook Martin Heidegger is overkomen, want zij begrepen de ernst van de NSDAP niet – kwam aan bod: Voor Schmidt is politiek oorlog met andere middelen en Huizinga kon daar niet echt mee instemmen. Het is voor onze tijd interessant te zien hoe sommige vermeend saai burgers zich inlieten met de mogelijkheden en kwalen van hun tijd. Ook vandaag merken we dat sommige mensen het niet kunnen laten zich over belangwekkende kwesties te buigen.

Odile Heinders onderhield ons over Linda. Juist, de Linda die zo gewoon is gebleven en ondanks alle succes geen capsones heeft, maar mensen laat spelen dat ze van Nederland houden. 2 miljoen mensen of meer kijken er wekelijks naar en het blijkt niemand te storen dat het allemaal fake is. De vraag die ik mij naderhand stelde is of het inderdaad zo is dat de kijkers en de aanwezigen in de studie het spel niet spelen net omdat ze weten dat het werkt, dat wil zeggen dat ze naderhand terug gewoon de dingen doen. Wie al eens in een studio een opname heeft meegemaakt, merkt dat wat we zien op het scherm in de studio niet altijd zo fraai oogt. Het valt overigens op dat de televisie van begin af aan een grote aandacht heeft gehad voor het spel, in de  vorm van Spel zonder grenzen of anders in allerlei soorten quizzen, zoals de vraag van 1 miljoen, 100.000 of niets en dat soort zaken. En de quizz blijkt nu zelf aanleiding te geven tot een persiflage, zowel op de Britse televisie als in Nederland…

Maar Linda, die het leven speelt als een spel, kan dus in feite nooit uit de ernst van het leven weg om in het spel soelaas te vinden. Het is een belangrijk gegeven, waarbij men moet vaststellen, zoals Odile Heynders zegde, dat mensen met die hele Linda geen probleem hebben. Ik denk nu, na een goede nachtrust dat het misschien nog interessanter zou zijn Goedele Liekens te linken aan haar verhaal. Seksuele beleving als spel? Wordt het niet voortdurend zo voorgesteld, maar tegelijk merken we dat er ook vandaag heel wat mensen voor de rechtbank kwamen die  vooral in de ernst ervan verstrikt waren geraakt. Goed, ook Maxim Februari weet ons te intrigeren met haar transformatie. Maken deze dames van hun leven een spel, een schouwtoneel? Voor Heynders betekent het, denk ik, dat in deze postfeministische sfeer die vrouwen inderdaad niet  meer zomaar als object van verlangen en van beheersing gelden, maar zichzelf blootgeven, tot op zekere hoogte en tegelijk doen alsof ze beschikbaar zijn. Maar niet  echt  natuurlijk.

Men zal op de site van De Buren eerlang een uitgebreider verslag kunnen lezen en ook heb ik niet alles kunnen noteren, maar toen ik huiswaarts trok, naar het centraal Station en vervolgens naar Brugge, wist ik dat het eens een echt boeiende avond was geweest en dat intellectuelen ook eens over een thema kunnen doorbomen. Ignaas Devisch vond zijn rol overbodig, maar misschien was dat niet echt zo.
Nu, het denken van Huizinga dat al in 1933 begon te gisten, over de vraag of de mens in de moderne tijd nog tot spel bereid was dan wel het kon opbrengen. Aan de ene kant zie je vandaag mensen tot hoge leeftijd zich vermeien in allerlei competities, zoeken mensen de duizeling van snelheid en diep vallen. Maar tegelijk is er in feite, als men het goed bekijkt iets wat Huizinga al was opgevallen, dat mensen als ze als speelden minder ernstig waren, dat wil zeggen zich aan de regels hielden.  Of moeten we het hebben over verbetenheid?

Zijn er verschillende soorten spelen, dan hebben ze gemeen dat ze eigen regels kennen, soms bewust absurd, soms goed doordacht, maar altijd weer plaatsen ze de speler buiten de markt. Ik weet niet waarom men de eigen ratio van het spel ontkennen wil, maar gisteren spraken drie mensen juist wel over het belang van de regels en de ernst in het spel, die echter, dat moet gezegd, spiegel zijn van het werkelijke leven. De samenleving zou volgens Huizinga na de zestiende eeuw inderdaad een evolutie ondergaan hebben naar een meer op nut en doelmatigheid gericht bestaan maar iets vertelt mij dat het spel vanaf de 18de eeuw net op de voorgrond kwam. Later werden de adellijke clubs democratische Sportverenigingen, hoogstaande en populaire  schoten als paddenstoelen uit de grond. Boksmatchen waren in het interbellum bijzonder belangrijk als societygebeuren en ook andere vormen van spel, het theater bereikte bredere lagen van de samenleving. Bekijkt men het plaatje goed, dan moet zo tussen 1815 en 1940 een evolutie aan de gang geweest zijn waarbij naast hard werken ook de ontspanning een plaats kreeg. Dan is het maar de vraag waar Johan Huizinga zich zorgen over maakte.

De spelende mens was voor hem deel van een menselijke aard, waardoor het dus over meer gaat dan over het spel op zich. Het spel is misschien wel het  hoogste wat de mens kan bereiken… Het maakt deel uit van het bewustzijn van de menselijke natuur, want het is juist omdat we ons een andere werkelijkheid kunnen voorstellen, dat we met werkelijkheid iets aankunnen dat in de natuurlijke gang van zaken niet kan. Van het narrenschip of de guitige streken van Tijl Uilenspiegel kan men zeggen dat het om spelvormen gaat, omdat men zich inbeeldt iemand anders te zijn, of in het geval van Uilenspiegel speelt hij met de goedgelovigheid van de mensen… Ook dat is een spel en of het kwaadwillig is, valt nog te bezien. Het blijft een vraag of we goed kunnen vatten wat het spel in mensen los kan maken, zoals in rollenspelen, maar tegelijk weten we dat Huizinga in de jaren dertig de situatie in Duitsland goed kende en begreep wat voor hem en het Europese humanisme op het spel stond. Vergeten we niet dat bijna alle politieke bewegingen, maar uiteraard met voorsprong het nazisme en het fascisme een mise en scène hadden waarbij het spel op een andere manier ernstig werd gespeeld, omdat het leven plots ernstig was geworden en het spel een element in de strategie. De vaststelling van Stephan Zweig over de jonge mannen, strak in het pak, die plots overal verschenen en hun fitheid demonstreerden, kan ons niet ontgaan.

De speltheorie, waar ook naar verwezen werd, laat zien hoe sferen in  elkaar kunnen schuiven, want de speltheorie is een wiskundig theorema, waarin beslissingen worden beschreven, mogelijke beslissingen en hoe die zich tot elkaar verhouden. Doorgaans gaat het om eenvoudige opstellingen, met twee spelers, maar uiteraard hebben wiskundigen ook de mogelijkheden van een theorie voor drie of meer spelers onderzocht en dat wordt het wel een stuk complexer. Nu, verklaart die speltheorie gedrag of beschrijft het vooral mogelijk gedrag? Is het voorspellend dan wel descriptief? Op zich lijkt het onderscheid van relatief beperkt belang, tenzij voor wetenschappers, maar voor de spelende mens is het wel duidelijk dat het spel soms zeer ernstig genomen kan worden. Dat geldt uiteraard ook voor de zogenaamde Kriegsspiele waarmee eerst Pruisische officieren getraind werden en later ook in andere legers ingang vond, uiteraard met steeds verfijndere informatie en displays. Nu  kan men ook op de PC of de tablet zulke oorlogsspelen laden en spelen, zodat men zich kan afvragen waarom we dat aspect van de  spelende mens niet sterker benadrukken.

De hele pedagogie van de jaren zestig en zeventig, met rollenspelen en andere vormen van educatief bedoelde spelletjes, soms onbegrijpelijk saai en te doelgericht, heeft bij mij de indruk nagelaten dat men de spelende mens wel iets leren kan, maar als de boodschap te opvallend is, dan vervalt het spelelement. Bedenk ik dit, dan voeg ik er nog aan toe dat ik als twaalf, dertienjarige in legeruniform met de groep van de jeugdbeweging op commandospel ben gegaan. Leuk was dat, vooral om dat er geen ander doel aan zat dan het spel. Maar naderhand heb ik gemerkt dat bepaalde ervaringen en inzichten bij zijn gebleven, over het gevoel verdwaald te zijn in iets groots en onoverzichtelijks. Maar ook de ervaring van koude en nattigheid gedurende slechts drie dagen hebben me wel geholpen anders te denken over wat soldaten beleefden als ze op hun terugtocht waren naar de IJzer bijvoorbeeld – wij waren uiteraard geenszins gewapend noch werden wij gewapenderhand belaagd. Het spel had geen ander doel dan te spelen dat we soldaten waren, maar was uiteindelijk wel leerrijk, zij het misschien anders dan de leiding had vermoed.

Dat lijkt me ook bij Huizinga aan de orde en ook de sprekers hadden er oog voor: het vermogen van een mens te spelen verruimt ook het bewustzijn maar ook de kansen op inzicht in zichzelf en anderen. In het spel, dacht ik eens bij Shakespeare te hebben begrepen, leren mensen elkaar kennen en zo is “Much a do about nothing” wellicht even belangrijk als  Hamlet, omdat het net een andere benadering geeft. Over het algemeen moeten we, denk ik, me steunend op het werk van Martha Nussbaum, van de Griekse tragedie vooral het ritueel doorzien, want niemand kan Oedipous zijn, Medea of Antigone, maar het zijn mogelijke verhalen die laten zien wat mensen kan overkomen. En ja, na de tragedie kwam doorgaans de klucht. En bij Mozart, alvast in de Toverfluit is de klucht verweven in het gehele verhaal, wanneer Papageno en Papagena hun opwachting maken

Het belang van gesprekken als deze kan men maar beter niet relativeren. Ja, Obama sprak over Europese waarden en misschien had iemand hem over het charter van Kortenberg gesproken, maar fundamenteler is dat hij in Amsterdam ook hulde had kunnen brengen aan John Adams, een van de founding Fathers van de VS en ook wel een van die mensen die de geschiedenis van de Europese instituties en hun doelmatigheid goed had begrepen, zoals ook met Alexis de Tocqueville het geval was. Maar spreken over de spelende mens en over het werk van Johan Huizinga is meteen ook aandacht besteden aan de humanistische reactie tegen het totalitaire denken en dito politieke systemen. Was Huizinga een conservatief? Ongetwijfeld, maar via Richard Roland Holst en anderen uit de kringen van de hedendaagse kunst, was hij wel degelijk ingevoerd en betrokken bij zijn tijd. Men mag duizend keer beweren dat conservatieven achteruit zouden willen gaan, de werkelijke opzet is behoedzaam en doordacht te  vorderen, zoals soldaten vorderen op het slagveld – nee, niet in 1916 aan de Marne, toen moesten ze stormen, maar elke soldaat weet dat men dan een vogel voor de kat is.

Naast Huizinga besteedde ook Herman Hesse in zowel “De Steppewolf” als in “Het Kralenspel” aandacht aan het spel als organisatievorm van het  leven. Vooral in de laatste roman zien we hoe het spel allesoverheersend kan worden en daardoor van zin ontdaan. Dezer dagen lijken we ook voortdurend te willen spelen, zelfs volwassen mensen houden van spel, spel, spel: veldslagen als Waterloo of Leipzig worden met  de grootste ijver in beeld gebracht, maar misschien moet men toch ook vaker dan nu het geval is de grote historische debatten opnieuw verbeelden, zoals de discussie over de menselijke natuur van de inwoners van de Nieuwe Wereld, met in de hoofdrol Bartolomeo de las Casas, of Cicero over, neen tegen Catilina… niet in het Latijn maar in begrijpelijk Nederlands, door  geëngageerde en bevlogen acteurs.

Het spelidee kan dan aanleunen bij die andere idee van Huizinga, de sublieme historische ervaring, waarover Frank Ankersmit enkele jaren her een mooi essay schreef. Het is het vermogen om door een ervaring zich plots verbonden te weten met de wereld waarover men onderzoek verricht. Een grote voorkennis is wel vereist, aldus Huizinga, maar ik denk dat zo een ervaring zich aan ons kan voordoen, ook als we maar beperkte informatie hebben. Nu, iedereen zal wel een soort historische ervaring hebben bij een bezoek aan Versailles of het Louvre, maar waarom zou dat niet kunnen dat je plots het geraas van de rellen in 1966, toe Beatrix en Claus trouwden weer hoort en ziet? Of het verhaal dat Jan Brokken in de vergelding bracht? Maar de spelende mens kan zich in het Alcasar in Segovia echt wel inbeelden dat de grootouders van Karel V daar hof hielden, toch? En hoe dat ging? Laat dat maar over aan een van de mooiste vruchten van de ontwikkeling van het menselijke brein, de verbeelding.

Coda:

Het licht voor de hand dat mensen in 1933 en nog meer in 1938 enigszins bezorgd waren, maar tegelijk kan men in het werk van Huizinga, zeker in het essay Homo Ludens een wezenlijke verbondenheid met het menselijke vermogen zich even aan de werkelijkheid te onttrekken, niet om te vluchten, maar om, zoals Arendt het zal voorstellen in een nunc stans te verwijlen. Verbeelding, spel en denken, zij laten ons toe ons bestaan te schikken, te vatten en te begrijpen. In die zin denk ik nu dat het herdenken en heroverwegen van het verschijnen van dit boek werkelijk van belang is. Obama moet spelen dat hij het ernstig neemt met idealen van humanisme, vrijheid, gelijkheid en broederschap, maar hij moet zijn mensen de kans geven met hun drones te doen wat nodig is. Hij moet hypocriet zijn, wil hij ernstig genomen worden en dan gooit men het hem nog voor de voeten ook. Léon Hanssens had de idee zichzelf als speler voor te stellen, Odile Heynders besprak het moderne spel van illusies dat celebrities soms zeer stuntelig spelen, Willem Otterspeer leerde dan weer dat Huizinga hier niet zozeer als historicus optrad, maar een reflectie op zijn tijd beproefde en dus, finaal, speelde.

Bart Haers 
  


Reacties

  1. Waarom staat op de omslag van het boek een triskelion afgebeeld?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Johan Huizinga was gefascineerd door oude talen en beeldentalen, dus ook symbolen als dit dat uit het oude Griekenland zou komen. Dus vermoed ik dat uitgever en schrijver het als een geschikt icoon voor het boek zagen, net omdat het spel altijd duurt en de spelende mens al het andere wel zal overleven... of nog: elke mens speelt, maar het is onvermijdelijk dat mensen tot vormen van spel komen. Het lijkt me ook een mooie vormgeving, enigszins in het internationale modernisme van die dagen. Als ik mij niet vergis had uitgeverij Veen in de vormgeving van sommige reeksen een triskelion... maar Homo Ludens werd uitgegeven bij Brummel. Dus tja, maar bedankt voor de vraag. Ik heb een vrij actuele uitgave maar wegens doorgegeven niet direct beschikbaar...

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts