Winehouse of de wrok van de moraalridderschap

Kritiek

Maakbaarheid en leefbaarheid

Profeet Misha, die is als God, en een tijdgenoot van Jesaja,
die de misstanden aan de kaak stelde... 750 voor Christus.
Er is dus weinig nieuws onder de zon. 
De vraag die alsmaar dringender om behandeling vraagt, zal niet iedereen zinnen, omdat we nu eenmaal overtuigd zijn geworden van de maakbaarheid van mens en samenleving, terwijl ook duidelijk is dat mensen niet helemaal maakbaar blijken en men zich ook kan afvragen of dat wel noodzakelijk is, want kunnen we de mensen wel kneden naar een bepaald ideaal? Meer nog, het lijkt erop dat het maakbaarheidsideaal uitgaat van een stevig geworteld pessimisme over de mens, terwijl de onderlinge variatie van mensen bepaald groot is, maar ook kan men bedenken dat mensen niet per se slecht van inborst zouden zijn. In die zin vallen de mensen die nu het verlichtingsideaal koesteren dichter bij de oude christelijke traditie te situeren dan ze zelf voor lief nemen. Het probleem blijft dat we niet gemakkelijk uitgaan van de welwillendheid en de passende inzichten van mensen, zoals ook bij de opstand van de Oekraïners is gebleken. Het kan zijn dat mensen er ook wel eens de kantje willen aflopen, maar cruciaal blijkt wel dat we nergens aanleiding vinden om alleen de negatieve kanten van de zaak uit te vlooien. Maakbaarheid komt niet uit de lucht vallen, maar heeft wel te maken met een zeer duidelijke visie op wat de mens zou moeten worden. En de vraag is of we dat wel moeten verlangen. Wat voor mens willen we en moeten we dan zelf God spelen?

Sommigen zullen zeggen dat we elk leed moeten wegnemen, omdat elk leed mensonwaardig zou zijn, maar we lijken maar niet te willen begrijpen dat we ons geluk nastrevend anderen ongewild of onbewust leed kunnen berokkenen. In de strijd om kwaliteit van leven kunnen we wel eens nieuwe problemen veroorzaken, maar mensen kunnen hun winst nemen en zegeningen tellen, terwijl ze wel weten wat ze op het einde van de rit hebben gewonnen. De gezondheidszorg, de medische wetenschap gaat vooruit maar tegelijk brengt dat nieuwe afwegingen met zich. Niemand kan de vooruitgang van de geneeskunde afwijzen, maar er is wel de vraag of men bepaalde doelen wel moet nastreven, zoals het quasi eeuwige leven, omdat we dat leven ook nog inhoud moeten geven.

Onze visie is er niet op gericht de vooruitgang tegen te gaan, maar een pleidooi voor meer discussie over de na te streven doelen. Humanisme is meer dan individueel leed afwijzen, maar dient ook oog te hebben voor wat we bij anderen aanrichten. Het is een van de moeilijkste elementen uit de erfenis van de verlichting, met name de vraag hoe we met onze netwerken omgaan, met de andere, hoe na of veraf die ook mag staan. Overigens, veel van de solidariteitsacties gaan toch over omgang met veraf levende naasten? Geen probleem daarmee, maar we merken dat niet alles waar we de vrijheid toe hebben onze directe naasten ook ten goede komt. Niemand is gemaakt, zegt men om eeuwig met dezelfde partner door het leven te gaan en dus moet echtscheiding mogelijk zijn. Vervolgens is men gaan onderzoeken of dit bij de kinderen problemen kan veroorzaken en het antwoord was evident negatief. Evident omdat men vond dat de kinderen geen negatieve invloed mogen hebben op het eigen gedrag. Maar deze week sprak prof. dr. med. De Wachter zeer omfloerst over de mogelijke negatieve, lees: psychiatrische gevolgen van echtscheiding voor de kinderen, maar hij wilde niemand een onnodig schuldgevoel aanpraten. Vriendelijk van hem.

Het probleem dat de ethiek stelt, zo lijkt het, behelst de vraag of we ons welbevinden kunnen opkrikken zonder rekening te houden met anderen, althans in onze omgeving. Wallstreet Wolf is een film die een van die figuren tekent die er zich weinig aan anderen gelegen laat liggen. Natuurlijk heeft iedereen recht op zijn of haar nastreven van het geluk, maar het valt wel op dat we wel eens vergeten, in de haast van het gesprek, maar vooral in ons najagen zelf dat we de omstandigheden uit het oog verliezen. Men kan dan verwijzen naar Kant en diens categorische imperatief, of naar de bijbel, maar altijd is het bejegenen van de andere iets dat bijzondere inzichten vergt, terwijl we toch uit samenlevingen voortkomen waar die verbondenheid vanzelfsprekend was voor het overleven, maar die jagers- en verzamelaarsgroepen waren allicht niet zo idyllisch als we suggereren, maar het succes ging wel af van de samenwerking. De landbouwcultuur bracht een grotere individualisering van de persoon en het kapitalisme zou dat proces nog versterken. De vraag was en is hoever we daarmee door kunnen gaan. Feit is dat de overheid zelf nu vormen van herstel van het gemeenschappelijke tracht te realiseren en daar niet overtuigend mee kan uitpakken.

De technocratische aanmatiging van de overheid is daar niet vreemd aan want zoals gebleken is heeft de overheid zelf allerminst vertrouwen in mensen en dus kan zij zoiets als de participerende samenleving alleen maar repressief sturen. We komen dan uit bij het thema van de jaren zeventig: de mentaliteitsverandering. Ook dat was sturing, natuurlijk en staat niet zover af van wat men nu wil bereiken, maar de mentaliteitsveranderingen die men beoogde waren in oorsprong vrij sympathiek, waardoor niemand er veel tegen kon inbrengen, maar het werd allemaal repressiever en het belang van de wet werd steeds groter. Het geluk goed te kunnen leven volstond niet meer, de eisen aan personen gesteld werden groter. Maar ook werd het doel belangrijker, zoals daar zijn het op orde van de balans van de gezondheidszorgen, niet meer het welbevinden, of beter, welbevinden werd met gezondheid vereenzelvigd en misschien levert dat problemen op, omdat mensen die het niet getroffen hebben toch misschien een zeker welbevinden kunnen ervaren, gewoon omdat ze weten dat ze het geluk van leven hebben. Moet men het lijden verheerlijken? Geenszins, maar niet erkennen dat leven wel eens lastig kan uitpakken mag men ook niet negeren.

Het blijft wonderlijk dat men vorig jaar Albert Camus vierde, wegens de 100ste verjaardag maar tegelijk bleef men nogal vaag over wat Camus ons te vertellen had, misschien omdat men nog steeds niet vergeten is hoe Camus met Sartre en anderen in botsing is gekomen. Nu wist Albert Camus ook wel dat het leven in se absurd moet heten, maar hij vond dat dit gegeven het goede leven niet in de weg mocht staan. Anders dan Jean-Paul Sartre lijkt het erop dat Albert Camus wel van het leven hield en van mensen, van de andere. Het geven van een plaats aan de omgang met de ander komt in zijn romans en essays aan de orde, al lijken we daar niet zo happig op.

Wie nog het woord naastenliefde durft uit te spreken, lijkt vandaag wel verdoemd, al is het niet duidelijk waarom, want het aantal goede doelen waar we op aangesproken worden door bekend volk, valt nauwelijks bij te houden. In die zin is de Kantiaanse houding niet zo kwaad dat het goede dat men doet niet te veel in het uitstalraam te zetten. Want de gedachte is natuurlijk fundamenteel: we doen het goede omdat we er belang aan hechten dat iemand het beter krijgt, niet omwille van onszelf. Ludo Milis heeft dat in zijn boekje “Hemelse monniken, Aardse mannen” mooi onder de aandacht gebracht, namelijk dat de weldadigheid altijd een ritueel gebeuren was, waarbij de gemeenschap van een monasterium niet mocht verarmen. Daarom kan men lezen over grote hoeveelheden broden die gegeven werden, maar in feite ging het om kadetjes… want de abdij mocht niet in gevaar komen, toch?

Het valt ook moeilijk te meten, de kwaliteit van onderlinge verhoudingen en laten we wel wezen, het niveau van de criminaliteit toont alleen de uiterste mogelijkheid, die van doodslag of roof.  Maar veel behoort niet tot de criminele sfeer, terwijl het voor derden wel pijnlijk kan zijn. De acties tegen pesten vormen een voorbeeld van hoe de overheid aan het welzijn timmert, maar het zullen wel mensen in het onderwijs en bedrijfsleven zijn die in staat blijken het pesten tegen te gaan, te stoppen. Maar dat vergt moed en soms zelfs enige zelfverachting. Maar de publieke discussies ver pesten, het aandachtig maken voor de gevolgen van het pesten kunnen ook omwille en vanwege die openbaarheid nieuwe vormen van pesten voortbrengen.

Openbaarheid is op zich van belang, maar dat wat gebeurt tussen personen, hoeft niet altijd een weg naar de openbaarheid te vinden, omdat de schade en winst voor het welbevinden moeilijk te bepalen valt, terwijl in de beslotenheid van een school of bedrijf de zaken – als het goed gaat – beter hersteld kunnen worden. Pestgedrag is een nare omgangsvorm en tegelijk lijkt het moeilijk daar iets aan te doen, maar wellicht ligt het eraan dat het doorgaans nogal geniepig blijft. Pas als het uit de hand loopt, zal het ook bekend worden. We moeten er niet lichtvaardig over denken, maar tegelijk zal het publieke debat vaak een soort schijnheiligheid oproepen: wij doen dat niet en zijn er tegen.

De kwestie is dat we een hele hoop dingen beleven waar we ons niet al dan niet lekker bij voelen, maar dat we tegelijk niet altijd weten hoe anderen dat ervaren. Een gesprek achteraf kan helpen, maar geeft niet altijd duidelijkheid. Toch is het niet altijd nodig zich ervan te vergewissen, al zal soms pas achteraf blijken dat de andere(n) het niet op dezelfde manier ervaren heeft. De vraag is dan of we  die gedeelde ervaringen ook op dezelfde manier moeten beleven, wat in deze tijd van grote festivals als Tomorrowland of Werchter, maar zelfs bepaalde films steeds meer van mensen wordt verwacht, namelijk dat ze hun persoonlijke oordeel opschorten of gewoon negeren. Mee zijn op de golf is het belangrijkste en als later blijkt dat het de verkeerde golf was of dat men te laat mee is gaan surfen, dan zoekt men maar een andere golf. In tegenstelling tot wat velen aannemen is in dat gedruis het persoonlijke vaak ver te zoeken. Op zich zou dat geen vragen oproepen, maar het zijn juist mensen die zich er graag op laten voorstaan zeer autonoom te zijn, die het vaakst meegaan in nieuwe hypes. En als de moderniteit in herhaling valt, de modes dus, dan wordt het wel heel erg vervelend.

Een ander spoor heeft te maken met de vaststelling dat voorspellen moeilijk is, vooral als het om de toekomst gaat, want economen moeten wel eens vaker vaststellen dat hun voorspelling niet geheel adequaat is gebleken. Overigens blijken het vaak ondernemers te wezen die door geheel op eigen intuïtie voort te gaan succes kunnen boeken en dat als het charisma wegvalt van de legendarische stichter bedrijven vaak zeer matige successen halen. Het onvoorstelbare doen, het onvoorspelbare realiseren, zijn dat niet de kenmerken van de grote managers? Tegelijk kunnen ze dat maar doen als vele andere factoren gelijk blijven. Maar wat wel moet? Dat de medewerkers het bedrijf steunen en zelf ook meegaan in het onmogelijk geachte verhaal. De opkomst van de PC in de jaren 1980 en 1990 was er een goed voorbeeld van. Apple dreef het allemaal nog verder en we kunnen er niet om treuren. Feit is dat het beeld van de computer plots drastisch veranderde.

Maar toch, we mogen niet vergeten dat eens de idee er is de uitwerking moet volgen en zonder toegewijd personeel gaat het niet. Die kwestie moeten we vooral in het oog houden, omdat het te maken heeft met de idee van de jobtevredenheid of beter, de vreugde in de arbeid. We merken dat in vele discussies vandaag, zowel sociale discussies als economische de betekenis van werk vooral een materieel, zeg maar een financieel issue is, waar weinig tegen in te brengen valt, maar tegelijk schiet de benadering tekort. Arbeid zoals Hannah Arendt het zag, was net die activiteit waarbij men duurzame dingen maken zou, maar in het Tayloriaanse landschap zien we dat de specialisatie soms leidt tot het maken van heel kleine onderdelen in zeer grote aantallen. Het heeft de massaproductie mogelijk gemaakt en tegelijk de voorwaarden geschapen voor massaconsumptie. Vandaag zien we dat veel bedrijven zeer kostenbewust werken en daardoor markten lijkten op te geven.

In het debat over de maakbare mens lijkt dat aspect van de actuele evolutie te ontbreken. Meer nog, het mensbeeld dat men hanteert lijkt niet meer te sporen met wat Henk en Ingrid, om de vrienden van Geert Wilders maar eens te noemen in hun leven ervaren. Toch weten ze voor zichzelf waar het op staat en waar het om gaat en net daarom zijn ze wel eens geneigd hun intuïtie te volgen, al weten ze misschien dat Wilders hen net zo als belazeren als ze vrezen belazerd te worden door Samsom en co.  

Wat ook ontbreekt en telkens weer opspeelt blijft de vraag of mensen naar een bepaald model gekneed kunnen worden dan wel de middelen, vaardigheden aangereikt kunnen worden om de vrijheid te veroveren. Van sekten en soms zeer besloten religieuze bewegingen weten we dat ze er wel degelijk een precies idee van hebben mensen volgens een bepaalde blauwdruk te vormen. De kwestie is dan ook of we in een open samenleving mensen kunnen kneden naar een blauwdruk van de ideale mens. De grondrechten van de mens, het verbod op discriminatie en zoveel meer geldende normen maken het nagenoeg onmogelijk van mensen iets te maken dat hen beter dienstbaar of inzetbaar zou maken. Daarom heb ik altijd zoveel moeite met de term maakbare mens (en samenleving), omdat het niet refereert aan het oude ideaal van emancipatie maar op de een of andere manier suggereert dat men mensen kan vormen en doen passen in een concreet ideaalmodel, zonder zich af te vragen of we daar wel bij varen.

Juist, emancipatie en ontvoogding klinken stilaan verouderd, passen niet meer in het vigerende mensbeeld van een volkomen gedetermineerd wezen. De vraag is of dit wel klopt. Sommige wetenschappers menen in alle ernst dat ons brein voor ons beslist, maar weten niet de homunculus te vinden die het brein verstuurt. Goed, de hele discussie over de materiële aard van het brein en het daaruit voortvloeiende determinisme kan men eindeloos rekken, voor het mensbeeld, de discussie over maakbaarheid dan wel emancipatie blijft van belang hoe men in die andere discussie positie kiest. Voor sommigen zal dit nonsens moeten heten, want men kan redelijkerwijze alleen maar vaststellen dat het brein, juist, materie is en beantwoordt aan de wetten van de fysica – en de chemie.  Maar toch, de complexiteit van het brein, van elk brein afzonderlijk laat toe te veronderstellen dat niet alle breinen altijd op dezelfde voorspelbare manier ageren en reageren.
 
Bij discussies over armoede en criminogene situaties valt op dat men de oorzaken van armoede veroorzakend of crimineel gedrag wil wegwerken, waar weinig tegen in te brengen valt, tenzij natuurlijk dat men toch kan vaststellen dat niet iedereen die in armoede leeft meteen ook hetzelfde verhaal heeft als anderen en dat sommigen er zelf dan wel hun kinderen uit weten te tillen. En criminogene situaties? Vinden we die niet ook op de beurs of in andere sectoren? Laten we wel wezen, op die manier richt men vaker schade aan, ook al omdat men aan de ene kant discrimineert, al is het op wetenschappelijke gronden, maar aan de andere maakt men geen afdoende onderscheid tussen probleemsituaties en situaties waar de problemen redelijk worden aangepakt.

We zitten tussen in een impasse, want de verschillende discours die gevoerd worden, over normen en waarden, over rechten, over aanpakken van maatschappelijke problemen als armoede en/of criminaliteit, waarbij de ene criminaliteit niet gelijkelijk maatschappelijke zorgen baart als de andere. Nochtans, als men ziet hoe BTW-fraude nauwelijks een gevolg krijgt voor de rechtbank, moet men zich over onze instituties toch wel zorgen maken. De maakbare mens? Neen, die zal de problemen niet oplossen, want hoewel beter beheersbaar, mag men hopen dat er al eens iets mis mee gaat, zoals zowel Aldous Huxley als Georges Orwell voor ogen hadden staan en zelfs Hesse ontdekte dat het nagenoeg volmaakte systeem van Kastalië finaal toch een dissident opleverde en nog wel een aan de top. In de roman “Het Kralenspel” immers wordt de protagonist Jozef Knecht Magister Ludi en derhalve de leider van het spel, maar hij wordt zich steeds meer bewust van het zinledige, net omdat het allemaal te zeer is georganiseerd. Maar in zekere zin was hij opgevoed om perfect te passen in de mal die voor de bewoners van Kastalië en de beoefenaren van het Kralenspel klaar stond.

Het geloof dat men mensen maakbaar achten moet en zo dat ze ten allen tijde gelijkaardige stimuli op gelijkaardige manier zullen beantwoorden, is de afgelopen eeuw op verschillende momenten gelogenstraft geworden. Men heeft intussen ook het Bildungsideaal afgewezen, want het zou tot de NSDAP hebben geleid, maar dat de jongeren van de Witte Roos hier nu net weer afweken, net als anderen, moet toch wel laten veronderstellen dat mensen zo gemakkelijk niet bogen, zoals Hans Fallada in “Alleen in Berlijn” beschrijft. Gebeurtenissen kunnen mensen geheel uit koers slaan.

En dat kan vervelend lijken, blijken, maar in werkelijkheid biedt net dit ruimte voor het verrassende leven. Mensen kunnen verliefd worden, maar waarom Pierke en Julieke elkaar vinden en zich (enige tijd) met elkaar verweven weten, mag Joost weten, de wetenschap komt lang niet tot eensluidende conclusies over het waarom van die ene verbintenis, zelfs als tijdelijk langer duurt dan een zucht. Het blijft opvallend dat we de wetenschap – die ons inzichten kan geven in processen waar we als mensen niets mee te maken hebben – willen betrekken in het specifiek contingente dat het menselijke bestaan is. Dat mensen zoeken naar de tijd en tijdelijkheid overstijgende werkelijkheden, weten we intussen. Maar die dromerijen, utopieën veranderen niets aan de tijdelijkheid van ons bestaan als bewuste wezens. Maar dat bewustzijn kan groeien en zonder vorming, opvoeding gaat het niet. Toch lijken aanhangers van de maakbaarheid zich vooral bezig te houden met de grote structuren van het onderwijs, niet met het vormende aspect ervan, dat, helaas, niet altijd de gewenste resultaten oplevert, maar doorgaans wel bijzondere mensen heeft voortgebracht. De grenzen van de maakbaarheid liggen overigens in de menselijke aard besloten, want mensen kan men wel enige tijd binnen mooi afgelijnde paden laten lopen en onze consumptiecultuur geeft daar nogal wat aanwijzingen voor, terwijl de marketing er vaak genoeg garen bij lijkt te spinnen… al valt dat ook wel tegen, maar daar gaat geen journalist onderzoek naar doen.
Zou het ook wenselijk zijn mocht men mensen werkelijk kunnen maken, in een mal kunnen stoppen om er gelijke modellen uit te halen. Ondanks Aldous Huxley en zelfs Tolkien – die met de fabriek van Saruman wel een grap uithaalde, want geen van zijn orks blijken echt te functioneren, maar vernietigen ondertussen wel genoeg – blijft men geloven in maakbaarheid, terwijl er toch aanwijzingen zijn dat men geen wondere mensen meer aantreffen zal, als iedereen volgens hetzelfde procedé wordt gevormd. Maar we zullen verlost blijken van monsters en dat is winst, zegt men, die we moeten nemen. Criminogene omstandigheden zouden dan niet meer werken, maar er is aanleiding genoeg om het succes van die gedachte te betwijfelen, want zijn niet vele elitescholen ook net kweekscholen gebleken voor die enkele monsters die we in onze geschiedenis kennen, ook al kan toegegeven worden dat het soms geniale types waren. Maar goed, het onderwijs, zegt men Michel Foucault na, functioneerde tot in de jaren 1960, 1970 als sterk disciplinerende instrumenten, maar tegelijk zag men hoe elke generatie weer mensen naar voor traden die een bijzondere bijdrage leverden tot de kunsten, de wetenschappen, de politiek en de sport. Net omdat ze afwijken van de norm, zou men kunnen zeggen.

In die zin kan men ook bedenkingen hebben telkens bekende mensen, zoals Amy Winehouse of Justin Bieber buiten het gebaande spoor gaan en zich stoemelings de vernieling inleven, want ze zouden voorbeelden moeten zijn, maar wijken net af. Ook van sportlui wordt dat gevergd, door journalisten. Als ze goed zijn in hun sport, tja, dan kan het zijn dat er ergens een hoek af is, wat hen ook doet afwijken van het vermeende voorbeeldgedrag, dat zou blijken uit het feit dat het gewone jongens en meisjes zijn gebleven.

Ethische normen voorhouden aan derden, zeker aan volwassenen heeft niet altijd zin, als men er zelf niet de hand aan houdt. Aan de andere kant, kinderen bepaalde normen voorhouden en weten dat die niet altijd gehouden worden, lijkt me wel aangewezen. Die ethische normen, denk ik, kunnen wetenschappelijk gestaafd zijn, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Kennis, wetenschappelijke kennis kan wel helpen de menselijke natuur beter te begrijpen, maar het ethische behoort tot een andere, weliswaar verbonden categorie van benaderen van de werkelijkheid. Ethische normen helpen het goede samenleven te bevorderen, maar als die alleen opgelegd wordt, dan zal de aard van het beestje wel eens bovenkomen. De praktische betekenis van (ethische) normen blijft altijd nog in casu bekeken te worden of eventueel hersteld te worden.

Bart Haers   

 



Reacties

Populaire posts