democratische ambtenarenstaat
Kritiek
Vlaamse
Ambtenarenstaat
Tussen
pest, cholera en belangrijk instrument
Vroeger, toen dingen beter
waren en andere minder, hoorden we ambtenaren zelden en nog minder kon men hen
ervan verdenken te denken over het te voeren beleid, wat ook weer niet klopte,
want ambtenaren hebben omwille van hun langlopende betrokkenheid bij het
staatsbestuur en eens aan de top wel een aantal mogelijkheden om (nieuwe)
ministers te sturen. Het verhaal van Christopher Clark over de geplogenheden
bij Buitenlandse zaken in de onderscheiden landen die betrokken waren bij de
aanvang van WO I laat zien dat die ambtenaren wel degelijk besluitvormers waren
en dat de soms zeer kortstondig zittende ministers enkel voor de etalage
instonden. Het betekent niet enkel dat, zoals in Frankrijk het geval was, de
leden van het parlement in principe geen toegang kregen tot het
besluitvormingsproces, maar ook dat de kring die de diplomatieke strategie
uitzette een eigen koers voer. Nu, we mogen evenmin uit het oog verliezen dat
deze kringen vaak goede contacten hadden met mensen in de pers en andere
opiniemakers en bovendien zelf ook wel impulsen kregen van andere kringen. De
vraag naar de rol van het ambtelijk bestuur van een natie, verweven met
verkozen politici, de uitvoerende macht en andere prominente stakeholders,
blijft in het debat over de kwaliteit van het beleid vaak achterwege.
Recent bleek dat ambtenaren
van onderwijs eigenmachtig besloten hadden dat politieke debatten in het
secundair onderwijs niet zouden kunnen, want propaganda, steunend
vanzelfsprekend op een decreet. Grijpen ambtenaren de macht, of is er plots
meer aandacht voor hun rol? Dat laatste mag men niet veronderstellen omdat
journalisten doorgaans ambtenaren niet citeren, behalve een enkeling, die
bijzonder in het oog springt. Toch kan men veronderstellen als men het debat
over de onderwijshervormingen volgt dat een commentator als Guy Tegenbos goede
contacten heeft met de ambtenaren en experten die het secundair onderwijs
willen hervormen.
In wezen zou men
veronderstellen dat ambtenaren de instructies, de regelgeving en uiteraard ook
reglementen volgen, maar afgelopen week vernamen we dat wie een kamer aanbiedt
aan toeristen die men via couchsurfing aanbiedt, toch aan de regelgeving voor
B&B en het hotelwezen zou moeten beantwoorden: een vergunning aanvragen,
brandveiligheid en wat al niet meer. De minister haastte zich te stellen dat
als er geen vergoeding betaald wordt, de regelgeving niet van toepassing is.
Maar de ambtenaren hadden een punt in die zin dat kamers aanbieden aan
toeristen volgens de strikte handhaving van het decreet wel degelijk aan de
geldende regels moet beantwoorden. Toch kon de minister stellen dat dit geen
unfaire concurrentie vormt. Maar de vraag die men niet stelde? Waarom deed men
plots op die kunstgreep beroep, zonder de minister erin te kennen. Kwam er
kritiek vanuit de wereld van hotelwezen en B&B? Of vonden ambtenaren dat
het decreet gehandhaafd diende te worden?
Nu kan men aannemelijk maken
dat ambtenaren in het samenspel van overheidsinstanties en burgers een
zwijgende groep vormen, men weet intussen afdoende, zou het moeten weten, dat
de moderne democratie annex verzorgingsstaat een ambtenarenstaat moest geworden
en dat, wil men aan alle verwachtingen voldoen, de overheid ambtenaren en
bewakers van de ambtenaren van node heeft. De mondige burger overigens heeft
ook de noodzaak van een goede ombudsdienst duidelijk gemaakt en bijgevolg komen
we in situatie terecht waarin het administratief recht de verhoudingen steeds
meer gaat regelen en zelfs regisseren.
Bestaat er nood aan meer
inzicht in dat complex weefsel? Wil men de werking van de democratie als
regime, maar ook van de hele back office van het bestel begrijpen en
aannemelijk maken waarom op sommige terreinen de besluitvorming traineert dan
wel leidt tot overhaasting, zal men toch veel meer aandacht moeten besteden aan
het wezen van de ambtenarenstaat. Klinkt het cru, het is niet zeker niet
afwijzend bedoeld want ik ga uit van de observatie dat men de overheid niet
zoveel omhanden kan geven zonder er ook de nodige handen voor te voorzien. In
die zin herinner ik mij de huiver die door het land ging toen Guy Verhofstadt
aangaf dat de staat boven haar stand leefde. Voor een deel had hij ongetwijfeld
gelijk, omdat in de periode na de eerste en tweede petroleumschok het beleid
het verlies aan banen in de particuliere sector had opgevangen door massaal
ambtenaren op te nemen, onder andere bij de spoorwegen en de post, maar ook
door de typeloopbaan van de vaste benoeming te ondervangen door tijdelijke
contracten en gesubsidieerde contracten in een latere fase.
Verhofstadt had gelijk dat men
geen zicht had op welke ambtenaren waar terecht kwamen en wat zij omhanden
hadden. Maar hij liep wel te hard van stapel als hij meende dat de staat
sowieso had te snijden in het staatsapparaat. Hierbij dient ook aangestipt dat
Louis Tobback, nu burgermeester van Leuven en socialist als minister van
Binnenlandse Zaken de conclusie dat laaggeschoolde ambtenaren nog weinig konden
uitrichten want dankzij de nieuwe technologie konden geschoolde ambtenaren zelf
veel meer af, ook uitvoering gaf, waardoor een aantal ondersteunende jobs
verdween. Ook uitvoerende jobs verdwenen, omdat gespecialiseerde ambtenaren de
imput van data beter konden organiseren zonder over een hele zaal typistes te
moeten beschikken. Men kon dus snijden in het staatsapparaat, maar dan ging het
niet om die ambtenaren die greep zouden kunnen hebben over het beleid, want die
zaten en zitten hogerop.
Moeten we dan de dienstijver
van de ambtenaren wantrouwen? Want ambtenaren vandaag zijn meer dan vroeger
geacht zelf hun werk en loopbaan vorm te geven, wat ertoe leidt dat ze hun
prerogatieven niet zullen negeren of zelfs maar toelaten dat eraan geraakt
wordt.
Voor de politici betekent dit
zowel voordelen als nadelen, want zij kunnen nu meer beroep doen op toegewijde
ambtenaren, maar tegelijk bestaat het risico dat de ambtelijke sturing van
dossiers nog sterker wordt ten koste van parlementaire controle. De minister
zit dan tussen aanbeeld en hamer en zeker als de burger zelf de machtshonger
van de ambtenaren aan den lijve ondervindt, zal deze zich nu wel verzetten. De
autoriteit van ambtenaren is immers verdwenen en dat noopt mij ertoe de
suggestie te nuanceren dat we in een ambtenarenstaat zouden leven, want de
ambtenarenstaat in de zin die onder andere Max Weber maar ook Carl Schmit eraan
gaven, was autoritair. Dat lijkt nu niet meer te kunnen, waarvan de botsingen
tussen zetelende ministers en hun diensten van afgelopen week ook weer blijk
geven.
Zal men dan nog bijkomende
bewakers aanstellen om ambtenaren in toom te houden? De burger, ombudsmannen en
-vrouwen doen hierbij al een aardige duit in het zakje, zodat het de zaken en
de procedures alleen nog maar complexer zou maken. Het zou dus nuttig zijn,
denk ik, mochten de brede media en vooral de openbare omroep in plaats van al
hun aandacht te richten op een zogenaamd exceptionele ambtenaar, de heer van
Massenhove als ik mij niet vergis, op de werking van het staatsapparaat zouden
richten. Dat hoeft inderdaad geen nieuwsfeit te zijn, wel zou dat de openbare
omroep dit als een vorm van instructieve opdracht kunnen beschouwen. Nederland
heeft daar met "De Slag om Nederland" en "De slag om
Europa" aardig werk van gemaakt, maar de openbare omroep ten onzent wil
vooral aardig overkomen en zeker niet de ruimte bieden voor degelijke
televisie-essays, zoals Jean-Pierre Rondas dat jaren deed voor Radio 3 en later
Klara, tot hij met pensioen ging.
Het welzijn, welbevinden en de
voorspoed kunnen niet goed gedijen als de overheid niet over een adequaat
apparaat beschikt dat de wetgeving uitvoering heeft en desgevallend doet
naleven. Maar de overheid doet dit niet om zichzelf in stand te houden maar als
dienst aan de samenleving. We horen te veel over evaluaties van individuele
ambtenaren, van tijd tot tijd klinkt er wel eens een alarmbel als er sprake is
van corruptie, maar het functioneren van een moderne staat, binnen de Europese
context verdient bij het commentariaat meer aandacht dan alleen het aanstoken
van steekvlammen. De waakvlam van de democratie is gebaat bij goede informatie
over de vele handen die het mogelijk maken dat wij burgers beroep kunnen doen
op diensten van de overheid, van wegenaanleg en -onderhoud over kunsthuizen tot
gezondheidszorg: daar gaan veel middelen in om en is de vraag vaak groter dan
het aanbod.
Misschien vonden journalisten
het nu eens nuttig de eigengereidheid van ambtenaren in de verf te zetten,
misschien was het gerucht het gevolg van een toevallige samenloop van
omstandigheden, maar het komt mij wel nuttig voor dat we die poot waarop het
bestel rust en waar het wel en wee van een natie mee verweven is, goed te
volgen, zonder wantrouwen te preken. Want zonder een goed werkend apparaat is
de besluitvorming leeg en zinloos. Maar ook kunnen goed opgeleide en goed
functionerende ambtenaren de politiek voor mistasten en overregulering
behoeden. Maar dan nog zal men moeten nagaan hoe de hoge ambtenaren de wetgeving
zo uitvoering geven dat het gemak van de dienst niet in gevaar komt. Kortom,
een democratie vormt inderdaad een kostbaar weefsel, maar het is zaak van
iedereen er zorg voor te dragen dat er niet teveel ladders in komen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten