Bij het afscheid van een bijzonder mens
Kleinbeeld
Wat
leeft in Vlaanderen
Men hoeft niet alleen in
geschrifte het afsterven van bekende lui, van staatslieden te boekstaven, ook
in het werkelijke leven komt men merkwaardige mensen tegen. Het woord
"merkwaardig" wil ik overigens niet lichtvaardig aanwenden, maar hoe
zal ik mensen ervan overtuigen dat men toch wel eens zou kunnen kijken hoe zo
een lang leven van 89 jaar betekenis kan hebben.
Voor de nazaten? Uiteraard,
daarom hadden de ouden twee woorden, pater, vader en progenitor, stamvader. Het
lijkt vanzelfsprekend, maar als men bedenkt dat die man in zijn jonge jaren aan
tbc heeft geleden en toch deze respectabele ouderdom mocht bereiken, dan is het
wel weer wonder dat die vier generaties die daar aanwezig waren meteen ook de
ontwikkelingen in Vlaanderen weerspiegelen en bovendien, dan wordt duidelijk
hoe rijk en verscheiden het allemaal wel niet is. Het blijft mij verbazen, maar
ook verontrusten dat zovele opiniemakers zoveel hebben aan te merken op
Vlaanderen en de Vlamingen. Mag men dan niet kritisch wezen? Uiteraard wel,
maar als men vertrekt vanuit een of ander ideaalbeeld, wordt men vanzelf blind
voor de werkelijkheid.
In die zin, denk ik, valt het
op dat politici, maar ook mediamensen en -stemmen ons dag na dag vertellen hoe
fout we bezig zijn, niet over het feit dat ondanks die foutenlast er nog zoveel
goed gaat in Vlaanderen omdat zoveel mensen plichtsgetrouw hun leven leiden.
Waar zit het probleem? Wel, bij deze uitvaartdienst, de begrafenis, kreeg ik
weer die bijzondere sensatie dat we wel degelijk van het leven kunnen houden.
De loftuitingen aan het adres van Dehaene zullen wel gemeend zijn, zij
betreffen vooral de politieke figuur, minder de mens. Bij de begrafenis die ik
bijwonen mocht, konden kinderen en kleinkinderen hun verhaal doen over hun
(schoon-)vader en grootvader, maar waar het om ging? De mooie tekst van
Johannes, waarin de apostel zegt dat niemand God ooit gezien heeft, maar dat
het niettemin een aansporing moet zijn elkander lief te hebben, bracht aan het
licht dat men wel wist wat de aflijvige in gedachten had. De priester legde ons
uit waarom hij over de man die we naar het graf begeleidden niet veel zou
zeggen. De man had hem zelf immers gevraagd niet over hem te preken, want
iedereen heeft hem gekend. Een vreemde gedachte? Een blijk van bescheidenheid?
Of realiteitszin, want ook ik heb de man, van op een afstand gekend en wist dat
hij zorgzaam leefde voor zichzelf maar vooral voor zijn vrouw en kinderen,
kleinkinderen. Dan is het moeilijk iets zinnigs te zeggen.
Maar net omdat zoveel
stemmingmakerij aan de orde is, tegen wat Vlamingen beweegt, tegen wat zij, wij
zeggen, denken en doen, moet het wel even gaan over het feit dat er wel meer
mensen zijn die zorgzaam en toch met volle teugen genietend van het leven in
hun familie een verantwoordelijke rol opnemen. Er is de ernst, maar er is de
vrolijkheid ook. Er is de lach, maar soms ook een traan, want het leven gaat
niet zomaar voorbij doch kan ons ook diep raken. Ook hem overkwam het wel, dat
zijn kinderen anders waren dan hij had gedroomd, maar hij wist voor een en
ander een grote lankmoedigheid aan de dag te leggen. Meticuleus als hij was in
zijn werk als fiscalist en bij het adviseren van mensen die hem om bijstand
vroegen, zo vrolijk kon hij ook tegen de dingen aankijken.
Het kan zijn dat u alleen maar
verhaal kent van patriarchen die het gezin terroriseren, van vrouwen die als
sloren van hun heer en echtgenoot door het leven gaan, als men eerlijk is, weet
men dat het niet zo is. Het kan niet zo zijn, omdat we in onze omgeving,
toegegeven, doorgaans middenklasse mensen, juist die paternalistische,
heersende vadermodellen die de overhand zouden halen, domweg niet aantreffen.
Menselijkheid, lankmoedigheid en ook wel liefde, warme liefde hebben een
bestaan en kleuren het bestaan van mensen.
Lev Tolstoj begint zijn roman
"Anna Karenina" met de onmogelijk te vergeten gedachte dat gelukkige
huwelijken alle eender zijn, maar dat ongelukkige dat altijd op een heel eigen
manier zijn. Ik heb, zoals zoveel andere lezers altijd gedacht dat Tolstoj hier
echt geloofde dat een gelukkig huwelijk saai moest zijn. Zelden heb ik iemand
horen beweren dat Tolstoj hier een gevoel voor ironie aan de dag legde.
Inderdaad, Anna Karenina was lange tijd domweg gelukkig met haar minister en
civil Servant, Karenin, tot ze onverwacht graaf Wronski ontmoette, de verloofde
in spe van haar schoonzusje en viel voor hem als een blok. Plots werd zij zich
bewust van het bekrompen leven met Karenin en kreeg alles een andere kleur.
Haar affaire met Wronski loopt uit de hand... en dus geeft zij zelfs haar
zoontje op, uiteindelijk het leven, als Wronski en zij gebrouilleerd raken. Intussen
vond Kitty, dat schoonzusje haar geluk bij het warhoofd Konstantin Levin het
geluk.
Het goede leven en dat vorm te
geven, dat is een persoonlijke zaak, zo merkte ik tijdens de begrafenis op en
ook tijdens de maaltijd naderhand. Maar met persoonlijk, bedenk ik mij, gaat
het niet enkel om de eigen persoon, maar juist om de kunst van het samenleven.
62 jaar leefden zij samen in goede en kwade dagen, wat voor mijn aanvoelen niet
zo banaal is als sommigen het voorstellen. Maar als ik dan hun kinderen en
kleinkinderen zie, dan weet je dat de goede dagen zeker overwicht hadden.
Maar we weten het, de
banaliteit van het leven, daar houden we niet van. Van het gewone kleine geluk
van mensen, daar hebben we geen boodschap aan. Het verhaal van gewone mensen is
niet altijd zo gewoon, hoe indrukwekkend de prestaties van de groten der aarde ook mogen lijken. In
die zin kom ik dan toch uit bij Nussbaum, die bepleitte dat het familiegeluk
van burgers, hun liefde voor hun partner en kinderen ook voor de politiek van
belang is. Misschien niet voor de partijstrijd, maar wel voor het vermogen van
mensen iets van de liefde voor hun kinderen, de geniale en de minder begaafde,
kunnen overdragen op het algemeen.
Het is dus niet onbelangrijk
dat mensen een gelukkig leven leiden, dat mensen hun leven in gemoede met
elkaar uitbouwen, want het laat toe dat de komende generatie ook die liefde
voor het leven mee kan krijgen. Want dat vitalisme, van die generatie, mensen
die nu negentig zijn, valt mij wel op. Maar het is niet enkel levenslust voor
zichzelf, maar ook het aanstekelijke ervan, dat mij altijd weer met vreugde
vervult.
Zou ik dan ophouden kritisch
te wezen? Ik weet niet of een filosoof, zoals Pluizer in het boek van Frederik
van Eden, de Kleine Johannes zo bedroefd, ontgoocheld moet zijn in de mens.
Hanna Arendt, die toch ook een zware tijd heeft meegemaakt in het kamp van
Gurs, bij de Pyreneeën, omdat ze als Duitse verdacht werd te behoren tot de zogenaamde
vijfde colonne, terwijl ze al sinds 1933 in Parijs had getracht te overleven.
Ook in de VS heeft ze na haar aankomst nog moeilijke jaren meegemaakt, heeft ze
zelf ook wel eens voor moeilijkheden gezorgd, zoals toen ze bij de nakende
oprichting van de staat Israël een aantal bedenkingen uitschreef en die
naderhand helaas zeer pertinent zijn gebleken. Die vrouw dus, na alles wat ze
had meegemaakt kon niet anders dan het leven omhelzen, wist niet beter of het
is goed te leven. Niet de moeilijkheden hebben haar klein gekregen, ook niet
het ostracisme toen ze over de banaliteit van het kwaad had gesproken en over
de rol van de leden van Joodse raden die in Bezet Europa waren opgericht.
Ondanks dat bleef zij de mening toegedaan dat de amor mundi goede gronden had,
maar ook dat ze van mensen kon houden, concrete mensen om haar heen. Naties,
zegde ze, kende ze niet, wel vrienden, voor wie het waard is op te komen.
Ook Boris Cyrulnik is zo een
denker die niet vertrekt vanuit de contemptus mundi, de afkeer en verachting
voor de wereld zoals die is, voor mensen zoals ze zijn. Als psy weet hij beter,
maar het opnieuw onderzoeken van het relaas over zijn overleven terwijl zijn
ouders en zovele anderen door Vichy en door de Nazi's zijn vermoord, laat zien
dat het niet evident is, ons verleden goed in beeld te krijgen. Maar Cyrulnik
ontleende aan zijn eerste, niet geheel correcte relaas de idee van de
weerbaarheid, resilance, waarmee volgens hem mensen die een trauma hebben
opgelopen opnieuw de draad van het leven op te nemen. Want als ik het wel heb,
was de man die ik mocht begeleiden op zijn laatste tocht, ooit door tbc
aangetast geweest en is het wat wonder dat hij 89 jaar mocht worden.
Wie zegde het ook weer:
"Kinderkens, bemint elkander!"? Het is een gedachte, zegt men mij,
die tot meligheid stemt. Wie echt nadenkt, zegt men mij, zal toch tot de
conclusie komen dat de ander de hel is, dat onze vrijheid ons als een loden
mantel om de schouders ligt. Wie diep de dingen doorgrondt, moet wel besluiten
dat de mens een verdorven soort is, niet in staat tot enige vorm van nobel
gedrag, een Martin Luther King of Ghandi uitgezonderd. Met Martha Nussbaum,
maar ook met Richard Sennett en Boris Cyrulnik, maar dus ook, denk ik, met
Alicja Gescinska, kan men ook tot andere inzichten komen, zoals ook Hannah
Arendt die te berde bracht, dat het de moeite waard is van het leven te houden.
Denkend aan Jules, aan zijn
familie, kan ik niet van de gedachte afgebracht worden dat het leven voor hem
en voor hen iets meer betekende dan het banale wat anderen ervan lijken te
maken, die op grond van enquêtes komen vertellen waar we in geloven, waar we
waarde aan hechten en zo meer. Neen, die Jules was niet voor een gat te vangen,
zoals zoveel zogenaamd gewone mensen en dus moet men zich er maar eens toe
aanzetten en begrijpen dat gewone mensen niet bestaan. Vooral dat misprijzen in
de stem van een Hugo Camps, voor boeren en buitenlui, is exemplarisch. Er zijn
dus ook andere mensen die, zoals Sennett het beschrijft in zijn essay
"Respect" in al hun gewoonheid zeer ongewoon blijken. Sociologie en
psychologie zijn best interessante wetenschappen, maar als men Boris Cyrulnik
leest, begrijpt men precies waar het kalf gebonden ligt: vanuit de wetenschap
naar mensen kijkend kan men ertoe besluiten dat alle mensen in een matrix
passen, of men kan aannemen dat die matrix nooit een enkele persoon geheel kan
vatten. Cyrulnik kiest voor het laatste en hij zou dus wel degelijk, zoals ik,
onder de indruk zijn geweest van het oprechte verdriet, maar ook van de grote
dankbaarheid bij het verscheiden en afscheid nemen van de stamvader. En deze
zelf zou mij goed hebben uitgelachen als ik hem zo genoemd had. Maar toch, een
stamvader is geen grijze, stuurse patriarch, doch wel, kan zijn een
vriendelijke mens met een zwak voor het jonge leven.
Kan dan zo een begrafenis echt
aanleiding zijn voor gedachten als deze? Een katholieke uitvaartdienst? Ik ben
al langer verlost van de verplichting de kerk, de rituelen en gebruiken af te
wijzen omdat het allemaal berust op een fabel. Mensen maken verhalen, oefenen
zich doorheen rituelen in het leven en als het ertoe leiden kan dat het
uitdraait op een goed leven, waarom zou men dan niet eens ter kerke gaan. Deze
mensen die daar in dat kerkje verzameld waren, waren geraakt door hem die hen
verlaten had en wilden dat ook zeggen, zingen, vertellen. En dat is iets waar
nogal wat filosofen en opiniemakers last van hebben, dat is dat mensen hun
eigen verhaal best wel kunnen vertellen en al heeft het alleen betekenis voor
hun kleine kring, het heeft dan toch minstens die betekenis. Bemin elkaar? Wie
durft het dezer dagen te zeggen? Toch kan men zich afvragen of Martha Nussbaum
het niet bij het rechte eind heeft als ze die emoties in de politiek, in de
samenleving een grotere plaats wil geven. Oh ja, er werd gezongen in die
dienst, in het Nederlands, Will Tura, in het Latijn, het "in Paradisum"
en dus ook "Non, je ne regrette rien". Vlaamser kan men het niet
maken, mooier ook niet. Maar dat is dus wat men doorheen de media niet zien
kan, ook zal het niet blijken uit onderzoeken zoals die van Diederik Stapel,
excuus, ideologisch aangestuurde objectieve analyses.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten