De buren? Duitsland, Nederland, Frankrijk, UK? Dat is toch ver weg.

Dezer Dagen

Nationalisme versus belangstelling?
niet de juiste vraag

Wie kent hier Gerard 't Hooft? Theoretische fysica
waarvoor hij een Nobelprijs kreeg, net als Martinus
Veltman en lang geleden Kamerlingh Onnes en al die
anderen. Ook moet ik Marcel Minnaert noemen...
maar goed, dat was een vluchteling uit Gent,
vanwege zijn activisme. 
Peter Vandermeersch schrijft een stuk in DS waarin hij betreurt dat Nederland nog nauwelijks belangstelling aan de dag weet te leggen voor België en nog minder voor Duitsland. Terwijl men ons jarenlang vanuit allerlei kringen bezwoer het nationalisme te laten varen en te kiezen voor kosmopolitisme, moet Vandermeersch toegeven dat Nederlanders voor hun directe buren geen belangstelling kunnen opbrengen. Ondanks het tijdschrift Ons Erdeel en andere initiatieven is de interesse voor andere landen in Europa bepaald zwak. Nu, dat is geen voorrecht of uniek gebrek van de Nederlander, het is stillaan algemeen geworden. De brede media, meen ik bij deze te moeten herhalen hebben een bijzonder zwakke focus. Onderzoeksjournalistiek? Het kan mogelijk wel iets betekenen, maar aangezien feiten en anekdotes via het internet, via RSS en andere kanalen iedereen razendsnel bereiken, zou het nuttig zijn als ook kranten eens nadachten over hun rol om diepgravender informatie te verstrekken. De stukken in NRC afgelopen weken mochten er overigens wel zijn. Maar Peter Vandermeersch, hoofdredacteur van NRC moet zich niet verontschuldigen dat hij Nederland geen interesse voor België en Vlaanderen heeft weten te wekken. Hij zou kunnen mee nadenken over de vraag waarom men voor de andere lidstaten van de Unie enige aandacht kan opbrengen: niet het exotisme de aanleiding mag zijn of bijvoorbeeld de strapatsen van Fidesz in Hongarije, wel, misschien proberen te peilen naar het succes van de partij en wat Victor Orban nu eindelijk uitvoert en in gedachten heeft.

Dat Nederlanders graag naar Antwerpen en Brugge komen, zal men niet ontkennen, dat sommigen zich metterwoon in Brasschaat of Brugge hebben gevestigd evenmin. Fiscale voordelen, zoals men weet, hebben daar de hand in. Maar hoe Vlaanderen is, wat er leeft in Vlaanderen, zonder in algemeenheden te vervallen, ligt al helemaal anders. Nu blijkt men voor de Vlaamse letteren in sommige media wel aandacht te hebben, maar de evoluties in de samenleving blijven boven de Moerdijk wel eens onbesproken, net zoals men hier de positie van de staatssecretaris Fred Teeven niet altijd in beeld krijgt, kan men in Nederland de discussie over integratie niet altijd goed vatten, al zijn de problemen in de kern dezelfde. Natuurlijk, men kan naar de Nederlandse televisie kijken en omgekeerd kan dat ook. Men kan ook naar ZDF en ARD kijken, niet enkel voor carnaval of gedubde Angelsaksische series, maar ook naar discussieprogramma's.

Men zegt dezer dagen wel dat televisie zich niet leent voor iets anders dan kolder, grollen en onderbroekenhumor. Maar is dat geen abdicatie van de omroepdirecties? Te vrezen valt dat men televisie steeds minder als een vehikel voor boeiende documentaire gaat beschouwen. Men zegt ook dat men niemand tien minuten aan het woord kan laten. Men huivert voor de traagheid, voor het goede gesprek. Natuurlijk, de kans is groot dat zo een schrijver onderuit gaat als die te lang het woord moet voeren. Alle media zijn altijd wel gebruikt voor trash, maar ook voor de meest subtiele en doordachte verhalen, beelden, gedachten... Alleen televisie zou daar niet meer voor meer in aanmerking komen. Kijkcijfers vallen niet mee, zegt men, maar DWDD brengt zowel populaire cultuur als hogere cultuur en allerlei initiatieven rond wetenschappen, met onder meer Robbert Dijkgraaf, nu directeur van Institute for advanced Study, over de oerknal en allerlei andere facetten van de actuele natuurkunde. Bij ons laten ze dat over aan een Limburgse zanger...

Maar de kern van de boodschap van Peter Vandermeersch blijft de treurnis dat hij geen interesse heeft weten te wekken voor wat in België gaande is. Maar goed, men zal in de media vlugger iets horen over domme Belgen en tja, wat zegt men benoorden de Moerdijk over de Duitsers? Dat ze koppig en grondig zijn? Dergelijke algemeenheden doen er niet toe en verhelderen niets.

Peter Vandermeersch heeft mijns inziens het paard achter de wagen gespannen, of erger, hij heeft de illusie dat men in een beknopt bestek informatie kan brengen. Bovendien schrijven media elkaar vaak af, waardoor bepaalde vooronderstellingen krachtig herhaald worden en zonder kennis van de context, dreigt men de clichés op te stapelen en die stapeling van aangenomen ideetjes, laat geen open kijk meer toe. Ik weet wel dat ik, zoals anderen wellicht, me al van jongsaf aan met   Nederlandse jeugdboeken en ook wel historische boeken omringd heb geweten. Zijn trilogie "Stad onder Bourgondië" leerde iets over Nederland ten tijde van de Bourgondische hertogen. Verder was er "Op de vleugels van de tijd" van W.F.H. Visser waarin een snelle tocht door de geschiedenis van Nederland wordt ondernomen, van de Hunebeddenbouwers tot ongeveer WO I. Het einde staat me niet zo bij, maar de geschiedenis van Nederland kreeg ik zo wel in de vingers. Ook Jaap ter Haar zorgde ervoor dat ik meer ging begrijpen van Nederland... En dan waren er nog oorlogsverhalen van Klaas Norel en Anne de Vries, juist, die van Bartje (zoekt het geluk).

Over het algemeen was de toegang niet zo moeilijk, maar het gevolg was dat ik van De Rode Ridder of van Jan zonder vrees niet zoveel gelezen heb. Er waren wel schoolmeesters die ons iets wilden bijbrengen en eens de humaniora aangevat kregen wie via de lessen aardrijkskunde en geschiedenis geen Vaderlandse Geschiedenis, maar begonnen we in Mesopotamië en de Vruchtbare sikkel om in de zesde de Europese geschiedenis belicht te krijgen. Het was een stevige basis, maar hoe waardevol ook, zonder verdere interesse kon men op de verworven inzichten niet verder gaan.

De doelstelling van de EU zorgde de afgelopen maanden voor enkele pijnlijke misverstanden  want omdat men in zowel 1957 als in de periode Delors (Eenheidsakte, in 1986 getekend en in 1987 in werking getreden) voor economisch beleid als middel om tot grotere politieke verwevenheid te komen heeft gekozen, denkt men dat de EU alleen maar een EVA zou wezen, een Europese Vrijhandels Associatie zou zijn. Op zich is dat wel geval, maar niet het gehele verhaal, maar het probleem blijft dat men geen idee heeft hoe men als Europa in de wereld kan staan.

Thierry Baudet gaat voor de klassieke leer van de nationale soevereiniteit en daar valt iets voor te zeggen, als men nog in de wereld van voor 1989 zou leven. Maar intussen heeft China een grote greep in het internationale handelsverkeer gekregen, is Rusland doorheen een crisis gekoerst om nu zich opnieuw als een wereldmacht gedraagt. Een ander facet is net zo belangwekkend: Europa heeft een belang bij intense samenwerking. Dus is het nodig toch na te denken over het begrip soevereiniteit: Jean Bodin en Hugo de Groot hebben hiervoor de argumenten aangeleverd en beide gemeerden  hadden een visie op de staat die de rol van de vorst beperkte en die van de natie opbouwde. John Adams zou op beide sporen verder werken om mee de esprit de van Verenigde Staten vorm te geven.

Maar Europa is ons huis, of we dat willen of niet. Ik kan het niet eens zijn met Baudet dat de natiestaat nog adequaat kon functioneren. Als Vlaming merk ik dat Europa voor deze lieden, Baudet en co, eindelijk geen interesse hebben voor de werkelijkheid. De realiteit is voor Baudet dat de taal en de eigenheid van naties, de oikos de hinderpaal vormen. Maar als men niets meer wil weten van Duitsland, Tsjechië, Polen, Spanje etc... kan men geen Europa bouwen. Maar men mag niet geloven denk ik, dat op wereldschaal een enkel Europees land sterk genoeg is. Waarom men er niets van weten wil? Zou het?

Want het wezen van de soevereiniteit: bestaat erin de macht te hebben om eigenmachtig met andere naties om te gaan. Militair kan geen enkel Europees land nog iets betekenen en al weet ik dat de VS tijdens WO II en tijdens de Koude Oorlog onze veiligheid hebben verzekerd, nadat ze Europa bevrijd hadden, dan nog is het voor een land ondenkbaar dat het de nationale defensie niet ernstig zou nemen. In deze is de discussie van belang die de 13 kolonies die de grondslag legden voor de VS over de omvang van het leger. Washington vormt dat een permanent leger op oorlogsvoet voor de natie niet de beste oplossing vormde. Zolang de oorlog tegen Londen duurde was er van een demobilisatie geen sprake, maar daarna leek het alsof het land aan troepen geen behoefte had, zeker nadat Taleyrand de Franse gebiedsdelen op het Amerikaanse continent had verpatst. Pas toen de Monroedoctrine opgeld ging doen, waarbij Midden- en Zuid-Amerika begon de Amerikaanse behoefte aan militaire kracht te groeien. Toch waren politici net zo vaak geneigd de Europese besognes aan de Europeanen te laten. Na 1917 zou dat niet meer zo goed mogelijk zijn en na 8 december 1941 begon de Amerikaanse era. Nationalisme is op zich een mogelijkheid, hoe het uitpakt, hangt nog altijd af van de lading die men het geeft: Herder betoogde dat men best de natie in het hart kan dragen en tegelijk respectvol omgaan met burgers van andere landen.

Voegen we daar die andere partij van de Koude Oorlog aan toe, Rusland, dat na een ernstige dip na 1989 nu opnieuw militaire en geopolitieke aspiraties koestert, dan wordt duidelijk dat Europa, als lappendeken van welvarende doch relatief kleine natiestaten geen eigen buitenlandse politiek kan voeren. Maar om die gezamenlijke politiek mogelijk te maken, als het om het ontwikkelen gaat van gemeenschappelijk belang, dan zal men grotere interesse en groter respect voor de buurlanden moeten betrachten.

Peter Vandermeersch stelt tenminste vast dat de Nederlandse media nog nauwelijks interesse hebben voor België en voor Duitsland. In Vlaanderen, laat staan in België is dat besef nog niet doorgedrongen, dat men zich zichzelf terug heeft geplooid. Hoewel de onderscheiden samenlevingen op verschillende domeinen dezelfde problemen hebben, ziet men dat het moeilijk is die inzichten te delen, wat ook tijdens de verkiezingen is gebleken. Over Buitenlandse politiek is nauwelijks gesproken, over de militaire verwevenheid als middel voor de federale defensiepolitiek ging het al helemaal niet. Over de energiepolitiek is het wel gegaan, maar daar ging het volgens de SP-a over betaalbaarheid, niet over de productie en bevoorradingszekerheid. En dan hebben we het nog niet gehad over de woonproblematiek. Nog eens, het lijkt niet hetzelfde, maar tegelijk is duidelijk dat de problemen wel degelijk vergelijkbaar zijn, de antwoorden ook. Nu is bench marking volgens economen de beste manier om een politiek beleid uit te werken, maar wie sinds een paar decennia de politiek in de verschillende landen van het oude Europa volgt, merkt het meteen: we doen het beter dan de rest. Dat refrein geldt echter niet altijd, maar het is moeilijk een en ander te vergelijken en dus roepen politici op het Binnenhof, in Berlijn, Matignon of zelfs op het Martelarenplein: men roept dat we aan de top staan. Van wat, waartoe en of het klopt, blijft maar de vraag.

Edoch, het is wel zo dat veiligheid, politie en justitie in de verschillende landen van Europa over de dezelfde mogelijkheden beschikken, maar ook met dezelfde wettelijke beperkingen af te rekenen hebben. En dan is er nog de vaststelling dat politieke partijen bij elkaar inspiratie zoeken, niet enkel op rechts, maar ook wel op links en ook dat dateert niet van gisteren.

Waarom we elkaar de rug toekeren? Omdat we bij elkaar onze eigen tekortkomingen ontdekken of, kan toch ook, omdat we elkaar de eigen successen niet gunnen. In de kunsten? Wij hebben Luc Tuymans en Michael Borremans, maar wat weten we over beeldende kunsten in Nederland. Kenners zeggen mij dat het er ook wel roert en tiert, maar in de brede media zal men zelden werken van Nederlandse beeldende kunstenaars gepresenteerd zien. Of in de muziek, daar is het provincialisme helemaal los geslagen. Het zijn, valt te vrezen, de zogenaamde elites die zich op zichzelf terug plooien, niet de middenklasse die best wel interesse kan opbrengen voor de buren. Natuurlijk is er de stichting Ons Erfdeel, maar de uitstraling ervan is, hoe het anders te noemen, bepaald elitair.

De kost van dit alles? Geen gezonde geldingsdrang van de oude staten van Kern-Europa, een verwarrend chauvinisme en provinciaal overschatten van de eigen intellectuele en artistieke productie. Tegen de achtergrond van een beleden kosmopolitisme valt die tendens niet begrijpelijk te maken.  Maar ook valt dat moeilijk begrijpelijk te maken wanneer men cultuur belangrijk acht. Het gaat niet om nut, moet ik zeggen, maar om de wijze waarop we het leven inrichten. En ja, in de kunsten is er niet zoiets als het beste, maar zijn er goede inventies, opvallende realisaties, maar wie echt een hitlijst wil, vergeet de aard van de cultuur en dan vooral van de kunsten.

Besluiten we dus maar dat we Peter Vandermeersch alle geluk toewensen de volgende maanden het wederzijdse begrip te versterken. Mijn eerste stuk op deze blog ging over continentendrift: Vlaanderen en Nederland drijven van elkaar weg, al zijn er nog genoeg oranjeverenigingen in Vlaanderen en zijn er nog Nederlanders die Vlaanderen omhelzen. Maar goed, Marten Melsen schilderde een ander Vlaanderen dan we het meestal zien, maar hij was dan ook een Nederlander die in Brussel actief was, zijn familie in de handel van schapenvlees, die goed boerde en hijzelf mocht na enige aarzeling toch naar de acedemie. Daarna verhuisde hij terug naar Stabroek. Samen met August de Boeck zou hij vervolgens de ideeën van Lev Tolstoj in praktijk hebben gebracht, in de polder van Stabroek. Laten we dus maar eens vaststellen dat de zogenaamde elites de middenklasse met groot genoegen in het kwaadst mogelijke daglicht zetten, maar men merkt dat leerkrachten, ondernemers en beoefenaars van vrije beroepen afhaken en zich de vraag stellen wat ze nog aan respect te verwachten hebben. En dan ontgaat het mediamensen als Peter Vandermeersch dat precies die middenklasse wel degelijk brede interesses heeft en wil weten wat er leeft en beweegt bij de buren. Geert Wilders? Of toch maar Wubbo Ockels, of een Nobelprijswinnaar? Gerard 't Hooft die met Martinus Veltman? Nelleke Noordervliet of Joke Hermsen? Ach, er zijn mensen genoeg, gelegenheden genoeg om zich te interesseren voor zaken van belang bij de Noorderburen. En dus moeten we hopen dat kranten hun enge belangstellingsfeer eindelijk eens terzijde laten en breedbeeldcamera's gaan hanteren. Want er leeft zowel boven als onder de Moerdijk meer dan men zou denken en de Nederlander is niet zo bot als men hier denkt.

Bart Haers


Reacties

Populaire posts