Politiek bedrijven zonder richting?
Kleinbeeld
Warreling
van gedachten?
Soms
lijken journalisten niet goed te weten waar ze mee bezig zijn. Het is een
bedenking die opwelt als het stof in de arena is opgetrokken en de kemphanen in
hun honk wachten op de volgende clash. Dat politieke strijd met wedijver te
maken heeft en in een democratie vaste prik is, mag niet verwonderen, dat de
politieke strijd alleen nog tot tactische bewegingen kan leiden, is tegelijk
een riskante evolutie voor de democratie. Wat is er gaande en waarom begon ik
met de bedenking dat journalisten het ook niet meer lijken te weten.?
Ik
denk dat journalisten meer dan in de tijd van de verzuiling betrokken partij
zijn en zoals in de Deense serie Borgen gesuggereerd werd ook hun eigen
persoonlijke strijd om winst voeren, terwijl ze ook hun broodheer aan de
verkiezingen moeten laten winnen. De informatiewaarde van sommige gesprekken en
artikelen zijn ronduit bedroevend. Als het dan toch interessant zou kunnen
worden, zoals in verband met het kindergeld, dan blijkt men toch weer maar een
criterium te hanteren, of het probleem van de ongelijkheid kan opgeheven
worden. Nu, dan gaat het over rechtvaardigheid en wat Martha Nussbaum de
gerechtigheid noemt die we kunnen nastreven. Het verschil? Rechtvaardigheid wil
of beter laat veronderstellen dat een samenleving gebaseerd is op gelijkheid,
maar vraagt niet of dat echt een goed zaak is voor de samenleving.
Gerechtigheid, zo kan men lezen, betekent dat men ook verdiensten erkent en dat
ongelijkheid niet het probleem is, wel de wijze waarop mensen die in ongelijke
omstandigheden leven met elkaar omgaan. Aan de ene kant is er de mogelijkheid
van verachting, ontmenselijking, aan de andere kant afgunst, schaamte en
trauma, stigma ook.
Volgt
men de discussies over onderwijs, over herverdeling en het kindergeld, dan
heeft men de indruk dat men zozeer streeft naar gelijkheid dat men voor mensen
geen goed woord over heeft: iedereen moddert maar aan, iedereen maakt zich
schuldig aan fout gedrag zo lijkt het wel, maar kan men dat ook hard maken. Met
Rik Torfs stel ik wel eens vast dat wereldverbeteraars de omstandigheden waarin
mensen handelen, mensen naar de wereld en anderen kijken vanuit een soort kooi
bekijken, maar ze kunnen nog omlaag of omhoog, noch naar links of naar rechts.
De gelijkheid, die we meekregen van de Verlichting naar men zegt, vergt dat de
omstandigheden voor iedereen gelijk zouden zijn. Dat valt in geen enkele
samenleving te realiseren zo te zien, want altijd zijn er varkens die meer
gelijk zijn, zoals Georges Orwell in Animal
Farm optekende uit de mond van de chef van de varkens, die ook de gelijkheid
onder de dieren wilden realiseren.
Maar
er is meer aan de hand, want in het onderwijs wil men de gezonde wedijver al
tijden tegengaan en zijn het altijd de zwakken, uit achtergestelde gezinnen die
het minder doen, vernemen we om de haverklap. Zou men daar werkelijk voldoende
data voor hebben? Of is men de fameuze Fils
à papa vergeten, die toch niets moest doen? En is men vergeten hoe strebers gepest
werden soms, op school? En nog iets lijkt men vergeten te zijn - we zullen niet
aflaten hieraan te herinneren -: de kwestie dat jongeren uit achtergestelde
gezinnen in die tijden, van de late negentiende tot de twintigste eeuw vaak hun
stinkende best deden om uit te blinken, want ze begrepen hoezeer ze een privilegie
genoten. Men zou ook hieruit kunnen besluiten dat het ook nooit goed is. Maar
belangrijker is dat wie voor onderwijshervormingen gaat niet gelooft in de
mogelijkheid dat in gezinnen die het niet breed hebben toch gestreefd wordt
naar grote inzet om het op school goed te doen. De blik op de samenleving die
Herman de Leeck in zijn werk als hoogleraar wierp, was er nog altijd een van
mededogen, heb ik de indruk, maar ook van geloof in het vermogen van mensen om
het ondanks de omstandigheden beter te doen dan men zou verwachten. Vandaag
lijkt men vooral met meetbare facetten aan de slag te zijn en dat kan pijnlijk
uitpakken, want de metingen leveren niet altijd het juiste weten op. Richard
Sennett heeft net als Susan Neiman gewezen op de kloof die er kan bestaan
tussen wat experten denken te meten en hoe het er werkelijk aan toegaat. Rik
Torfs weet dat in een totaal ander terrein duidelijk te maken: zijn de Russen
Europeanen? Voor sommige geleerden in de jaren 1990 niet, voor die Russen toen
wel, maar nu? Is men arm omdat men niet naar een ressort kan gaan in de
Dominicaanse republiek, misschien draagt men zo ook niet bij aan de
klimaatveranderingen.
Nu goed, de kwestie die ons bezig houdt is of en hoe men
via het toekennen van kindergeld mensen tot een bepaald gedrag kan aansporen en
wie zegt dat het beter is maar twee kinderen op te voeden of dat het beter kan
zij voor vier te gaan? De grote gezinnen moet men afraden. Veertig jaar geleden
las ik in een boekje van Frans over een gezin met twee kinderen, een koningspaar
en de ouders waren nog wel van verschillend geslacht, maar dat leverde dan weer
een paternalistisch plaatje van de patriarchale verhoudingen op en ook dat
mocht niet. De werkelijkheid puren we vaak uit extreme voorbeelden, want een
boer die baas is op zijn erf, kon best ook wijs genoeg zijn om zijn zonen mee
te nemen in het denkwerk, door het hen te leren, al doende. De tragedie
"De Vlasschaard" van Stijn Streuvels was en is m i die zin ook voor
politici best leerzaam: als men het allemaal alleen moet weten, mag weten, dan
zal men als chef de file wel eens in de verdrukking komen. Alleen, op een
boerderij van enige omvang, met (veel) werkvolk, zal de goede boer wel
delegeren, aan de boevers en aan de melkmeisjes, maar hij is inderdaad de baas,
behalve in huis en doorgaans ook als het om het gevogelte gaat en de moestuin.
En afhankelijk van omstandigheden had de boerin ook meer te vertellen dan
alleen op die terreinen.
Onze blik op mensen is gefixeerd door iconen, die ons niet
de werkelijkheid laten zien, maar een bepaalde, gewenste of extreem ongewenste
werkelijkheid. U begrijpt dat die ongewenste werkelijkheid niet aan de orde is
en weggewerkt moet worden. Ongelijkheid is onwenselijk, racisme is onwenselijk,
maar het wegwerken, zo bedacht Martha Nussbaum gaat niet alleen via de weg van
wetgeving en handhaving, want dan blijft het alles kil en afstandelijk,
academisch ook. Meer nog, denk ik, gaat dit in tegen de gedachte dat mensen in
hun dagelijkse leven niet extreem goed noch extreem slecht handelen, zonder af
te dingen op het feit dat kleine dieven veel tegen de lamp lopen en grote
dieven vaak eindigen in het pluche. Berlucsoni heeft delen van zijn fortuin in
de schoot geworpen gekregen dankzij Bettino Craxi, die later gevlucht is uit
Italië. Voor links is dat nooit een kwestie geweest, wel dat Berlusconi bij de
EVP onderdak heeft gevonden. Betreurenswaardig uitvloeisel van het systeem van
fracties in het Europees parlement, logisch als men versplintering en oeverloze
debatten wil vermijden.
Demografisch gaat Europa erop achteruit, cultureel klagen
mensen erover dat onze samenleving door vreemden,
mosims wordt overgenomen in onze steden en zelfs stellen sommige mensen erover
dat onze steden, behalve Brugge dan misschien in de ken uitsterven - in Brugge
valt het grote aantal woningen voor tweede verblijven op - maar Amerikaans is
de toestand niet. Bekijkt men de zaak anders, namelijk Vlaanderen als een
stadstaat, dan zijn er vele kernen en is concentratie van armoede en relatief
begrip. Overigens, migranten gaan na een en soms pas na drie generaties weg uit
hun getto, als het al zo mag noemen, om te verkassen naar oudere
middenklassewijken. Ik denk Richard
Sennett dit in zijn essay "Respect" mooi uitgewerkt heeft door erop
te wijzen dat de stadsplanners te extreem met een blauwdruk werkten en niet altijd
het organische, het niet beheerste accepteren. Planning is inderdaad belangrijk
om behoeften te kunnen voorzien en wegeninfrastructuur uit te werken. Planning
mag nooit de dodelijke greep op de samenleving worden die in de SU schering en
inslag was en bovendien ook nog eens moreel vernietigend werkte.
Een gezin is dus niet enkel een wooneenheid, een fysiek
gegeven waar in fysieke noden voorzien wordt, maar ook een plaats, als er
kinderen geboren worden, waar een en ander wordt overgedragen. We zullen het gelukkige
gezin niet idealiseren, want het is stil waar het nooit waait, maar het is
vooral schier onbegrijpelijk dat men de baten van een goede familie voor de
samenleving niet erkent. En men moet inderdaad begrijpen dat het mis kan gaan,
dat echtscheiding best bij wet geregeld wordt, maar tegelijk zal men toch ook
begrijpen dat echtscheiding voor kinderen lastig kan zijn. Het komt vanzelf wel
goed? En dan maar klagen over alleenstaande moeders die het zo zwaar hebben.
Waarmee men dezelfde observatie presenteert als die mijnheer Dalrymple, alleen,
men zegt dat men aan de omstandigheden van doorgaans de vrouw met kinderen
zonder gemaal wil werken. Hoewel Theodore Dalrymple er wel eens een karikatuur
dreigt te maken, heeft hij toch een punt als men die schrijnende situaties ziet
als het gevolg van het verlies aan waarden en wellicht, denk ik dan, aan
gehechtheid.
Het "kindergeld" werd in de jaren na Wereldoorlog
II gezien als een manier om gezinnen te beschermen tegen de gevolgen van een
extreme economische storm, zoals de werkeloosheid en het pensioen. Men wilde
dus ervoor zorgen dat als een gezin door ziekte, sterfte een beroepsinkomen
moest derven de ouders de kinderen toch nog minstens materieel op de rails kon
houden. De solidariteit binnen leefgemeenschappen die zich vaak uitdrukte in
spontane ondersteuning, huwelijk van de weduwe, dat goed, maar ook slecht kon
aflopen, was niet meer voldoende gebleken na de sinistere jaren dertig. Er
bestond hier unanimiteit over, maar over de uitwerking is wel gesteggel
geweest.
Maar
het opvoeden van kinderen, zegt men slechts zelden, geeft ook een stuk cultuur
door, ten kwade misschien, ten goede zeer zeker; natuurlijk, wat bedoelt men
met doorgeven van cultuur en waarom dat goed zou zijn. Wel, in Duitsland werd
een aantal jaren geleden vrouwen met een zeer goede opleiding te laat aan
kinderen toekwamen of zelfs helemaal niet. Nu, het probleem was niet van
demografische aard, veeleer van culturele aard, omdat te weinig kinderen van
huis uit die normen en waarden meekregen die we modern noemen.
"It
takes a village to raise a child", hoort men wel eens, maar er zijn geen
dorpen meer, zeker niet in de geesten. Ook kan men heroverwegen of de afkeer
van sociale controle zo gegrond was. Het beknotte de vrijheid, zegt men, maar
het gaf ook waarden en normen mee, waar kinderen zich lang niet altijd
rigoureus aan hielden. Overigens, als er al eens pilaarbijters waren die te
nauw toekeken, dan kregen ze vaak ook wel het deksel op de neus. Nu men de stad
promoot als oord van creativiteit - maar veel creatievelingen zoeken wel graag
een stulpje ergens in het zonnige zuiden - omdat er alles zou kunnen, merkt men
niet dat die steden, in de VS maar ook hier inderdaad door de anonimiteit
mensen naar de marges verdrukt.
Is het
dan nooit goed? Nooit zal een perfecte samenleving bereikt worden, ongeacht wat
het ideaal ook mag inhouden. Maar zoals ook Rudiger Safranski aangaf, blijft
het maar de vraag of men een realistisch beleid kan ontwikkelen dat ergens toe
leidt of nog, de Romantiek - als een Duitse affaire, aangelegenheid - is niet
problematisch, omdat ze de politiek, het gevoerde beleid niet enkel als een
technocratisch beleid kon zien. Alleen kan ook de romantiek in de vorm van
romantische bevlogenheid ontaarden en nog geen klein beetje. Martha Nussbaum
gaat verder en stelt dat vast dat een liberale samenleving, waar vele gezindten
naast elkaar kunnen leven zonder elkaar de duvel aan te doen, iets ontbeert: de
warmte van wederzijdse aandacht én ruimte voor kritiek. Want het heeft weinig
zin de eigen samenleving te bejegenen alsof alles er verloopt zoals in de beste
der werelden. Maar men kreeg afgelopen jaren in Vlaanderen alsof er niets goeds
gebeuren kan. De cultuur? De beotiërs deden beter. Ruimtelijke ordening? Zoeken
naar een Arcadië is er zinloos. Onderwijs? Het bereikt het grote doel niet:
iedereen dokter in de wis- en natuurkunde. En de taal, tja, dat is een
tussentaaltje. Mag men dat nog kritiek heten?
Onze
samenleving veranderde zeer afgelopen veertig jaar, sinds de eerste oliecrisis,
maar stellen dat het allemaal fout zit, dat mensen, burgers niet weten waar het
om draait, het blijft mij verwonderen, want zij die het zeggen, zijn nu eenmaal
ook maar burgers en vaak ook zonder politiek mandaat. Maar goed, wie
voortdurend pausen aanstelt, die onfeilbaar zijn uit de aard der zaak, kan niet
anders dan menen dat het plebs, nu ja, plebeïsch is, zich plebeïsch gedraagt,
terwijl men gemakkelijk mensen in de omgeving kan herkennen en erkennen die
bijzonder zijn op hun gebied. Het is niet omdat de brede media er geen aandacht
voor hebben, dat het allemaal niets zou voorstellen.
Meer
nog, de gedachte dat alleen het beste goed genoeg is, waarbij de criteria
moeilijk vast te leggen zijn, zorgt er niet (meer) voor dat er een gezonde
wedijver zou bestaan, maar eerder dat mensen zonder meer worden afgewezen en
dat wat ze te vertellen hebben als kunstenaar of wetenschapper van geen tel
zijn kan. Het gevolg is wel een verschraling van het aanbod in de samenleving
en een feitelijke inperking van persoonlijk initiatief, want als men niet de
eerste zijn kan, zegt een bekend Vlaams historicus-journalist, dan moet men er
niet aan beginnen. Zou het echt zo zijn? Of moet men precies (jonge) mensen
stimuleren, in wiskunde of taal, ook als men weet dat het niveau middelmatig
zal zijn? Ach, de middelmaat? Arthur Schopenhauer had het er al lastig genoeg
mee, maar vandaag, in tijden waarin zelfs een hond moet excelleren, kan men
zich afvragen of men op die manier de samenleving niet tekort doet.
Het
punt dat bij deze campagne en de wijze waarop de media er verslag van brengen
opvalt is dat niemand de zegeningen van een mature samenleving in meerdere
opzichten weet te waarderen. Alleen dan kan men zich buigen over de vraag wat
goed is en behouden mag worden, maar ook kan men pas zo de nodige veranderingen
voorstellen. We leven vandaag nog steeds in een behoorlijk welvarende
samenleving, maar vrijwel iedereen loopt met het angstzweet in de handen dat
het minder worden moet. Ook ging verloren en dat in verschillende opzichten dat
het informele in de samenleving zorgde voor een grotere gemoedelijkheid en
aanvaarding van wat er alles mis lijkt te gaan. Zoals Paul Frissen schreef, we
zijn het gevoel voor tragiek wat vergeten en menen dat elk probleem een
oplossing moet krijgen of erger, men verzint oplossingen zonder dat er een
probleem te bespeuren is.
Journalisten
lijken, net als politieke wetenschappers als Jan Blommaert te geloven dat de
samenleving toe is aan een grondige wijziging, opdat het model van John Rawls
kan zegevieren, maar zijn model is niet geheel op de werkelijkheid gebaseerd en
dat uit zich in het journalistieke discours in een hervormingsgerichte
benadering, terwijl we misschien, zoals ooit Hugo Schiltz het zegde, met
fijnregeling moeten bezig zijn. En waar ook daar de gevolgen niet het beoogde
resultaat bewerken misschien de dingen aan de wijsheid van burgers overlaten. Maar
te veel pragmatisme kan ook weer schadelijke bijwerkingen vertonen, omdat men
geen idee meer heeft waar men op uit is. En dat lijkt vandaag het tekort van de
poltieke discussies, dat iedere partij erin slaagt voorstellen te doen die
praktische problemen kunnen oplossen, mochten ze zich stellen. De uitstroom zonder
diploma? volgens sommigen 14 à 15 % en volgens anderen 7 %. De uitstroom zonder
diploma mag niet kunnen, maar als iedereen een diploma halen kan, wat betekent
dat dan?
Kortom,
de warreling aan boodschappen zorgt voor een warreling aan gedachten, maar als
niet duidelijk is waar het heen gaat, worden mensen lastig, want de toekomst
mag dan vanzelf al ongewis lijken, wanneer politici en journalisten in de
debatten voortdurend met kleine zinnetjes elkaar courtoiseren, of anderen zacht
afkatten, dan is er van debat geen sprake. Duidelijkheid brengen, zeggen
journalisten, is onze boodschap. Wie zal het betwisten? Alleen, waarover kan
het gaan, als men het over duidelijkheid wil hebben. Duidelijkheid kan erin
bestaan dat politici, een partij zegt dat men het ASO niet zal laten afbouwen.
Duidelijkheid kan ook betekenen dat anderen zeggen dat die ene partij
ongelijkheid in het onderwijs wil laten voortbestaan. Maar beide hebben niet zo
heel veel met elkaar te maken. De een gaat over inhoudelijke kwesties
betreffende het onderwijs, het andere over een vermeend uniek doel van
onderwijs. Het eerste, het inhoudelijke debat kan wel gevoerd worden in het
licht van het tweede, maar wie ten koste van alles de ongelijkheid wil
wegwerken, moet bedenken dat ook dit onrechtvaardig en ondoelmatig zal uitpakken.
En ja, ongelijkheid in de extreme zin die Nussbaum schetst in het Amerika van
de segregatie of het India, Pakistan van de vorige eeuw - waarbij Pakistan veel
minder doelmatige instrumenten heeft ontwikkeld om tot gelijkheid te komen,
maar ook tot respect tussen de verschillende groepen in de samenleving - komt
in Vlaanderen niet voor. Alleen lijkt de migratie hier voor spelbreker te spelen en dat zal dan toch
onderzocht moeten worden. Men moet niet de strijd aanbinden tegen racisme, maak
ik op uit het werk van Nussbaum, maar als men soms diep gewortelde vormen van
racisme merkt, moet men instrumenten aanwenden om er tegenin te gaan. Oproepen
tot respect is een zaak, maar afhankelijk van de omstandigheden, van historische
en andere aard, aldus Nussbaum kan men een gemeenschappelijke emotie oproepen
en onderhouden, maar tegelijk toelaten dat niet iedereen dat onmiddellijk of in
dezelfde mate deelt.
Nog 14
dagen voor de campagne achter de rug is. Wat zal elke kiezer zeggen en hoe zal
dat uitpakken in de resultaten? En heeft het werkelijk zin jonge mensen die
hier hulpeloos toekwamen en toch iets maakten van hun leven hier terug te sturen? Is het geen
vreemde vorm van gastvrijheid? ach, natuurlijk, gastvrijheid is niet in het
geding, alleen het voorkomen van illegale instroom. De migratie binnen Afrika,
binnen andere werelddelen is groter dan de toevlucht hierheen. Syriërs mogen
komen, maar niet teveel.
Het blijft alles warrelen en dartelen en soms is het
grappig, maar vaker nog verliezen we uit het oog dat een samenleving niet
zomaar onderworpen hoeft te worden. The rule of law? Precies, maar het moet wel
om overzichtelijke en voorspelbare wetgeving blijven gaan, niet om een
voortdurend bijsleutelen zodat precies de zwakste medeburgers niet meer weten
waar zij aan toe zijn. Billijkheid vergt ook discipline, zegt Marli Huijer en
dat lijkt me een goede gedachte.
Bart Haers
Iemand schreef anoniem dat de warrelende gedachten tot een warrige tekst hebben geleid. Dat kan kloppen, want ik wilde precies uiting geven aan wat mij dwars zit, niet enkel bij wat poltici vertellen, maar ook anderen. Er is geen domein waar men niet stuit op inconsistentie en drogredenen, die het voor de toehoorder moeilijk maken er iets mee aan te vangen. Over onderwijs, gezinsbeleid, innovatie... altijd zit er ergens iets in de redeneringen die ervoor zorgen dat we zoals mijn held Tsjeve de Melkboer, wel eens kunnen applaudisseren, maar tegelijk weet hij, weten de toehoorders dat de mooie woorden geen ander doel hebben dan te behagen. Mag een tekst dan geen weergave zijn van die heersende verwarring op het politieke toneel?
BeantwoordenVerwijderen