Lef oefenen of levensbeschouwen doen


Kritiek
LEF verdedigen of toch niet
Kunnen we zonder overdracht van levensbeschouwingen

Simone de Beauvoir
Ons onderwijs herleiden tot het meegeven van eeuwige waarheden, wiskundige, natuurkundige en andere, zal wel voor niemand de bedoeling wezen. Maar het valt wel op dat de neutraliteit van het onderwijs in wezen nergens is gerealiseerd terwijl men anderzijds voetstoots aanneemt dat de katholieke colleges alleen maar gewijde geschiedenis meegaven of alleen maar indoctrineerden. Het succes van de Franse lekenschool, de school zonder God, waarover men nog zelden spreekt, was anders ook niet volkomen.
De vraag nu is hoe in 's hemelsnaam mensen in de wereld kunnen staan als bepaalde inzichten hen alleen ter kennisgeving worden medegedeeld. Want daar lijkt het sterk op als men de idee 'LEF', Levensbeschouwing, Ethiek, Filosofie bekijkt. Een eerste opmerking geldt deze vraag: wie krijgt wat mee, want de mate waarin men zich kan inlaten met levensbeschouwing, ethiek en filosofie is van vele factoren afhankelijk. Maar zelfs "de wereld van Sofie", van Jostein Gaarder vonden sommigen een mislukking om allerlei redenen en wilde ons ervan overtuigen dat het boek te eenvoudig was. Kan kloppen voor filosofen die doorgewinterd hebben in bibliotheken, maar niet voor jeugdige want die konden er hun voordeel mee doen. In welke mate het boek toen echt gelezen is, weet men niet natuurlijk; maar dat er stappen vooruit zijn gezet voor wie het las, spreekt voor zich. Alleen, voor wie goed ingelezen was en is, kan zo een boek alleen voldoen als men probeert te vergeten wat men weet.
In het onderwijs is dat de grote moeilijkheid, want wil men kinderen leiden, dan zal men zelf goed onderlegd zijn, maar tegelijk, toch enigszins als Jean-Jacques Rousseau enkele paden zelf moeten laten zoeken. Onderwijs is adstrueren, maar ook aanzetten tot onderzoek: waarom is een gedicht mooi? Waarom begon WO I? Hoe kon men na de oorlog Duitsland zo behandelen? Is er ethische reflectie bij bestuurders?
¨Patrick Loobuyck stelt dat dit in een levensbeschouwelijk curriculum dient te gebeuren en niet binnen godsdienstlessen Maar de vraag luidt: kan men van bovenaf standaarden op dit gebied uitstippelen en b: kan men iedereen op dezelfde manier meenemen in het verhaal? Volgens Patrick Loobuyck gaat het om overdracht van kennis, maar als ik zie hoe jongeren afwijzend, of beter, ontgoocheld reageren op de film Lincoln, die niet zoveel met Gettysburg of de oorlog in de wildernis te maken heeft, maar wel met de noodzakelijke politieke strijd om de slavernij grondwettelijk onmogelijk te maken, dan denk ik dat hen verkeerde verwachtingen zijn ingefluisterd. Ik hoorde van verschillende mensen van een jongere generatie dat de film hen overroepen voorkwam. Maar misschien was hen verteld dat het een spannende film zou zijn, terwijl er nauwelijks visuele actie was. De Gettysburg adress werd in beeld gebracht, maar het was het parlementaire werk dat hier primeerde, de nodige stemmen voor de aanname van het 13de amendement verzamelen. Het is een hoogst ongewone keuze, maar als  verhaal staat het. Alleen lijken ook de commentaren niet van de gelegenheid gebruik te hebben gemaakt dat de grondwet geen toevallig stukje tekst is dan wel een tekst voor de eeuwigheid in marmer gegrift: hoe we leven en ons tot elkaar en tot de overheid verhouden, met rechten en plichten, ligt besloten in de grondwet.
Men kan dit perfect uitleggen in een curriculum van zes jaar, waarbij leraren m/v geschiedenis, literatuur, taalkunde, fysica... hen bouwstenen aanreiken om zich een beeld te vormen, altijd voorlopig van het is, cultuur en samenleven, persoonlijk welbevinden en het goede leven. Jongeren gaan in die periode eigen paden en dwalen wel eens, want ze willen de wereld ontdekken onder het motto "Placet Experiri" maar de begeleiding via het onderwijs kan best nuttig zijn, al zullen jongeren er wel eens nukkig over doen.   De kwestie is niet of jongeren graag naar school gaan, want er is leerplicht en daar schuilt in het levensbeschouwelijke debat, een moeilijk te overbruggen hinderpaal, want een levensbeschouwing omarmen, kan via familiale traditie of via eigen keuzes.
Hoger spraken we over de jongeren, zoals men pleegt te doen, maar niemand is zo uniek als een opgroeiende puber en adolescent. De identificatie van jongeren - het proces waarin ze erachter komen wie ze zijn en wat ze verwachten - vormt een ander probleem, want dat zou ook wel eens bepalend kunnen zijn voor de wijze waarop ze hun ambitie vorm geven. Men zegt vandaag dat de situatie van de ouders bepalend is voor de toekomst van hun kroost. Men heeft daarbij de idee verworpen dat jongeren via onderwijs sociale promotie kunnen maken en schrijft dat toe, merkwaardig, aan vooral die mensen die het traditioneel onderwijs zouden voorstellen. Ik denk dan aan... de geschiedenis van Lincoln, Tomas Masaryk, August van Istendael, Chris Vandenbroecke en zoveel anderen, die ondanks achterstand bij het vertrek, ondanks gebrek aan steun van ouders en familie, geen gelegenheid onbenut lieten om vooruit te gaan. Het waren evenwel geen strevers, maar wel mensen die kansen zagen en begrepen dat studeren een voorrecht is. Of iemand had kunnen voorspellen wat voor een prof. Chris Vandenbroecke zou worden? Dat wist hijzelf niet. Maar die jaren op de lagere school en het college hebben hem wel gevormd.
In feite, ondanks het manifeste feit dat veel katholieken wel heel erg lauw lijken, hebben ouders en leerkrachten nog steeds een idee van wat zo een gymnasiale vorming zou kunnen wezen: kennis verwerven en methodes om kennis te verwerken en tot slot er te leren zelf iets aan toe te voegen, hoe onvruchtbaar die betrachting dezer dagen wel mag lijken. Maar zelfs dat wisten ze, meenden ze te weten in de Renaissance, want ook toen sprak men erover dat de wereld ouder werd en dat men de ouden moest zien te evenaren. Vandaag lijkt men zich van inzichten die verder reiken dan praktische kennis en toepassingsmogelijkheden niet veel meer te willen aantrekken.
Maar laten we de zaak anders benaderen, bij iemand als Hannah Arendt gaat het niet om contemplatie, maar om vita activa als een benadering van het leven. In haar essay over het leven van de geest, denken  laat ze overigens zien dat ons denken ons weliswaar tijdelijk uit het concrete kan halen en doet verwijlen buiten de verdere gang van de tijd, maar anders dan Plato houdt ze ons voor dat we dan wel denken over de dingen die zijn die ons concreet bezoeken en niet over ideaalbeelden. In het onderwijs kan men daar wel degelijk oefeningen rond organiseren. Want hoe belangrijk het ook is dat we met wis- en natuurkunde om kunnen gaan, het blijft maar zo dat een genie als Albert Einstein niet geschikt leek voor het algemeen vormend onderwijs. Via de Technische Hogeschool lukte het hem beter.
Nu we dag na dag overvallen worden met berichten over armoede en over kansarmoede, waarbij men de schuld geeft aan het systeem, ontgaat het ons dat vorming gebeurt in kleinschalige omgevingen en dat wie niet in de klas komt, alleen kan dromen van ideale omstandigheden. Nu, de vraag van Patrick Loobuyck gaat erover dat hij vindt dat alle leerlingen in het middelbaar onderwijs met vragen over levensbeschouwing, met ethiek en filosofie leren om te gaan, zonder daarom per se in christelijke of andere doctrines opgesloten te raken. Nu, voor we het over de RKK hebben die we hier te lande het best kennen en de colleges die over in steden zijn neergepoot, moeten we toch vaststellen dat in de Joodse cultuur studeren als een belangrijke onderneming gold. Elke generatie kwamen er mensen uit voort die vaak vervolgens de gemeenschap verlieten om in grotere steden hun heul te zoeken. Meer nog, vaak moesten ze ook het land verlaten, omdat ze niet toegelaten werden in Moskou of Petersburg. Toch kwamen er dus een groot aantal mensen uit voort die we nu als monumenten beschouwen voor onze cultuur.
De colleges in Vlaanderen namen toe in aantal naarmate de democratisering van het onderwijs groeide en meer en meer mensen middelbaar onderwijs gingen volgen - en de ouders steunden dit, spaarden zich het brood en beleg uit de mond. De basisscholen waren of gemeentelijk, officieel of katholiek, vrij dus en het valt op dat het katholiek onderwijs al vroeg een systeem van studiebeurzen voorzag om talentvolle jongeren de kans te geven middelbaar onderwijs te geven. Ook het officieel onderwijs zocht naar middelen, maar het valt moeilijk te negeren dat het katholieke netwerk enorm sterk was. Maar ook hier leidde scholing al vroeg tot afvalligheid in praktische of algemene zin. Praktisch door de erediensten niet bij te wonen, in algemene zin door de kring der vrijzinnigen te vervoegen. Het is heel goed te begrijpen dat mensen zich stoorden aan kleinzieligheid, machtswellust en al te vaak ook vleselijk lust. Maar al in de tijd van Albrecht Rodenbach kwamen jongeren tegen het systeem in opstand, of lieten ze gedane studies hun aangeleerde opvattingen terzijde.
Dat laat een spanningsveld veronderstellen dat zich voordoet: jongeren gaan naar school, lang een voorrecht, maar keren vervolgens de doctrine die hen werd bijgebracht de rug toe. Vandaag zien we ook nog altijd mensen druk doen over het feit dat ze zich willen laten ontdopen, maar de vraag is wat ze dan wel willen. Maar meer nog slaat Patrick Loobuyck spijkers met koppen als hij zegt dat veel leraren en leraressen de christelijke leer niet meer trouw zijn, maar dat was al zo, denk ik 30, 40 jaar geleden. Toch betekende dat niet dat ze ons op hypocriete wijze bejegenden, want we hoorden hun twijfels, hun afvalligheid doorklinken en het leerde ons na te denken over wat we moeten geloven.
Het komt me voor dat cursussen rond levensbeschouwing, ethiek en filosofie en dat met behoorlijke diepgang niet gespaard werden, al was het dan een klein vak. Maar het was in de lessen Frans en Grieks, Geschiedenis en zelfs wiskunde, waar we ook met de waarden en discussies in onze cultuur sinds de Romeinse oudheid werden geconfronteerd en die aanleiding gaven tot zeer verscheiden inzichten. Kan men de christelijke waarden op een neutrale manier voor brengen, of kan men over de Islam spreken in al te algemene termen? De beleving, bevlogenheid van de leerkracht heeft ook zo enig belang.
Het blijft een essentiële kwestie dat leerkrachten geloven in hun opdracht en als je een leraar over René Girard hoort spreken of over Simonne de Beauvoir, dan zal zowel de feitelijke informatie doordringen, maar ook, denk ik, de waardering van de leraar ten aanzien van die leerstof. Het kan moeilijk anders dat niet iedereen zich kan bezig houden met "le deuxième sexe" of "La Nausée" van Sartre.
Ethiek is meer dan het eigen goede leven, toch? En toch gaan bijna alle vragen over wat voor elk van ons persoonlijk het goede leven kan zijn, zonder verdere afwegingen over onze relaties met "de Andere"? Die vraag blijft achterwege, maar telkens men geconfronteerd wordt met de vele vormen van kwaad die te maken hebben met de Endlösung, vulgare de Holocaust, zwijgt men over welke blindheid de daders moesten beschikken Wie is menselijk? Hoe zal men andere mensen behandelen. Dit gaat verder dan de gelijkheid, die we vandaag promoten, maar om erkennen en herkennen van het menselijke.
Gelijke rechten voor iedereen is de basis van de democratie, reden waarom niemand er zich tegen kan verzetten, wat betekent dat wie nu voor gelijke rechten pleit, aangeeft dat de democratie onvolkomen is. Maar gelijkheid kan botsen met vrijheid. Nu we weer eens plat geslagen worden met berichten over ongelijkheid en men van het onderwijs eist dat niemand uit de boot valt, ontstaat er een klimaat waarin het persoonlijke onder druk komt te staan, wat betekent dat we in het onderwijs jongeren mogen, moeten meegeven wat het is, nadenken over vrijheid. Maar als ik de boeiende interventies in de brede media lees, merk ik dat het vooral om de idee gaat dat iedereen LEF moet krijgen. Men krijgt geen idee wat het dan kan inhouden.
Over pesten wordt op scholen gesproken, over menselijke seksualiteit ook, over de doodstraf en euthanasie, maar in feite zien we weinig aanzetten tot een poging de veranderingen in de inzichten aan te dragen bij jongeren. Sinds 1945 is onze samenleving, zijn mensen veranderd, nemen andere inzichten voor gegeven en wijzen er andere af dan toen. Tegelijk tasten jongeren in het duister omdat de vijftigers en vooral zestigers van nu nog steeds hun eigen mythologie verkopen voor klinkende munt. Dat er ten tijde van Expo '58 in het onderwijs een sterke democratisering bezig was, dat ontspanning en sport sterk kwamen opzetten, maar ook artistiek leven meer aandacht kregen is al helemaal vergeten. De televisie vierde in Nederland vijftig en zestig jaar, maar bij ons was het moeilijker om die zestigste verjaardag te vieren, terwijl radio- en televisiearchief vaak gebruikt worden om te spotten met de mensen van toen, televisiemakers en kijkers. Ik ben opgegroeid in een gezin waar de televisie al ingeburgerd was toen ik er aan kwam sjezen, maar jarenlang stond de televisie niet in de woonkamer, om het familieleven niet te verstoren en zeer lang bleef het een zwart-wittelevisie opdat de kinderen niet te verslingerd zouden raken aan het medium. In scholen zou het nuttig zijn in lessen geschiedenis die periode na WO II beter te bekijken. Men kan dit verhaal niet zonder een zekere opzet en samenhang vertellen, maar er bestaan in Vlaanderen maar weinig boeken over die periode en het valt te betwijfelen of historici zich geroepen voelen daaraan een synthese te wijden, omdat ze net menen dat het moeilijk is een objectieve benadering te brengen. Vraag is of dat een goede invalshoek is, of men niet beter de oefening zou aangaan opdat het debat zou opgestart worden.
Intussen kan men inderdaad leerlingen verhandelingen laten schrijven over Humanae Vitae of de abortuswetgeving in ons land. Maar ook is het net zo nuttig het werk te lezen van meerdere auteurs, ook Claus, Mulisch, maar ook Hubert Lampo of Clem Schouwenaers. Een vast programma lijkt me niet aangewezen, wel de idee dat leraren en leraressen jongeren inwijden in het bestaan van opvattingen en hoe die in het debat kwamen, dankzij auteurs, toneelstukken - bvb Voorlopig vonnis - maar ten gronde zal men toch proberen de vele facetten die de samenleving veranderden te bekijken, want de vraag zal luiden welke visie men zal verkondigen als het over vrijheid gaat, die van Jan Verplaetse, waarbij vrijheid, verantwoordelijkheid en schuld niet meer aan de orde zijn, dan wel die van Peter Bieri en Alicia Gescinska, die net het oefenen van vrijheid, als handwerk, als levensvervulling aan de orde stellen. Op dat ogenblik zal het moeilijk zijn de twee visies gelijkwaardig te behandelen. Bovendien vermoed ik ook dat men dezer dagen wel eens vergeet dat het debat wel gevoerd mag en moet worden.
Tot slot, ik ben het met Patrick Loobuyck eens dat de onderwerpen ter sprake moeten komen in het onderwijs, zeer uitgebreid zelfs, maar ik ben de mening toegedaan dat deze onderwerpen over zes jaar middelbaar onderwijs aan de orde komen in verschillende onderdelen van het curriculum en als examenstof. Maar het examen test de kennis, niet de betrokkenheid. Helaas blijkt men dezer dagen in het onderwijs het beoefenen van het stellen en schrijven van verhandelingen minder aandacht toe te kennen dan vroeger het geval was. Het voeren van een rede, retorica is er al evenmin bij, terwijl wijlen mijn vader in dat beruchte zesde jaar, de eerste klasse, wel degelijk redevoeringen diende te schrijven. Verder is het wel zo dat niet iedereen die evolutie kan doormaken, maar dat er andere domeinen zijn waarin men kan uitblinken. Ook het BSO en TSO dienen daarom beter ondersteund en als bijzonder goed onderwijs uitgebouwd te worden. Ook daar is menswording aan de orde, vorming en ondersteuning. Maar het verloopt ongetwijfeld anders. Men kan mij ervan verdenken slechts voor de tribune deze slotgedachte toe te voegen. Maar de werkelijkheid is anders, men kan over dit onderwerp nu net geen algemeen programma voor alle leerlingen in het SO ontwerpen, zelfs geen algemene eindtermen of vakoverschrijdende eindtermen. De ontwikkeling die jongeren doormaken verschilt nu eenmaal en sommigen vinden dat levensbeschouwingengedoe maar zinloos en ethiek iets voor mietjes. Jongeren willen experimenteren - hoewel men de indruk krijgt dat ze nu vroeger de middelbare leeftijd bereiken dan wij, die haast eeuwig jong willen blijven - wat in het onderwijs vroeger, maar ook nu wel eens gestremd wordt. Discipline? Juist, maar in de betekenis die Peter Sloterdijk en Marli Huijer aangeven: veroveren van de vrijheid, oefenen dus, niet temmen, fnuiken en temmen. Wie LEF wil, zal lef aan de dag moeten leggen om leerlingen tot denken uit te dagen. En ook dat klinkt weer zo verschrikkelijk. Mei '68? of epigoon, leerlingenraadachtig.

Bart Haers

Reacties

Populaire posts