Piketty, Mertens, hoe durven ze?
Kritiek
Ongelijkheid,
kapitaal en talent
Een
aftasten van de horizon
Het blijft merkwaardig: de ene
Thomas is de andere Tomas niet. Thomas Piketty maakt furore met een old school
economisch werk over de verdeling van het kapitaal. Tomas Sedlacek zet de oude
premissen van het economisch denken op de helling, want economische activiteit
is net zo weinig ethisch neutraal als andere menselijke activiteiten. We moeten
ook nog eens terugdenken aan het werk van Alexis de Tocqueville, die ons
uitlegde hoe de grote gelijkheid in de VS ervoor zorgde dat economie en
samenleving konden floreren, zo rond 1830. Piketty nu meent dat de ongelijkheid
in kapitaal niet neutraal is, waarover heel wat te zeggen valt, maar als ik
Paul Goossens in DS er nog eens op nalees, komt de twijfel opzetten: wat is
doel en wat is middel. Nu, in alle eerlijkheid, ik moet het werk van Thomas
Piketty, le Capital au XXIe siècle nog lezen, maar de discussie boeit me in elk
geval.
Een andere vaststelling
verdient in deze ook onze aandacht: in de filosofische discussies van afgelopen
maanden en jaren, blijkt vaak het probleem aan de orde van hoe persoonlijk,
individueel handelen zich verhoudt tot de samenleving. Men lijkt er zich toe te
bepalen dat mensen privaat onberekenbaar, dom en onwetend zijn, waardoor ze
niet begrijpen dat een filosoof-koning van die gebreken gespeend zou zijn. Toch zijn er filosofen en auteurs die de
wisselwerking tussen individu en samenleving opnieuw centraal stellen. Voor een
goed begrip van het handelen, zoals Hannah Arendt dat zag, lijkt me dat een
belangwekkende bijkomende invalshoek. Thomas Sedlacek ontkent niet dat men in
staat kan zijn een duidelijk economisch verhaal te brengen, waarin een bepaalde
ratio aan het licht komt, wel meent hij dat dit verhaal niet waardenvrij is, niet objectief.
Betekent dat dan dat economie geen wetenschappelijke
discipline zou zijn? Economische wetenschap is best mogelijk, bijzonder
belangrijk en toch altijd ook beladen met een zekere graad van onzekerheid:
rebus sic stantibus oftewel: als de zaken van voor het overige blijven zoals ze
nu zijn. Maar de zaken evolueren niet altijd los van elkaar en dus is dat
voorbehoud meer dan een retorische uitweg. Tomas Sedlacek meent dus dat economisch
handelen waardeneutraal beschreven kan worden, maar daarom niet waardeneutraal
is. Ook de rationele aspecten van economisch handelen laten nog wel ruimte voor
een pittig debat, want waar men ratio vermoedt, blijkt soms de speler aan zet te
zijn. Mag ik hierbij terloops verwijzen naar het eens bloeiende energiebedrijf
Electrawinds? De ondernemer die het water tot de lippen voelt stijgen en plots
merkt dat er zich alsnog een opportuniteit voordoet waarmee hij het
onafwendbare kan voorkomen, zal berekeningen maken die vooral een gunstige
uitkomst mogelijk, zelfs onvermijdelijk maken.
Nu valt natuurlijk op te
merken dat bedrijfsvoering doorgaans minder spannend is en dat een solide
bedrijf altijd wel voldoende reserves heeft om bij een nieuw project niet kopje
onder te gaan. Maar als we kijken naar de politiek dan zien we daar de geest
van de speler soms meer aanwezig is. De gok dat men bedrijven kan
nationaliseren zonder dat de gezondheid van het economisch weefsel geraakt
wordt, werd door Pierre Mauroy uitgevoerd en bracht Frankrijk in zware
economische en politieke moeilijkheden. De doelstelling van François Mitterand
en Mauroy en co was dan ook niet van economische aard, maar van politieke aard:
de ongelijkheid en de macht over bedrijven uit handen van bedrijven te halen.
Van de nationalisatie en vervolgens de denationalisatie van banken heeft de
Franse politiek tot de dag van vandaag de lasten te dragen, onder meer in de
vorm van schandalen, rond Bernard Tapie, maar met uitlopers bij enkele
prominente politici.
De kwestie van het kapitaal
dezer dagen is echter niet meer de
schaarste, maar het feit dat ondernemingen zonder grote investeringen producten
in de markt kunnen zetten met een onverwacht succes. Handel en nijverheid
vergen dus blijkbaar minder kapitaalgoederen, machines dan een halve eeuw
geleden. Of dit over de hele lijn van kracht is valt natuurlijk nog te bezien,
want om al die hardware te maken is er wel degelijk nood aan grondstoffen, van
plastics over titanium tot coltan en andere zeldzame grondstoffen, die maar op
enkele plaatsen te vinden zijn en die vaak via uitbuiting gewonnen worden.
Uitbuiting? Dat wil zeggen dat mensen in Oostelijk Congo weinig alternatieve
inkomstenbronnen hebben en daarom graag bereid zijn voor een grijpstuiver
gevaarlijk werk te doen. Bovendien werd de regio ook nog eens getroffen door
steeds weer opflakkerende conflicten, met vele vluchtelingen, weinig
instituties en het recht van de (tijdelijk) sterkste.
Een deel van de economie
berust dus nog altijd op geweld en toch zien we daar in de economische theorie,
maar nog minder in de economische analyse weinig van. Natuurlijk zal men
meermaals per jaar aanmanen te storten voor hulp aan mensen die lijden onder
het gebrek aan vrede, onderontwikkeling en bestaansonzekerheid en die oproepen
gaan gepaard met een grote scheut culpabilisering. Mooi dus, want we horen te
weten hoe het Westen de wereld nog altijd afschuimt op zoek naar... markten.
China is vandaag meester over een belangrijk deel van de grondstoffen, van
exploitatie tot verwerking en toch blijft men, zonder twijfel deels terecht,
ons aanwrijven een te grote greep op de productie van deze aarde te hebben en
er teveel uit te halen. Aan de andere kant, is het niet zo dat we veel van die
mensen die ons dat komen verwijten echt aanstalten zien maken tot een zekere
ascese en nog veel minder zullen economen ons dat aanraden, want valt de groei
stil, dan komt er werkeloosheid.
Misschien ligt het niet aan
het kapitaal, zoals Piketti het voorstelt, maar aan het feit dat we vandaag
misschien niet altijd voldoende talenten ontwikkelen. Banken investeren niet
meer in starters, maar wat meer is, starters proberen ook voor hun kapitaalbehoeften
zo weinig mogelijk beroep te doen op de kapitaalmarkten. Meer nog, als we terug
naar een onze eigen economie kijken, dan zien dat spin offs van de universiteiten,
in de biotechnologie wel degelijk aandoeningen, zeldzame aandoeningen als de
ziekte van Pompe met therapeutische benaderingen weten aan te pakken. Het gaat
om een enzyme dat de aandoening stopt door het ontbrekende te vervangen.
Enfin, men moet ons hierbij de
uitleg maar niet al te euvel duiden als die te kort mocht schieten. Feit is dat
bijvoorbeeld in Gent een groot aantal relatief kleine bedrijven met heel
specifieke onderzoeks- en ontwikkelingsgebieden gevestigd zijn, maar die soms
worden overgenomen voor producten voldoende rijp zijn om op de markt te komen.
Grote farmaceutische bedrijven hebben blijkbaar behoefte aan verse imput van
talent en kennis, maar houden zich niet bezig met dit soort experimenteel
onderzoek. Enigszins vreemd als men bedenkt dat sommige bedrijven een grote
reserve aan kapitaal hebben, waar ze niet meer mee weten aan te vangen dan te
fuseren of over te nemen, waarbij de oorspronkelijke drive van de onderzoekers
in bureaucratische procedures verstikt worden.
Het kapitaal brengt kapitaal
voort, maar Piketty stelt het voor dat die groei dezer dagen terecht komt bij
een zeer selecte groep bedrijven, bankiers en beleggers. We zien ook dat
bedrijven met hun winsten geen blijf weten en gespecialiseerd onderzoek niet
zozeer outsourcen maar wel oppikken van zodra er een kans is op succes. Waarna
onderzoek al eens verloren zou gaan... maar daar kan ik alleen maar gissen.
Mocht er iemand weten hoeveel van de aangevraagde en verleende patenten niet in
productie genomen worden, zou dat misschien wel aangeven dat grote bedrijven
niet altijd geschikt zijn voor zeer gericht onderzoek. Toch zegt men dat die
bedrijven net onderzoek financieren. Men merkt dat overigens ook in de
filmindustrie, waar gedurende decennia enkele studio's veel macht hadden, maar
dat de verrassende prenten vaak van kleine ondernemingen kwamen, die ons niet
in bekende formats opsloten. Die grote actoren hebben baat bij pietermannetjes
of nog, symbiose tussen gigabedrijven en kleine broertjes, zusjes lijkt vaak
voor alle marktpartijen goed uit te pakken. Mochten de kleintjes helemaal
versmacht worden, dan ontstaat wel een probleem.
Als eindgebruikers hebben we
er niet altijd vat op, maar van zodra uitgevers, zoals André Schiffrin het
stelt, een businessmodel gingen hanteren waarbij elke publicatie zichzelf moest
financieren en zelfs nog een winstresultaat dient op te leveren, verschraalde
het aanbod. Volgens de man die vorig jaar overleed, is het model dodelijk voor
het aanbod van uitgevers, maar zijn bijvoorbeeld de media blind als ze de
gigagages voor bekende lui in de etalage zetten: veel van die boeken blijken
naderhand en per slot van rekening minder op te brengen dan als de normale
praktijk gehanteerd wordt en normale winstobjectieven voor het gehele aanbod en
niet voor afzonderlijke titels elk op zich. De veelheid van kleinere
uitgevershuizen zorgde voor een groot aanbod, waaruit altijd wel weer
onverwacht een bestseller kon komen, zelfs al eens een klassieker, of anders
toch een longseller, zoals Dr. Zjivago. De vaststelling dat men boeken vooral
wil verkopen en doodleuk vertelt dat een goed boek een spannend boek is, vormt
een aanslag op de humaniora en er zijn, afgaande op wat Schiffrin vertelt,
weinig redelijke argumenten voor aan te vangen. Tijd dus om na te denken over
hoe we het aanbod niet overlaten aan een paar oligopolisten.
In die zin kan het werk van
Piketty voor ons, burgers en consumenten, maar ook voor politici wel een
richting aanwijzen: niet langer de schaalgrote van bedrijven opdrijven, maar
ook oog hebben, in de media, in het uitgeversvak en bij producenten nagaan hoe
men verscheidenheid, durf en ondernemerszin kan ondersteunen. Want nu lijkt het
er wel op dat de concentratie van kapitaal vooral onevenredig veel macht geeft
aan die enkele spelers. De zaak is niet dat bedrijven niet succesvol zouden
mogen zijn, maar het punt blijft dat als bedrijven de markten gaan afschermen,
dit enige tijd ook een rem op de groei kan betekenen. Men spreekt vandaag over
monopolies, over een beleid dit tegen te gaan en de EU was vrij succesvol, maar
misschien zijn er andere facetten die meer aandacht verdienen.
De fascinatie namelijk met
succes van mensen, die vervolgens, soms zonder concrete aanleiding van hun
piëdestal worden gestoten, aan de hand van geruchten, maar vaker dienen die
geruchten als dekmantel voor een machtsspel. De logica bestaat erin dat deze
handelswijze als economisch rationeel wordt beschouwd en dus legitiem zou zijn.
Maar het is vooral een rem op de groei van het geheel en dus kan de overheid
een aantal van die praktijken onderzoeken en eventueel door gericht economisch
en fiscaal beleid tegengaan. De afkeer bij burgers van bedrijven die alles doen
om geen belastingen te betalen, nog eens, mag men naïef vinden, dat linkse praatjesmakers
vaak die grote spelers bewust in de kaart spelen door mee de jacht op de kleine
spelers aan te pakken, moet ons wel verontrusten.
Bedrijfseconomisch kan een
stabiel niveau van productie, dus bewuste schaarste organiseren, van inzet van
personeel en navenant grondstoffen aanwenden beter zijn dan de groei door alle
plafonds heen te spurten. Het industriële tijdperk, zeker als het om zware
industrie ging,vergde na verloop van tijd veel middelen om nieuwe bedrijven te
beginnen. Via het vehikel van de vennootschap op aandeelhouderschap kon men die
middelen samenbrengen. Vandaag zijn er domeinen waar die voorwaarde nog wel
geldig blijkt, maar ziet men tegelijk dat kapitaalverstrekkers vaak traag
evoluerende ondernemingen onvoldoende steunen en als er dan nog eens goede
alternatieven zijn, zal men dat niet laten.
Tomas Sedlacek vroeg zich af
of economisch handelen ethisch kon geëvalueerd worden en stelde vast dat door de
aandacht voor economie als wetenschap ook leek te impliceren dat economisch
handelen zelf als waardenvrij ging gelden en bovendien was er het adagium dat
economisch handelen dat niet rationeel mag heten, geen succes zou beuren. Maar
de werkelijkheid is dat magnaten, zoals Carnegy, Rockefeller en anderen vaak
niet rationeel de winst in het oog hielden maar bij momenten grote risico's
aangingen. Pas als ze nagenoeg monopolisten waren konden ze een bepaalde
rationele benadering vergen van hun medewerkers. Maar de vraag was of die ratio
nog wel economisch rationeel was,, dan wel andere ratio's dienen moest.
Ik moet het boek van Piketty
nog lezen, het is waar, maar het lawaai dat men erover maakt, het grote geld
dat een Nederlandse uitgever ervoor veil had, roept weer de vraag op: waar
blijft het afgewogen kritische leesverslag? Neen, over de polemiek over de
cijfers die Piketty hanteerde en presenteerde kunnen we (nog) niets vertellen.
Maar het feit dat andere economische werken in bijvoorbeeld de media in
Vlaanderen nauwelijks tot discussie hebben geleid, moet ons verontrusten.
Sommigen zullen zeggen dat Sedlacek er niet in slaagde een ordelijk boek te
hebben geschreven, maar de ordening, denk ik, zat wel goed in elkaar, alleen
moet je het boek uitlezen. Verder moet je de gebruiksaanwijzing van de auteur
goed in het oog nemen, dat de auteur op twee niveaus heeft gedacht, omdat hij
anders zijn paradigma niet kon uitleggen. Tot slot is het bijna heiligschennis
wanneer een econoom zegt de toekomst niet goed te kunnen voorspellen en zeker
als hij vragen stelt bij econometrische modellen. Die kunnen wel zeker evolutie
en tendens weergeven, mogelijke scenario's vooropstellen. Maar een exacte
toekomstvoorspeller?
Slot
Het mag duidelijk zijn dat de
betekenis van kapitaal en kapitaalaccumulatie ook in deze tijd van belang zijn,
psychisch, maar dus ook in het handelen. De ratio lijkt soms verderaf dan we
verwachten, vaker spelen ratio's mee die we niet economisch noemen. Stabiliteit
zou het resultaat van zijn een goed functionerende markt, maar stabiliteit is
het laatste wat politici en economen lijken te willen, want stabiliteit
impliceert een passende groei, ongeveer 3 %, een inflatie van ongeveer 2 % en
net geen krapte op de arbeidsmarkt, geen permanent groeiende staatsschuld, een
handelsbalans die licht positief uitvalt en nog zo wat evenwichten meer, die
niet altijd tegelijk te bereiken zijn. In die zin zou men kunnen zeggen dat er
permanent sprake is van crisis, maar in de ervaring van mensen wegen alleen die
parameters door die hen raken: werkgelegenheid, billijke belastingen, toegang
tot allerlei producten. In wezen gaat het om de idee van een zorgeloos bestaan,
waar men zich aan zijn of haar bezigheden kan overgeven.
Piketty loopt, valt te zien,
in de val van de grote schema's: een procent bezit teveel, maar de 99 andere
zijn ook verre van gelijk. Hun levensomstandigheden, hun ambities en
verwachtingen verschillen meer dan men ter linkerzijde wil denken. Heeft
Piketty aandacht voor het feit dat mensen iets willen scheppen, realiseren? Of
gaat het alleen om de obsessie met kapitaal. Een groter probleem dan de
tegenstelling tussen de 1 % en 99 % vormt derhalve de ruimte die mensen hebben
om hun ding te doen. Cultuur, maar ook sport vormen een domein waar dit van
belang is, want juist in die domeinen ziet men, zeker als de commercie een
doorslaggevende hefboom voor succes is, hoezeer men een schaarste aan
mogelijkheden in stand houdt. Tegelijk zien we dat er hoe dan ook altijd nieuwe
mogelijkheden ontstaan, omdat burgers nu eenmaal andere keuzes maken, niet per
se in de grote succesformules hun gading vinden.
Piketty kan een punt hebben
als hij het probleem van de concentratie van kapitaal zorgwekkend noemt, maar
de vraag is, denk ik met Geert Noels hoe men dat kapitaal zomaar kan
herverdelen zonder onrechtmatig, onrechtvaardig te handelen. Men zal zeggen dat
dit kapitaal niet geheel rechtmatig
is verworven, maar dat kan men zonder kennis van zaken niet hard maken. En een
bedrijfsleider die dertig, veertig jaar een bedrijf leidt, door goede en kwade
tijden heen, kan aan het einde van zijn of haar werkzame leven met tevredenheid
terugblikken, zonder daarom superrijk te zijn geworden. Maar de tevredenheid
die hij voor zichzelf en zijn medewerkers vond in het werken voor dat bedrijf,
wordt zelden, wordt nooit in kaart gebracht. Brood moet er zijn op de plank,
maar er zijn ook andere bronnen van voldoening.
Moeten we dan onrecht laten
bestaan? De vraag is in wel opzicht er sprake is van onrecht. Maar men kan
mensen misschien bewegen tot meer belastingen betalen als men opnieuw over
burgerzin durft te praten, als men niet de indruk in stand houdt dat kapitaal
diefstal is en dat de overheid alles moet regelen, de gebraden kippetjes moet
bezorgen in elk gezin. Maar dan moet men het succes van anderen niet met zoveel
afgunst bejegenen... en tegelijk werkelijke inbreuken ook aanpakken. transparantie
bij de handhaving van transparante wetten, daar gaat het om. Nu werkt in elk de
fiscale praktijk tegen ondernemers en bedrijfsleiders, die hun eigen vermogen
in de waagschaal leggen. Maar dat is geen punt voor Piketty noch voor Peter
Mertens. En toch zal iemand voor welvaart en meerwaarde moeten zorgen. Hoe
durven ze?
Bart Haers
Een boek bespreken zonder het te hebben gelezen ! Hoe durft hij het!
BeantwoordenVerwijderenJuist, ik had het dan ook over de discussie die het boek opwekt. En inderdaad, wie enigszins vertrouwd is met good old Karl Marx, die weet dat kapitaal misschien belangrijk kan zijn, maar talent en inzet hebben ook hun betekenis: l'embourgeoisement.
BeantwoordenVerwijderen