Elk sterft voor zich alleen
Recensie
Briefkaarten
tegen de Führer
Hans
Fallada en onvermoede Berlijner levens
Hans Fallada, Alleen in Berlijn. Roman. Cossee Century. Uitgeverij Cossee 2011 pp. 510. Prijs: 19,90 €. Oorspronkelijke titel: Jeder Stirbt für sich allein. Eerste vertaling (editie 1946 door A.Th. Mooij. volledig herzien door: A. Habers. Aufbau Verlag gaf in 2011 de versie van het typoscript uit, die Hans Fallada had nagelaten.
Kwaliteitskranten
als De Standaard besteden wel eens aandacht aan het werk van Hans van Fallada,
ook aan het werk "Jeder stirbt für sich allein", maar een echte
recensie, laat op zich wachten. Luc Perceval zorgde voor een toneelbewerking in
Hamburg, maar al krijgt het aandacht, meer dan sumiere aanwijzingen over de
plot, krijgt de lezer niet. Conclusie? Men kan er niet omheen, maar wil er niet
aan.
Hans
Fallada kreeg in 1945 opdracht vanwege Aufbau, het tijdschrift dat de
communisten in de Russische bezettingszone hadden opgezet, een dossier te lezen
over twee mensen die zich verregaand in het verzet tegen Hitler hebben verzet.
Hij heeft eerst een essay geschreven, vervolgens, in veertig dagen tijd de
roman, nadat hij eerst nog ander werk had geschreven, maar een redacteur heeft blijkens
de verzorging van een nieuwe uitgave de tekst aangepast aan de verwachtingen
van de nieuwe leiders. Dat arbeiders zich verzet hebben tegen Hitler was dus
welgekomen, dat deze mensen een soort ijver aan de dag hadden gelegd al
evenzeer, maar dat ze voor mei 1940 lid waren van respectievelijk het
Arbeidsfront en de Vrouwenbond, kon en maar beter niet aan de grote klok
hangen. Hoe totalitair kan een land worden want mensen, volgens Fallada werden
aangespoord vrouwen die niet werkten toch aan te zetten arbeidsdienst te doen
en daar moest de vrouwenbond ingrijpen. Vrouw Quangel - of zou dit een
germanisme zijn - liep tegen een vrouw aan die vanzelf een beschermd persoon
was, want echtgenote of levensgezellin van een Obersturmführer. Zij werd
geschorst, zoals Otto Quangel zelf ook uit het Arbeidsfront vloog, zonder ophef
te veroorzaken.
Natuurlijk,
die idee briefkaarten te schrijven en rond te dragen in Berlijn, het blijft een
merkwaardige vorm van verzet, maar dat iemand het nodig vond, na het grote
succes in het Westen, de medeburgers ervan op de hoogte te brengen dat Hitler en
zijn bende misdadigers zijn, leugenaars en zwendelaars en dat wie hen steunt
evenzeer onbetrouwbaar is, blijft verwondering wekken. Opvallend is dat een
andere groep, de Witte Roos, 2 jaar dezelfde aanpak verkoos, met dat verschil
dat zij pamfletten drukten en die bij belangrijke lui, hoogleraren en ander
academisch geschoold volk te bezorgen, vanuit München, per trein, maakt de zaak
er alleen maar verrassender om. De witte Roos kon maar enkele maanden
functioneren, de Quangels - hun werkelijke naam en de realiteit van hun verhaal
moeten we grondig bekijken - in de roman konden twee jaar te werk gaan. Nooit
werd de kaartlegger gesnapt zodat de Gestapo steeds onzekerder werd. Hoezeer we
ook geneigd zijn briefschrijfacties van Amnestie International te steunen, deze
mensen zetten hun vrijheid en hun leven in, wetens en willens.
Zoals
aangegeven, de Quangels in de roman bestonden echt, want Hans Fallada baseerde
zijn verhaal op een politiedossier, maar precies het feit dat na Fallada's dood
een opgeschoonde versie werd uitgegeven, laat zien dat het de moeite waard is
naar het manuscript van Fallada zelf te gaan en die roman alsnog uit te geven.
Men schreef in de kranten van een ontdekking, maar als we de uitleg van het
nawoord begrijpen, dan viel het voor het Westen niet mee de roman in handen te
krijgen, want hij werd in de Sovjet-zone uitgegeven, waarbij na 1949 de
scheiding tussen de twee Duitslanden de kloof diepgravender werd. Cultureel
werd niet zo heel veel uit die hoek, de DDR verwacht.
De
naam Hampel, zal weinigen iets zeggen en toch, een documentaire die Arte
bracht, liet al zien hoe de twee mensen, niet meer zo jong, nadat hun zoon
sneuvelde in Frankrijk, begrepen dat de successen van de oorlog niet hen zouden
toevallen. Woede, verdriet, maar nog iets anders, bracht hen ertoe "gij en
uw Führer" eens goed de waarheid te zeggen. Onopvallend als ze zijn,
hebben ze dat lange tijd kunnen doen, maar of er enige invloed van uitging? Het
probleem is dat mensen die de kaart vonden, blijkbaar zeer angstig werden, er
alles voor deden om de kaarten weer kwijt te raken. Werden ze gelezen?
Geloofden mensen wat erop stond?
De
andere kant van het verhaal verwerkt Hans Fallada met een groot gevoel voor
drama en sarcasme. Ook speelt mee, denk ik, dat hij de rasrechercheurs opzet
tegen de lui van de Gestapo. Die rechercheurs, met hun eigen ijdelheden, willen
net zo goed resultaten als de chefs van de SS, maar zij willen juist zitten,
niet enkel met de grove borstel vegen en de eigenlijke "misdadigers"
liquideren. In de roman vormt dit spanningsveld een centraal gegeven, omdat de
lankmoedige aandacht van de heer Escherich de heer Prall van de Gestapo gaat
enerveren. Naarmate de operaties in het oosten uit de hand lopen, zomer 1942,
zien we dat de mannen van Prall en de man zelf zich steeds meer verliezen in
orgieën. Hans Fallada laat zien hoe hij inzicht heeft in de zegegevoelens van
de SS en de Gestapo, maar ook hoezeer er een en ander aan het gisten gaat.
De
roman is behalve het verhaal van de Hampels, de Quangels ook een roman waarin
een samenleving tot leven komt, waarin de verschillende krachten en verschillen
sferen met elkaar in contact komen. Er zijn de Persickes, een oude kroegbaas en
zijn gezin, die echte nazi's blijken, waarvan er een zoon echt opgaat in de
beloften van het nieuwe rijk en er zijn vader graag voor opoffert, met de
bewogenheid van zijn veertien, vijftien, jaar en een behoorlijk scherp
verstand, terwijl de anderen, nu ja, veel valt er niet over te zeggen, behalve
dat ze zwelgen in het succes van Hitler en de militaire overwinning in
Frankrijk. Er is een postbode, Eva Kluge, die de brief brengt aan Otto en Anna
en daarmee hun verzet op gang brengt. Er is Enno Kluge, haar ex, die met een
andere doolaard een Joodse weduwe denkt te kunnen bestelen, die in het woonblok
van de Quangels en de Persickes woont. Er is die weduwe Rosenthal, er is dan
nog een oude rechter, Fromm, die even de weduwe opvangt, voor ze terugkeert
naar haar eigen appartement en er uiteindelijk uit het raam springt als men
haar dreigt op te halen.
De
anonieme massa mensen, van allerlei gezindte, maar allen bang en angstig, als
ze de partij niet meer vertrouwen, of zelfbewust als ze delen in de vreugden en
zegeningen van het regime. Maar zelfs dan, zo blijkt, kan het met gloriëren
gauw gedaan wezen, omdat een foutje door anderen uitgebuit kan worden, om zich
van een concurrent te ontdoen.
Het
begon dus met een jonge soldaat, Ottootje die liever niet naar het front ging,
maar een specialist was in het bouwen van radio's en in die hoedanigheid
wellicht meer van nut was geweest, als technicus, als kenner van moderne
techniek, maar geen toegang had bij de kringen die ertoe deden, al vochten de
bedrijfsleiders in de sector om hem. Zijn dood was een verlies voor de ouders,
die maar een zoon hadden. Hij had een verloofde, Trudel Baumann, die nog even
bij "vader" en bij "moeder" langs gaat, maar uiteindelijk
wil de oude Otto Quangel niet dat ze nog contact hebben. Hij wil namelijk zijn
strijd aangaan maar wil Trudel, Gertrude niet betrekken in het gebeuren, maar
voor alles volbracht zal zijn, zal hij haar opnieuw ontmoeten en in de
gevangenis, de bunker van de Gestapo, zal Anna Quangel Trudel op cel krijgen en
na de eerste woede omwille van de verdenking dat Anna haar verlinkt heeft, zal
er begrip komen.
De
figuren in de marge, die mogen ons niet ontgaan, want het maakt het beeld
compleet van een stad waar de oorlog nog niet woedt, behalve een keer, want dan
maakt de auteur melding van een bombardement boven Berlijn en een huis dat
vernield is. Enno Kluge zal zich verdacht maken, Barkhausen zal zich verliezen
in oplichterspraktijken, waarin hij uiteindelijk net niet ten onder gaat. Het
is een tierend leven van elk voor zich en wie niet snel is, is gezien. Eva
Kluge zal naar het platteland terugkeren, er eenvoudig landbouwwerk verrichten,
een oude schoolmeester ontmoeten en een jongen uit de stad, Berlijn, die
gevlucht is. Zij zijn het die het nieuwe leven na de ellende en de rampspoed
van de oorlog vorm zullen geven. Die jongen speelt in het verhaal van Kluge nog
een rol en in de diefstaf op Barkhausen gepleegd door een stel losgeslagen jonge
snaken: de nationaalsocialistische opvoeding, sneert Fallada.
Maar
zoals er eerst de oude rechter Fromm is, zo ontmoet Otto Quangel in de cel
eerst een volkomen onmogelijk sujet, die de lezer algauw herkent als de zoon
van Eva Kluge, die in Polen niet enkel Joden en Polen omlegde maar zelfs een
hogere partijbons zou hebben vermoord, enkel voor het plezier van het moorden.
Kareltje speelt, neen, is een hond en Otto begint hem te temmen, met behoorlijk
succes. Maar de belangrijkste ontmoeting heeft hij met een dirigent, die hem
leert schaken en hem van zijn minderwaardigheidscomplex afhaalt. Otto wordt in
de cel een ander mens en dat verklaart ook waarom de rechtszitting, met de heer
Rheichhart als soufleur hem niet meer zo zwaar weegt. Ook rechter Fromm duikt dan
weer op en geeft hem een ampul blauwzuur.
In
meer dan een opzicht lijkt dit boek op wat Vasily Grossman schreef, Leven en
Lot, maar ook kan men denken aan de roman "Goede Mensen" van Nir
Baram, maar die laatste valt buiten beeld, omdat de auteur geen getuige was van
de feiten, wat Grossman en Hans Fallada wel waren. Maar waar het in de roman
"Jeder Stirbt für sich allein" vooral om te doen is, zijn de vele
portretten van mensen die in dat totalitaire systeem overleven, zo goed en zo
kwaad als het gaat. Rudolf Ditzen, de persoon achter het pseudoniem Hans
Fallada, was sinds zijn adolescentie vaak met psychiatrie, verslaving en ander
ongemak geconfronteerd geweest, had reeds met "Kleiner Mann, was nun?"
naam gemaakt in 1932. Met "de drinker" schreef hij op een sublieme
wijze hoe een mens ten onder gaan kan. Maar in deze roman kan men de vertelling
alleen maar plaatsen naast Grosman en om die reden ook naast "Oorlog en
Vrede". Nog iets dat opvalt is dat hij goede en andere mensen met elkaar
laat omgaan, waarbij een sociaalcultureel differentiaalportret verschijnt. Ik
vond op het internet geen verwijzingen naar deze term, maar het lijkt me aardig
op die manier de maatschappijschets die de roman brengt te typeren: de
taalregisters, de gewoonten inzake arbeid, leven, overleven, voeding... krijgen
hun plaats. Maar ook de bescheiden verwachtingen van de een en de overtrokken
ambitie van Baldur Persicke zijn dan wel altijd met personen verbonden, ze
geven ook inzicht in het functioneren van de Duitse samenleving ten tijde van
Otto en Anna Hampel, toen zij dus in het verweer kwamen.
Een
werkmeester, bij ons doorgaans meestergast
was een belangrijke figuur op de werkvloer, omdat die zorgde voor de goede
gang van zaken bij de productie en tegelijk de oren en ogen van de directie
was. Maar zonder het vertrouwen van de mensen ging het niet. Otto Hampel lijkt
in de ogen van zijn mensen een gierige pin, een zwijgzaam man, die gewoonweg
ook niet zo heel veel te zeggen heeft en dat imago, zo blijkt, weet hij,
eenmaal hij uit de pas gaat lopen, goed uit te buiten.
De
vervolgers hebben er een hele kluif aan, want ze slagen er niet in een profiel
van de dader te maken en naarmate de tijd vordert en Otto even stug zijn
kaarten en brieven schrijft, wordt men zenuwachtig, wordt de olifant bang van
de mug die hem steekt. Dat beeld hanteerde Fallada ook in zijn essay over het
dossier, maar in de roman komt de gedachte ook aan bod. Maar toch, de lectuur
van het boek blijkt vooral een groot genoegen omdat hier een samenleving
uitgespeld wordt, waar we vandaag niet zo heel veel van weten, net omdat we het
gewoon zijn geraakt de Duitsers te zien als een uniforme massa en in die zin
heeft de Nazipropaganda ook na de oorlog haar werk naar behoren blijven doen.
Telkens men beelden toont van soldaten, Duitse soldaten in het Westen of in het
Oosten, tot de ramp van Stalngrad, zien we lachende, zelfverzekerde jongelui en
officieren die er onmiskenbaar onberispelijk uit zien. De gemoedsrust van deze
mensen is in de beeldvorming al even opvallend.
Pas
als men zich gaat verdiepen in de levens waar we enige weet van kunnen hebben,
omdat ze gedocumenteerd zijn, valt op dat Duitsland een zeer diverse bevolking
kende die ook nog eens, ook twintig jaar na de val van het Wilhelmitische
keizerrijk sterk sociaal gelaagd is, met grote verschillen tussen de
gestudeerden en de anderen. Maar Otto en Anna, die kijken toch ook maar neer op
de kleine boeven, zoals Enno Kluge of Barkhausen, die met kleine oplichterijen
en andere diefstallen zichzelf aan de praat houden, maar voortdurend in de hoek
staan waar de klappen vallen. Tegelijk blijkt de roman, onder meer met de
dirigent Reichhart en rechter Fromm de restanten van een oude Bildungskultur niet te ontkennen, want
ze krijgen een bijzondere rol en in die optiek moet men wel denken aan het
autobiografische relaas van Joachim Fest, wiens vader tot innere emigration
gedwongen werd, want omdat hij weigerde toe te treden tot de NSDAP kreeg hij
een beroepsverbod en kon hij niet langer directeur blijven van het gymnasium. Joachim
Fest was dus ook een buitenstaander in die samenleving, maar hij, zowel als
zijn vader en broer werden alsnog opgeroepen voor het leger, waarbij de broer stierf.
Hans
Fallada, de burger Rudolf Ditzen is niet weg gevlucht of gegaan toen de Nazi's
de macht in handen kregen, maar hij had geen deel aan het grote feest, wel aan
de ondergang natuurlijk. Hij schreef deze roman op verzoek van een door de
Russische bezetter gesteund tijdschrift, maar zijn boek kwam er na zijn laatste
opname en dood bekaaid af. Pas toen men het oorspronkelijke typoscript opnieuw
ter hand nam, kon nemen, kon men de roman herstellen en de benadering van
Fallada aan de lezer aanbieden. Het gaat dan in de eerste plaats om die twee eenvoudige mensen, die een zoon verloren hebben, maar het gaat evenzeer
om een samenleving die vernield is, nog voor de oorlog en de bezetting haar
vernietigende werk heeft verricht. We maken kennis met mevrouw Gerich, die door
Anna Quangel zich in dienst van de Nationaalsocialistische Vrouwenbond te
stellen, maar zoals te lezen valt, zijn echtgenotes van hogere partijkaders vrijgesteld
van arbeidsdienst. Anna krijgt de bons, maar dat was ook de bedoeling.
Conclusie van de Vrouwenbond:
"Er
was niets aan te doen, er viel niets met die vrouw te beginnen, ze ziet niet in dat ze geen gelijk heeft. Ze wil
gewoonweg niet begrijpen dat hogere officieren
en hun gehele familie vrijgesteld zijn van alle verplichtingen jegens de staat en de gemeenschap".
(p. 122)
De wreedheid die in deze vaststelling
besloten ligt, kan geen lezer ontgaan. De militairen en hun gehele familie zijn
vrijgesteld van verplichtingen aan de staat en de gemeenschap, maar wie als
eenling het systeem bevechten wil, zal merken dat iedereen in zijn of haar
omgeving eraan moet geloven. Het boek van Inge Scholl, over de Witte Roos,
waarbij uiteindelijk alleen Hans en Sophie Scholl en de andere leden van de
groep vervolgd, gevonnist en veroordeeld worden, terechtgesteld worden, maar de
familie zelf blijft relatief gezien buiten schot, wellicht omdat dit meer
schade zou aanrichten, omdat vader Scholl, een oud-burgemeester en zakenman te
zeer in het oog zou springen. Of het kon gewoon willekeur zijn. In die zin is
de uitleg van rechter Fromm, bloedige Fromm, omdat hij een aantal keer de
doodstraf heeft uitgesproken, wel opmerkelijk:
"Ik
ben altijd een stil en mild man geweest, maar het noodlot heeft het zo bepaald dat ik tijdens mijn loopbaan
eenentwintig keer de doodstraf moest opleggen
ofwel bevestigen. Ik heb een meesteres die ik moet gehoorzamen, zij regeert mij, u, de wereld, zelfs de
wereld zoals die nu op het ogenblik is, en
haar naam luidt gerechtigheid. Ik heb altijd in haar geloofd, ik geloof nog in haar, de gerechtigheid heb ik als
richtsnoer van mijn handelen genomen..."
(p. 68.)
Men kan begrijpen dat deze gedachten ook
voor de tekstverzorger misschien wel lastig waren, want de gerechtigheid die
Fromm wil laten gelden en dat consequent doet wanneer hij zowel Otto als Anna
blauwzuur bezorgt, geldt dan toch de trouw aan de "rule of law", die
dus ook tot zware straffen, de doodstraf kan aanleiding geven als de misdaden
dat vergen, eenmaal ze bewezen zijn.
Deze roman kreeg in de Vlaamse media
aandacht, maar er werd niet veel over gezegd, terwijl het veel bijdraagt aan
het beeld dat men kan hebben van het leven in een totalitair systeem. Het feit
dat Hitler met Roland Freisler een jurist aanstelde die het aantal doodstraffen
in zijn eigen ressort tot 5000 wist op te drijven tussen 1942 en 1945, waarmee
hij alle andere rechtbankvoorzitters van het volksgericht overtrof, moet een
aanwijzing zijn dat Hannah Arendt met haar stelling dat het nazisme pas echt
totalitair werd wanneer de oorlog door Hitler opgestart wordt, in mei 1940, de
situatie vrij goed in beeld had, ondanks haar verbanning. Maar in 1959 had zij
al ampel gelegenheid gehad de werkelijkheid van de Duitse samenleving na 1933,
toen ze zelf gevlucht was, te verkennen en haar bezoeken aan Karl Jaspers en
anderen zullen er niet vreemd aan geweest zijn. Hans Fallada noemt de recht
Feisler in plaats van Freiseler, maar of daar een reden toe is, ontgaat mij,
maar wellicht zit er een taalspel in. Iets met een vijzel of zo. Dezelfde
Freiseler zou ook de Scholls veroordelen. Van rechtsbedeling, laat staan
waarheidsvinding had deze jurist geen hoge pet op.
Tot slot: de Quangels, oftewel de Hampels,
waren voor mei 1940 niets minder dan trouwe aanhangers van Hitler. Zij, Anna
was fervent aanhanger en dan komt die omslag natuurlijk moeilijker te begrijpen
over. Maar dit juist vormde voor Fallada als verteller de uitdaging: hoe kon
hij die omslag nu maar eens overtuigend vertellen en tegelijk daarmee aangeven
dat de feitelijke oorlog, niet het gebral over wat komen zal, overwinning, umsiedlung in het Oosten, maar oorlog,
met gesneuvelden en ouderverdriet, dat alles krijgt in deze roman een rauwe
betekenis. Maar geen van de goede figuren in de roman is vrij van eigen
kleinmenselijke karaktertrekken. De criminalist Escherich, de commissaris, die
zijn chefs mishaagt door zo afwachtend te blijven, door zijn chefs in de bunker
wordt opgesloten, terug mag keren, maar finaal zelfmoord blijft, het laat zien
dat Hans Fallada wat inlevingsvermogen betreft ver weet te gaan en zo de
staalkaart van clichés naast zich neer durft te leggen. En toch, ze komen ook
wel staalhard naar voren, die clichés, dubbel omdat er van tijd tot tijd de
hand mee gelicht wordt. Opstandigheid wordt niet geduld, maar de regering, de
Gestapo kunnen lang veel af zonder de gelederen te versterken, omdat de mensen
bang zijn en elkaar verlinken.
Het is dan ook wrang te moeten vaststellen
dat men deze roman, maar ook het werk van Anna Seghers en Hans Keilson enkel als
(uitnemend) literair werk naar voor schuift. Hans Keilson, Anna Seghers en
Fallada overtuigen in hun romans over de nazitijd, omdat ze alle middelen die
het literaire vakmanschap hen ter beschikking stelt, weten te hanteren zodat
wij, de lezers niet enkel van het verhaal smullen, daar zit telkens toch wat
teveel wreedheid in, maar ertoe aangezet worden erover na te denken.
De kracht van dit werk, van andere grote
werken rond leven en lot, rond het overleven in oorlog, in een totalitair
systeem bestaat erin dat de auteurs de knepen van het vak kennen, maar ook dat
ze die volledig ten dienste stellen van het verhaal dat ze willen vertellen.
Ondanks het feit dat dit een opdrachtwerk is, blijkt Hans Fallada in staat een
ongewoon scherp beeld op te hangen van Berlijn en Duitsland, van de Berlijners
in deze voor ons moeilijk te vatten periode. Legt men er de dagboeknotities van
Ruth Andreas-Friedrich en ook nog eens Klaus Mann, Mephisto naast, om Doktor
Faustus van Thomas Mann niet te vergeten en men ontdekt dat hoe hardnekkig we
ook willen dat het allemaal in een paar zinnen te zeggen valt, uiteindelijk
vergt het van de auteur veel om het verhaal goed verteld te krijgen. Oh ja,
Arthur Koestler schreef met Darkness at Noon een aardig werk over de
showprocessen in Moskou rond 1937. Maar merkwaardig genoeg blijken al die
werken literaire redacties nauwelijks te bereiken. Laten we dus maar een
spannend boek lezen, zoals "Jeder stirbt für sich allein". Maar zelfs
die waarheid kunnen we niet aanvaarden.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten