Verandering van politiek personeel
Kritiek
Democratie,
volonté générale en het persoonlijke
Jean-Claude Juncker? Een
zuipschuit, een nitwit uit een onbeduidend lidstaatje, een man die al jaren
boven zijn intellectuele niveau politieke boksmatchen heeft gevochten. Maar
David Cameron, die zelf meent dat hij en zijn gelijken al te elitair
gerekruteerd worden, zodat men zich wel vragen kan stellen over hun interesse
voor wat "gewone" mensen aanbelangt en bezig houdt. En ja, ook hier
te lande hebben we zo onze problemen, onder meer met een politicus die zomaar
de politieke erfenis van zijn vader kon claimen en nu vijf jaar in de net niet
afgeschafte senaat zal vegeteren, maar alleen al de titel van senator zal hem
een aureool van voornaamheid geven, terwijl zijn gedachten misschien niet zo
eerbiedwaardig mogen heten. Enfin, aan de vox populi zal het niet liggen.
Democratie heet het, vormt de
beste manier om het algemeen belang te formuleren maar of dat meer oplevert dan
grondstromen, valt nog te bezien. De "Volonté générale"? Het is een
notie die we vooral kennen van Jean-Jacques Rousseau, maar die men bezwaarlijk
zomaar als de uitdrukking van de democratie kan vertalen. Bovendien geldt voor
de articulatie van de "volonté générale" nu net dat de meerderheid
het haalt, ook al zouden de argumenten van een minderheid beter uitpakken. De
kwestie is urgent omdat de politieke besluitvorming, zelfs op gemeentelijk
niveau vaak overkomt als een bizarre mengeling van toverkunst en verleiding,
waarbij de redelijke argumentatie vaak achterwege blijft. Bovendien zorgt de
vierde macht niet steeds noch met voldoende aandacht voor een gedegen afweging
van de standpunten.
Nog eens moeten we daarom de
campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen in België, Vlaanderen in herinnering
brengen, waar politici leuke dingen voor de mensen beloofden, maar, moet
gezegd, niet keken naar de prijskaartjes. Twee jaar later proberen de colleges
van Burgemeesters en Schepenen, (burgemeesters en Wethouders, waarbij het woord
schepen echt bewust verwees naar de zo geprezen autonomie van de steden, zij
het niet altijd geheel correct begrepen) met alle middelen het dreigende
bankroet af te wenden. De afvalophaling aan huis en de inrichting van een
milieupark, tegen betaling van een afvaltaks loopt in sommige gemeenten in het
honderd, omdat de gemeenten de inkomsten uit het milieupark maximaliseren, maar
de burgers blijken dat niet te pikken. Ook als het om het bouwkundig
patrimonium gaat, monumenten en landschappen gaat, probeert men er een slaatje
uit te slaan. Mag een mens zich afvragen of dat niet de hele heisa rond WO I
gewoon ridiculiseert, waarbij te vrezen valt dat de vermoeidheid over die
oorlog stilaan zal toeslaan, zelfs in verre buitenlanden. Men stelt vooral een
gebrek aan maatvoering vast bij de gemeenten, omdat ze blind gebleven zijn voor
de gevolgen op langere termijn van leuke beslissingen voor de mensen.
Schoolzwemmen? De gemeente
vraagt plots een veelvoud van de oorspronkelijke bijdrage, voor het busvervoer
van de kindjes, want de kas is leeg. Zelfs de zwembaden moeten er in sommige
gemeenten aan geloven, want uiteraard kan zelfs het onderhoud van het
gemeentelijke zwembad hoog oplopen en aangezien nogal wat van die voorzieningen
dateren uit de jaren van hoogconjunctuur, die voor de gemeenten iets langer
duurden dan voor de burgers en dus nu vaak veertig jaar of ouder zijn, lijkt
renovatie niet meer de meest geschikte oplossing, omdat men nu
energievriendelijker zwembaden kan bouwen. Alleen, de kost gaat de baat vooruit
en een gemeente of kleinere stad kan dat niet zomaar opbrengen.
Ook als het om cultuur ging
hebben onze steden en gemeenten behoorlijk verdienstelijk werk geleverd en was
de toegang lange jaren open voor kinderen uit alle maatschappelijke geledingen.
Maar op zeker ogenblik begonnen politici te geloven dat de heer Bourdieu gelijk
had met zijn onderzoek uit 1964 dat die investering alleen de middenklasse bereiken zou. De maatregelen
die men vervolgens nam, hadden tot gevolg dat deze voorziening steeds
selectiever mensen rekruteerde: in naam van de democratische toegankelijkheid. Het
blijft merkwaardig, denk ik, te moeten vaststellen dat men politieke
besluitvorming graag ideologisch en tegelijk wetenschappelijk wil funderen maar
geen oog heeft voor de mogelijke ongewenste neveneffecten. Paul Frissen heeft
dat in zijn studie "De Fatale Staat" omstandig uitgewerkt, maar voor
de brede media was noch is dit een punt van reflectie. Niettemin, na een
politieke vergadering, van een partij, van een gemeenteraad of van een
parlement kan men wel eens horen oreren dat waar gehakt wordt spaanders vallen
en dus, wanneer een gremium de knoop heeft doorgehakt dat men met de gevolgen
moet leren leven, ook de minder aangename. Op die manier komt tegelijk aan het
licht dat politieke besluitvorming voor politici niet veel anders dan de
boksring waar ze elkaar k.o. kunnen meppen, zonder zich met de gevolgen in te
laten. Politiek bedrijven evenwel is geen spel, maar zou vooral een zaak moeten
wezen van omzichtigheid én van besluitvaardigheid. Mocht het ene het andere
uitsluiten, dan zou men zich ernstig vragen moeten stellen over de mogelijkheid
van gepast beleid, dat niet ten koste gaat van mensen.
Overigens,
dat laatste zal de politicus ten allen prijze vermijden, zegt men mij steevast,
want politici zijn angsthazen als het erop aan komt de goegemeente te treiteren
of mensen voor problemen te stellen. Directe schade zal men niet toebrengen,
indirect kan men deze of gene wel kansen ontnemen of geen kansen aanreiken,
zonder dat dit terug te voeren valt tot een of ander politiek besluit, waarbij
men wijselijk de ambtelijke molen over het hoofd ziet.
Hebben we ons tot nu enkel bezig gehouden met
lokaal bestuur, dan ligt het voor de hand dat we ons niet aan vragen kunnen
onttrekken over het beleid op andere beleidsniveaus. Moeten we de provincie in
rekening brengen? Misschien niet, want de provinciale overheid voert op een
aantal domeinen wel degelijk beleid, maar vaak gaat het om het beheer van
natuurgebieden, musea en nog enkele zaken meer, maar de vraag of de provincie
een blijvertje moet zijn, krijgt in de politiek maar geen gedegen antwoord. Een
andere organisatie van intermediair bestuur dringt zich op, maar dat gemeenten
voor veel meer zaken zullen moeten samenwerken, ligt voor de hand, alleen is
dan de vraag welke taken die gemeenten dienen te krijgen.
Maar
goed, democratie op het niveau van een natie vergt staatsinstellingen want het
is dus niet zomaar mogelijk het omgekeerde te beweren, al is het historisch wel
zo dat de natievorming ook maar mogelijk is gebleken nadat er instellingen tot
stand kwamen. John Lukacs meent dat de korte Twintigste eeuw laat zien dat de
natie veel sterker is gebleken dan de staten, alvast in Europa, omdat de natie
hoe dan ook "verteld" kan worden, terwijl de staat zich articuleert
in wetgeving en handhaving van die wetten. Meteen denk ik dat we moeten
vaststellen dat natievorming weliswaar in de negentiende eeuw een liberale
invulling heeft gekregen, terwijl de staat steeds bureaucratischer werd en
steeds meer, in functie van ideologische evoluties en technische mogelijkheden
een ambtenarenstaat werd.
Nu
zou men kunnen stellen dat de ambtenarenstaten als een invectief moet gelden,
maar het blijft evenwel moeilijk uit te leggen dat van de twaalfde eeuw af
vorsten er zich bewust van werden dat ze zich van goede adviseurs en
uitvoerders dienden te voorzien om de zaak, dat wil zeggen hun wensen
uitgevoerd te zien. De raadgevers zelf zocht ook weer medewerkers die aan hen
verantwoording verschuldigd werden en zo ontstond een begin van een
staatsapparaat. Naarmate de stedelijke elites hun plaats opeisten in de staat,
zou die staat complexer worden en dat versterkte zich nog eens toen steeds meer
mensen een behoorlijk leven kregen en zich gingen moeien met zaken die hun
persoonlijke belang oversteeg. Hoewel we vandaag vaak de indruk krijgen, als
men over de middeleeuwen en de moderne tijd wil spreken macht én staat synoniem
zouden zijn voor vorstelijke almacht en willekeur, kan eenieder die ook maar
een beetje ingevoerd is in de samenlevingen voor de 19de eeuw dat bestuur al
lang aan de willekeur van de ene vorst ontsnapt was. Zelfs ten tijde van het
vorstelijk absolutisme, waarvan Filips II van Spanje een voorbeeld is, maar
meer nog ten tijde van de Franse koningen Louis XIII en vooral Louis XIV werd
hun macht pas duidelijk dankzij hun naaste adviseurs, al letten die vorsten
zelf zeer nauwlettend op de winkel. Maar terwijl Louis XIV ons fascineert
omwille van zijn titanische kracht bij de uitoefening van zijn macht, spreken
we zelden over de gebeurtenissen in het Engeland van Elisabeth en nog minder
van haar opvolgers. Oliver Cromwell en uiteindelijk Willem III, de
koning-Stadhouder. Ook voor de Republiek der Verenigde provinciën hebben we
vooral oog omwille van de culturele uitstraling van de Gouden eeuw, het paleis
op de Dam, Rembrandt en Vermeer. De samenleving zelf en de werking van de
instituties interesseert ons al veel minder. Oh ja, men heeft het wel eens,
denigrerend, over de regenten en dat zegt men met nog grotere wrangheid over de
18de eeuw. De regenten, dat staat voor stagnatie, gebrek aan inzicht en een
tekort aan burgerlijke vrijheden. Dat de voordelen van de regentensamenleving
zo rond 1650 voor de betrokkenen ver
boven een poging een vorstelijk regime te verkiezen viel en toen dus Willem II
probeerde de Staten van Holland en vooral Amsterdam met geweld naar zijn hand
te zetten, doch ongelukkig genoeg stierf, begon het tijdperk van Johan de Witt
en van de regenten die een voor die tijd bijna uniek bestel uitvaardigden. Niet
helemaal uniek, want ook Venetië kende een republikeins bestuur maar ook dat
was behoorlijk elitair. We zouden dan ook kunnen gewagen van een
paternalistisch burgerlijk bestuur, waarbij geldt dat wie niet tot de
vroedschap behoort niet veel te bassen heeft. Luc Panhuyzen beschrijft hoe de
regenten in Dordrecht en elders van tijd tot tijd met opstanden van "het
grauw" af te rekenen hebben en er zich naar best vermogen tegen
beschermen, maar dat weerspiegelt zich niet per se in hun bestuursdaden.
De
democratie van de late 19de eeuw en de twintigste eeuw verschilt daarvan op het
oog omdat het democratie gaat vertalen als de macht van de meerderheid, wat een
vertaling zou moeten heten van de volonté générale. Wie de helft van de stemmen
plus 1 haalt, heeft het voor het zeggen, al mag duidelijk zijn dat die macht
ook altijd weer maar tijdelijk verschaft wordt. Het gevolg is wel dat politici
aangewezen zijn op het verwerven van de volksgunst. John Lukacs laat zien dat
dit aan het einde van de 20ste eeuw en sindsdien niet verbeterd is, dat dit meerderheidsdenker
tot politieke machteloosheid leidt. De volonté générale sluit in wezen
besluitvaardigheid uit of verhindert dat goed beleid uitgerold kan worden.
Meer
nog, de wakkere burger werd plots een autonoom handelend figuur, vooralsnog
meestal om beslissingen die door assemblees en bestuurders worden genomen,
terug te draaien, maar ook om initiatieven van andere burgers, bedrijven die
willen uitbreiden of domweg investeren, tegen te houden. Speelpleinwerking?
Niet in mijn achtertuin. Natuurlijk krijsen kinderen de hele tijd, roepen ze
voortdurend van alles en aan het eind van de dag is men murw geslagen, dus dat
speelplein moet maar verhuizen. Vliegtuigen bezorgen overlast, maar niet als ik
mij per vliegtuig naar andere oorden begeef. Fijn stof? Mag niet, enfin, ik zal
er het rijden niet voor staken. Hout in de open haard? Mag niet meer want
experten hebben vastgesteld dat dit voor fijn stof zorgt. Nergens is er een
begin van de debat welke rechten de wakkere burger kan claimen en waar die niet
zozeer de overmacht maar wel het algemeen belang moet erkennen, mits de aperte
schade vergoed wordt.
Alleen
is het zo dat die wakkere burger zelden actief zal blijken in algemene
debatten, doch altijd punctueel optreedt, want die belangen kan men duidelijk
omschrijven. Als dan blijkt dat politici om allerlei redenen zelf hun eigen
inzichten de rug toekeren, ontstaat politieke besluiteloosheid en blijven
problemen aanslepen. Maar het moeilijkste blijkt het als de overheid
besluitvorming ontwikkeld, bijgestaan door experten, maar niet gedragen door
ervaringsdeskundigen, zoals in het onderwijs blijkt. Experten ontzeggen vaak
zelfs leerkrachten en recalcitrante directeuren van scholen het recht om hun
opvattingen van kritische kanttekeningen te voorzien. Nu, die experten
adviseren de overheid, politici in de wetgevende en de uitvoerende instituties,
maar het is niet zo dat zij beleid kunnen maken. De hervormingen die men wil?
Sommigen willen hun onderwijs nog meer richten op de idee van Rousseau dat je
kinderen de indruk moet geven dat ze het zelf mogen ontdekken, anderen vinden,
op goede gronden, dat je nooit ver zal komen als je niet een stevige basis
onder de knie krijgt, van wiskunde, wetenschappen maar ook talen.
Merkwaardig
is namelijk dat we tegelijk verwachten dat iedereen op de arbeidsmarkt kan
komen, kant en klaar, zonder voorverwarmen. Een mens is, zelfs al zou men de
psychische enhancement zo ver drijven dat we mensen kunnen programmeren onvoorspelbaar
en men loopt dus het risico dat iemand toch eenmaal tot het inzicht komen kan dat
het systeem van verbetering niet deugt. Enhancement betekent verbeteren, maar
de vraag is of en hoe we die verbetering willen invullen: gezond leven, niet
roken, niet drinken, geen foute grappen vertellen, geen fouten maken, anderen
niet irriteren, kortom geen foute verwachtingen koesteren. De "volonté
Générale"? Laten we elkaar niet voor de gek houden en erkennen dat we ons
wel eens als een Stirner voelen, die de menselijkheid van de andere niet meer
erkennen kan, maar tegelijk beseffen we dat het leven behoorlijk eenzaam zou uitpakken
mochten we echt zo gaan leven. De verwachting dat anderen volledig en altijd
aan onze wensen en wij dus aan de wensen van derden zouden beantwoorden, kan
men dus niet legitimeren.
We
geloven nog steeds en doen we nog steeds geloven dat we elkaar vrijheid gunnen
en de ruimte om te dwalen. In NRC schrijft Marian Donner dat de kunst te clean is
geworden, maar laten we wel wezen, toen Ramses Shaffy stierf in de relatief
gezegende ouderdom van 71 jaar na een zonder meer ruig leven, waren er mensen
die vonden dat de man geen groot mens kon zijn, want een zuipschuit en wat nog
al niet meer, maar hij was wel een van de zangers die ons met het Nederlandse
lied konden verzoenen. Maar goed, we willen clean zijn, zuiver, gewassen met hysop
en vooral anderen moeten dat zijn, om de sociale zekerheid en het openbare orde
niet onder druk te zetten.
De
volonté générale vandaag vertolkt dit evenwel niet, wel is het de articulatie
van inzichten in wat op wetenschappelijke gronden goed, rationeel zou zijn. Men
kiest voor gezondheid als morele dwang, men wil mensen aan het werk, ook al is
er niet voor iedereen meer werk en men wil voor met rust gelaten worden, zonder
dat we vergeten te netwerken natuurlijk, maar onwelkome verrassingen, c.q. het
volle leven en het onbestendige willen we niet meer. Mensen dromen voor
zichzelf nog wel van allerlei esbattementen, seksuele en andere, maar het kost
best geen moeite en geen gezeur. En de samenleving, die moet ook maar perfect
wezen.
Links
meent dat iedereen wil dat er gelijkheid wezen zou, volkomen en anonieme
gelijkheid, terwijl er veel voor te zeggen valt dat mensen nu eenmaal
verschillen. Het is ook maar de vraag of het werkelijk goed is dat we allemaal
in hetzelfde procrustesbed gelijk gemaakt zouden worden, want we zouden onszelf
veel geluk, maar ook veel leven ontzeggen. En bovendien, politiek zou die
gelijkheid ontaarden in een vorm van technocratisch totalitarisme en zoals het
zich nu laat aanzien, zijn er maar weinig mensen die daar bezwaar tegen
aantekenen. Een mens die niet gezegend door talent of schoonheid in deze wereld
wordt geworpen, zeggen mensen in de kunstgallerij vol afschuw kan onder ons niet
zijn, maar vijf uur later zullen ze een manifestatie bijwonen om te pleiten
voor inclusief onderwijs. Laten toch eindelijk weer eens de charme van de
paradox en meer nog van de inconsistentie van het leven toe, vooral voor
onszelf.
Overigens
heeft het verkiezen van democratie maar weinig zin als men blijft geloven dat
mensen zich steeds meer aan dezelfde normen moeten houden, die, naar men zegt
niet moreel maar wetenschappelijk gefundeerd zouden zijn en met alle
technologische middelen ook gehandhaafd zullen worden. Zeker is dan ook, denk
ik, dat we onszelf op die grond steeds meer regels opleggen, maar tegelijk dat
we geloven dat die wetenschap ons altijd betere levensomstandigheden zou
schenken. Maar niet enkel de gelijkheid is aan de orde, ook de veiligheid en de
noodtoestand die men daar in het leven heeft geroepen, moet ons zorgen baren.
Iedereen is potentieel een gevaar op de weg, kan niet rijden, kent de
verkeersregels niet en lapt die ook nog eens aan zijn laars. Dat valt dan toch
haast dag na dag te vernemen van het Belgisch instituut voor
Verkeersveiligheid, maar ook automobilistenorganisaties willen ons doen geloven
dat ons verkeersgedrag niet door de beugel kan. Te vrezen valt dat ze de
waarheid niet geheel verdraaien, maar vooral een aantal zaken overdrijven. Als
iemand stomdronken in de auto stapt en nog eens rijdende een sms intikt, dan
kan het gebeuren dat hij een jonge moeder met kinderen doodrijdt en voor het
leven onherstelbaar verwondt. En dan moet men niet alle autobestuurders
aanpakken maar die persoon zelf voor de verantwoordelijkheid plaatsen. De
veiligheidsobsessie is geïnstitutionaliseerd omdat het tot de volonté générale
zou horen dat ongelukken in het verkeer, of meer nog, in het eethuis mag ons
ook niets overkomen... nergens eindelijk. Maar wat mogen we dan verwachten
indien we zelf in de fout gaan?
We
hebben dit stuk over "la volonté générale" aangevat omdat we de
stellige indruk hebben dat we ons leven en dat van anderen steeds weer en
steeds meer overladen met regels en eisen, opdat er niets fout zou gaan. Het
leven, zoals Paul Frissen stelt, verdraagt die veiligheidsmachine niet. Maar
ook het publieke welzijn en het persoonlijke welbevinden kunnen die dwang niet
verdragen. Diversiteit en variatie maken deel uit van de samenleving, van onze
cultuur, maar we zijn vergeten wat tolerantie en lankmoedigheid inhouden.
Politieke partijen moeten evenwel leveren: steeds meer veiligheid, geen racisme
noch discriminatie, zelfontplooiing maar geen overlast en nog zo wat van die
tegenstrijdige verwachtingen meer. Het debat zal dus niet moeten gaan over de
volonté générale, want die kan men niet formuleren, laat staan articuleren. Mocht
men deze paradox willen afwijzen, dan kan men zich toch wel overtuigen van de
moeilijkheid om steevast en altijd weer te formuleren wat het volk wil, mocht het
al bestaan. Want dat het volk, begrepen als een homogene masse gelijkgestemde
individuen, een fictie is, zal nu toch wel duidelijk zijn, maar toch kan het
volk als natie begrepen op een aantal momenten een grote gemeenschappelijke
gedachte gestalte geven. Maar het is evenwel niet nodig dat iedereen volkomen
instemt, wel dat we kunnen begrijpen dat overheden zaken ondernemen of steunen
die niet geheel onze goedkeuring wegdragen. Echter, als de overheid voortdurend
in haar voornemens belemmert wordt, zou dat wel eens het samenleven in ongerede
kunnen brengen.
Beweren
tot slot dat de volonté générale niet kan bestaan, lijkt me dan weer een stap
te ver, want we hebben, doorheen honderden jaren politieke en juridische
cultuurontwikkeling gezien dat gebruik van geweld werd afgewezen. We kunnen
niet aannemelijk maken dat we nu plots zouden aanvaarden dat messentrekkers de
publieke ruimte onveilig maken of dat een burgermeester het een bagatelle, een
fait divers noemt, als mensen gewapend met AK 47's door de stad racen met
gestolen bolides. Maar dat is een evidente afwijzing van de eigen
verantwoordelijkheid vanwege die burgemeester, die overigens wel graag
verkeersboetes int bij brave huisvaders en -moeders.
Democratie
is dus maar nodig om de onbestendigheid van de omstandigheden op te vangen en
onze visie op een ernstige manier met elkaar te confronteren en ook omdat
niemand ten allen tijde zonder meer de algemene volkswil kan lezen, zonder
leesfouten. En tot slot, maar dat heeft slechts gedeeltelijk met die algemene
volkswil te maken, moet men zich afvragen of onafgebroken bestuursdeelname door
dezelfde groepen wel zo wenselijk is. Burgers weten dat ook, want in discussies
hoort men vaak dit argument: veranderen van partij om de plakkers aan het
pluche wakker te houden, want de arrogantie van de macht drukt zich ook uit in
de gedachte dat die politici die aan het pluche verkleefd en verknocht zijn
licht paternalisme uit de hoek komen en komen we toch weer bij de volonté
générale uit.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten