VLD en liberalisme rijmen niet per se
Brief
Aan Sophie in 't Veld
over het liberalisme
& nationalisme
Brugge, 21 juni 2014
Mevrouw,
misschien komt een open brief
u wat overtrokken voor, maar u heeft naar aanleiding van politieke
gebeurtenissen afgelopen dagen een kwestie - althans voor mij - op scherp
gesteld: wat kan het liberalisme vandaag betekenen? En waarom zou men elke
aandacht voor het behoren tot een natie afwijzen, als was het een psychische
afwijking?
Twee vragen die op zich al
veel overdenking vragen, al lijkt men dat vandaag niet meer zo nodig te hoeven,
want alles is duidelijk. Meer nog, we zullen u ervan overtuigen dat zonder
nationalisme goed beleid niet mogelijk is. Maar eerst moet ik u een kleine
verantwoording want het mag u niet ontgaan zijn dat ik een zwak heb voor uw partij,
D'66. Laat mij toe het eenvoudig zo stellen, Hans van Mierlo op de grachten,
Jan Terlouw en enkele andere figuren, zoals Alexander Pechtold, altijd weer
komen er ideeën en voorstellen voor beleid, die het overwegen waard zijn. Maar
hoewel de partij wel eens aanhang is verloren, kon ze vervolgens weer opveren.
Dat blijft opmerkelijk, maar zegt iets over de kiezers: zij vinden altijd wat
er echt toe doet.
Iets anders is het als ik in
Vlaanderen mensen hoor dwepen met D'66; dat overkomt me al sinds de jaren aan
de universiteit, wanneer men niet echt voor een maatschappelijk project durft
te gaan, wanneer men de uitdagingen van de tijd niet goed in een duidelijke
richting durft aan te raken, dan komt men aanzetten met uw partij. Erger nog,
als men de complexiteit van een vraagstuk niet durft aan te raken, dan klinkt
het: D'66. Dit is niet echt fraai voor uw partij en ik kan begrijpen dat men
blijken van sympathie uit Vlaanderen niet altijd vertrouwen kan, want men
blijkt dan de partij niet te begrijpen en vooral niet in te zien dat het
liberalisme dat D'66 voorstaat en als
grote krachtlijn heeft dat een oplossing voor een probleem bedenken echt wel
een intellectuele activiteit is, terwijl andere partijen wel een mal klaar
hebben liggen, waarin én probleem én oplossing ineens uit te voorschijn komen.
In 1982, toen dit land, België,
politiek volkomen in het slop zat en ministers van PS (Franstalige socialisten)
staakten, weigerden de sanering van de overheidsfinanciën onder handen te nemen
en de economie zuurstof te geven, dat wil zeggen, burgers en ondernemers de
ruimte geven om te investeren en om winsten te maken, toen mevrouw, verscheen
de heer Guy Verhofstadt zo niet als een reddende Engel of een orakel voor een
betere toekomst, neen, hij verscheen niet als het Vlammende en wrekende zwaard,
maar hij kwam vertellen, jong politicus als hij was, dat we die onzin van
stakende ministers niet moesten aanvaarden en in 1982 kon hij een hoop kiezers
overtuigen: hij was nieuw, een onbeschreven blad en zijn ambitieuze aanpak was
gewoon verfrissend. Als jonge kiezer kon ik mij wel voorstellen dat die GV wel
iets te vertellen zou hebben.
In 1990 zat de PVV van
Verhofstadt met een probleem: links had hen uit de regering gekegeld met de
steun van de christelijke zuil - die mee in 1982 de omslag had mogelijk gemaakt
- zodat Verhofstadt tot oppositievoeren veroordeeld bleek. Toen schreef en
publiceerde hij zijn bevlogen burgermanifesten, waarvan velen onder de indruk
waren. Er was wat mij betreft alvast een kleine bedenking, enerzijds zijn
verwijzingen naar Popper en Von Hayek, maar ook bepleitte hij toen zonder
voorbehoud het nationalisme zoals dat in Vlaanderen vorm had gekregen. De
kerngedachte was evenwel dat burgers zonder intermediaire structuren met de
overheid zouden moeten kunnen communiceren, zonder middenveld. Of het echt wel
kan, dat de overheid met alle 10 nu 11 miljoen afzonderlijk kan redekavelen
over beleid, besteding van overheidsmiddelen valt lastig te realiseren. Maar
hij had gelijk als hij vond dat het middenveld in zekere zin de burgers
wegdrukte. Aan de andere kant, burgerinitiatieven waren en zijn altijd
mogelijk. Nu, hij vond ook dat mensen
het recht moeten hebben uit de samenleving te stappen en dat valt moeilijk te
verantwoorden. Meer nog, hij vindt dat we de politieke klok gelijk moeten
zetten met de stand van kennis in de wetenschappen en de inzichten in zoiets
als de sociale ethiek. Verhofstadt meent dan ook:
In eigen land, en steeds meer ook in het
democratisch totaal ontoereikende Europa, hoeven we geen communisme te verjagen
want het is er niet. We hoeven de markteconomie niet te veroveren, die hebben
we. We moeten alleen maar de democratie van een stille dood redden, door de
klok van de politiek gelijk te zetten met het uur dat geslagen heeft in de
wetenschappen, de economie, de cultuur en de sociale ethiek. Het uur van de
vrijheid, vindingrijkheid en levenswil.
Vindingrijkheid en levenswil? Vooral dat
laatste verwijst dan toch maar naar Nietzsche, toch? Nietzsche pleit er
inderdaad voor, zoals Sloterdijk opmerkt voor dat mensen zich zouden oefenen en
zo telkens weer opnieuw proberen de eigen condities te overstijgen, maar als
men dan uit te staat zou stappen, verbeurt men dan niet het recht over zaken
van algemeen belang zijn stem te laten horen? Men kan niet behoren tot een
samenleving, er de baten en lusten van genieten en tegelijk zeggen er geen
uitstaans mee te hebben. Dat men zich
over die gedachte niet drukker heeft gemaakt, blijft me altijd verbazen, vooral
omdat het liberalisme zich ontwikkelde in de 18de en 19de eeuw tot een weliswaar
burgerlijke ideologie die de gedachte schraagde dat de staat de structuur was
waarin de natie politiek vorm kreeg. Gelijkheid voor de wet, individuele
vrijheid, eigendomsrecht dat niet betwist kon worden, vrijheid van vereniging
en opinie, geen horigheid meer - tenzij soms persoonlijke onderworpenheid aan
leidende figuren - waren en zijn de verdiensten van het liberalisme. De
economische aspecten van het liberalisme moet men dan ook niet meer aandacht
geven dan nodig, dat wil zeggen, economisch beleid op zich heeft geen zin, wel
moet men, zoals de Nederlandse staatsman en rechtsfilosoof Johann Thorbecke
vond, ervoor zorgen dat de invloed van de staat niet verder reikt dan nodig,
maar vooral zorgen dat iedereen in de samenleving voldoende rechten geniet.
Guy Verhofstadt, mevrouw, huldigde de ideeën
van Friedrich von Hayek, waarbij diens werk "the road to serfdom"
essentieel moet zijn geweest, als we ons goed de redevoeringen en uitlatingen
van de liberale leidsman herinneren, maar heeft von Hayek het wel bij het
rechte eind? Als von Hayek stelt dat in het liberalisme, enfin in het denken
over individueel burgerschap impliceert dat het doel de middelen niet kan
heiligen... terwijl dat in collectivistisch staten wal het geval is, dan moet
men toch niet vergeten dat bijna alle politieke partijen dezer dagen echt wel
druk doende zijn de reflectie over de middelen te vergeten en domweg voor het
doel gaan. Een paar uitzonderingen zijn er wel, want niet enkel D'66 geeft er
zich rekenschap van, maar ook bijvoorbeeld de beweging "nous
citoyens" in Frankrijk, dat de politieke zeden en het politieke
tweestromenland op de schop willen; de politici zouden teveel zichzelf in de
etalage zetten en de natie vergeten, de burgers negeren. Nu, als ik mij goed
herinner, heeft Verhofstadt, met de hulp van een meegaande pers de
dioxinekippen gebruikt om de zittende regering af te doen serveren. Aan het
einde van de rit? De omvang van het voedselschandaal was zeer beperkt, de
afhandeling door de zittende regering was naar behoren en vervolgens, mevrouw,
kwam er een regering, die qua collectivisme echt niet moet onderdoen voor de
regering van Joop den Uyl.
Maar het probleem is dat Verhofstadt, Karel de
Gucht en anderen menen dat liberalisme en nationalisme niet samen gaan, maar
ook dat nationalisme de drijvende kracht was achter het beleid van Adolf
Hitler, zelfs van fascisten. Stalin, zo blijkt evenwel was een nationalist en
Joop den Uyl, die wilde zijn model in Nederland realiseren en daarom Europa
afhouden. De VSA kent aldus John Lukacs,
een mild en ruimhartig nationalisme, maar altijd weer is er de vraag hoe men
broederschap kan beoefenen in een anonieme samenleving, als er geen gedeelde
identiteit zou zijn. Nog eens, Johann Thorbecke, die in 1848 de grondwet wist
te laten tekenen door de koning, dik
tegen 's konings zin, blijft als inspirator voor het liberalisme in de Lage
Landen belangrijk, al noemt men hem een saaie Droogstoppel, maar wellicht is
dat het gevolg van enige animositeit over zijn erfenis.
Het actuele liberalisme blijft zorgwekkend
lichtvoetig over de moderniteit heen stappen. Wie zegt dat de grote verhalen
ten einde zijn, is gedoemd steeds weer het wiel en het warm water uit te
vinden. Verhofstadt is bij uitstek het icoon van voluntarisme, politiek
voluntarisme die op zijn kudde vooruitloopt, maar liberalisme en gregair gedrag
vallen moeilijk met elkaar te rijmen. Als er mensen zijn die de aandacht waard
blijken, dan zeker een Vaclav Havel en een Joachim Gauck. In ons deel van
Europa valt het moeilijker die status te halen omdat politici hier, anders dan
van Hayek dacht, niet gespeend zijn van opportunisme, wat nog te velen valt,
maar ook blijkt men zich om de middelen niet zo vaak te bekommeren als wel
nodig is.
Hier komt de ontstaansgeschiedenis van de N-VA
aan de orde: het product van de discussie binnen de Volksunie, waarbij een deel
van de partij zich tot linkse benaderingen van de samenleving neigde, waarbij
men ook de positie van de Nederlandstaligen in België en dus de politieke
machtsverhoudingen tussen Vlamingen en Franstaligen, die dus niet per se Walen
zijn, niet meer prioritair achtte. Het is cruciaal om aan buitenstaanders uit
te leggen dat Vlaanderen wel niet het grootste deel van 's lands oppervlakte
beslaat, maar dat er wel het grootste deel van de bevolking woont en dat die
ook nog eens in grotere mate bijdragen aan de fiscale inkomsten en tekenen voor
83 % van de uitvoer. De mensen die de N-VA zouden opzetten vond dat men ondanks
alle staatshervormingen nog niet voldoende het machtsevenwicht had gerealiseerd
dat zou beantwoorden aan de Belgische realiteit, waar de Vlamingen ongeveer 60
% van de bevolking vormt, maar politiek een aantal evenwichten zou accepteren.
Sterker nog, als John Lukacs schrijft dat de
korte 20ste eeuw als voornaamste kenmerk het feit laat zien dat de staatsmacht
niet langer een zaak van minderheden is, maar dat juist de meerderheid de macht
overneemt, dan is België in dat opzicht in zekere zin een uitzondering op de
regel. De verworvenheid van de 19de en 20ste eeuw bestaat er ook in dat de staat geen zaak meer
is van het kabinet alleen, zoals oorlogen, zeker WO I geen kabinetsoorlog meer
was, want er was een grotere steun van de bevolking, net omdat in populaire
bladen en door bekende schrijvers een beeld van de natie werd opgehangen,
waaraan iedereen deel kon hebben, zou moeten hebben. Het nationalisme dat zo
ontstond zou inderdaad tot overspannen verwachtingen leiden, zou in de late negentiende
eeuw in sommige landen tot excessieve opties leiden, zoals het irredentisme van
de Serven, met een paar kleine Balkanoorlogen en de grote oorlog tot gevolg. De
Serven kregen grote leningen uit Parijs en steun uit Petersburg, maar tegelijk
liep het land achter op Bosnië-Herzegovina, dat bestuurd werd door Wenen. Meer
nog, Christopher Clark wijst erop dat Frankrijk en Rusland meenden dat
Oostenrijk-Hongarije geen natie was, verouderd en niet het morele recht had
zich te verzetten: de toekomst was aan de (homogene) naties, zoals Servië. Quod
non.
Men kan dat nationalisme principieel afwijzen,
zoals Guy Verhofstadt en anderen doen, onder meer omdat het zou voortkomen uit
een reactie tegen de Verlichting. Die lezing van zowel het nationalisme als van
de Verlichting, zo blijkt toch maar weer, houdt geen steek: Johann Gotlieb
Herder behoorde tot die lieden die in de 18de eeuw gebaande paden verlieten als
hij voor nationalisme pleitte, dan was dat merkwaardig genoeg niet enkel voor
een land, ten koste van anderen, maar voor elk land op zich. Het was ook de man
die zijn heimat, Königsberg verliet om naar Bordeaux te reizen en later via
Straatsburg naar Weimar te reizen. Jawel, hij behoort ook tot de Weimarer
Klassik. Maar er is een andere probleem dat met het nationalisme kan opgelost
worden en dat niet per se eng denkend hoeft uit te pakken. John Lukacs spreekt
van het ruimhartige nationalisme van de burgers van de VS, maar in Europa
verwijzen we liever naar grenzeloos geborneerd nationalisme. Het kan voorkomen,
zoals men merkt als zich verdiept in de eerste jaren van de Republiek van
Weimar, maar Henri Pirenne, een liberaal historicus was verontrust toen zijn
zonen hem schreven vanuit Berlijn, rond 1910 dat ze in Duitsland bij studenten
en ook wel professoren een nationalistische demon ontwaarden die in niets leek
op de geest die hijzelf rond 1880 had gevonden.
Een "-isme" afserveren kan men altijd
natuurlijk, maar de geest van verbondenheid die nodig is solidair beleid
mogelijk te maken rond onderwijs, infrastructuur en andere zaken, het blijft
noodzakelijk omdat anders, zoals Guy Verhofstadt bepleitte, lopen mensen weg.
Natuurlijk, de idee van Verhofstadt in het Burgermanifest verwoord kon mensen
aanspreken, omdat de overheid, de politiek zich niet bewust was van haar
mateloosheid als het op het promulgeren van wetten aankomt. Maar de Paarse
regering van Verhofstadt en Di Rupo was voor mij waarlijk een deceptie, omdat
er geest van verlicht despotisme uitsprak, ook wel verwoord als voluntarisme.
Wanneer moeten politici door middel van
wetgeving optreden voor het algemeen belang? De klassieke liberalen waren zeer
terughoudend, maar het wil niet zeggen dat ze bijvoorbeeld tegen goed onderwijs
voor zoveel mogelijk jongeren waren of tegen bepaalde maatregelen rond
gezondheidszorg. Het is niet zo, valt te vrezen, dat we als individu, maar ook
als politicus m/v uit kunnen gaan van een duidelijke lezing van de samenleving,
laat staan dus dat we eenduidige oplossingen kunnen voorzien. Het voluntarisme
van de heer Verhofstadt laat ook geen discussie meer over. Hannah Arendt legt
in een lezing uit naar aanleiding van de Lessingprijs die de stad Hamburg haar
in 1959 aanbood dat een opinie niet meer is dan een andere opinie en dat het
gevaarlijk is een opinie zonder meer te verkiezen boven alle andere. Voor
Arendt stelde Lessing het zo voor dat niemand zonder meer gelijk kan hebben en
dat lijk me een mooie definitie van liberalisme. En toch mevrouw, verschilt de
houding van Lessing zeer van het postmodernisme, waar Verhofstadt, gevoelig als
hij is voor salonfähigkeit, naar verwijst als hij de oude verhalen afwijst. Lessing
meende namelijk dat men wel gelijk kan hebben, maar als men een inzicht als de
waarheid naar voor schuift, dan blijkt dat die al gauw een opinie is naast
andere. Dat hangt samen met een dialectische visie op opinievorming, in plaats
van (moreel) relativisme. Daar telt geen enkele visie en dat was Lessing
vreemd. Maar hij vond het godsonmogelijk dat een mens de waarheid in pacht zou
hebben, laat staan bezitten.
Het voluntarisme van Verhofstadt gaat uit van
het axioma dat de baas altijd gelijk heeft en dat debat met "leken",
met "tegenstanders" alleen maar tijdverlies oplevert. Want alles is
toch duidelijk en dat, mevrouw is pas strijdig met wat mij voorstaat
liberalisme te zijn: geen onderscheid tussen de the inner circle en het volk,
maar het volk naar waarde schatten en mensen als individuen in hun kwaliteiten
erkennen, in hun uniciteit. De overheid moet geen samenleving willen maken,
maar een samenleving en de burgers die er deel van uitmaken hun kansen laten
opnemen en ondersteunen indien nodig. De maakbare samenleving? Dat lijkt me
strijdig met het liberalisme. En ja, wie burger kan zijn? We maken het laatste
dertig, veertig jaar mee dat liberale politici mensen buiten zetten, zogezegd
om een leugen, zoals IJzeren Rita deed met Ayaan Hirsi Ali, zoals Maggy de
Block deed met een jongeman, een eenvoudigeloodgieter uit Waregem, die weg werd
gestuurd naar een land van herkomst dat hij op zijn vierde had verlaten. Het
liberalisme kan pleiten voor civic nationalisme en burger is wie zich
inschrijft in het leven van het land waar hij of zij is geboren of terecht
gekomen om allerlei redenen. Daarom ook is het onderscheid tussen publiek en
particulier voor Hannah Arendt zo wezenlijk, maar die discussie voeren
liberalen dezer dagen niet meer.
Neen, de invectieven aan het adres van N-VA
zijn ingegeven door politieke afwegingen maar worden vertaald in een moreel
taalgebruik dat alles behalve liberaal uitpakt. De samenleving is niet
organisch, zeggen mensen die de gedachte aanhangen dat de samenleving het
product is van een sociaal contract. Ik denk dat bij de gedachte van het
sociaal contract veel kanttekeningen bij de plaatsen vallen. De idee van het
sociaal contract als enige bron van lidmaatschap tot de samenleving spoort
immers niet met de idee van de evolutietheorie die wil dat mensen voortkomen
uit savannedieren en dat ze dus geleidelijk zijn ontwikkeld tot wat ze, tot wat
we nu zijn: mensen in een complex netwerk van relaties die niet altijd even
aangenaam zijn, maar ons ook de kans geven onszelf als persoon, elk voor zich,
te ontplooien en vooral dus om anderen te geven, met mate. Het zal me niet
verbazen als sommigen deze benadering afwijzen wegens apert verouderd, maar de
Westerse traditie is geen grabbelton voor ideetjes, maar een klankbord om eigen
inzichten over hoe we de toekomst kunnen voorbereiden kunnen toetsen.
Alleen de theoretische overwegingen,
geredigeerd aan de schrijftafel kan tot ongelukken leiden, niet het nazisme,
niet het communisme, niet een ouderwetse en verwerpelijke vorm van slavernij.
Neen, een al te theoretische benadering kan ertoe leiden dat mensen een
instrument worden van een technocratische elite die zich ontslagen acht van
verantwoording omdat de mensen het toch niet begrijpen. Oh ja, dat laatste zou
gebleken zijn op 25 mei, in Nederland ook op 22 mei, al viel dat dan weer goed
uit voor uw partij, waarvoor mijn gelukwensen. Maar als de uitkomsten zo
verschillend zijn, mevrouw, dan kan het toch ook maar een keertje zo zijn dat
mensen niet al te zeer moet bevoogden en vooral niet minachten, ook al deelt
men hun keuzes niet.
Daarom ben ik de visie van Hans van Mierlo nog
altijd genegen, omdat hij onderkende dat politiek gemakkelijk tot narcisme kan
leiden, tot arrogantie van de macht en tot zelfoverschatting. Ook u en
Alexander Pechtold geven blijk van die benadering van liberalisme, dat mensen
de ruimte geeft tot ondernemen en tot zelfbeschikking, zonder betutteling, maar
ook zonder overschatten van soms discutabel talent en onderschatting van de
middelmaat, want daar kiemen de zaden van het succes.
met vriendelijke groet,
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten