reflectie over geschiedenis cultiveren
Dezer
Dagen
Hoe het gegaan is
Wat de
gang van zaken bepalen kan
over
causaliteit
Donderdag
laatst had ik een boeiende dag in mijn stad, want een studievriend was op
bezoek en we zouden nog eens doorbomen over enkele kwesties, gewoon zien welke
thema's aan de orde zouden komen. Een prettig eethuisje, restaurantje in de
Stoofstraat, Malesherbes, was onze eerste halte.
Brugge
bleek een goed kader voor het gesprek over geschiedenis, geschiedschrijving en
de gang van zaken in de academie en de archiefwereld. Het mag duidelijk zijn,
denk ik, dat wie Brugge wil lezen wel veel kleine details in ogenschouw zal
moeten nemen en dat werd dan ook een aanleiding van het gesprek: dat stad die
we zien, groeide en kromp, naargelang het leven zich liet gelden, de economie
of politieke omstandigheden de stad gunstig gezind waren en mensen hun ding
konden doen.
De
weg was lang, moet ik overigens nog eens horen want de verbinding tussen de
twee, drie havensteden doet onder bij het Brusselse centralisme. Wie zal het
verbazen, maar het blijft een teken aan de wand, dat het verkeersnetwerk rond
Brugge niet geheel aan de verwachtingen voldoet. Maar gaat men kijken naar dat
dichte wegennet, dan merkt men bijvoorbeeld dat er treinen rijden naar ongeveer
alle richtingen behalve naar Sijsele en Eeklo. Is dat erg? Hoe dat af te wegen
valt, blijft echter moeilijk met wetenschappelijke zekerheid af te toetsen. De
redenen waarom die spoorlijn al goed vijftig jaar geleden werd opgegeven moet
men wellicht al in de stedenbouw zoeken. Nu, bleek uit het gesprek, men heeft
goed praten, want het systeem blijkt ontoereikend, in die zin dat wie de
overheid verwijt niet goed te hebben opgelet als de steden ontworpen werden,
zal misschien zelf ook wel ergens buiten een huisje gezocht hebben en nu ook
opeens in een nieuwbouwwijk van veertig jaar oud wonen. De dynamiek van dit
gebeuren hangt niet enkel van bestuurders af, toch? Het is een mooi voorbeeld
om over het begrip causaliteit van gedachten te wisselen. Want als je de stad
ziet, maar ook het ommeland, in aanmerking neemt dat het overgrote deel van de
Bruggelingen buiten het oude stadsdeel wonen, dan merkt men dat er minstens de
laatste 70 jaar veel veranderd is. Het zal wel, hoor ik hier en daar al
mompelen, maar is dat zo evident? En hoe is het verlopen, dat proces van
stadsuitbreiding en wie gaf er de aanzet toe? Het blijft een complex verhaal en
volgens sommige verstandige mensen moeten we het niet moeilijker maken dan het
is. De stad slokte de voorsteden op, die al gauw een landelijk karakter
krijgen, maar toch, het blijft moeilijk vraag en aanbod op de woningmarkt goed
in kaart te brengen. De demografie? net wat u zegt. De industriële
ontwikkelingen, niet enkel in de haven maar ook rond de stad zelf, terwijl in
de loop van de decennia bedrijven kwamen en gingen.
In
principe is het eenvoudig, zegde mijn studievriend, want iets veroorzaakt iets
anders als dat andere onbestaande zou zijn zonder het eerste, maar waarom a
aanleiding geeft tot b, blijft altijd nog een moeilijke kwestie. Het begrip
causaliteit in de natuurkunde valt dan misschien wel goed te omschrijven, de
vraag is of dat ook zo is. A veroorzaakt B, maar wat als men de beginsituatie
niet meer kan herkennen, dan... ah neen, want de grote veranderingen verlopen
in heel kleine stapjes die men perfect kan aflezen, want de geschiedenis maakt
geen sprongen. Alleen, zo bracht ik ook te berde, we zien die kleine stapjes
zelden. Voor een mediëvist is het vaak ondoenlijk om vast te stellen waar en
wanneer een stad ontstond, maar plots zijn er bronnen, verschijnt er een
gemeenschap en hoe die tot ontwikkeling kwam, mag Joost weten.
In
het gesprek kwamen we tot de bevinding dat het ook voor latere periodes wel
eens moeilijk is het hele kluwen van oorzaken en gevolgen te bekijken. De
opstand tegen Filips II, Alva en Granvelle maar ook de vorming van
Calvinistische republieken in zowel Gent als Brugge, het blijven boeiende
kwesties, maar ze lijken nergens meer enige interesse te wekken. Om nog te
zwijgen van het beroemde beleg van Oostende, 1601 tot 1604, Nieuw Troje,
waarover men maar weinig hoort, omdat het lijkt alsof het eerder Nederlandse
geschiedenis is dan onze geschiedenis. Nu, die opstand en de wijze waarop die
zich manifesteerde zou, dacht ik achteraf, zou toch wel meer kunnen vertellen
over het menselijke en het maatschappelijke, waar het vandaag nog over gaat in
andere landen. De vraag of er eerst de ideeën zijn en dan de economie, eerst de
filosofie en dan het vreten, stelt men niet, maar toch hebben Hegel noch Marx
goed begrepen dat maatschappelijke ontwikkelingen over verschillende sporen
verlopen. Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat de opstand tegen Filips II zo
vernietigend is gebleken voor een samenleving die tot dan toe vaak met succes
suzereinen de weg had versperd. In principe had het niet anders hoeven te
verlopen, want sinds 1548 was de plaats van de Nederlanden in het rijk, het
Keizerrijk bepaald en door middel van de Pragmatieke sanctie was de
erfopvolging in de Nederlanden geüniformeerd. Ook had de keizer gedurende zijn
regering bestuurlijke instellingen weten te scheppen en op de rails te zetten,
die het beste lieten verhopen, want via de Collaterale Raden had Karel V een
grote stap naar bestuurlijke centralisatie gezet, waarbij hij de Staten-Generaal,
die de standen en landen vertegenwoordigden, maar in de loop van de eeuwen
steeds weer met de landsheer in de clinch gingen, tot in 1576 de
Staten-Generaal zich uitriepen tot vertegenwoordiger van het land en zich
achter de opstand schaarden, wat de opstand tot een bestuurlijk gebeuren
maakte. Maar intussen was er veel water door de Leie en de Schelde gevloeid en
was er heel wat gebeurd, dat historici in vaktijdschriften bekijken en
bespreken, maar slechts zelden een breder publiek bereiken kan.
Het valt me op dat die periode in onze
geschiedenis, maar ook de vele ideeënhistorische evoluties nauwelijks aan de
orde komen: geschiedenis is opnieuw verschrompeld tot histoire événementielle.
Opnieuw? Er zijn altijd wel pogingen en de betere uitgeverijen doen er ook wel
inspanningen toe dat het betere werk op de voorgrond komt, maar de media, zeker
de brede media hebben hun focus zo vernauwd, dat ze niet aan bod komen. Het
verhaal van Koning Lodewijk Bonaparte in Nederland, de strijd van de Patriotten
vanaf 1780, de Brabantse omwenteling, het beleid van Maria-Theresia en de
toenemende welvaart in de Zuidelijke Nederlanden, altijd weer blijft het
onbesproken, terwijl zoals mijn studievriend vertelde die achttiende eeuw echt
wel meer om het lijf heeft dan men geneigd is te denken.
We
komen er, wandelend langs de Onze-Lieve-Vrouwe-kerk niet uit waarom de media, zeker de openbare
omroep hier verstek geeft. Natuurlijk is WO I van belang, maar dat wat de
oorlog bloot heeft gelegd, daarover gaat het maar zelden: de voedselproductie,
de sociale evolutie, het onderwijs, de bestuurslichamen, kortom, het beeld van
een industriële samenleving in volle bedrijf, het komt maar zelden aan de orde.
In die zin biedt de oorlog immers, net omdat zoveel stil komt te liggen een
gelegenheid om het functioneren goed onder de loep te nemen. Natuurlijk, die
veldslagen waren wat ze waren, bloederig, vervelend, geestdodend en dodend, het
leven in de stellingenoorlog ondragelijk voor de frontsoldaten en zenuwslopen
voor de leden van militaire staven omdat stilstand geen optie is in militaire
ondernemingen. Maar de verwachtingen van de jonge soldaten in de loopgraven en
zij die van tijd tot tijd in het achterland konden rusten en ontspannen, die
kan men slechts aflezen als men de oorlog begrijpen wil als een abrupte breuk
met het burgerlijke leven.
Het valt niet mee een andere tijd te denken,
omdat we wel over veel bronnen mogen beschikken, soms ontgaat ons dat we de
sfeer van het moment kunnen noemen, om het niet over "Zeitgeist" te
hoeven hebben. Overigens, hoe zou men een en ander moeten oppikken? De
achttiende eeuw was een tijd van demografische groei, die markant wordt vanaf
het midden van de eeuw, maar voordien was er al langer vrede, was de
voedselvoorziening wellicht veiliger - hoe dat zit valt niet zo gauw vast te
stellen - en vervolgens kwam de introductie van de aardappel in het
voedselpakket terecht, vanaf 1721 in Friesland - zegt Wikipedia.
Wie
een boek schrijft, aan de hand van een foto-archief over de Boelwerf in Temse,
zou verwachten dat de brede media en zogenaamde kwaliteitsmedia er ook aandacht
aan besteden, omdat het trieste einde van de Boelwerf niemand onberoerd heeft
gelaten en ook in het Vlaams Parlement stof tot discussie heeft geleverd. Maar
ik herinner mij nog levendig de zeer lange staking in Temse en hoe werkgevers
en vakbonden er een prestigezaak van maakten om elkaar klein te krijgen, wat
finaal de Boelwerf zuur is opgebroken. De overheid heeft hier ook het nodige
gedaan, maar de resultaten pakten kwalijk uit, met zelfs nog een
onderzoekscommissie in het Vlaams Parlement tot gevolg. De stamvader Boel was
begonnen als timmerman op een werf in Antwerpen en bouwde jarenlang
kleinschalig tjalken, om vervolgens, over te schakelen op stalen schepen en na
WO II een speler op de internationale markt te worden, met staaltjes van kunnen
als de Petrogas II. Die bleken wel eens goed voor een mooi item in het
journaal, de ondergang van de Boelwerf is zelfs een parel aan de kroon van
vakbondsmensen, maar zij bleken blind voor de evolutie van de beschikbare
scheepsruimte op de wereldmarkt.
Moet
men daarom vakbondsactie in het (verdere) verleden afwijzen, in acht genomen
dat die inderdaad ook gunstige invloed gehad heeft voor de samenleving? Het
zijn vragen die ver afstaan van de klassieke causale geschiedschrijving, voor
zover die ooit echt zo toonaangevend is geweest, want historici waren er al
langer van overtuigd dat gebeurtenissen nog iets anders zijn dan evoluties. De
toename van de welvaart was al voor WO I ingezet, maar doorgaans hebben we oog
voor de grote verschillen in welvaart en voor de miserabele levensomstandigheden van "den arbeider".
Intussen doet men zo te zien weinig onderzoek naar de rekrutering van schoolmeesters
vanaf het laatste kwart van de 19e eeuw, nochtans nodig omdat steeds meer
ouders hun kinderen naar school wilden sturen en stadsbesturen ook niet
betalende scholen oprichten om aan de vraag van geschoold personeel te voldoen.
Oh
ja, er was ook nog eens een (eerste) schooloorlog om de ziel van het kind
tussen katholieken en vrijzinnigen. De strijd om de ziel van het kind heeft de
concurrentie aangescherpt, ook al omdat men er zich rekenschap van gaf dat wie
school liep en er talent voor had ook gesteund kon worden. De instroom van
minder bevoorrechte kinderen in het middelbaar onderwijs was voor beide netten
een belangrijke hefboom, maar we mogen dan niet vergeten dat tot rond het midden
van de twintigste eeuw de school, uiteraard de katholieke school ook de
kweekvijver was voor toekomstige priesters, maar al tijdens het interbellum was
het minder eenvoudig om jongeren tot een roeping te bewegen, maar de wet van de
grote getallen versluierde het zicht. Ook was het niet zelden zo dat wie een
beurs kreeg voor college ook geacht werd naar het seminarie of naar een of
andere orde te gaan. Priesterschap had ook nog een zeker prestige...
Het verzamelen van data, eventueel zal dat nu
meer mogelijkheden toelaten omdat we zelfs thuis over meer rekencapaciteit
beschikken dan rond 1985, toen historici naar het rekencentrum van de
universiteit gingen om data in te voeren en vervolgens na te gaan welke
gegevens eruit zouden komen. Maar in het gesprek bleek nog eens dat de aanpak
wel bewerkelijk was, want men diende heel wat archivalia door te nemen,
rekeningen, staten van goed of fiscale bronnen om vervolgens gegevens van
dezelfde orde op een eenduidige manier in te brengen. En was het de vraag hoe
dat voor de demografie of voor bijvoorbeeld levensverwachting van mensen kon
uitpakken, dan diende men goed uit de voeten te kunnen met statistiek.
Emmanuel
Leroy-Ladurie - de auteur van opgemerkte studies als "Montailou" en
het relaas over Thomas Platter en zonen - heeft in 1967 een publicatie gepleegd
waarin hij de mogelijkheden onderzocht voor historici om bij te dragen aan
onderzoek naar het klimaat en de evolutie ervan doorheen de afgelopen 20
eeuwen, maar ook of het klimaat tot conclusies kan leiden over causale relaties
tussen concreet weer en de ontwikkeling van een bepaalde cultuur. 1 op 1 kan
men die causaliteit niet vaststellen, meende Leroy-Ladurie al in 1967, maar het
blijft wel zo dat onverwachte veranderingen in het weer wel degelijk mee kunnen
zorgen voor onzekerheid op de markt van broodgraan en dan kan, als het lang
duurt de bevolking wel lastig worden. Al blijkt ook daar dat we voorzichtig om
te springen hebben met causaliteit.
Terwijl
men ons blijft teisteren met de vaststelling dat 1 land, het weze Duitsland
verantwoordelijk was en dus moreel, maar dus zeker ook financieel
gesanctioneerd diende te worden voor het aangaan van de oorlog in augustus
1914, stelt men vast dat de besluitvorming in Wenen rond de mobilisatie tegen
Servië voor regering en militairen heel moeilijk lag, want er was de
mogelijkheid de voedselzekerheid in het gedrang te brengen door te mobiliseren voor
de oogst van de velden was gehaald, waarbij we niet weten of Oostenrijk dan wel
Hongarije dan wel graan en ander voedsel invoerden in 1914 uit Rusland,
Argentinië of de VS, zoals bijvoorbeeld met België het geval was. Men zal
begrijpen dat die ene parameter, het binnenhalen van de graanoogst en het
verzekeren van de voedselvoorziening van een jaar voor het leger een andere
betekenis had dan dit voor de regering het geval was. Openbare orde, onwil om
te gaan strijden en andere factoren konden meespelen. Finaal moet men alleen al
voor de Oostenrijkse reactie, aldus Christopher Clark verder kijken dan het
ministerie van defensie. Geschiedenis beschrijven, geschiedenis schrijven
betreft dus complexe systemen, met meerdere beslissingscentra die altijd meer
dan een keuze hebben.
In
die zin blijft de biografie van Luc Panhuysen best paradigmatisch. Zijn
biografie over Johan de Witt en dus indirect ook over het jonge leven van
Koning-Stadhouder Willem III, toen hij nog als Kind van Staat gold en door
Johan de Witt, als Raadspensionaris van Holland en de Staten-Generaal werd
gevormd, kwam hier ook al niet aan bod. Gezien de ontwikkelingen van Europa
blijft dat betreurenswaardig. Hoewel Willem III in eigen kring werd opgevoed
tot afkeer van de Regenten en Johan de Witt, de Staten van Holland ook, zou de
stadhouder na de lynchpartij waarvan Johan de Witt het slachtoffer werd een
politiek voeren die naadloos aansloot bij de krijtlijnen die Johan de Witt had
uitgezet. Het verhaal van wederzijdse afkeer bleek uiteraard niet houdbaar,
maar hoe het in het werk is gegaan en waarom het Willem III nuttig voorkwam de
lijn van zijn voorganger te volgen, heeft uiteraard te maken met het feit dat
hij als kapitein en stadhouder geen greep had op de Staten van Holland noch op
de Staten-Generaal, waarin die van Holland een beslissende stem hadden, al viel
het wel eens tegen. De oorlog van Louis XIV in 1672 zorgde natuurlijk ook voor
enkele problemen, maar de strijd van de volksgezinde krachten die in naam de
prins steunden en de regenten, waaraan Johan de Witt leiding had gegeven, van
de macht wilden verdrijven, was ook op religieuze gronden, dat wil zeggen het
oude conflict tussen rekkelijke regenten en strikte dominees terug te voeren,
al merkt men dat ook daar nuances aangebracht kunnen worden. De dubbele functie
van Willem III legde overigens de Republiek geen windeieren en hield Louis XIV
enigszins in de knel, al zou die koning tot het einde blijven proberen de
Zuidelijke Nederlanden blijvend te annexeren om Holland en de Republiek eronder
te houden.
Het
gedrag van Louis XIV en dan vooral zijn streven naar gebiedsuitbreiding na 1661
verklaart men doorgaans onvoldoende want als hij de natuurlijke grenzen wou
geven aan Frankrijk, d.i. de Schelde, de Maas en de Rijn, dan zou hij sowieso
machtige vijanden krijgen. De pogingen tot een personele unie met Spanje hadden
hem ook de Zuidelijke Nederlanden kunnen opleveren maar na oorlogen en
onderhandelingen kwamen die in handen van de Habsburgers in Wenen, waarbij men
nog steeds allerlei veronderstellingen kan maken, want in de historiografie zal
men de verschillende geschiedenissen wel afzonderlijk schrijven, de successen
van Lodewijk en van zijn maarschalken in de verf zetten, de tegenstand lijkt
wel eens onbestaande en dat is toch buiten de waard gerekend: Louis XIV mocht
veel ambitie hebben, ze ten uitvoer leggen botste altijd op tegenstanders.
Louis le Grand? Allicht, maar de waardering van zijn beleid afmeten aan
Versailles, het inperken van de invloed van de oude adel en dus niet de feodale
verhoudingen zelf maken er deel van uit. Maar wat is doelbewust gerealiseerd en
waar zat hij met ongewenste gevolgen?
Het
blijft opmerkelijk dat de brede media, ook de kwaliteitsmedia er liever voor
kiezen mooie verhaaltjes te vertellen. Over het "zootje ongeregeld"
dat in Kortrijk vocht in 1302 wil ik het zelfs niet meer hebben, over de
instituties van de Nederlanden, de Noordelijke en de Zuidelijke na 1648 en de
wijze waarop men ook hier een zekere welvaart kon opbouwen, die voor het gewone volk wel degelijk met meer dan
een slok op de borrel het verschil maakte, blijft men blind en doof. Maar wie
naar onze landschappen kijkt, naar het uitzicht van onze steden, zal merken dat
ook de achttiende eeuw een periode van bloei en welvaart moet zijn geweest. Er
waren rijken, maar de middenklasse groeide en ook de kleinere boeren en
landarbeiders konden in die periode behoorlijk leven. Demografisch liet zich
dat tijdens de negentiende eeuw nog aflezen, want de Zuidelijke gewesten van
het Verenigd Koninkrijk waren rijker, beter voorzien van een wegennet en
ondanks de crisis tijdens de Napoleontische oorlogen welvarender. Helaas moet
men vaststellen dat het boek "een Nieuwe Staat: het begin van het
Koninkrijk der Nederlanden" in de Vlaamse media niet, helemaal niet aan
bod zijn gekomen.
Laten
we wel wezen, het gaat niet om onze dada's, zoals men wel eens lijkt te denken,
maar om het feit dat men als verantwoordelijken in de zogenaamde vierde macht
ook wel een bijdrage te leveren heeft. Natuurlijk zijn er vele andere bronnen
van informatie en is het mogelijk zonder televisie of zelfs de bladen voldoende
info te verwerven om de zaken dezer dagen te begrijpen. In ons gesprek kwam
weer eens aan bod dat de openbare omroep, die graag programma's maakt zoals die
wandeltocht langs de fronten van WO I, op zich verdienstelijk, vooral er blijk
van geeft dat de stand van wetenschappelijk onderzoek, of het nu de alfa- of de
bètawetenschappen gaat, niet denkt te moeten doorgeven, behalve als het over
gezondheid en leefstijl gaat. Het gevolg is dat in het publieke debat de
cataloog van aangenomen waarheden steeds weer herhaald worden. Men kan zich
afvragen waarom men in dit land nog wetenschappers opleidt. Toen mevrouw Vogels
de wetenschappers de boom in wenste, omdat die een voor haar onwelkome
waarheden werden gepresenteerd, was dat voor niemand een bron van ongenoegen,
enfin, ze won er ook niet echt stemmen mee. Maar ook in andere domeinen blijft
men onderzoekers en wetenschappers pas in een voor hen ongemakkelijk raamwerk
presenteren, zodat zij lang niet altijd de complexiteit van systemen en
fenomenen kunnen presenteren.
Hoe
kan het dan wel? er eer in leggen uitgebreidere stukken te brengen, waarin niet
verteergare kost gepresenteerd wordt. Het is natuurlijk wel zo dat een
wetenschapper best probeert zijn of haar verhaal zo goed mogelijk te brengen.
Maar een reeks uitzendingen over 1302, in het jaar 2002 gemaakt, hebben
professoren aan het woord gelaten, die absoluut hun inzichten niet konden
presenteren. Voor een goed debat, voor goede meningsvorming is goede informatie
van node en daaraan hebben de media, ook en zeker de zelfbenoemde
kwaliteitsmedia hun bijdrage te leveren. Ook de openbare omroep heeft die
opdracht en misschien moet men ook eens een keer een kleur- en geurloze
benadering niet als objectief voorstellen.
De
reeks - god betere - over God in de Lage landen van de EO, vertelt een goed
verhaal op een integere manier. Men kan zich indenken dat men verhalen kan
brengen, zoals Radio 1 die ooit bracht overigens, over bijvoorbeeld het
ontwikkelen van het socialisme in Gent of de politiek van Frans van Cauwelaert.
Er zijn onderwerpen genoeg die men kan brengen, rustig, zonder zich op
controverse te richten, maar informerend. Want als er een pijnpunt is, dan is
het dat de vierde macht zich vaak niet voldoende geëngageerd weet informatie te
brengen die mensen toelaat hun horizon te verruimen. Het blijft waar: er zijn
andere bronnen, maar dat is geen argument om zich enkel tot meewarigheid te
beperken. De krant kiest, journalisten en recensenten kiezen en die keuzes
vallen te vaak tegen. Ook als het om de voorstelling van zaken gaat, over
waarom zaken gebeuren zoals we ze kennen, blijft men onder de maat, omdat men
wetenschappelijkheid te eng ziet als een simpel van louter causaliteit. WO I
verklaren? De Duitsers hebben het gedaan. WK 2014: de Duitsers winnen. Waarom?
Keine Ahnung. De wandeling eindigde weer
aan het station van Brugge en het gesprek ging over hoe we onze eigen bijdrage
kunnen leveren deze lacunes in de media te vullen en aan te vullen, bescheiden
natuurlijk.
Bart
Haers
Johan
Dambruyne, Boelwerf in beeld. Een Fotografische terugblik. Dit boek is een
uitgave van de provincie Oost-Vlaanderen maar er werden slechts een oplage van
750 stuks voorzien en die zijn intussen uitverkocht.
Reacties
Een reactie posten