Aan het verdrag van de vriendschap denken we niet?
Dezer
Dagen
De Oude Wereld
Wat
een sentimentele oorlog
Hoeveel
zal men zich nog herinneren, zal men op ons afvuren, dat men de herinnering aan
WO I noemt, zoals in het UK waar men bekende jongelui als Andy Murray
"enlisten" zal, net als ander schoon volk: geen treffender beeld om
te laten zien dat de oude wereld werkelijk doorleeft. Een brief uit 1939 van
man die zijn dochter smeekt Berlijn te verlaten, een brief in dichtvorm, wordt
op muziek gezet. Heel schoon allicht, maar het lijkt of we nog enkel op een
Stendhal moeten wachten om de helden van de Oorlog echt tot leven te zien komen
in de verbeelding van jongere mensen, die later geboren werden.
Naar
aanleiding van de herdenking - jawel, de 100ste verjaardag - van de vernieling
van het fort van Loncin, had men het over emoties. Mijn grootouders waren toen
kinderen, mijn andere grootouders trouwden in augustus 1914 maar voor het
overige? Emoties over Loncin? Ik weet niet hoe authentiek die kunnen zijn.
Tegelijk is het merkwaardig dat men de opeenvolging van feiten nog nauwelijks
in een zinvol verband weet te brengen. ach, het zal wel een blijvende ergernis
blijven de komende maanden en jaren, waarbij we ons misschien ook nog eens
zullen ergeren aan wat niet herdacht wordt.
Aarschot
was een van de Martelarensteden, maar in de afgelopen veertig jaar heeft men in
de media maar zelden over die zijde van de oorlog gesproken. Meer nog, de
gedachte leek mij, niet geheel ten onrechte, dat men de oorlog wel herdenken
mag, kan, zal men niet tegenhouden, maar dat men achteloos voorbij gaat aan de
veranderingen die sinds 1914 het bestaan in Europa hebben benvloed. ¨Waar het
om gaat is dat men in de actuele constellatie, ongeacht het heersende
euroscepticisme, die oorlog er een was waaraan nagenoeg actuele lidstaten
deelnamen, waarbij sommige niet bestonden, maar alle wel de gesel van de oorlog
ervaren hebben, zelfs het neutrale Nederland. Duitsland kan, mag deelnemen aan
de herdenkingen, maar de wonden van Leuven, Aarschot, Dendermonde, maar ook
Visé, Dinant... openhalen als feiten die nog altijd opnieuw herdacht moeten
worden, heeft ook een andere betekenis: de daders komen opnieuw in het vizier
en maar men negeert het feit dat in 1963 het Elysée-verdrag getekend werd dat
de oude erfvijandschap begroef, het vriendschapsverdrag waaraan Charles de
Gaulle en Konrad Adenauer hadden gewerkt, zodat al te heftige herdenkingen wel
niet gewenst kunnen zijn. Is België dan ook gebonden door dat verdrag? In feite
heeft de opeenvolging van Europese verdragen die kwestie eenduidig beantwoord:
de oude vijandschap noch de neutraliteit van de kleine koninkrijken hebben nog
enige betekenis. In de
oorlogsherinneringsindustriële productie van evenementen heeft dat aspect van
de naoorlog, de geschiedenis na 1945 geen plaats.
Evenmin
wordt vaak over militaire strategie en over de praktijk van de strategen
tijdens de oorlog heen gekeken. Loncin kon via zware bombardementen
uitgeschakeld worden, wellicht liggen er nog resten 150 à 200 soldaten onder
het puin, maar het is geschiedenis. De oorlog is aangevat, daar kan geen twijfel
over bestaan om hem te winnen. Zoals Croesus wist dat als hij de oorlog begon
er een groot rijk zou vergaan, wat ook gebeurde, want hij verloor het zijne,
maar goed, de ambities van Croesus waren niet min, doch Cyrus had ook wel enige
ambitie en dus ontstond een situatie waarin twee redelijk goed georganiseerde
legers tegen elkaar stonden en de overwinning voor beiden buiten beeld bleef.
Na het veldtochtseizoen ontbond Croesus zijn legers maar Cyrus niet en kon
Sardes, de stad van Croesus veroveren. Volgens Herodotos zou na een paar
bijzondere momenten de terechtstelling van Croesus door Cyrus afgestopt zijn,
maar goed, historici doen niet aan verhalen, toch?
Het
punt is dat we bij Herodotos vooral het verhaal van Croesus vinden, minder de
ontwikkelingen in het Perzische Rijk, dat in 490, dus een tweetal generaties
later de Grieken en de Perzen rechtstreeks met elkaar zouden confronteren, op
het Griekse vasteland en niet meer in Klein-Azië. Het is niet altijd een
kwestie van onwil, maar in de Europese geschiedenis heeft men de ontwikkelingen
in Bagdad en verderop naar het Oosten nooit als deel van de eigen Europese
geschiedenis gezien. Alleen in relatie tot Europa, zoals ten tijde van Xerxes
en Darius kon Perzië enige betekenis hebben, maar de interferenties die beide
culturen zouden beinvloeden, blijken voor een goed begrip van de Europese
geschiedenis belangrijker dan we doorgaans uit de populaire lezing van de
feiten afleiden. Eurocentrisme? Zeer zeker en ook wel een onbewuste
partijdigheid. We zien dat ook als het om de Punische oorlogen gaat, waar we
nagenoeg blind zijn voor het feit dat Carthago in staat was het Romeinse rijk
te weerstaan en zelfs ernstig te bedreigen. Maar men zal behalve over Dido,
Hannibal en Hasdrubal weinig vernemen. Het werk van Tom Holland over de
Perzische oorlogen en over de ontstaansgeschiedenis van de Islam vormt op dat
vlak een interessante uitzondering en het is dan ook niet zonder reden dat
diens werk redelijk goed aanslaat bij zakenlui en anderen die graag een boek
lezen tijdens de vlieg- of treinreis.
Het
punt dat we aan de orde stellen heeft te maken met de gedachte dat we de
aanloop van de dertigjarige oorlog 1914 - 1945 niet goed overzien noch dat we
ons, nu we de opeenvolging van oorlogshandelingen in de tweede helft van 1914
dag na dag volgen, van de samenhang geen goed beeld meer vormen. Wel moet men
begrijpen dat de Duitse oorlogsmachine niet door een geest werd aangestuurd,
maar door een groep militairen, die met zeer nauwkeurig bepaalde doelen te werk
leken te gaan, maar toen de realiteit weerbarstiger bleek dan de verwachtingen,
men een psychologie van terreur en de schending van het ius in bello voor lief
heeft genomen. Maar kan men dat de Duitse legerleiding terecht verwijten, dan
zal men zich ook afvragen waarom men, eens de oorlog aangevat noch aan Britse
zijde noch aan Franse zijde een andere reflex heeft kunnen opmerken dan het
even vasthoudend aan de gestelde oorlogsdoelen doorgaan "jusqu'au
bout": voor Frankrijk was dat de recanche voor 1870 - een oorlog die in
onze annalen zelfs geen voetnoot waard is - en de vernietiging van de Duitse en
Oostenrijkse dreigen op Frankrijk en Midden-Europa.
Zien
we hoe Duitsland, Frau Merkel er op een ongezien doortastende wijze alles op
inzet om de conflicten in Oekraïne te ontmijnen, hoe de VN dan toch een poging
onderneemt om de Islamitische staat buiten de wet te stellen, dan merkt men dat
er in de beeldvorming rond WO I iets ontbreekt: was er dan geen instantie die
betracht heeft de oorlog te stoppen? Hoe kon het dat de grootmachten zo weinig
weerbaar stonden tegen de verleiding alles in te zetten om de tegenstander te
vernietigen, terwijl het besef dat Europa hoe dan ook een grote culturele
samenhang vertoonde. Natuurlijk, in de nationale geschiedenissen primeerden
respectievelijk Vercingetorix voor Frankrijk, Hermann in het Teutenburgerwald
en nog wel enkele legenden. Heeft men, daarop verder bordurend in de periode
voor 1914 het belang van Karel de Grote afdoende onderkend? Feit is dat
François-Leopold Ganshof na Wereldoorlog I van dat Karolingische rijk een
belangrijk deel van zijn onderzoek maakte. Maar vooral na WO II zou hij zich
nog intenser met de Europese dimensie van het historisch onderzoek bezig
houden. Het valt mij op, post factum, dat sinds de jaren 1990 de Europese
dimensie van historisch onderzoek aan onze Vlaamse universiteiten geen vervolg
meer kende, terwijl Henri Pirenne én Ganshof daar zeer intensief over hebben
nagedacht. Ook toen ik studeerde werden we zelden vastgepind op onderzoek van
de eigen regio alleen, wat voor de vroegmiddeleeuwse geschiedenis meer voor de
hand ligt. Wat ook opvalt is dat de aanzetten tot synthese van grotere gehelen
van historische kwesties na 1990 ook niet meer van de grond lijkt te zijn
gekomen. In dat kader zal men de benadering van WO I hodie wel degelijk
begrijpen: fragmentarisch en zonder meer gericht op "lieux de
mémoire".
Opvallend
was ook dat men op televisie sprak over de emoties die de vernieling na zware
bombardementen van Loncin nog zou opwekken. Ik stipte het al aan, maar het
lijkt wel het moment om een aspect van geschiedschrijving aan de orde te
stellen dat ook al bijna geheel uit het oog verloren is geraakt: de historische
sensatie. Johan Huizinga heeft hierover niet zo heel veel over geschreven, maar wel, denk ik met Frank
Ankersmit een interessante kijk gegeven over de mogelijkheid die het verhaal
van een plaats, een idee, een beeld, een persoon kan hebben voor wie het overkomt. Ik denk met Ankersmit dat het
niet vanzelfsprekend is dat in Damme bij een graf aan de man toegeschreven, iemand
plots de idee zal hebben, het beeld, volkomen onverwacht van Jacob van Maerlant
of van zijn bestaan. Het kan zijn dat, in hetzelfde Damme plots de idee opkomt
dat daar ooit Genuezen, Venetianen, scheepsvolk uit Kampen, Riga of Novgorod
gepleisterd hebben, zaken hebben gedaan. Maar die intuïtie komt er niet als men
zich nergens van bewust is, van de historische lading van een plaats. Op bezoek
in Aken, rondkijkend in de Paltskapel, probeerde ik me Alcuin voor te stellen,
die daar in de buurt geweest moet zijn in de nadagen van de regering van Karel
de Grote, dezelfde Alcuin die mee de inhoudelijke aspecten van de Karolingische
renaissance - al is de naam kort door de bocht - vorm gaf, maar vooral op die
manier aan de Westerse cultuur een cultureel en intellectueel raamwerk gaf, dat
ons vandaag ten enen male ontgaat omdat we vele aspecten van die geschiedenis
niet naar waarde weten te schatten. Maar de genius loci sprak over iets anders,
de verdwenen Sint-Donaaskerk in Brugge, afgebroken toen Vlaanderen geannexeerd was door het Revolutionaire Frankrijk, maar
die kerk werd bediend door kanunniken die mee de administratie van het
graafschap bestierden, namens de graaf en deel hadden aan de curia comitis. Op
die plaats, in Aken, versierd met indrukwekkende mozaïeken, kwam ook Galbert
van Brugge weer aan de orde, omdat de Sint-Donaas nu eenmaal gebouwd was naar
het model van de Paltskapel...
Tegenover
die historische sensatie staat voor Huizinga de verwerving van historisch
inzicht, waarnaar we net verwezen, omdat historisch inzicht niet mogelijk is
zonder grote vertrouwdheid met het beschikbare materiaal. Huizinga heeft beide
vormen van omgang met de geschiedenis overdacht, zowel het inzicht als dus de
sublieme historische sensatie. Ik denk dat een bezoek aan de stranden waar op
D-day de ontscheping plaats had, of, evengoed in de buurt van Duinkerken tot
beide aanleiding kunnen geven, maar dat dit de inwerking is van kennis van dat
specifieke verleden. De historische sensatie levert geen bijzondere kennis op,
laat niet zien iets dat een toevoeging zou kunnen zijn aan de gebeurtenissen
zoals we die kennen en waar historici indrukwekkende boekwerken over hebben
geschreven. Maar het opent wel denk ik de mogelijkheid iets te ervaren van wat
betrokkenen zouden hebben beleefd.
Spinoza
die vernam dat Johann de Witt werd gelyncht nabij het binnenhof, wilde erheen.
Bij een bezoek aan het Mauritshuis - ironie dus - kwam de gedachte bij me op te kijken hoe het er allemaal wel niet
uitzag, waar die gewelddadige strijd en steekpartij had plaatsgevonden. Maar
ook, omwille van andere kennis kwam ook een cultuur naar boven, zoals Simon
Shama die beschreef, maar ook E.H. Kossmann en uiteraard, aan het einde de
eigen ervaring met het actuele Nederland. De elementen mogen dan fragmentarisch
lijken, het geheel oogt anders wel boeiend genoeg om er zich mee in te laten. Maar
goed, dat kan ik dan doen in de gedachte dat die geschiedenis mij raakt omwille
van de taalverwantschap, de nabuurschap of andere afstandelijke redenen, maar
in feite geldt hier, zoals ook met de Duitse, Franse., Poolse geschiedenis van
belang is, dat die geschiedenis ook ons moet raken, net omdat doorheen de
geschiedenis de verwevenheid van die landen en dus onze landen net zo groot
was, waarbij uitwisseling van producten, mensen en ook wel eens ideeën niet
onderschat mag worden. Die aanrakingen door de geschiedenis wekken evenwel geen
grote emoties meer, al kan het zijn dat de nagedachtenis - of het gebrek eraan
- van Simon Stevin mij vooral altijd weer verrast. Maar sentimentaliteit is me
daarbij vreemd, behalve misschien als ik in de omgeving zou komen van Ferney-Voltaire
want komen er weer verhalen op. De wereld is vol verhalen, maar de aard van de
emoties, van verwondering, bewondering, soms medeleven, daar moet men toch
omzichtiger mee omspringen, c.q. de sensatie kan er wel zijn, maar doen alsof
we nog in onze persoon geraakt worden, kan een bedenkelijke illusie blijken.
De
negentiende eeuw, de eeuw van het liberalisme en van de natiestaat, bracht ook
denken voort dat zonder socialistisch te zijn, toch op de vrede gericht was. In
de herdenkingen rond 1914 had de herdenking van de in gebruikname van het
Vredespaleis te den Haag in 1913 wel een mooie opmaat gevormd, maar het blijkt
tot heden zo dat "gebeurtenissen zonder gevolg" finaal zonder
betekenis zouden zijn. Maar nu zetelen wel een paar tribunalen in Den Haag en
er is ook het internationaal hof van arbitrage. De oorlog heeft men niet kunnen
voorkomen en ook wist men in de hoofdsteden en vooral bij de chefs van staven
niet van ophouden. Woodrow Wilson probeerde het 1915 en ook de paus, Benedictus
XV, een Italiaan heeft inspanningen gedaan de oorlogvoerende naties rond de
tafel te krijgen, maar dat is mislukt, maar hoe dat mislukt is, valt moeilijk
uit de bronnen af te lezen. Maar in de overzichten over de oorlog komen die
initiatieven (nog) niet aan de orde, net zo min als de reacties van de
oorlogsvoerende naties.
Valt
het eventueel niet vaak voor dat naderhand, als men het eerst anders geprobeerd
heeft, toch naar ideeën en voorstellingen van zaken teruggrijpt, als het
probleem maar blijft woekeren? De paradox is, nu we zo met de herdenkingen
bezig zijn met de herinnering van feiten uit het verleden, uit de oorlog dat we
nergens ook maar een begin van inzicht krijgen in de oogmerken van de
tegenstanders en hoe dat op het terrein tot uiting kwam. De strategische lijnen
van het Schlieffenplan zijn goed gekend, de militaire oogmerken waren
duidelijk, maar het leek erop alsof men wilde voetballen zonder keeper aan de
andere kant, zelfs zonder tegenstander. Ook de slachtoffers worden voorgesteld
als mensen die van een natuurramp te lijden hebben, terwijl voor de feiten alleen
daderschap, menselijke actie verantwoordelijk is. Maar hier komt dan de
moeilijkheid aan de orde, dat men beseft dat men de vijand van toen niet meer
als zodanig kan behandelen. De vijand van toen, die zich er niet voor schroomde
een furor teutonicus over dit land te laten razen, werd een bondgenoot in de
Navo en een medestichtend lid van de EEG.
Er
is nauwelijks iemand die dit niet weet, maar het blijft wel zweven over de
slagvelden van weleer. Bovendien, wat anderen niet graag horen, is er de vaststelling
dat Frankrijk de oorlog niet ongenegen was. Men wilde, voor Duitsland te
machtig werd in demografisch, econmich technologisch en militair opzicht het
keizerrijk intomen, meer nog, uitschakelen. De aanval kwam van Duitsland, maar
in Parijs kon men nauwelijks wachten en men diende troepen van de Belgische
grens terug te trekken om niet in de verleiding te komen het land toch eerder
binnen te dringen dan Duitsland. De strijd werd van begin af aan in de media
aan alle kanten, behalve de Belgische, voorgesteld als een heroïsche strijd,
gestaafd aan de hand van dubieuze theorieën. Rassentheoretische konterfeitsels
waren toen schering en inslag, zelfs bij de Britten, gewoon omdat het een
aangename verklaring leek voor de eigen superioriteit, terwijl de mobiliteit in
de eeuwen voordien al niet veel grond gaf voor de idee dat het Franse,
Gallische ras inferieur dan wel superieur zou zijn aan het Germaanse ras. De
Fransen geloofden dat het uur van de wraak gekomen was, maar de soldaten zouden
al vlug laten weten dat zij aan wraak niet dachten. Maar zoals al langer
geweten is, in de aanloop en de uitrol van WO I kan Frankrijk, als net niet
weerloos slachtoffer geen schuld
treffen. Na 1963 en het verdrag van het Elysée is voor dergelijke voorstelling
van zaken geen plaats meer, maar ze blijft de basislaag waarop men alle
gebeurtenissen vanaf vier augustus 1914 blijft kleuren.
Het
zal, het is ook voor mij niet mogelijk, zomaar onpartijdig naar de praktijk van
de oorlogsvoering te kijken, maar WO I was dan wel een oorlog met inzet van
mensen uit alle delen van de rijken die betrokken waren en die geen enkel land
spaarde, ook niet de neutralen. De furor Teutonicus kan men herdenken, moet men
herdenken, men moet dan ook man en paard noemen, maar gezien de evolutie der dingen,
van het verdrag van Versailles tot de eenmaking van Duitsland in 1990 en de
actuele rol van Duitsland en de Duitse regering in Europa, zal men het
herdenken van de furor zien, benaderen als een exces van generaals die alle
gevoel voor maat verloren hebben. De oorlog blijft een bezigheid die
beantwoordt aan een eigen ratio, waartoe die wreedheden niet hoeven gerekend te
worden. Maar het blijft opmerkelijk dat we daar nog steeds emotionele
betrokkenheid bij zouden moeten ervaren. Die kan authentiek zijn, bij mensen
wier oom of grootvader erbij betrokken was, de stad waar men leeft en die
slachtoffer werd, dat alles kan maar tegelijk zal men er zich dan rekeningschap
van geven dat dit herdenken de lokale impact van het gebeuren laat zien. Zoals
mensen die nog weet hebben van de plunderingen van het machinepark en andere
aspecten van de bezetting. Maar goed, ik zie niet goed in hoe men in deze de
politieke implicaties voor de Europese herinnering zal kunnen vertalen. Meer
nog, het blijkt vooralsnog onmogelijk te bedenken dat mensen toen, burgers,
ambtenaren, studenten niet met een hoop andere overwegingen bezig waren. De
hogeschool in Gent? De vernederlandsing werd door Albert I niet in het
vooruitzicht gesteld. De soldaten die zich - vaak omwille van hardnekkige
clichés - miskend voelden door hun superieuren, het zijn alle aspecten die aan
de oorlogslogica zelf vreemd zijn, maar de concrete feiten wel kleurden en
zelfs beinvloeden. Maar die facetten blijven vandaag onderaan de archiefkasten
liggen, omdat men nog steeds vasthoudt aan het verhaal van Versailles. Maar dat
staat dus haaks op latere afspraken die voor ons handelen nu van belang zijn. Herdenken is een kunst, denk ik, die we nog
niet geheel onder de knie hebben. Of nog, de oude wereld ging voorbij, iedereen
deed zijn deel, ten goede en anderszins, maar vandaag kunnen we, met
uitzondering van een paar figuren, nog weinig mensen moreel ter verantwoording
roepen. 51 jaar geleden werd het vriendschapsakkoord tussen Duitsland en
Frankrijk getekend, nu vraagt François Hollande aan Duitsland om de Franse
economische motor weer aan de praat te krijgen, maar kan hij het niet laten de
oorlogsherdenkingsindustriële productie van beelden en voorstellingen te hulp
te roepen om zijn beroerde politieke positie op te krikken.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten