Brave Little Belgium tendentieus
Dezer
dagen
Oorlogsschuld, Versailles en de Bloedlanden
Brave
little Belgium
Omdat geschiedschrijving ook
altijd de eigen tijd minstens impliciet in het vizier neemt, moet men zich
afvragen waarom de openbare omroep aan mevrouw De Schaepdrijver carte blanche
gaf om een reeks te maken over Brave Little Belgium, terwijl er best andere
lezingen mogelijk zijn, zowel over de aanloop tot de oorlog als over de afloop,
het verdrag van Versailles. Waarom worden we murw geslagen met een visie,
terwijl ik mij niet kan voorstellen dat vakhistorici in dit land allemaal
zonder alvast aanzetten tot nuanceren deze lezing aanvaarden. Sophie de
Schaepdraver als enige specialiste van WO I, is dat niet schrijnend?
Groot
was mijn verbazing toen ik mevrouw de Schaepdrijver afgelopen dinsdag in haar
voorstelling van de geschiedenis van WO I, Brave little Belgium, hoorde poneren
dat Duitsland niet zo een grote oorlogsschuld opgelegd kreeg, dat het dictaat
van Versailles vooral misbruikt is door de nazi's en dat, boven alles,
Frankrijk, het UK en de Amerikanen misschien wel een unfaire vrede hadden
opgelegd aan Duitsland, maar dat het achteraf bekeken allemaal wel meeviel.
Hoezo? Bovendien vergeleek men de Vrede van Versailles met ... het verdrag van
Brest-Litovsk, tussen Duitsland en Rusland in revolutie. Die vredesvoorwaarden
zouden voor de Russen veel zwaarder hebben uitgepakt. En pittig detail, net
toen Lenin Duitsland de vrede aanbood die via geheime gesprekken in Zwitserland
voor het vertrek van de revolutionair in een verzegelde trein naar Petersburg,
waren de troepen van de tsaar op een aantal fronten in het voordeel gekomen.
Alleen belet de persisterende blindheid voor de oorlog in Midden-Europa op
zulke aspecten in te gaan.
Mag
de VRT dit voorstellen als geschiedschrijving, dan is de vraag of de kijker
gebaat is bij deze vertekeningen van het verleden. Over de vraag of 11 november
een wapenstilstand bracht, dan wel een overgave van de Duitse troepen kan een meer
dan semantische discussie gevoerd worden. Het probleem blijkt erin te bestaan
dat die discussie ook implicaties blijkt te hebben voor de visie op Duitsland
na 11 november 1918, terwijl op 9 november burgers in Berlijn en elders op
straat waren gekomen, zoals Jacques A.A. van Doorn aangeeft, om het bewind van
de sociaaldemocraten te steunen tegen extreem-links en tegen de militaire
overheden. Ebert en co hebben de orde willen bewaren, maar ook dat valt weer te
begrijpen want Duitsland stond op de rand van een revolutie, bevond zich
politiek en maatschappelijk in vrije val. Maar over de oorzaken daarvan, was
mevrouw de Schaepdrijver minder expliciet. De machtsgreep van Ludendorff en
anderen in 1916 hadden zowel de kanselier als de Keizer buiten spel gezet, maar
na het mislukte zomeroffensief van 1918 - een bijna gelukte aanval van alles of
niets - gaven de militairen de macht terug aan de burgerregering en die mocht
dan het puin ruimen, vooral een moreel puin, zo blijkt uit vele geschriften
over die periode na de oorlog. Hierbij kan men ook verwijzen naar latere
studies, naar het onderzoek van Wibke Bruhns naar de positie van haar
grootvader en vader ten aanzien van het Nationalisme en Nationaalsocialisme in
de republiek van Weimar en nadien. De uitermate oppervlakkige benadering van de
evoluties en ontwikkelingen in Duitsland voor, tijdens en na de oorlog - en als
men de schuld voor WO I dan toch bij Duitsland willen leggen is het minste wat
men mag verwachten een meer exhaustieve bejegening van Duitsland in politiek,
economisch en cultureel opzicht, dan in de televisiereeks aan de orde kwam -
laten inderdaad niet toe de directe link tussen Versailles en Nurnberg te
leggen, tussen de opgelegde vrede en de Landdagen na 1933. Maar de houding van
"le tigre" Clémenceau, de Franse premier, had toch ook meer
elucidatie oftewel opheldering verdient.
Het
meest schokkend, mijnerzijds was dat mevrouw De Schaepdrijver nergens repte
over de bezetting van het Ruhrgebied van 1923 tot begin 1925, waaraan België
een bijdrage geleverd heeft. Ook al zegt ze, met een gesprekspartner uit Oxford
dat de Britten en Amerikanen naderhand de vrede van Versailles naderhand unfair
hebben bevonden en er metterdaad, via tussenkomsten van de VSA versoepelingen
werden doorgevoerd. De oorlogsschuld werd op 132 goudmark vastgesteld, maar de
omrekening naar actuele euro's lijkt een probleem, want 70 miljoen euro zou
voor Duitsland met actueel een BNP van 3.322 miljoen dollar inderdaad een
schijntje zijn. De goudmark verloor in de grote inflatie van 1923 uiteraard
niet aan waarde, maar het was een rekenmunt geworden, terwijl het courante geld
onvoorstelbaar aan waarde verloor. De vraag is en blijft hoeveel de
terugbetaling van die 132 miljoen goudmark, exclusief de rente dan wel zou
bedragen voor het jaarlijkse budget. Bovendien, zoals al aangestipt was
Frankrijk zelfs zo gebeten op Duitsland dat het in 1923 de achterstallige
betalingen wilde gaan innen in het Ruhrgebied. Deze gevolgen van het verdrag
werden niet in kaart gebracht door mevrouw de Schaepdrijver. De afspraken
werden na de bezetting door Frankrijk en België van het Ruhrgebied op
initiatief van de VS vervangen door een nieuw plan, waarbij het Franse opzet,
Duitsland helemaal te kraken terzijde werd geschoven. Amerikanen zouden
Duitsland opnieuw geld lenen en de herstelbetalingen werden beperkt tot eerst 1
miljard en later tot 2,5 miljard goudfrank, maar in 1929 werd het plan Dawes
vervangen door het plan Young, want het bleef moeilijk om de bedragen op te
brengen.
Maar
wat uit het gesprekje met de historica van Oxford nog meer opviel was dat de
beide dames de psychologische aspecten volkomen negeerden: 1°) is het normaal
dat een land niet bij
onderhandelingen over vrede betrokken werd en achteraf gewoon maar een
handtekening had te zetten? 2°) Kan men het Duitse bevolking en opiniemakers
verwijtend dat ze geen vrede hadden met die vrede van Versailles? Voor de
historicae was het duidelijk, Duitsland had, zoveel is duidelijk elk moreel
recht op consideratie verloren omdat het de oorlog begonnen zou zijn. En de
klachten achteraf van Hitler en co? Die waren uiteraard pure uitvindsels. Het
is mij hier niet te doen om de heer Adolf Hitler vrij te pleiten van wat dan
ook, mij gaat het om de ronduit eenzijdige voorstelling vanwege mevrouw De
Schaepdrijver. Men zal haar niet horen spreken over Walter Rathenau, vermoord
in 1922, maar ook de moorden op Rosa
Luxemburg en Karl Liebknecht moeten vermeld worden, naast het ontbreken van een
ernstige poging de situatie in Duitsland te onderzoeken. Dan is er nog het
beleid van Stresemann... kortom, wie dieper op de zaken ingaat, zal merken dat
de geschiedenis na 1918 niet zo eenvoudig te interpreteren valt als men denkt.
Bovendien, vergeet men zich af te vragen waarom men in Parijs zo gebrand was op
die herstelbetalingen - Parijs moest ook leningen aan de VS terugbetalen - en
bovendien kan men zich nog altijd ook afvragen waarom in Versailles het
volkerenrecht noch het gewoonterecht niet gerespecteerd is geworden.
Het
komt er dus weer op aan dat de historicus voor een berg van feiten staat en
moet proberen de samenhang, eventuele correlaties en het verhaal van actie en
reactie te herkennen. De Fischer-Controverse die in de Bundesrepublik ontstond
over de these dat Duitsland inderdaad de Alleinschuld zou aanvaarden, is niet
vrij van implicaties over Weimar en het Nazisme, maar tegelijk kan men 60 jaar
later niet zomaar bij die afhandeling ophouden, want er is natuurlijk het
Elysée-vriendschapsverdrag, er is ook een nieuwe geopolitieke realiteit
ontstaan. Voor historici is het dus zaak, meen ik, te aanvaarden dat de oceaan
van feiten doorploegd wordt en dat wat relevant is in de ene zin, de "Alleinschuld"
maar ook in de andere, wat Christopher Clark heeft betracht in zo samenhangend
mogelijk verhaal gebracht wordt. Eventuele inconsistenties kan men niet zomaar
wegmoffelen. De vragen gaan dan niet enkel over de vraag of Duitsland voor 1914
een Hegemonialpolitik
bedreef, zoals men zegt, dan wel of men, ondanks een luide roep om grotere
assertiviteit vanwege Duitsland - wat in de pers en allerlei vaderlandslievende
organisaties aan de orde was - in de feiten de buitenlandpolitiek van Otto von
Bismarck bleef volgen, dat wil zeggen terughoudendheid aan de dag werd gelegd,
zoals in de eerdere Balkanoorlogen. Het beeld blijft dan wel diffuus, maar
niettemin kan men vaststellen dat in de Agadirkwestie Duitsland achter de
feiten aanliep om de afgesproken neutraliteit van Marokko al lang door de
Franse politiek achterhaald was.
Het
blijft overigens verbazingwekkend dat men in dit land niet of nauwelijks
spreekt over de politiek van Parijs, van de president, Poincaré en het
ministerie van Buitenlandse zaken, het Quay d'Orsay, gelegen aan de Quay
d'Orsay, voor 1914 en dat men aan de Franse these dat het "lafhartig"
werd aangevallen door het keizerrijk voor de eeuwigheid blijft vasthouden. De
zegevierende naties hebben inderdaad deze these kunnen doordrukken, ook in de
artikelen van het verdrag van Versailles, maar het is aan historici net
dergelijke voorstellingen te onderzoeken en te weerleggen. De houding van
Parijs voor 1914 verdient aandacht, ook al omdat het in de Franse samenleving
blijkbaar nogal buiten beeld bleef, vanwege de impliciete consensus, mag men
veronderstellen, dat Parijs nog steeds op revanche uit was voor de ramp van
1870, toen Louis-Napoleon zijn keizerskroon en 's lands glorie verloren zag
gaan. Hoe diep de nederlaag van Sedan er heeft ingehakt, mag blijkbaar niet
meer aan de orde komen. Het is me altijd opgevallen dat de gevolgen voor de
Franse politiek van die nederlaag nooit goed aan de orde zijn gesteld. In feite
kan men, wat het publieke forum en de brede media betreft spreken van een
volslagen mutisme. Dat dit resulteert in een verder zwijgen over de politiek
ten aanzien van Duitsland tussen 1870 en 1914, ten aanzien van Servië en
Rusland, zelfs over het staatsbezoek van 20 juli door president Poincaré aan
Petersburg, mag ons niet ontgaan.
Hiermee
hebben we niets gezegd over de schendingen van het oorlogsrecht door de Duitse
troepen in 1914 en later, over de Flamenpolitik, evenmin, maar wel meen ik dat
de wijze waarop de afgelopen weken en maanden over Wereldoorlog I is gesproken
en daar heeft mevrouw de Schaepdrijver een grote bijdrage geleverd, voor
historici van een bedenkelijk niveau is: 1°) de oorlogsdrang van Duitsland in
juli 1914 was beperkt, want men was nog niet klaar voor een grootscheepse actie
in het Oosten; 2°) Oostenrijk-Hongarije had na 28 juni weinig opties, maar
wachtte hoe dan ook lang voor het Servië zou aanpakken; 3°) de buit voor het
irredentisme van Servië was groot want Groot-Servië werd een feit na 1918 en
dus kan men zeggen dat de werkelijke agressor gezegend werd met een aureool van
legitimiteit.
Dat
we de afgelopen weken geen bericht hebben gehoord over de krijgsverrichtingen
in Silezië, Galicië, Polen en dus niets over de strijd tussen Rusland en
enerzijds Oostenrijk-Hongarije en anderzijds Duitsland, mag ook niet onvermeld blijven,
want hoogstens hoorde ik een vage echo over Tannenberg, een al even bloedige
als iconische veldslag. De these van mevrouw de Schaepdrijver dat de oorlog in
België en aan de Franse fronten werd gewonnen, komt mij dan ook bedenkelijk
over. De oorlog over twee fronten heeft Duitsland uitgeput, maar Duitsland was
nog geen slagveld geworden, want geen Franse, Britse of Amerikaanse soldaat had
Duitse grond betreden. De voorstelling van de Fransen van de overgave was dan
wellicht van propagandistische aard, maar daar moet een historicus toch doorheen
kunnen kijken.
De
reden waarom ik er tot in de treure tegenin meen te moeten gaan, dat beeld van
het alleen aan de oorlog schuldige Duitsland moet men niet zoeken in een beate
verering van het land, diens keizers en andere grote figuren, maar komt voort
uit een zekere zorg, komt voort uit een hygiëne van het historisch denken: na
WO II werden de gruweldaden niet vergeten, maar men deed weinig moeite de eigen
nationale geschiedschrijving te onderzoeken, op Duitsland na, waar Fritz Fischer
een poging ondernam de Alleinschuld historisch te onderbouwen, wat in Frankrijk
niet van de grond leek te komen, onder meer door handig om de kwestie van de
Franse politiek in Servië en Rusland heen te fietsen. Overigens vermeldt mevrouw
de Schaepdrijver die these wel, maar niet de visie van Golo Mann en anderen,
want die waren uiteraard te nationalistisch.
Die
ene kwestie die we nog behandelen willen is dan weer een intern Belgische,
namelijk het feit dat mevrouw de Schaepdrijver niet spreken wil over de heldenguldezerken, ontworpen door Joe
English, niet over de "Geheime Frontbeweging" en over het activisme,
noch over sublieme deserteurs. Men kan, honderd jaar later, sine ira et studio
over deze fenomenen en gebeurtenissen spreken, hoop ik dan toch. Men kan 100
jaar later ook wel het verschil zien tussen die frontbeweging, de politiek rond
de Gentse universiteit en de nogal doldwaze onderneming in Berlijn de
Onafhankelijkheid van Vlaanderen te gaan verkrijgen, terwijl de Vlamingen in
bezet gebied van alles te vrezen en te lijden hadden. Maar niettemin, dat grote
zwijgen van mevrouw de Schaepdrijver maakt het beeld van WO I fataal onvolledig
en dus in wezen onbruikbaar. Dat er bij de openbare omroep, dat academisch
historici hier te lande geen enkele aanleiding laat staan een medium vinden zou
zijn om hun visie op de feiten en de grotere samenhang openbaar ter discussie
te stellen, blijft mij bevreemden.
Ook
David van Reybroeck sprak over de oorlogsherdenkingsindustrie maar verder
blijft ook hij op de vlakte als het over de samenhang tussen de oorlog en de
verdere Belgische politieke maar ook culturele geschiedenis. Overigens, ook als
het over Europa gaat zien we vandaag bij Vlaamse academici weinig aanzetten om
zich in het publieke debat te mengen over de toekomst van de Europese gedachte,
terwijl zowel Henri Pirenne als François-Louis Ganshof daar wel hun bijdrage
toe leverden. Meer in het algemeen blijft ik mij verwonderen over het feit dat
we er niet in slagen een begin te maken met aandacht voor de oostelijke
fronten, daar waar Rusland vocht tegen de centrale mogendheden en hoe dat is
verlopen. Met vermeldingen over Tannenberg en Brest-Litowsk kan men niet
volstaan, te meer, denk ik, omdat nu de solidariteit tussen de
centraal-europese lidstaten van de Unie en het oude Europa meer dan een kwestie
van lippendienst is geworden. Helaas, hoe het was, hoe het ging, blijft in de
"berichtgeving" nagenoeg geheel achterwege. De gevolgen van de oorlog
voor Midden-Europa, aldus mevrouw de Schaepdrijver en vooral van het Verdrag
van Trianon waren desastreus... maar blijkbaar minder voor hen dan voor het
oude Westelijke Europa.
Een
besluit moet zijn dat de Vlaamse media zich bijzonder enggeestig vastpinnen op
het Vlaamse Front, waarbij het slachtofferschap gehonoreerd wordt, maar over
daderschap, ook van de latere winnaars, spreekt men niet. Ook de rol van
Nederland als neutrale staat zou best meer aandacht krijgen, want die positie
was voor den Haag niet evident, maar tegelijk blijkt er al bij al wel nogal wat
verkeer geweest te zijn tussen het bezette land en Nederland. Kan men niet
alles in een keer te berde brengen, dan blijft het zo dat de visie die mevrouw
de Schaepdrijver in de reeks "Brave little Belgium" aankaartte zeer
getuigde van partijdigheid en dat men niet bereid bleek de discussie over het
verdrag van Versailles zelf te voeren, ontgoochelt mij ronduit. Deze eenzijdige
lezing miskent de intelligentie van de Vlaamse kijker en miskent evenzeer de
politieke realiteit die na 1949 en vooral sinds 1989, ontstaan, geschapen is, waardoor
we de reeks als, helaas, waardeloos moeten afserveren. Klinkt het cru, dan hoop
ik vooral dat men hieruit niet begrijpt dat men bijzonder germanofiel moet zijn
om die lezing van mevrouw de Schaepdrijver tegen het licht te houden, maar de
bekendheid met feiten voor, tijdens en na WO I daartoe nopen.
Het
enige punt waar ik volmondig de visie van mevrouw de Schaedrijver deel is dat
het niet om een absurde oorlog ging, want de hoofdsteden en de chefs van staven
hadden militaire en politieke doelen die door Versailles, Trianon en de andere
verdragen ook deels werden bereikt. Maar de wijze waarop de militairen de
doelen wilden realiseerden, moet ons nog altijd tot nadenken stemmen, maar net
omdat dit aspect, de wijze waarop men niet spreekt over de werkelijke kost van
de oorlog, de productiebeperkingen en -mogelijkheden aan de zijde van de
respectieve belligeranten kan men de gruwelijkheid, ook aan de zijde van de
Fransen en de Britten niet goed ter sprake brengen. Met John Lukacs kunnen we
evenwel alleen maar tot de conclusie komen dat de chefs van staven niet altijd
even grandioos bleken en dat mag men dan wel absurd noemen. Maréchal Foch
verloor zijn plein in Leuven, maar men had er beter een bordje gehangen over de
beperkte kwaliteiten van deze hoge officier. En tot slot, niets over het
"Jusqu'au-boutisme" van de Fransen en zelfs van de Britse soldaten:
"er zijn er al zoveel dood, nu moeten we overwinnen", want ook dat
droeg bij tot de voortdurende slachting.
Elke
poging over WO I te spreken in een vrij oppervlakkig kader, laat zien dat men
de geschiedenis geen recht doet, omdat een historicus de feiten niet in een mal
aan de eigen wensen kan aanpassen, maar werkelijk moet afwegen. Er bestaan
interessante voorbeelden, zoals Simon Shama laat zien over het Jodendom, maar
ook op de Nederlandse televisie waren er enkele mooie reeksen die de
geschiedenis meer recht deden. Natuurlijk zijn er altijd thema's die het
zelfbeeld in het gedrang kunnen brengen, zoals Nederland nog altijd blijkt te
worstelen met de slavernijgeschiedenis en de politionele acties in Indonesië na
WO II, om de oude koloniale macht te herstellen. Ook wij hebben van die donkere
bladzijden, maar ik heb de indruk dat sommige ervan met grotere gretigheid
onderzocht worden dan andere..
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten