Filosofisch sextet op VRT?
Reflectie
Filosofie voor iedereen
...maar niet voor dummies
...maar niet voor dummies
Introductie en variaties op een thema
Radio
1 vergast ons op een mooie reeks gesprekken, soms wat oppervlakkig en op
donderdag 14 augustus kwam er dan een gesprek met Alicja Geschinska: Filosofie.
Zoals met de uitzending over de Opera het geval was, bekruipt me dan een zekere
plaatsvervangende schaamte, want de VRT had via Klara lange tijd een mooi
aanbod aan programma's waar de filosofie een vaste plaats in had. Waarom zou
men het altijd zo voorstellen dat er tussen de leek en de expert een
onoverbrugbare kloof is, terwijl sommige filosofen wel degelijk graag met buitenstaanders praten en sommige van
die buitenstaanders best wel boeiende filosofische werken hebben geschreven,
over Spinoza bijvoorbeeld? Filosofische werken kunnen zeer taai zijn, maar
mensen als René Gude en Tinneke Beeckman, Joke Hermsen en anderen doen hun best
om geïnteresseerde leken aan te spreken. Of Alain de Botton een oorspronkelijk
filosoof is, dan wel een goede bijdrage levert mensen ervoor warm te maken,
hoeft eindelijk niet zoveel discussie, maar men kan hem maar moeilijk als het
nec plus ultra beschouwen. Even slijmend en toch ernstig: "De verovering
van de Vrijheid" kan men als een gedegen en vooral leesbare introductie
beschouwen in een vitale kwestie dezer dagen, met name hoe we mensen de weg
laten zien om hun leven meer te laten zijn dan het meedeinen op de stromen en
stormen van aanbod en hypes.
Aan
de ene kant was het een leuk uurtje, maar toch, zoals iemand opmerkt en ik niet
nalaat de VRT aan te wrijven, bestaat er over de bestaansreden van de openbare
omroep een paradoxaal misverstand, of liever, de zending van de openbare omroep
kan men alleen maar als paradoxaal beschouwen en Cas Goossens onderstreepte dat
in een opine-artikel: de VRT moet iedereen bedienen -so far so good - maar mag
niet die dingen brengen die er een niche-omroep van zou maken, te weten die
zaken die - aldus Jan Callebaut - de meerwaardezoeker (connais pas) zouden
aanspreken, of beter, de pretbuisliefhebber zouden afschrikken. Deze tijd,
dames en heren parlementairen, minister van Media, omroepmedewerkers, blijkt u
voor een deel te ontgaan: we leven in een hooggeschoolde samenleving, mensen
kennen meer dan ooit voordien, maar werken vaak zo hard dat ze niet meer aan
zichzelf toekomen. Bovendien bestaat er een soort dwang zich op niet te veel
kennis te laten voorstaan, maar dat belet dan weer niemand om den volke de les
te lezen en paternalistische uitspraken te doen. Op dat vlak vallen die jongere
filosofen, zoals mevrouw Gescinska, maar ook mensen als Ignaas Devisch en Guy
Vanheeswijck uit de toon bij sommige van hun voorgangers, die graag hun
overtuiging en waarheid van de hoge zendmast uitschreeuwden.
Nu,
een interessant moment in het gesprek was de vraag hoe filosofisch debatteren
anders zou zijn dan het gekissebis op de buis in een praatshow of een politiek
debat. Mevrouw Geschinska vertelde dat twee filosofen over dezelfde kwestie
hetzelfde bronnenmateriaal zouden kunnen aanwenden en toch tot andere inzichten
komen. Nu, het gebeurt ook niet vaak dat filosofen uit de zelfde bibliotheek
putten, tenzij ze inderdaad hetzelfde corpus van teksten zouden behandelen.
Aansluitend
kwam er ook de vraag of er vandaag nog wel grote filosofen zouden leven en
vooral werken. Mevrouw Gescinska zegde niet ten onrechte dat het moeilijk valt
filosofen die nu werkzaam zijn groot of belangrijk te vinden, want het valt op
dat slechts enkele bij leven en welzijn buiten de eigen kring bekendheid
verwierven. Voltaire, omdat hij zeer oud werd en omdat hij een opiniemaker was
en ook nog eens voortdurend met iedereen in de clinch lag, maar ook ervoor
zorgde dat zijn boeken verspreid raakten. Spinoza's werken werden pas na zijn
leven uitgegeven, toch de Ethica maar dat corpus kende een bijzonder rijke
behandeling door talloze anderen, ten gunste en ook wel, tegen hem. Vandaag zou
men een aantal mensen, zoals Luc Ferry, Michel Onfray, Peter Sloterdijk, Peter
Bieri, Herman de Dijn... maar dit lijstje zal onvermijdelijk voor controverse
zorgen, vooral omdat er volgens sommigen een naam ontbreekt. Ik had ook nog
mensen als Ad Verbrugge of Martha Nussbaum, Susan Neiman kunnen toevoegen en
dat zou aan de controverse niet veel veranderen. Zelfs mensen als Leo Apostel
en Hannah Arendt, Michel Foucault mag men niet vergeten en dan denk ik dat de
interviewer in dat programma toch wel even de vraag mag stellen hoezeer men
opletten moeten met dergelijke vaststellingen: ook leken kennen wel een paar
filosofen. Maar mevrouw Gescinska was zo voorkomend geen namen te noemen, omdat
ook dat niets aan de zaak zou veranderen. Wel meende ze dat een beetje filosoof
er zich voor hoedt de inzichten van anderen zomaar voor baarlijke onzin te
houden. Juist het onderzoek van inzichten die de eigen inzichten niet zijn, kan
verhelderend werken.
Het belang van denken, naast het feit dat het
des mensen is te denken, over concrete zaken, over de overzienbare toekomst,
maar ook over de onvoorzienbare toekomst, de cyclische herhaling van
natuurfenomenen en het onverwachte van eenmalige blijken van natuurkrachten,
lag aan de basis van filosofische overwegingen over de aard der dingen, het
waarom van de bestaande en ervaren wereld. Meestal kreeg dat zijn beslag in
mythen en sagen, in een godenwereld en een ritueel, maar in verschillende
hoeken van de wereld, Griekenland, India, China ontstonden systemen,
ontwikkelden mensen systematische benaderingen van de wereld die geen nood meer
hadden aan een godsbeeld, laat staan aan een Olympus. Pas toen iemand zegde dat
wat hij wist eindelijk niet afdoende was en dat er altijd nog een andere
benadering, een andere werkelijkheid kon bestaat, zelfs dat onze wereld
misschien niet helemaal je dat was, begonnen nieuwe zoektochten. De dialectiek
van die ontwikkeling, waarbij het Platoonse overwegen van een wereld van dingen
waarvan onze fragmentarische en verre van ideale wereld slechts vage
afspiegelingen en weerkaatsingen zijn, maar aan de andere kant de
Aristotelische gedachte dat we niet over andere werelden moeten dromen, omdat
we het nu eenmaal moeten doen met de wereld zoals die is, vormt een van de
motoren van de Filosofische traditie. Jawel, met een hoofdletter.
Het
punt is die kant van de filosofie geleidelijk door wetenschappelijk onderzoek
is overgenomen, maar het neemt niet weg dat de epistemologie, de leer van het
kennen en dus de vraag hoe we kunnen kennen nog altijd stof voor discussie kan
opleveren: de verhouding tussen het kennende subject, de onderzoeker en het
object van onderzoek is niet per se schadeloos of belangeloos vanwege het
subject. Toch zien we dat in het brede debat de betekenis van het onderzoek nog
zelden in het publieke debat aan de orde komt. Met dat onderzoek komt immers
ook de kennis zelf in het vizier en daaromheen cirkelen vele vragen en
inzichten die in cruciale vragen, ook van politieke aard niet altijd voldoende
aandacht krijgen.
Maar
naast de aard van de wereld van kenbare en zelfs niet altijd kenbare dingen, de
ontologie en de wijze waarop we er inzicht in krijgen kunnen, is er de vraag
die ook Socrates altijd al stelde, namelijk de vraag naar het goede leven. Als
er ergens ruimte is voor twijfel, dan is het over de wijze waarop we voor
onszelf ons leven inrichten. Het goede leven, aldus Socrates, was en is altijd
een beetje een heikele kwestie, want bijvoorbeeld kan men niet zomaar zeggen
wat autonomie is, of moed, of rechtvaardig handelen. Op dat vlak tasten we
vaker in het duister dan ons lief is. Liever dan ethiek te beschouwen als een
vorm van levenscode, een deontologie, deugdenleer zelfs, is het van belang na
te denken of ethiek meer kan zijn dan het onderzoek naar wat we kunnen doen en
dan is het nog maar de vraag, denk ik, of we verder komen dan de vraag of we
kat mogen eten. De discussie over vegetarisme is er een die meer om het lijf
heeft dan we in vijf minuten kunnen afhandelen. In die zin was
"weetikveel" van 14 augustus een mooie aanzet, maar het zou de VRT
tot de overweging kunnen brengen nog eens na te denken of televisie én radio
niet kunnen bijdrage aan wat Patrick Loobuyck voor ogen heeft staan voor het
onderwijs.
Er
zijn een aantal wetenschappers die menen dat de filosofie nu al en zeker op
termijn hoogstens nog een zaak zal zijn van ideeëngeschiedenis, want de
wetenschappelijke vooruitgang zal ons wel alles vertellen over alles en over
alle details van de dingen en van het leven. Van zodra men het brein helemaal
door heeft, zal men niet meer hoeven na te denken. Verlost van arbeid, van
hersenbrekers en van hartepijnen zullen we inderdaad kunnen leven zonder
smarten. Als men al ooit dat punt bereiken zal, is het nog maar de vraag of we
dat moeten wensen. Ik weet dat deze of gene lezer hier zal afhaken omdat men de
vooruitgang niet mag tegenhouden, als men het al zou willen. Wat we kunnen
bedenken, moeten we ook maar doen. De vooruitgang in de geneeskunde heeft sinds
de late negentiende eeuw het programma van de Verlichting, het lijden in de
wereld te verhelpen in hoge mate uitvoering gegeven, veel verder is men gekomen
dan een Louis Pasteur of een Josef Sebrechts, een Brugse chirurg in de eerste
decennia van de 20ste eeuw hadden durven dromen. De vooruitgang in de
geneeskunde zorgt er nu voor dat ook kanker beter behandeld kan worden, dat het
in een of andere vorm een chronische aandoening kan worden, waar men mee kan
leven. De Nederlandse denker des Vaderlands, René Gude laat dit overigens zien
in zijn leven en werk.
De
kwestie waarover Ignaas Devisch de afgelopen tijd in de media gesproken heeft,
ligt in een ander spectrum en heeft te maken met Veredeling, enhancement en die
kwestie moeten we toch niet zomaar voetstoots aannemen. Ook hier merkt men dat
de vooruitgang wezenlijk is, onder meer door mogelijkheden te onderzoeken om
bepaalde aandoeningen in verband met het brein te verhelpen. Men kan de
kwaliteit van leven bij mensen aanmerkelijk verbeteren dankzij nieuwe
inzichten, zoals een zuurstofmasker voor mensen die in hun slaap de ademhaling
niet meer controleren, zodat die telkens stilvalt, slaapapneu dus, maar ook bij
bepaalde defecten kan men door oppervlakkige stimulatie van het brein en zelfs
deep brain stimulation de kwaliteit van leven van mensen die anders zouden
wegkwijnen of niet enigszins hun leven in handen zouden hebben, volkomen
hulpeloos zien worden. Dit is meer dan therapie, maar of het al veredeling mag
heten, blijft de vraag.
De
vooruitgang van technologie maakt dezer dagen veel mogelijk waar we de
zegeningen van erkennen en tellen, maar tegelijk zal men niet zomaar aannemen
dat die vooruitgang altijd een zegen is. Sinds Adorno zijn kritiek van het
Verlichtingsdenken presenteerde en zijn kritiek van de moderniteit op tafel
legde, is er meer dan een halve eeuw voorbij gegaan. Ethiek en de vragen omtrent
het goede leven horen we volgens de cynici, de Stoa aan onszelf te stellen en
zonder daarom vanzelf en algeheel mee te gaan in hun apatheia (Stoa) of het
miskennen van alle normen en goed gedrag en zeden, de cynici dus, denk ik dat
Michel Foucault meer dan redenen had om niet enkel de christelijke kerken te
verwijten dat ze van zelfzorg naar (paternalistische) zielenzorg waren
overgegaan. Want de lijn is dun tussen informeren, aansporen en finaal leiding
geven. Natuurlijk kunnen we jongeren geen leiding ontzeggen, want zonder die
leiding zullen ze ook niet autonoom leren denken. Maar hen de indruk geven,
naar het voorbeeld van Jean-Jacques Rousseau dat ze zelf hun weg kunnen zoeken,
kan ertoe leiden dat ze het warm water en het wiel blijven uitvinden. Maar leiding
geven is niet onderwerpen. Toch denk ik dat, gegeven de houding van hen die een
politieke correctheid aanhangen, die welke verbiedt dat we een Afrikaan, een
Europeaan wiens wortels in Kameroen, Ghana of Kenya ligt met het n-woord aan te
duiden, neger dus, dit als paternalisme en erger nog, pastorale zorg in het
kleed van een lekenmoraal moet gezien worden. Als ik praat met jonge en andere
Afrikanen, zal ik hen niet als Negers aanspreken, laat staan, zoals Hergé
Kuifje laat doen... u weet wel, "wij naar de verdoemenis gaan"
toespreken.
Maar
als we vinden dat die vorm van politieke correctheid ons te ver voert, dan nog
is er de vraag uit welke bronnen we putten kunnen om voor onszelf een kader te
scheppen om het goede leven mogelijk te maken en om te beginnen ons een idee te
vormen van wat het goede leven is. In die zin denk ik de laatste tijd vaak na
over de vraag hoe het leven er in de jaren vijftig voor twintigers en dertigers
uit moet hebben gezien: hoe stonden zij tegenover de wereld die er was en wat
verwachtten zij? Nu kan men altijd nog "De Avonden" lezen, maar dat
was geschreven in 1947 en misschien moet men het toch eens anders gaan lezen,
uitzoeken waarom Gerard van het Reve vond dat zijn protagonist onder de
verveling en morose ten onder moest gaan. Ik heb het boek zoals nagenoeg
iedereen moeten lezen, maar heb er een zekere afkeer aan overgehouden. Maar die
afkeer overwinnend blijf ik mij afvragen waarom jongeren die het boek lazen,
zoals ik zo rond 1981 en er, zo te horen wild van waren. Zij lazen het verhaal
van de verloren gelopen puber, maar ik dacht vooral dat het leven nooit zo
naargeestig kon worden... maar de knoop lag, ben ik gaan denken in het feit dat
Reve zelf wilde aandragen dat een bestaan zonder overtuiging, of beter, een
leven en denken zonder lichtende voorbeelden wel heel leeg kon zijn. Bovendien
heb ik het lang voor juist aangenomen dat mensen na WO II liefst zo snel
mogelijk vergaten wat er was gebeurd, maar dat is niet het gehele verhaal, valt
te vrezen. De overwegingen van Adorno, waar Thomas uit putte voor zijn roman
"Dr. Faustus" waren vaker dan we denken ook de overwegingen van
mensen toen, na 1945, toen het alles duidelijk werd, de ellende van die het
Nazisme had veroorzaakt maar ook de gevolgen van het neerlaten van het IJzeren
gordijn én de houding van mensen als Sartre, die Stalin niet kon zien als de
potentaat, maar als de behoeder van het juiste, communistische denken. Louis
Althusser zou zover gaan aan te tonen dat men het communisme best kon
waarderen, als men er maar de excessen van zou vergeten of beter, als men niet
te zeer naar de spaanders zou kijken die men had afgeslagen bij het scheppen
van de nieuwe samenleving. De andere kant van Althusser: een antihumanistische
lezing van Marx, waarbij de structuren alles en de mens, het individu,
menselijke personen totaal onbelangrijk zijn. Aan de andere kant van het
spectrum reageerde men met een voortvarend herstel van wat vernietigd werd en
het opbouwen van wat sommigen later een heerlijke nieuwe wereld zouden vinden;
de confrontatie tussen beide richtingen en het handelen van links, burgerlijk
rechts en anderen zou aan de periode een eigen cachet geven dat we vandaag niet
zo goed meer kunnen vatten.
Over
kwesties als deze kan men niet in vijftig minuten een programmaatje maken, maar
het zou goed zijn als de VRT via Klara en via Canvas aandacht zou hebben voor
een rustige lectuur van de bronnen van onze cultuur, het denken en de eigenheid
van filosofische benaderingen. Rustig omdat de programma's even zovele inleidingen
zullen brengen, over de vraag waarom metafysica zozeer een strijdpunt kon
worden en waarom dat vandaag niet meer in overweging wordt genomen, de strijd
tussen de aanhangers van metafysica en zij die metafysica onmogelijk achten,
want het maakt essentieel deel uit van het westerse denken. Alicja Gescinska
bracht met haar inleiding tot filosofisch denken, zoals ook de vrolijke
filosoof Jean-Paul Van Bendegem al vaker doet in culturele centra en bij
deBuren.eu, het Vlaams-Nederlands huis deed, de gereedschapskist van de
filosoof tonen. Maar misschien vergeten we naderhand altijd weer dat ene
gereedschap dat Van Bendegem nu net altijd ook toont, zonder veel uitleg: de
intuïtie en verbeeldingskracht die ook de grote filosofen niet vreemd zijn.
Alleen, eens het instrument op de werktafel gelegd, begint het grote werk pas
echt, zoals ook Gescinska aangaf.
Een
element in het debat over filosofie verdient m.i. ook meer aandacht en mevrouw
Gescinska had er wel impliciet naar verwezen, het verdient toch een expliciete
behandeling: vaak gaat filosofie en filosofisch denken niet over de
"aangelegendheden der mensen", het dagelijkse en concrete, het
contingente, maar over de grote en eeuwige kwesties. Dat brengt met zich dat
filosofie gemakkelijk abstract wordt en niet pertinent voor ons dagelijkse
bestaan, maar toch blijkt dat filosofen als Hannah Arendt juist daarvan een
punt hebben willen maken, omdat ze vond dat iemand als Martin Heidegger zich
verloor in een abstract taalgebruik en uiteindelijk het menselijke bestaan, in
zijn eindigheid, maar vooral in het noodzakelijke beginnen en herbeginnen uit
het oog verloor.
Nu
men in discussie gaat over de rol van de openbare omroep, nu men er toch toe
komt na te denken wat de openbare omroep meer kan doen dan de private sector,
is het goed in overweging te nemen dat radio en televisie zich wel lenen tot
goede informatieve programma's, die niet a priori performatieve uitspraken
moeten doen, maar informatief zijn. Het
zal dus wel enig zoeken zijn om zo een programma op te starten, want waar moet
men zich dan op richten: dé filosofie? Dat is wel heel wat. Maar niets belet
dat we, het werk over praktische filosofie indachtig dat onlangs verscheen,
naast de inleidingen tot het denken van Thales van Milete, Hannah Arendt of
Samuel IJsseling, maar ook van zovele andere, men ook proberen zal een aantal
kwesties te behandelen, zoals "het Filsofische Kwintet" op de
Nederlandse televisie telkenjare aan het begin van de zomer doet. Op de Duitse
televisie was er een aantal jaren ook een Filosofisch Kwartet, met Peter
Sloterdijk, maar dat werd helaas afgevoerd, maar het heeft de verdienste dat de
Duitse omroep het programma wel enige tijd mogelijk gemaakt heeft. Let wel,
onze aanpak is er niet op gericht enkele nieuwe BV's een platform te geven,
maar integendeel in het debat ruimte scheppen voor een regelmatig terugkerend
filosofisch debat, buiten de sfeer van de talk shows. De inspiratie komt dus
uit dat luchtige programma op radio 1, maar ik denk dat Patrick Loobuyck ook
wel steun zou kunnen verlenen aan zo een project, omdat het aansluit bij zijn
project voor het onderwijs. Maar ja, dan moeten we ons wel afvragen, heel
filosofisch, waarom televisie niet geschikt zou zijn voor "hogere"
denkvormen.
Bart
Haers
“Wel meende ze dat een beetje filosoof er zich voor hoedt de inzichten van anderen zomaar voor baarlijke onzin te houden. Juist het onderzoek van inzichten die de eigen inzichten niet zijn, kan verhelderend werken. “ Laat dit nu net zijn wat de heer Haers best eens ter harte neemt, want blijkbaar nooit doet. Haers weet het altijd beter en laat dat weten meestal op een denigrerend, eigenwijs en pedant toontje tegenover wie het met de heer Haers niet eens is.
BeantwoordenVerwijderenZijn mijn stukken pedant? Ik zou het niet weten en af en toe verneem ik dat mensen die wel willen lezen, soms omdat ik zaken aan de orde stel die niet tot de waan van de dag behoren. Dus als u echt alleen kan zeuren over de toon, dan is dat zonder meer schraal. Of kan iemand over filosofie en het denken dezer dagen spreken zonder namen van denkers en werken en te noemen, eventueel door expliciet een bepaalde idee of een thema waar ze aan werken mee bezig zijn. U kan het gerust oneens zijn, maar zaag niet door over een toon of attitude, want die zal niet zo gauw veranderen. Maar goed, wellicht meent u dat alleen paap Stefanus Wetterensis over filosofie mag sprekn, of misschien nog net Tinneke Beeckman, Alicja Gescinska, Michel Onfray, enfin, les spécialistes. lang leve de vrijheid van meningsuiting, mits een beetje onderlegd natuurlijk.
BeantwoordenVerwijderen