Het beeld van de politicus
Dezer
Dagen
De ambitie van een politicus
De
langste dag van Bart de Wever
en
andere coryfeeën
Op
het gevaar af nog eens een stukje te hebben geschreven voor het partijblad van
N-VA, dacht ik en denk ik na over wat Paul Jambers maakte van de verkiezingsdag
(25 mei 2014) van Bart de Wever, aka de Grote Leider. Maar het is vooral die
andere vraag die me bezig houdt en die luidt: wie verwachten wij, burgers, als
onze bestuurders en welke ambities koesteren wij? Misschien een wat vreemde
vraag, maar als we goed hebben opgelet de laatste decennia, sinds de val van de
regering Leburton A.D. 1974 in mijn geval, dan blijkt dat het publiek soms
andere criteria hanteert dan de professionele volgers van het publieke leven,
het commentariaat aandragen. Maar ook de discussies binnen de SP-a rond de
voorzitter mag ons niet ontgaan en ook de soap rond de aanstelling van Europese
commissarissen roept vragen op en telkens vraag ik me af: waarom doen zij het
en hoe kijken wij, burgers ertegen aan.
Van
Max Weber, "Politiek als beroep", heb ik begrepen dat politici in
moeilijke tijden een bijzondere opdracht hebben, maar dat de kwaliteit van hun
optreden slechts na het uitrollen over de samenleving blijken zal. Max Weber schreef
die gedachten uit op een moment dat in Duitsland de politiek door enkele generaals
buiten spel was gezet en toch, wie dezer dagen op televisie kijkt naar verhalen
over die tijd, zal die politieke machtsgreep van de militairen zelden
aangeboord zien worden. Waarom is mij niet duidelijk, tenzij het er echt om zou
gaan het politieke Duitsland verantwoordelijk te achten voor het voortduren van
de oorlog. Ook de positie van de keizer wordt na 1916 altijd weer zeer
omfloerst besproken. Want de generaals zelf zorgden er, volgens Jacques A.A.
van Doorn voor dat de illusie van de keizerlijke macht bleef bestaan, maar het
parlement en de regering stonden geheel buitenspel. In die omstandigheden de
vraag opwerpen wat het betekent voor de politiek als beroep en als loopbaan te
kiezen, mag men visionair noemen, het was en bleek naderhand moeilijk politiek
te bedrijven omdat de politici en andere krachten in de samenleving om de een
of andere reden voeling met de werkelijkheid hadden verloren. Uiteraard geldt
dit nog sterker voor de militaire chefs die Duitsland steeds weer oorlogsdoelen
oplegde die niet haalbaar bleken.
Het
is op dit punt, waar politici het over verder liggende doelen hebben, dat
burgers vaak afhaken. Bovendien bleek uit de campagne voor de verkiezingen van
2014, zowel de Europese als de nationale, dat politici vaak woorden in de wind
spreken en nog steeds, zoals Weber opmerkte heel goed in staat zijn
doelstellingen te formuleren die in de samenleving niet echt van gewicht zijn.
Het
spectrum van beleidsopties lijkt vandaag bijzonder smal te zijn, omdat er
dwingende directieven zouden uitgaan van het economische en financiële oordelen
over de situatie. De staatsschuld wordt als hinderpaal gezien voor verdere
ontwikkelingen, terwijl historici als Niall Ferguson de opkomst van het
Verenigd Koninkrijk net voortkwam door een modernisering van de financiële
instrumenten, geinspireerd door de komst van Willem III, de Koning-Stadhouder
die ook Nederlanders naar Londen bracht: het vermogen geld te kunnen lenen om
beleid op te zetten, zorgde ervoor dat het koninkrijk er snel in slaagde een
grotere economische slagkracht te ontwikkelen. Maar toch laat Ferguson niet na
iets anders aan te geven: de groei van het UK berustte niet op een groots plan
dat vooraf was opgezet, want het vestigen van kolonies, zeker in India, ging
bijna stoemelings van start. Pas toen, in Afrika een groots perspectief zich
van de kaarten liet lezen, veranderde het politieke en militaire kader, want
toen begon met wel planmatig te handelen en dat wijzigde ook de houding over de
in te zetten middelen. De Boerenoorlog was er het eerste chapiter van, maar ook
andere conflicten werden meer en meer het gevolg van plannenmakerij. Maar toen
had het UK heel wat te verdedigen.
Tegenover
deze evolutie kan men een andere plaatsen, die van Louis XIV die heel wat
plannen op tafel legde en die ook in praktijk bracht, naast de oorlogen, want
ook op bestuurlijk en economisch vlak voerde Louis XIV le Grand beleid, waarbij
lang voor Napoleon een beleid van autarkie en toewijzing van productiecentra
vorm kreeg. Diens opvolger en achterkleinzoon Louis XV le bien-aimée zou in de
geschiedenis vooral een negatieve bijklank meedragen, was een nog groter
hervormer, maar de weerstand van onder meer het Parlement van Parijs, een
college van magistraten, rechters, zou die hervormingen stelselmatig afblokken.
De goede koning werd naderhand het kneusje van de geschiedenis, maar toch zou
Frankrijk tijdens zijn regeerperiode niet zo slecht boeren. Maar uiteraard
waren die vorsten geen politici in de zin die we kennen, want ze waren prinsen
van den bloede en konden hun loopbaan niet kiezen. Ook Jozef II kan men als een
voluntarist in dit rijtje onderbrengen, iemand die van huis uit voorbestemd was
om keizer te worden, maar toch probeerde er zelf eigen invulling aan te geven.
Ook hij staat niet zo wel befaamd, als Keizer-Koster, maar men kan zijn beleid
niet zomaar wegzetten als bemoeizuchtig. Want hoewel voortvarender dan zijn
moeder Maria-Theresia zette hij toch haar werk en ambities verder.
Vandaag
evenwel worden politici uit het volk gekozen en kiezen zij voor het beroep als
politicus. Maar, wat kunnen zij willen en hoe kunnen zij dat ook realiseren in
een politieke context die men vaak als een strijd op leven en dood kan
beschrijven, waarbij de doelen die men formuleert vaker dan men denkt
strijdmiddelen zijn. De dalende achting van het publiek, de burgers voor de
politici als klasse mag men niet over het hoofd zien, het plotse succes van
sommige politici, die niet altijd langer aanhoudt dan enkele verkiezingen laat
zien dat de politiek er niet meer in slaagt haar inzichten over het voetlicht
te krijgen.
De
uitzending over Bart de Wever tijdens zijn Langste
Dag, de verkiezingsdag 25 mei 2014, waarbij tal van journalisten en vooral
fotografen hem voortdurend op de huid zaten, maar ook te pas en te onpas quotes
probeerden te ontlokken, was niet echt flatterend voor Jambers en het
journalistieke heir. En toch slaagde de Wever erin enkele quotes te plaatsen
die ons tot nadenken moeten stemmen zoals "ik wil de mensen gelukkig
maken" en "ik doe dit niet graag, al die contacten met opdringerige
mensen, want... " en de rest mochten we erbij denken, maar te bedenken
valt dat hij liever het politieke spel speelt met zijn medestanders erbij en met
open vizier tegenover de tegenstanders. Echter, waar Jambers niet doorvroeg,
maar ik net wel aan het denken ging, bleef die vraag van Weber: wat wil die man
bereiken?
Nu
zijn er genoeg commentatoren die zijn inzichten haarfijn weten uit te leggen en
te situeren, zoals Ico Maly die het hem euvel duidt te rade te gaan bij Edmund
Burke, de vermeende vader van het conservatieve denken - als dat volgens Maly
al bestaat en geen contradictio in terminis zou zijn - maar ook zou het
nationalisme zelf een uiting zijn van antiverlichtingsdenken... Maar goed, wie
zomaar in de leer gaat bij Jean-Jacques Rousseau zal wel grootse plannen aan de
dag leggen, maar van democratie in de betekenis van debat en autonomie van de
burgers geen hoge pet ophebben. Maar we vergissen ons als de politiek vooral
onmacht verwijten, misschien verwachten we teveel van de politiek omdat we al
die tijd te horen hebben gekregen dat politici de zaken wel zullen oplossen;
binnen de wet als het kan en anders door de wet te wijzigen. Het gevolg is
geweest dat de wetgeving zo fijnmazig is geworden dat alleen rigoureuze lectuur
en studie van de wetgeving mogelijkheden tot handelen laat.
Ik
denk niet dat men politici een teveel aan wetgeving kan verwijten, wel dat men
nogal eens blijkt te vergeten de wetgeving op een bepaald domein dan ook nog
eens goed met elkaar te laten sporen. De politieke macht is in ons bestel niet
(meer) in handen van één man of een kring, maar er zijn vele actoren die al dan
niet via legitieme kanalen op de wet- en regelgeving invloed hebben. Bovendien
kan men vaststellen dat de overheid in de afgelopen eeuw heel wat consultatieve
instrumenten en raden heeft ontwikkeld om met de burger in overleg te gaan. Alleen
merken burgers op dat die vertegenwoordigers buiten het parlement vaak vooral
experten blijken, die vergeten dat ze nog iemand vertegenwoordigen. Als men
kijkt naar wat organisaties als Touring en VTB-VAB vertellen over
verkeersveiligheid, kan men zich afvragen of de leden zich nog wel herkennen in
wat die lui vertellen.
Het
kan voor politici dus moeilijk worden als belangenorganisaties zaken vertellen
die wel passen in een bepaalde logica maar tegelijk niet afgetoetst werden bij
het publiek, als er geen draagvlak is voor die uitspraken. Maar anderzijds
blijkt ook dat men over vele thema's die het publiek of individuen aanbelangen,
zoals opvang van mentaal gehandicapte personen, de mobiliteit van ouderen en
wat al niet meer vaak zo lang en zo hard wordt gedebatteerd dat het publiek en
ook de belangenbehartigers die hun inbreng hebben in de besluitvorming elkaar
niet meer begrijpen. Nog eens, voor politici wordt het dan moeilijk te weten of
ze kunnen volgen wat die goed ingevoerde agenten van deze of andere belangen
hen voorleggen, want het kan zijn dat ze bij het publiek dan geloofwaardigheid
verliezen en dat mag men niet willen.
Een
ander probleem dat zich stelt voor politici is dat - zoals ook Weber al aangaf
- is dat bepaalde plannen misschien goed overdacht zijn, maar de implementatie
werd niet voldoende overdacht of men koos te gemakkelijk voor een puur
administratieve uitrol. Als men nu vanuit deze gedachten terug kijkt naar de
afgelopen decennia, waarbij sommige politici soms bijzonder populair werden,
zoals Leo Tindemans, maar ook mensen als Steve Stevaert en Yves Leterme, dan
kan men zich afvragen hoe hun succes spoorde met wat het beleid deed. Steve
Stevaert drukte zijn stempel op het openbaar vervoer, met gratis rijden voor
mensen ouder dan 65 en andere vondsten, zoals basismobiliteit waardoor zeker
bussen die tussen de centra rijden soms zeer vaak halt moeten houden; De idee
heeft ertoe geleid dat bij besparingen het openbaar vervoer een gemakkelijke
melkkoe lijkt, maar tegelijk kan men van het openbaar vervoer geen echt
alternatief maken voor het autoverkeer.
Bart
de Wever komt er ook als een controlefreak uit, als men het programma goed
gezien heeft, maar ironisch genoeg komt ook aan het licht dat hij niet altijd
alles goed in de hand heeft. Dat hij zichzelf en zijn partij goed voor het
voetlicht wil brengen, zal men hem noch enige andere politicus verwijten, dat
sommige leden hem bijna versmachten is ook niet zo uniek, maar het grote
probleem blijkt dat de communicatie soms eenrichtingsverkeer blijkt, terwijl
men bij momenten kan zien dat de man wel degelijk zou willen luisteren, maar er
worden hem niet altijd even zinvolle zaken meegedeeld. "Vicit vim virtus" vond hij en
Jambers liet zien dat de man in een lijst van Latijnse spreekwoorden, gezegden
en staande uitdrukkingen had gezocht, maar deze leuze is ook de wapenspreuk van
de stad Haarlem - nu ja, er zijn mindere oorden om zich mee te associëren. De
deugd is echter niet altijd zo gemakkelijk te benoemen, maar dat de heer de Wever
zich tijdens de verkiezingscampagne wel zeer belaagd wist, zal men nog wel
betwisten, ook al omdat, zeggen tegenstanders dan, hij ook wel voldoende
aanleiding gaf tot stennis.
Neem
de discussie over de ongewenste ongelijkheid, die zowel in het sociale beleid
als in het onderwijs de grote doelstelling zou vormen, namelijk alle vormen van
ongelijkheid wegwerken. Ongelijkheid zou synoniem zijn van onrechtvaardigheid,
maar niet elke ongelijkheid tussen mensen is a priori een vorm van onrecht.
Ongelijke inkomens zijn het gevolg van verschillende waarderingen voor
beroepen. Maar ook van de risico's die men bereid is te nemen. Bovendien is die
ongelijkheid in sommige gevallen, als het bijvoorbeeld om zangers of sporters
gaat, voor de liefhebbers geen punt dat die sterren rijk worden van hun talent,
maar in andere domeinen, bijvoorbeeld bankiers, zal men die rijkdom wel
betwistbaar vinden. Ressentiment kan men in de discussie over ongelijkheid ook
moeilijk verstoppen, maar het draagt er wel toe bij dat andere oogmerken
volkomen buiten beeld blijven. Zou iemand willen ruilen met de politici die
vaker dan nodig van incompetentie worden beschuldigd dan met charmezangers het
geval is? Zal men een schrijver als Erwin Mortier de hemel in prijzen, zal men
zelden een zeer kritisch, laat staan een krakende recensie lezen over zijn
werk, dan zal men bij politici de beide posities vinden, maar vaak vergeet men
dan dat die politici op hun eentje doorgaans weinig gedaan krijgen.
Nog
eens, men heeft van de bestrijding van ongelijkheid zozeer een politiek doel
gemaakt dat de samenleving en groepen in de samenleving er onvrede mee hebben,
onder meer omdat inzet, verdienste en talent - behalve bij de sterren
natuurlijk - niet meer naar waarde geschat worden en de hardwerkende Vlaming is
nu vaker een scheldwoord dan een blijk van waardering. Maar waarom zou men die
mensen die graag inzet aan de dag leggen voor hun beroep, maar misschien niet
zozeer tot de zogenaamde top behoren, niet kunnen waarderen? Sommigen verdienen
volgens de sociologen weinig waardering omdat ze er de verkeerde inzichten op
na houden, maar zij doen het maatschappelijke leven wel draaien. En zij
handelen niet zo vaak als groep, als men wil doen geloven. Overigens, als het
om waardering van bijvoorbeeld gauchistische inzichten gaat, zal men niet zo
gauw van het vulgus pecum gewagen, als het om de massale belangstelling voor
wielrennen of cyclocross gaat, zal men het ook al niet hebben over verdwazing,
maar als een partij die zich conservatief noemt...
La
pensée unique? De ene zegt dat dit de conservatieve visie op mens en
samenleving betreft, anderen menen dat bij de media het linkse gedachtengoed
iedereen behekst. Feit is dat we op tal van domeinen, bijvoorbeeld het geplande
nieuwe model voor het secondair onderwijs, waarbij de ongelijkheid verder wil
wegwerken elke tegenstand in termen van koppigheid en zelfs domheid of
achterlijkheid wenst af te serveren, terwijl men van die leraren m/v grote
competentie verwacht, maar toch net onvoldoende om met de grote mensen mee te
kunnen spreken. De argumenten tegen de hervormingen, zoals de Onderwijskrant
die brengt, krijgen in de brede media geen aandacht. Maar intussen blijkt dat
er voor het afschaffen van ASO, TSO, BSO en KSO geen draagvlak is, of liever,
de experten zijn voor, leraren en ouders zijn tegen en bovendien, men blijft
het BSO als het kneusje afschilderen, in plaats van het ook maar enige
waardering mee te geven.
Het
nadeel van een "pensée unique" is dat men politieke debatten alleen
nog binair wil of kan benaderen want het is rood of het is blauw, zonder dat er
sprake zou zijn van een spectrum van kleuren... We moeten ons afvragen wie er
gediend is met deze benadering, want voor kinderen, zowel de intellectueel
getalenteerde als zij die met de handen heel wat af kunnen, vallen uit de boot.
Ach, het gaat niet om nivellering alleen, het gaat om het onderbenutten van
mogelijkheden in het onderwijs kinderen kansen te geven hun eigen weg naar
geluk en welbevinden aan te vatten. Men wil onderwijs op maat maken en er zijn
er genoeg die beseffen dat het genoten onderwijs wel eens tijdverlies
betekende, maar tegelijk begrijpt men wel dat het zeuren over middelmatige
leerkrachten niet echt steek houdt. Het probleem is dat men gemakkelijk aan de
schrijftafel theorieën kan ontwikkelen, maar of die op het terrein werken maar
vooral of de resultaten echt wel zo aangenaam zouden uitpakken, valt nog te
bezien. De gezinshulp en ziekenzusters, zouden we zonder kunnen?
Ongelijkheid
is tot slot ook gelinkt aan de diversiteit onder mensen en aan de wijze waarop
we omgaan met de omstandigheden; maar goed, dat gaat om het accidentele en daar
zijn filosofen noch sociale ingenieurs mee bezig. Bovendien negeert men de
vaststelling dat mensen autonoom kunnen handelen en keuzes maken voor
zichzelf... of toch niet helemaal, want er zijn omstandigheden zoals bij zwaar
lijden en ongewenste zwangerschappen waar mensen zelf moeten kiezen, voor
euthanasie of abortus. De wetgeving ter zake was nodig, zowel over abortus als
over euthanasie was noodzakelijk, maar door de voorstelling van zaken, dat een
volkomen leven berust op het afwezig zijn van lijden, terwijl - afgezien van
omstandigheden waar mensen de pijn en het leed inderdaad niet meer kunnen
verdragen - mensen ook aan het leven hechten en, om allerlei zeer persoonlijke
redenen die de rede niet kan kennen, juist nog wel die onmogelijke weg willen
gaan.
In
de uitzending van Jambers kregen we vooral de partijvoorzitter Bart de Wever die
probeert de verwachtingen van zijn achterban zo goed mogelijk te realiseren en
ook wel eens ertegenin durft te gaan. Men zag ook dat zijn leiderschap weinig
discussie oproept, maar mocht er iets anders uit zijn gebleken, dat er
contestatie was, dan zou men het wel zeer breed hebben uitgesmeerd. Nu kreeg
men een man te zien die beantwoordt aan de verwachtingen, maar onduidelijk is,
denk ik, of dat een beter licht werpt op het functioneren van de politicus Bart
de Wever en op diens achterban. Allicht
zijn er die onderhevig zijn aan een beate verering, maar men zal ook merken dat
de meeste leden er in het dagelijkse leven wel een eigen invulling aan weten te
geven. De vraag is alleen of dat in het focussen op zijn leiderschap aan de
orde kan komen.
Tot
slot denk ik dat politici in het dagelijkse handelen vaak aan de verleiding
moeten weerstaan dat ze het vanzelfsprekend beter weten. Leiders, staatslieden,
zoals Winston Churchill en Charles de Gaulle begrepen dat hun prestige en macht
eindig was, maar in het geval van de Belgische politiek zoals die zich nu
presenteert, leeft vooral de idee dat politici genieën zijn, enfin een paar
toch en andere de baarlijke vijand. Nu is het zo dat men, eenmaal gekozen
hebbende voor publieke mandaten in een logica terecht kan komen, die vooral
naar het beeld van Chantal Mouffe, een zaak is van strijden op leven en dood
terwijl de politieke realiteit nu net op het samenwerken gericht zou moeten
zijn. De verscheidenheid aan opinies en belangen is de bestaansvoorwaarde van
onze democratische samenleving. Het streven naar sociale gelijkheid kan op zich
nog enige verantwoording vinden in de vaststelling dat dynamische samenlevingen
doorgaans een grote cohesie vertonen, waarbij de ongelijkheid niet zo zwaar in
de afwegingen wordt opgenomen. Het is aan de andere kant ongehoord dat men over
cohesie te hebben ... want de samenleving is a priori een strijdperk, zoals in
Knack te lezen valt. De linkse en de rechtse benadering van de samenleving
hebben hun beperkingen, maar dat blijkt men vandaag uit het oog te verliezen. Dat
de politiek voor alles oplossingen zou moeten verzinnen die voor iedereen
gelden, blijkt ook lastig vol te houden, omdat sommigen er wel in slagen, denk
ik, er goed gebruik van te maken, terwijl anderen onwetend blijven.
Paul
Jambers schetste een beeld van Bart de Wever op een onmogelijk moment, omdat
hij, de partijvoorzitter in omstandigheden diende te handelen waar hij alleen
lijdend voorwerp was. Dat zou overigens ook gelden als het men Wouter Beke of
Bruno Tobback had gevolgd. Hij komt niet als zegevierende generaal in triomftocht
aan, maar de vreugde van zijn achterban kan hij niet echt meebeleven. Elke stap
die hij die dag zet is gedocumenteerd en dat doodt de spontaneïteit. Maar nog
lastiger is dat men aan het eind niet meer begrijpt waarom hij het doet, al die
blootstellingen. Was hij dan niet beter academicus geworden? Dat hij doet en
waardering oogst, zal hem wel een zekere voldoening geven, maar of hij erin zal
slagen zijn visie op de toekomst van Vlaanderen ook te verwerkelijken kan men
pas over dertig jaar of zo werkelijk vaststellen. Maar wat is zijn visie dan?
Hoe kijkt hij aan tegen zijn rol als politicus? Er kwamen wel enkele
antwoorden, maar goed, de omstandigheden van verkiezingsdag lieten vooral hectiek
zien, vanwege journalisten en fotografen die iets wilden, wat de voorzitter niet
in gedachten had. Meteen was aangetoond dat het programma van Jambers in deze
weinig kon tonen. Maar voor burgers is het allemaal wel leuk om zien, maar
verder, verder blijft er niets van hangen. Behalve dan dat de politicus Bart de
Wever bereid blijkt zijn persoonlijke wensen en irritaties te doorstaan voor
een hoger doel.
Zou
dit stuk omwille van deze overwegingen passen in een partijblad? Het
interesseert me niet echt, wel dat de voorstelling die journalisten maken van
het publieke optreden van politici soms irritant onbetekenend wordt. Lincoln
gaf zijn burgers en soldaten na de slag bij Gettysburg een adres, een
toespraak, waarmee hij het doel van het lijden als gevolg van de oorlog in
herinnering bracht en men mag aannemen dat de president die afloop wel gewenst
had, maar niet het grote aantal gesneuvelde soldaten. Vandaag komen politici
meestal goed doordacht op het forum, omdat de termijnen en hoogtijdagen lang op
voorhand vastgelegd werden en worden. Een politicus in Europa dezer dagen komt ook
niet, doorgaans niet in die omstandigheden van onverwachte rampspoed terecht en
we hopen van harte dat dit ook voor de overzienbare toekomst het geval zal
wezen - Minister-president Marc Rutte zal me hier wel tegenspreken net als
Frans Timmermans die na het neerstorten van MH17 wel onverwacht het woord
dienden te nemen. Of zouden we moeten gaan nadenken over wat filosofiemagazine
deze maand op de agenda zette: hoe kan men de oorlog verantwoorden als een
reinigend moment voor de samenleving? Ik dacht het niet. Denken wel, maar wat
als het resultaat tot handelen aanzet? Helaas komen maar weinig televisiemakers
zover, die gedachten ook te behandelen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten