Gefusilleerd als voorbeeld
Kleinbeeld
Executie wegens weigering
een
broek aan te trekken[i]
Het
doel van de krijg en andere overwegingen
Ik zag een film, zoals wel
vaker, maar het was wel bijzonder, want het was een film over een
standrechterlijke executie tijdens WO I aan de Marne, waarbij men opkomende
reacties van soldaten tegen hun superieuren zonder pardon in de kiem wilde
smoren. Een kolonel en een gehuwde soldaat Lucien Bersot, die overigens in 1922
al gerehabiliteerd werd, wat toch wel snel is geweest, zijn de protagonisten,
maar de hybris van de kolonel werd bij diens leven niet bestraft. Moet dat dan?
Daarom is het drama, geen tragedie, al zou men wel een verhaal kunnen bedenken.
Re-enacters zullen het niet
zou gauw doen en toch zouden ze een executie van een insubordinerende soldaat in
hun relaas moeten brengen, maar dat zal niet gebeuren. Men kon ook vernemen dat
het Franse detachement in Kigali ten tijde van de volkerenmoord een politieke
opdracht had, namelijk Rwanda bewaren voor de Francité, wat achteraf bekeken
wel wat kortzichtig is, maar nu blijkt dat Kagame zijn tegenstanders tot in het
buitenland achtervolgt en probeert te vermoorden, is duidelijk dat de hele
historie rond de moord op Habyarimana, waarbij ook hier te lande veel
verklaarde tegenstanders in het getouw waren ten behoeve van Kagame minder
helder is dan men ons graag heeft voorgehouden. Om maar te zeggen, politieke en
de inzet van militairen is ook vandaag altijd nog een heikel punt. Feit is wel
dat sommige deelnemers aan die actie achteraf met gewetensproblemen opgescheept
zaten, terwijl de politieke verantwoordelijken al lang blij waren dat het
aantal lijkkisten op de tarmac van Melsbroek beperkt is gebleven.
Nadenken over
legeraangelegenheden blijft overigens, zeker in dit herdenkingsjaar van WO I
een heikele bedoening, omdat we van het leger doorgaans alleen de vechtende
soldaten op het slagveld zien, of beter, de oorlogsgraven en -begraafplaatsen,
de namen ook. Dulce et decorum est pro patria mori. Maar een soldaat kan ook
sterven onder vriendschappelijk vuur, door een executiepeloton, doorgaans eigen
vrienden of directe kameraden uit dezelfde loopgraaf. De film "Le
pantalon" werd bij Brussel, Waterloo gedraaid op een stort om zo dicht
mogelijk bij de realiteit te komen, want een militair oefenterrein dat het
dichtst de frontomstandigheden bij de Marne benaderde kon niet omdat er geen
loopgraven gegraven mochten worden, vanwege een als medebeheerder aangestelde
natuurbeweging. Het gevolg was wel dat de scènes rond het hoofdkwartier van de
compagnie en de kolonel gefilmd werd op wat op het eerste zicht een Brabantse
hoeve lijkt.
Het verhaal zelf is boeiend
genoeg, maar laat vooral zien hoe militairen niet per se goede "people
managers" zijn, niet echt leiders. Aan de andere kant, subalterne
officieren nemen het op voor een man die door de kolonel als voorbeeld zal
worden gesteld, terwijl hij, Lucien Bersot (uit Besançon, getrouwd, vader van
een dochter) bij zijn gelijken en bij superieuren een steengoede reputatie heeft.
Maar een broek zorgt voor onheil. Men moet weten dat de Fransen in 1915 nog
vochten in de traditionele uniformen van 1870 en niet in camouflagekleuren. Een
rode broek maakt deel uit van het uniform, maar de enorme druk op de logistiek
zorgt ervoor dat blijkbaar niet alle soldaten over een passend uniform
beschikken. Een tijd lang kan de man in witte, grijze broek zijn krijgsverrichtingen
vervullen, tot een appel met inspectie een officier ertoe beweegt de soldaat en
de sergeant te bevelen voor een passende broek te zorgen. Wanneer een door
paarden getrokken kar met gesneuvelde soldaten de hoeve binnenrijdt, vindt de
sergeant er niet beter op een broek te pakken van een van de kadavers en de
infanterist Bersot op te dragen die stante pede aan te trekken. De hoeve ligt
achter de linies en dus is de vijand niet direct nabij en de weigering heeft te
maken met het feit dat de soldaat de gescheurde en bebloede broek niet wil
aantrekken, het is geen operationele order die hij negeert.
De afwikkeling van het verhaal
ligt dan niet voor de hand, dat wil zeggen, de adjudant had kunnen denken dat
het probleem zich later wel zou oplossen, maar hij brengt verslag uit aan de
kolonel die eindelijk een goed slachtoffer gevonden heeft om de geest van
opstandigheid en twist in de rangen op te ruimen. De man wordt na een zware
nacht in de loopgraven, waarbij hij in het niemandsland pinnekensdraad is gaan
doorknippen en waarbij een adjudant is getroffen, naast nog een andere die
direct sneuvelt. Na die nacht in de modder en de stank wordt hij opgepakt voor
insubordinatie terwijl hij op het dagorder eerder een eervolle vermelding had
mogen krijgen. Want, de kolonel, de orders van Joffre himself opvolgend zal een
slachtoffer vinden, want de geruchten die vanaf het front de hoofdkwartieren
bereikten waren duidelijk: de soldaten en actieve officieren wisten dat de
commando's en marsorders nergens op sloegen en de zinloze aanvallen op verkeerd
gekozen doelen kon hen niet ontgaan. Schreef ik hoger dat de film een drama brengt,
dan moet men uiteindelijk vaststellen dat het verhaal een tragedie mag heten:
de soldaat Bersot komt in problemen omdat de logistiek, c.q. de aanvoer van de
juiste uniformen stokt, de sergeant die zelf ook vreest voor problemen haalt
een onvoorstelbaar onmenselijke toer uit door hem te verplichten die lompen,
gestroopt van een lijk aan te trekken en vervolgens wordt zijn weigering als
dienstwegering in aanwezigheid van de vijand genoteerd. Een sergeant, jurist,
moet de acte van beschuldiging opstellen, zonder ervan in kennis te zijn
gesteld dat de bijzondere krijgshoven te velde definitieve vonnissen kunnen vellen,
zonder recht op beroep of zonder de mogelijkheid te laten om genade te verzoeken.
Het is duidelijk dat het
Franse leger in 1915, maar vooral later, in 1917 niet altijd goed in staat zal
blijken de orde en de tucht te bewaren, omdat de hoge officieren orde en tucht
wilden maar niet voldoende zicht op de beweegredenen van het voetvolk hadden,
er zelfs met aperte neerbuigendheid op neerkeken - kan het nog duidelijker ? -
konden ze de gevolgen noch de implicaties van hun aanpak goed beoordelen. Een
gebrek aan feedback? Of onverschilligheid.
Men kent mijn stokrijm: de
oorlog 1914 - 1918 was vooral een oorlog van onverschilligheid voor mensen, die
louter uitvoerders waren, louter kanonnenvlees; maar bevelen werden wel overwogen, hoopvol en gegeven door mensen die blijkbaar niet keken naar het resultaat en keer op de keer tegen dezelfde muur aanliepen. Op zich lijk ik daarmee de
algemene teneur ten aanzien van de oorlog te volgen, maar voor mij is alvast
duidelijk dat men tot heden, op deze film na in Frankrijk en België nergens de
houding van hogere officieren en sommige politici daadwerkelijk heeft
onderzocht. Alvast, men spreekt over een materiaalslag, maar vooral de persisterende
verblinding ten aanzien van de onvoorstelbaar lang welwillende soldaten en
steeds weer opgeopperde vermoedens van vermeende opstandigheid kan ons niet
ontgaan. Men moet vaststellen dat de hogere officieren de gedachtegang van elke
andere elite volgde: wij weten hoe het zit en de ondergeschikten moeten volgen.
In de film zien we dat een paar officieren proberen kolonel Auroux tot andere
gedachten te brengen, maar die is vastbesloten en wil ook geen teken van
zwakheid geven. Dat intussen Lucien Bersot nog altijd rekent op zijn verlof,
hoopt vrouw en dochtertje eerlang in de armen te kunnen nemen, weegt niet in
zijn afwegingen. De orde en tucht moeten bewaard worden en een voorbeeld moet
gesteld, zodat de nefaste gevolgen voor hem van geen gewicht zijn. Dat een paar
kornuiten die bij de luitenant verhaal gaan halen, op vraag van hun compagnie
zelf ook voor de krijgsraad te velde gesleept worden en vijf jaar dwangarbeid
aangesmeerd krijgen, mag ons niet ontgaan.
De vraag is of deze aanpak
nuttig mag heten, laat staan menselijk stelt zich bij de herdenkingen van 1914
niet. De houding van Vlaamse hooggeschoolde vrijwilligers aan het front, die
voldoende inzicht hebben in de problemen van de bedrijfsvoering van de
legeroverheid, komt niet aan de orde, maar speelt in hetzelfde vacuüm dat zich
telkens weer installeert in legers. Ook in de film "Good Morning
Vietnam" zien we dat verhaal uitvergroot terug: militaire overheden hebben
niet altijd een goed oog in buitenbeentjes. Maar waarom verwijzen naar
hooggeschoolde rekruten, want ook de andere soldaten wisten het wel, ze zegden
droevig...
En toch, toen burgemeester
Louis Tobback van Leuven het maréchal Fochplein herdopen liet en het noemde
naar de eerste rector van de Vlaamse, Nederlandstalige universiteit Leuven, Piet
de Somer, kon ik daar geen vrede mee hebben, al blijf ik precies zo een hoge
officier als maréchal Foch het typevoorbeeld vinden van obstinate negatie van
de werkelijkheid en verdient rector Piet de Somer best een opvallend plein in
de stad naar zich genoemd te weten - enfin, zelf kan hij het niet meer beleven.
In het verhaal van WO I blijven die hoge officieren, zoals Foch, Hindenburg,
Haig buiten verdenking of minstens laat men telkens kansen liggen hun handelen
onder de loep te nemen. Het oordeel zou voor hen weinig flatterend zijn. De
oorlogsdoelen waren op zich al bijzonder vaag: de tegenstander er helemaal
onder krijgen, wat naarmate de oorlog duurde door een deel van de troepen werd
gevolgd, maar bij anderen heel wat vragen opriep.
De herdenkingsindustrie ziet
alleen slachtoffers, maar geen daders, want de fouten van de eigen chefs van
staven en hun omgeving worden niet te berde gebracht, de oorlogslogica als de blinde hand, zoals in de economie. Mocht men nu denken dat
ik een pacifist ben, dan heeft men het verkeerd voor, omdat ik de mening ben
toegedaan dat een natie zichzelf moet verdedigen, als daar aanleiding toe is.
Maar als men kijkt naar de opleiding van militairen, die vaak gericht is op een
voorbije oorlog, dan moet men de discussie over het doel, de concrete doelen
maar vooral over de middelen goed voor ogen houden en durven te stellen dat de
officieren die ver achter het front verbleven - als we ons in deze beperken tot
WO I - voor de omstandigheden waarin de soldaten hadden te vechten geen oog
hadden, want die soldaten moesten de bevelen blind uitvoeren. Urbain Martien,
zo schrijft Stefan Hertmans, had op zeker ogenblik de opdracht een
mitrailleursnest uit te schakelen. Verschillende groepjes waren hem en zijn
mannen voorgegaan en roemloos gesneuveld zonder kans het er levend af te
brengen. Urbain Martien komt ter plaatse, ziet hoe de post die hij moet
uitschakelen in het voordeel is, merkt dat hij noch zijn mannen met de hen
meegegeven munitie de zaak kunnen klaren maar ook dat er nog een massa kogels
liggen van de vorige commando's. De opdracht wordt een ramp, maar Urbain
Martien keert min of meer levend terug, zwaargewond. Na een revalidatie in de Lake
District wordt hem bij terugkeer aan het front voorgehouden dat hij
onrechtmatig gehandeld heeft door de aangetroffen munitie bij de stal te hebben
verzameld. De luitenant die hem moet terechtwijzen, klasseert de zaak en
Martien kan terug naar het front. Even later wordt hij op last van een
commandant naar een andere eenheid overgeplaatst, omdat de verhoudingen binnen
zijn eenheid een gevaar voor de discipline zijn: de mannen rekenen op Martien
en vertrouwen hem. De mannen van zijn troep zijn woedend, gaan joelen en de
bevelvoerende officier laat Martien wegvoeren, als gevangene. Maar de luitenant
die hem eerder had gered van de krijgsraad, onderzoekt de zaak en klaagt de
commandant aan die Martien wilde verplaatsen, want de hoogste onderscheiding
van Martien blijkt een vervalsing te zijn.
Sophie de Schaepdrijver heeft
gelijk als ze de verhoudingen tussen Vlaamse soldaten en officieren ziet als de
kloof tussen hoger geplaatsten en het voetvolk, maar ze kan moeilijk
beargumenteren dat de taalkwestie niet als koudvuur door het leger sloop en dat
soldaten, hospieken en aalmoezeniers niet een eigen geheime frontbeweging
hadden georganiseerd. Evenmin kan zij stellen dat die houding voor de verdere
politieke, sociale en culturele ontwikkelingen in het land geen gevolgen heeft
gehad, want de taalwetgeving vanaf 1925 en de Vernederlandsing van de
Universiteit Gent spreken dit tegen. Maar goed, er zal wel geen direct causaal
verband tussen de frontbeweging en de taalwetgeving van de jaren 1925
-1932 onweerlegbaar vast te stellen
blijken. Feit is dat de officieren de gevoelens en gevoeligheden van de troepen
in de loopgraven niet kenden en vooral niet willen kennen. De ellende van het
vuren, van de loopgraaf delen ze niet voldoende maar ook onderschatten ze,
zoals bevelhebbers vaker doen, de kunde en kennis van de soldaten en dat is ook
in de film "le pantalon" het geval.
Lucien Bersot krijgt al in
1922 een rehabilitatie, maar het lijkt erop dat zelfs Vlaamse historici de
kleine en grotere pesterijen vanwege de hogere legerleiding niet willen
onderkennen. Behoort het tot de aard van het leger dat topofficieren zich niet
met het voetvolk inlaten, dan zou men moeten begrijpen dat dit gebrek aan
respect voor de soldaten en voor de levens van burgers, want de meeste soldaten
waren of vrijwilligers of dienstplichtigen, voor wie ze zegden te strijden, een
volkomen gebrek aan leiderschap blootlegt. De Teutoonse furor, de moordpartijen
die de Duitsers in België in het najaar van 1914 hebben aangericht, kan men al
als misdadig beschouwen, dit gebrek aan aandacht, de nalatigheid levens van het
voetvolk onnodig in het vuur te gooien en geen aandacht te hebben voor het feit
dat hun soms al te absurde bevelen een geest van opstandigheid opwekten, mogen
historici niet negeren.
De soldaten zijn soms
vrijwillig uit het leven gestapt, sommigen werden gefusilleerd als voorbeeld,
zoals ook Stefan Brijs beschrijft in "Post voor mevrouw Bromley"
wanneer hij John Patterson laat ontdekken dat zijn zoogbroeder, de zoon van
Bromley niet zoet en eervol voor het vaderland is gestorven maar ook
gefusilleerd, zodat deze de hele oorlogstoestand niet meer kan vatten. Hij
heeft het overleefd maar heeft het geloof in de overheid verloren. Dat is de
betekenis van "Le Pantalon", van "Oorlog en Terpentijn",
maar ook van "Post voor mevrouw Bromley" en daarom valt mij de
oorlogsherdenkingsindustrie zwaar: de onbeduidende officieren blijven buiten
het vizier, de soldaten stierven, sneuvelden voor de eer van het vaderland.
Doordacht krijgsbeleid was er niet.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten