Was Augustus een dictator, of goed bestuurder?
Reflectie
Pragmatisme, opportunisme en ethiek
Verhalen over politieke
Het lezen van het boek "Augustus"
was dus een genoegen, maar er kwamen gedachten aan de orde, tijdens en na het
lezen, die zowel door de actualiteit gevoed werden als door een aantal thema's,
waaronder de afwezigheid van ideologische bevlogenheid of grote en meeslepende
verhalen. Laat duidelijk zijn dat we daar als burgers wel eens verstoord door
geraken, zowel wanneer politici te grootse visies te berde brengen, of wanneer
ze vertellen dat ze naar de toekomst toe met visie te werk zullen gaan. Verder
hebben we ook te maken met politici die een verhaal hebben, om nog te zwijgen
van de realisten, die doorgaans menen dat ze doen wat de werkelijkheid hen
aandraagt. Maar wat betekent allemaal?
Bij het schrijven van de
recensie heb ik met laten verleiden tot de gedachte dat John Williams dacht aan
Franklin Delano Roosevelt dan wel Lyndon B. Johnson, maar als we dieper ingaan
op het citaat over verandering dat ik in de recensie heb opgenomen, dan blijkt
dat voor Augustus, dan wel John Williams politici die te hoog mikken, te
hooggestemd tegen de werkelijkheid aankijken, zichzelf en hun land, onderdanen
in problemen kunnen brengen, want, zo lijkt het wel, dat zou men het gelijk
kunnen opdringen, zelfs afdwingen en dan gaat het mis natuurlijk. Men kan
daarbij ook denken aan de activiteiten van de subcommissie van de senaat over on-Amerikaanse
gedachten en visies. Het valt op dat we die activiteiten, dus vanwege sommige
verdachten, als vanwege de tegenstanders vandaag wel beoordelen in het licht
van de kennis die we hebben over McCarthy, maar tegelijk lijkt het me moeilijk
aannemelijk te maken dat we zouden proberen de posities toen beter te zien. De
werkzaamheden van McCarthy werden tegen het licht gehouden en te licht
bevonden, of te zwaar wat de consequenties betreft, maar daarmee hebben we nog
geen beeld over hoe het kon gebeuren.
Augustus als figuur in deze
roman, maar ook de uitwerking van de roman laten toe iets te zien wat in deze
tijden van herdenking van twee wereldoorlogen aan de orde is, maar ook te maken
hebben met het te voeren beleid in een nieuwe constellatie waarin we vandaag
betrokken zijn, tegen heug en meug; het relatieve belang van de
noodzakelijkheid der dingen. De historicus die ik ben werd geleerd dat we
verklaringen dienden te vinden, met Ockhams scheermes bij de hand, om de gang
van zaken in een verleden heden te begrijpen en begrijpelijk te maken. De idee
was terecht dat we de ketting van oorzaak en gevolg zo goed mogelijk dienden
terug te vinden. Maar soms leidde dat ertoe dat men de omstandigheden ging
negeren. Het beeld dat men van de beruchte jaren van de grote depressie
ophangt, 1929 tot 1940 - andere termini zijn ook mogelijk - waarbij men oog
heeft voor vooral de machtsgreep van extreemrechts, klopt dan wel in grote
lijnen, in wezen is het beeld onzorgvuldig en zelfs bedenkelijk, omdat men de
verschillende posities tegenover het gebeuren noch veranderende
positiebepalingen als gevolg van voortschrijdend inzicht buiten beeld laat of
houdt. In de brief van Augustus over zijn beleid en zijn pogingen tot onthecht
omgaan met de macht die hem geschonken werd, zien we dat hij er zich bewust
wordt dat hij niet alle touwtjes in handen hoeft te hebben: hij kan geen handel
drijven, maar is wel blij als men hem een excquise dadels toestuurt en hij
geeft er zelfs een kwaliteitsmerk aan. Uiteraard is het Williams die hier iets
gezegd wil hebben, maar toch, het zou politici dezer dagen sieren als ze ertoe
zouden komen te vertrouwen op het genie van burgers. Oeps, dat staat er dan:
het genie van mensen. Ik weet dat er nu, zoals zowel Susan Neiman als Richard
Sennett, maar ook Frank Ferudi betogen, specialisten in de media bewegen die
ons graag met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen vertellen wat
moet. Economen schrijven de overheid en ons voor te besparen of net aan deficitspending
te doen, artsen zeggen hoe we gezond moeten leven, zonder tolerantie voor wie
er zijn voeten aan veegt, verkeersonderzoekers vertellen hoe streng men wezen
moet voor bestuurders en fietsers opdat het verkeer geen gewonden meer zou opleveren.
Deze kennis is ongetwijfeld waardevol, maar zoals Sennett betoogt, gaan zij
soms voorbij aan wat mensen wensen, vooral zelf in gedachten hebben. Hij meent
dat die experten te vaak geen oog hebben voor de redenen die mensen zelf
aanvoeren, maar al deze mensen hebben bedenkingen bij een autoritaire
benadering, ook vanwege experten. Laat dat nu net de kracht van de roman zijn:
Augustus is geen autoritair leider.
Autoritarisme heet de grote
bedreiging van de vermaledijde jaren te zijn waarin Mussolini zijn macht
bestendigde, Hitler de macht greep en consolideerde en Franco zijn burgeroorlog
uitvocht en won Maar ook elders waren er bewegingen, die men met de grootste
bezorgdheid in herinnering roept. De redenen waarom men zocht naar een
oplossing in een turbulente wereld voor onzekere tijden bestond erin dat
niemand anders dan precies deze nu verguisde figuren - en daar is meer dan
reden toe - dat baken van zekerheid leek te kunnen aanreiken, ook in het feit
dat men niet goed meer wist hoe men zelf de overweldigende problemen in de
samenleving kon oplossen en ook dat de vertrouwde kaders, cultuur tijdens WO I
gewoon verpulverd waren onder de granaten.
Vandaag hebben, volgens
erudiete analisten ook die zekerheden moeten laten vallen, blijkt de
samenleving op drift en weten mensen niet meer hoe het moet. Het blijft een
vreemde vaststelling, want op het oog functioneren de instellingen nog altijd,
maar we zien niet goed meer of ze wel nog voldoen aan de verwachtingen. Zucht
naar zekerheid en de vraag, de eeuwig herhaalde van de politieke journalisten
betreft de vraag of de politici die leiding willen geven wel weten waar ze heen
willen. Net de roman van John Williams laat zien dat het ontwikkelen van een
visie eerst en vooral te maken kan hebben met hoe men naar de samenleving
kijken kan en dat men niet per se beter op de hoogte is van de zaken die spelen
dan specialisten. In het bekende verhaal van de Pentagon Papers, dat mee aan de
basis lag van het impeachment van President Nixon - hij hield wel de eer aan
zichzelf - komt iemand naar voor, Daniel Ellsberg, die meende dat de
onderzoeksresultaten in verband met betrokkenheid bij de oorlog in Vietnam,
geen stof mochten vangen in de archieven van het Pentagon en dus zorgde hij er
met veel zin voor zelfopoffering voor dat de Washington Post deze informatie
aangewaaid kreeg. Toch denk ik dat vandaag nog maar weinig mensen Ellsberg
kennen, maar nog minder mensen zullen hem als een held neerzetten, zoals Susan
Neiman deed. Maar wellicht had Augustus met deze loslippigheid kunnen leven,
omdat hij begrepen kon hebben dat hij op die manier nieuwe exitmogelijkheden
had kunnen putten om uit de oorlog te stappen. Want goed, men niet aan
speculatieve benaderingen als deze toegeven - want dat heeft hij in de oorlog
tegen de Parthen gedaan, al werd het beding vreedzaam geregeld en werd er in
propaganda van een zege gesproken -, maar het komt er wel op aan dat men wel
eens bedenkt wat er allemaal niet mogelijk en haalbaar is dezer dagen. Want net
aan het einde van zijn lange leven ontdekte Augustus ook dat al zijn
inspanningen voor het rijk vergeefs zouden kunnen geweest zijn, maar ook dat
hij het niet anders had kunnen doen. De noodzaak vindt geen verklaring in de
omstandigheden, de omstandigheden zelf, verklaren waarom August zovele dingen
had gedaan, waarbij hij zichzelf wel eens voorbij was gelopen. Maar vooral, dat
hij af en toe stappen had ondernomen die men niet van hem verwacht had.
Voor politici dezer dagen is
het lastig om én origineel én betrouwbaar én afdoende zeker uit de hoek te
komen. Men verwacht van politici dat ze hun dossiers kennen, dat ze die goed
over het voetlicht krijgen en ook nog eens, dat ze zich niet op chymaeren
richten, zekere kennis in hun hebben, maar dat betekent ook dat zij hun gelijk
boven alle twijfel op tafel leggen; Williams meet dat dit niet het probleem is,
maar dat vele leiders tijdens de eeuw van burgeroorlogen vergaten dat ze zonder
de affectieve steun van het volk weinig zouden kunnen uitrichten, maar dat
beschikbare legioenen voldoende zekere middelen waren op hun (Romeinse)
binnenlandse tegenstanders uit de weg te ruimen. Augustus had de
proscriptielijsten van Marcus Antonius aanvaardt, waarbij onder meer Cicero
stierf, maar tegelijk offerde Augustus ook een echte vriend op, die middels een
brief aan Antonius zijn eigen chef, Octavius zou verraden, terwijl nog dat
eventuele verraad als de kwalificaties van het schrijven en zenden van de brief
niet noodwendig als verraad dienden te worden gezien.
Het boek van Williams laat
toe, wat naar mijn gevoel een grote kwaliteit is, de gedachten vrijuit te laten
zwerven, maar tegelijk is het wel zo, denk ik, dat hij wel degelijk focust met
dit boek op de vraag hoe een politicus een leider kan worden en dat de
waardering voor zijn optreden zo groot is, dat wij nog altijd doende zijn
erover na te denken. Het punt is dat de chef wel degelijk verantwoordelijk mag
heten, maar niet voor alles wat er in de samenleving aan de hand is. De vraag
is dan hoeveel bevlogenheid die politieke leider dan van node heeft, want
teveel bevlogenheid kan ingaan tegen de eigen initiatieven van burgers.
Augustus heeft dat, in dit boek althans goed begrepen en daarom kon hij er
vrede mee hebben dat de dingen verliepen zoals het geval was, al begreep met
het verlies van legioenen in het Teutoburgerwald, dat hij zich op een en ander
had verkeken en iemand vertrouwen had gegeven die het niet echt verdiende. Een
bittere tegenslag omdat hij zo een toestanden altijd dacht te hebben vermeden,
zodat we bij al het voorgaande ook wel moeten besluiten dat hij niet alles op
zijn beloop liet.
Het moet een zaak van afwegen
geweest zijn, zo blijk, tussen wat goed gaat zonder zijn inmenging en wat
bijsturing behoeft. Het blijft wat het is, denkt men dan wel eens, maar in
feite kan men zien aan voorspoedige periodes, denk ik, waarom politieke leiding
onmiskenbaar een rol te spelen heeft, maar dat dit niet altijd groots en
meeslepend moet lijken. Toch blijken politici dezer dagen in de maag te zitten
met de vraag hoe ze hun visie over het voetlicht zullen krijgen en wat dat dan
voor burgers kan betekenen.
Johann de Witt,
Raadspensionaris van de Staten van Holland en de Staten-Generaal van 1653 tot
1672, laat ook zien dat men voortdurend op kleine details letten moet, maar
tegelijk dat men het grote geheel in het oog moet houden, maar toch, wie de
dubbelbiografie van Luc Panhuysen kent, weet dat Johan ofwel Jan de Witt
bijvoorbeeld het verhaal van de ware vrijheid, zonder een Oranje als
stadhouder, door de raadspensionaris handen en voeten werden gegeven.
Nu kunnen politici zich niet
zomaar op oude voorbeelden beroepen of zoeken naar inspiratie bij bewonderde
leiders, zoals Franklin Delano Roosevelt, dan wel Reagan, want de
omstandigheden bepalen veel van wat mogelijk is. Maar het citaat dat ik opnam
in de recensie en waarin Augustus formuleerde dat hij niet bezig was met de
wereld te veranderen, maar de wereld, de samenleving te laten doen wat zich
aandient, kan ook gelden als een aanvulling op de visie van Bernard Mandeville
en de gedachte dat men particuliere initiatieve van node heeft om publieke
welvaart op te bouwen, want hoewel Mandeville het gehad had met hypocriete
zedenprekers, die iedereen in het gareel van een christelijke wet wilden
dwingen, kan men zijn werk in die zin als een provocatie zien, waarmee hij
wilde aangeven dat niet alle heil van de troon komt. Adam Smith heeft zich
verzet tegen die visie, maar in wezen kan men de oproep ook begrijpen als: laat
burgers doen wat ze goed achten voor zichzelf, waar ze goed in zijn, ook al kan
het uit de klauw lopen. De weldaden voor de samenleving zullen wel blijken. Het
is goed te begrijpen dat men burgers niet tot creativiteit en inventiviteit
hoeft aan te zetten, maar vooral ertoe kan bijdragen dat overbodige
hinderpalen, die alleen het aanzien van de machthebber, de prins ten goede
komen, weggenomen worden.
Augustus, zo blijkt in dit
boek, heeft zich intens met de verbreiding van het Latijn en Grieks ingelaten,
heeft scholen laten oprichten in de provincies, wat de integratie van het rijk
en de cohesie later ten goede is gekomen. Is het project helemaal gelukt?
Duidelijk is dat niet, want in de klassieke voorstelling van zaken komt dat
zelden aan bod al weet men wel dat in het oude Brittania, de bevolking te
onderscheiden viel op grond van hun talenkennis: de elite sprak Grieks en
Latijn, de middengroepen Latijn en de rest alleen de keltische dialecten, maar
er was dus wel sprake van romanisatie. Wel weten we dat Karel de Grote een en
ander wist van deze eerste Augustus en er zich ook wel enigszins naar modelleerde,
hoewel Einhard het beeld wat kan hebben opgefleurd. De prestatie van John
Williams is dus niet min, want door zijn manier van werken laat hij ons zien
dat macht ook als ze onzichtbaar lijkt effectief kan blijken, dat wil zeggen,
als macht niet nadrukkelijk op zichzelf gericht is, maar de samenleving en de
toekomst in het vizier heeft.
De gedachte zou kunnen opkomen
dat democratie - die ver van Augustus af gestaan zou hebben - niet echt
geschikt lijkt voor goed bestuur, maar precies in dit boek, waar ook de
suggestie aangezet wordt dat Augustus heel goed weet dat zijn macht niet echt hoeft
door te dringen tot de basis van de samenleving, lokale gemeenschappen die in
het mediterrane gebied de vorm van poleis of municipia aan hadden genomen en
waar de bestuurders hun daden in stèles en andere monumenten lieten vastleggen
en waar via onderzoek van die massa genoteerde epigrammen heel wat af te leiden
valt over het gevoerde beleid op dat lokale vlak en dan ontstaat een behoorlijk
complex beeld van een uitgebreid apparaat dat het leven van mensen mogelijk
maakt, elk naar eigen inzicht.
De religie tot slot is voor
John Williams, bij monde van Augustus inderdaad niet meer dan theater, waarbij
de riten en gebruiken voor bijvoorbeeld het Romeinse patriciaat belangrijk
waren om hun eigen behoren tot de hogere kringen aan te geven, terwijl Rome
groeide en groeide en een kosmopolitische stad werd. Dat betekende dat Augustus
niet zeker was of hij met zijn vasthouden aan de oude penaten niet anderen zou afschrikken.
De grote opstand van Joden in Palestina liet nog op zich wachten, toch er waren
al schermutselingen in het gebied en Herodes en zijn familie waren niet zo
geliefd, terwijl Herodes zich wel een vriend van Rome noemde en dacht een
vriend te zijn van de Caesar, maar die zorgde ervoor dat dit niet zo publiek
geweten was.
Wel zou er een biografie van
Augustus geschreven zijn in het Koine, de taal van de Oostelijke Middellandse
zee, het Grieks door een joods auteur, die hier ook in het boek aanwezig is.
Men zou het anekdotisch kunnen noemen, ware het niet dat we over die tijd
relatief goed zijn ingelicht, maar tegelijk dat we weten dat er bepaalde werken
bestaan hebben, die niet of gedeeltelijk tot ons zijn gekomen. De idee dus dat
we het allemaal weten, zal men best relatieveren, dat iemand als Theodore
Mommsen die een zeer gedegen geschiedenis van het Romeinse rijk heeft
geschreven - er zelfs de Nobelprijs voor kreeg - ook telkens weer over bepaalde
lacunes niet heen kon stappen. Maar wat met dit werk van John Williams vooral
aan de orde blijkt is dat hij niet enkel de lacunes invulde, maar meer nog het
bekende materiaal goed wist in te zetten. Maar het blijft wat het is een goed
doorwrochte roman, waaraan we heel wat gelegenheid tot overdenken overhouden.
De roman draagt ertoe bij dat het thema van macht, machtsuitoefening en het
erkennen van gezag een thema wordt. Dezer dagen hebben we daar naar mijn
inzicht nood aan, net omdat we in een paradoxale situatie leven dat we
autoriteit niet zouden erkennen, maar tegelijk bijzonder veel aandacht besteden
aan wie de macht veroveren kan, of minstens succesvol is. Geen autoriteit, maar
wel soms gratuite overschatting van succesvolle figuren en dat betekent nogal
eens dat we onze eigen rol in het geheel graag minimaliseren: de kleine man,
terwijl net John Williams laat zien dat zelfs vrouwen van bescheiden komaf,
juist, slavinnen, een grote rol kunnen spelen in het leven van zo een divus
Augustus, waardoor ze indirect en ongewild mee de wereld scheppen.
Het zou nuttig kunnen blijken
bepaalde passages uit deze roman afzonderlijk en met grote aandacht te
onderzoeken, omdat het toelaat de paradoxale verhoudingen tussen burgers en
bestuurders dezer dagen opnieuw te overwegen. 69 jaar vrede op Europese bodem,
met enkele uitzonderingen, de pogingen tot terrorisme van links en van rechts,
maar vooral een enorme toename van de welvaart sinds 1945, of beter, sinds 1947
kan ons niet ontgaan, maar of dat alles aan grote namen als Paul Henri Spaak,
Paul van Zeeland of Gaston Eyskens, om het bij België te houden, of gaf de hoop
op een stabiel bestuur, betere sociale voorzieningen, gezondere levensomstandigheden
dan wel een bruisende samenleving allen vleugels, van politici tot de
nederigste werknemers in de bedrijven? Die vraag beantwoorden we zelden, te
meer omdat we, anders dan John Williams suggereert de tegenstellingen als bron
van historische dynamiek zien en niet de mogelijke gezamenlijkheid, maar ook,
zoals hoger aangedragen, die idee van Manderville, van het belang van
particuliere initiatieven die het geheel ten goede komen. Misschien zouden
politici dezer dagen deze gedachte ter harte kunnen nemen, die Octavius
Augustus als zijn moto aannam: "ik heb niet besloten de wereld te
veranderen, omdat mijn gelijk daartoe misschien een hinderpaal ware geweest.
Maar ik heb wel een kracht ondervonden die mij toelaat de geest werkzaam te
laten zijn..." ik weet het al, voor we het weten zitten we bij de
wereldgeest of iets nog meer efemeer. En toch, in het tastbare, dingelijke,
noch in een concept gebaseerd op zuivere rationele overwegingen en argumenten
zal men het weten te vinden. "Yes, we can", maar dan letterlijk: de
regering en het volk van Vlaanderen, Europa samen.. kan die dynamiek bewerken."
Maar goed, de sterallures van Obama zijn bij vele enthousiaste fans al lang
vervaagd, ik blijf hem, sine pecunia, wel een goed president vinden, al kan hij
niet altijd leveren.
Bart Haers
Te veel info
BeantwoordenVerwijderenmaar wel leuk
BeantwoordenVerwijderenJa, soms valt er veel te zeggggen, niet? Maar als 't leuk, is valt het mee.
BeantwoordenVerwijderen